HvJ EU 5 mei 2015, IEFbe 1311; zaken C-146/13 en C-147/13 (Spanje tegen Parlement en Raad)
Delegatie van bevoegdheden aan organen buiten de Europese Unie. Beginselen van autonomie en uniforme toepassing van het Unierecht. Taal. Het Hof verwerpt de twee beroepen van Spanje tegen de verordeningen waarmee uitvoering wordt gegeven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming. Namelijk de verordening tot instelling van eenheidsoctrooibescherming (zaak C-146/13) en de verordening met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen (zaak C-147/13).
Uit het perscommuniqué: Zaak C-146/13, verordening (EU) nr. 1257/2012
Spanje betoogt in het bijzonder dat de administratieve procedure die voorafgaat aan de afgifte van het Europees octrooi niet rechtmatig is in het licht van het Unierecht. Gesteld wordt dat die procedure ontsnapt aan rechterlijke toetsing waarmee de juiste en uniforme toepassing van het Unierecht en de bescherming van de grondrechten kunnen worden gewaarborgd, wat strijdig is met het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming. Het Hof aanvaardt dit argument van Spanje niet en wijst erop dat de verordening geenszins tot doel heeft een kader te scheppen, ook niet gedeeltelijk, voor de voorwaarden voor de verlening van Europese octrooien, welke voorwaarden uitsluitend door het EOV worden geregeld, en dat het evenmin zo is dat de verordening de in het EOV vervatte procedure voor de verlening van Europese octrooien in het Unierecht integreert. De verordening stelt immers slechts vast onder welke voorwaarden een reeds door het Europees Octrooibureau overeenkomstig het EOV verleend Europees octrooi op verzoek van de octrooihouder eenheidswerking kan krijgen en wat die eenheidswerking inhoudt.
Spanje voert ook aan dat artikel 118, eerste alinea, VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), dat ziet op eenvormige bescherming van de intellectueleeigendomsrechten in de hele Unie, niet de juiste rechtsgrondslag is voor de vaststelling van de verordening.
Het Hof overweegt in dit verband dat eenheidsoctrooibescherming geschikt is om te voorkomen dat in de deelnemende lidstaten verschillen ontstaan bij de octrooibescherming en derhalve gericht is op een eenvormige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten op het grondgebied van die staten. Spanje komt voorts op tegen het feit dat aan de deelnemende lidstaten, in het kader van een beperkte commissie van de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie, de bevoegdheid is toegekend de hoogte van de jaartaksen vast te stellen en het aandeel in de verdeling van die taksen te bepalen.
Het Hof geeft op dit punt aan dat volgens het VWEU de lidstaten alle maatregelen van intern recht nemen die nodig zijn ter uitvoering van juridisch bindende handelingen van Unierecht. Bovendien moeten hoe dan ook de deelnemende lidstaten, en niet de Commissie of de Raad, alle maatregelen nemen die nodig zijn ter uitvoering van die taken, aangezien de Unie, in tegenstelling tot haar lidstaten, geen partij is bij het EOV. Het Hof voegt hieraan toe dat de Uniewetgever geen hem krachtens het Unierecht toekomende uitvoeringsbevoegdheden heeft gedelegeerd aan de deelnemende lidstaten of aan het Europees Octrooibureau.
Zaak C-147/13, verordening (EU) nr. 1260/2012
Wat de toepasselijke vertaalregelingen betreft, betoogt Spanje met name dat het verbod van discriminatie op grond van taal is geschonden, aangezien de verordening naar zijn mening een talenregeling voor het eenheidsoctrooi instelt die nadelig is voor personen met een andere taal dan een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau. Spanje stelt dat uitzonderingen op het beginsel van gelijkheid van de officiële talen van de Unie moeten worden gerechtvaardigd door andere dan zuiver economische criteria.
Het Hof zet uiteen dat de verordening inderdaad een verschillende behandeling van de officiële talen van de Unie instelt. Toch heeft de verordening volgens het Hof een legitiem doel, namelijk een eenvoudige en eenvormige vertaalregeling voor het eenheidsoctrooi invoeren en zo de toegang tot octrooibescherming gemakkelijker maken, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen. De complexiteit en de bijzonder hoge kosten die kenmerkend zijn voor het huidige systeem voor bescherming door het Europees octrooi vormen namelijk een belemmering voor octrooibescherming in de Unie en hebben een negatieve uitwerking op het innovatie- en concurrentievermogen van de Europese ondernemingen – vooral op dat van de kleine en middelgrote ondernemingen. Het Hof benadrukt dat de in de verordening vastgestelde talenregeling de toegang tot het eenheidsoctrooi en tot het octrooistelsel als geheel gemakkelijker, minder kostbaar en meer rechtszeker maakt. De verordening is ook evenredig, aangezien zij het noodzakelijke evenwicht tussen de belangen van de aanvragers van eenheidsoctrooien en die van de andere marktdeelnemers met betrekking tot de toegang tot de vertaling van documenten die rechten verlenen of tot procedures waarbij verschillende marktdeelnemers betrokken zijn, bewaart door middel van verschillende regelingen (met name een compensatieregeling voor de vergoeding van de vertaalkosten, een overgangsperiode totdat een systeem van hoogwaardige machinevertalingen in alle officiële talen van de Unie beschikbaar is en, in geval van geschil, de volledige vertaling van het eenheidsoctrooi voor marktdeelnemers die verdacht worden van inbreuk op een dergelijk octrooi).