DOSSIERS
Alle dossiers

Octrooirecht - Droit des brevets  

IEFBE 1063

Overzichten prejudicieel gestelde (en beantwoorde) vragen HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU vanaf 2011, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt. In deze serie HvJ EU-overzichten: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht.

IEFBE 1061

Conclusie AG: standaard essentieel octrooi en het verplichte concreet FRAND-licentievoorstel

Conclusie AG HvJ EU 20 november 2014, IEFbe 1061 (Huawei tegen ZTE) - dossier - persbericht
Zie eerder IEF 12519. Volgens advocaat-generaal Wathelet kan de houder van een standaard essentieel octrooi worden verplicht om een concreet licentievoorstel te doen aan degene die inbreuk maakt op zijn octrooi, voordat hij een vordering tot staking tegen hem kan instellen. Dat is het geval wanneer de octrooihouder een machtspositie heeft en aan een standaardisatieorganisatie heeft toegezegd om derden licenties te verlenen onder voorwaarden die eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn, en de inbreukmaker bereid was om een dergelijke licentieovereenkomst te sluiten, daarop ook aanstuurde en in staat was om dat te doen.

Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Landgericht Düsseldorf te beantwoorden als volgt:

1)         Het instellen door de houder een standaard-essentieel octrooi (SEP), die aan een standaardisatieorganisatie heeft toegezegd om derden licenties te verlenen onder FRAND-condities (Fair, Reasonable and Non-Discriminatory), dat wil zeggen onder voorwaarden die eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn, van een verzoek om corrigerende maatregelen of een vordering tot staking tegen een inbreukmaker krachtens artikel 10 respectievelijk artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, welke vorderingen ertoe kunnen leiden dat de producten en de diensten van degene die inbreuk maakt op het standaard-essentiële octrooi worden uitgesloten van de markten waar de betrokken standaard geldt, levert misbruik van machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU op indien wordt aangetoond dat de houder van het standaard-essentiële octrooi zijn toezegging niet is nagekomen hoewel objectief is gebleken dat de inbreukmaker bereid was om een dergelijke licentieovereenkomst te sluiten, daarop ook aanstuurde en in staat was om dat te doen.

2)         Om deze verbintenis na te komen, dient de houder van een standaard-essentieel octrooi, alvorens een verzoek om corrigerende maatregelen in te dienen of een vordering tot staking in te stellen en teneinde te voorkomen dat sprake is van misbruik van zijn machtspositie, behoudens indien vaststaat dat de beweerde inbreukmaker volledig op de hoogte daarvan is, deze laatste op schriftelijke en met redenen omklede wijze verwittigen van de betrokken inbreuk, met vermelding van het relevante standaard-essentiële octrooi en van de handelingen van de inbreukmaker die schending daarvan opleveren. De houder van het standaard-essentiële octrooi dient de vermeende inbreukmaker in elk geval een schriftelijk aanbod voor een licentieovereenkomst onder FRAND-condities te doen toekomen waarin alle voorwaarden zijn opgenomen die in de betrokken bedrijfstak in de regel deel uitmaken van een licentie, inzonderheid het exacte bedrag van de royalty’s en de wijze waarop deze zijn berekend.

3)         De inbreukmaker moet het aanbod van de houder van het standaard-essentiële octrooi nauwgezet en ernstig beantwoorden. Indien hij het niet aanvaardt, dient hij de houder van het standaard-essentiële octrooi zo spoedig mogelijk schriftelijk een redelijk tegenvoorstel te doen betreffende de clausules waar hij niet mee instemt. Het indienen van een verzoek om corrigerende maatregelen of het instellen van een vordering tot staking levert geen misbruik van machtspositie op indien de gedragingen van de inbreukmaker louter strategische en/of vertragende en/of niet-ernstige doeleinden dienen.

4)         Indien geen onderhandelingen worden gestart of niet met succes worden afgerond, kan de houding van de vermeende inbreukmaker niet als vertragend of niet-ernstig worden beschouwd indien hij hetzij een rechterlijke instantie, hetzij een scheidsgerecht verzoekt om FRAND-condities vast te stellen. In dat geval kan de houder van het standaard-essentiële octrooi de inbreukmaker rechtmatig verzoeken om ofwel een bankgarantie voor de betaling van de royalty’s te deponeren, ofwel bij de rechterlijke instantie of bij het scheidsgerecht een voorlopige zekerheid te stellen voor het gebruik dat reeds is gemaakt of dat zal worden gemaakt van het standaard-essentiële octrooi.

5)         Het gedrag van een inbreukmaker kan evenmin als vertragend of niet-ernstig worden beschouwd indien hij zich bij de onderhandelingen het recht voorbehoudt om na het sluiten van een licentieovereenkomst bij een rechterlijke instantie of een scheidsgerecht de geldigheid van dat octrooi, het feit dat hij gebruik maakt van de leer van het octrooi, alsook de vaststelling dat dit octrooi essentieel is voor de betrokken standaard, te betwisten.

6)         Het instellen door de houder een standaard-essentieel octrooi van een vordering in rechte tot inzage in de boeken, is geen misbruik van machtspositie. Het staat aan de betrokken rechterlijke instantie om ervoor te zorgen dat die maatregel redelijk en evenredig is.

7)         Aangezien het instellen door de houder een standaard-essentieel octrooi van een vordering tot schadevergoeding voor reeds verrichte exploitatiehandelingen er enkel toe strekt, de houder van het standaard-essentiële octrooi te vergoeden voor eerdere inbreuken op zijn octrooi, levert deze vordering geen misbruik van machtspositie op.

IEFBE 1059

UPC: The AG gives a boost to the implementation process

The Advocate General of the Court of Justice gives a boost to the implementation process by claiming that Spanish actions against the EU Regulations on the unitary patent protection must be dismissed. The opinions can be found here [IEFbe 1051].While refuting the Spanish claims, Advocate General Yves Bot states that the unitary patent protection conferred provides a genuine benefit in terms of uniformity and integration, whilst the choice of languages reduces translation costs considerably and safeguards the principle of legal certainty.

Advocate General Bot also confirms the link between the Unitary Patent Protection and the Unified Patent Court Agreement. In his view it would be contrary to the principles underlying the Regulations to apply them before the establishment of the Unified Patent Court.

He goes on to stress that, since the application of the two EU regulations are depending on it, the participating Member States are obliged by the principle of sincere cooperation to ratify the Unified Patent Court Agreement. The opinion is certainly good news for the Preparatory Committee and should provide a boost for Signatory States in their endeavours to implement the package and ratify the Agreement.

IEFBE 1051

Conclusie AG: zaak Spanje tegen unitair octrooi moet worden afgewezen

Conclusie AG 18 november 2014, IEFbe 1051, zaak C-146/13 (Spain tegen Parlement en Raad)
Uit het persbericht: Advocate General Yves Bot: Spain’s actions against the European regulations implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection must be dismissed. The unitary protection conferred provides a genuine benefit in terms of uniformity and integration, whilst the choice of languages reduces translation costs considerably and safeguards better the principle of legal certainty.

Op andere blogs:
Eubelius

IEFBE 1029

La publication DE VLAAMSE KLEISCHUTTER est plus que lacunaire

Cour d'appel Liège 26 juin 2014, IEFbe 1029 (Browning contre X)
Brevet. Browning est titulaire d’un brevet EP 0982 558 A2 couvrant un "busc réglable pour crosse de fusil". La demande formulée par l'appelant tend à entendre prononcer l'annulation du brevet européen avec effet rétroactif à la date du dépôt ainsi qu’à entendre allouer 1.000.000 € à titre de dommage et intérêts pour les gains financiers considérables. Par le présent arrêt, la cour d’appel de Liège fait droit à la demande d'annulation du brevet européen de BROWNING et dit pour droit que la mesure d'instruction ordonnée par le premier juge (et destinée à vérifier si l'invention brevetée par BROWNING diffère de l'état de la technique) était justifiée. La publication dans la revue spécialisée "De Vlaamse Kleischutter" (octobre 1997) est plus que lacunaire et ne permet pas de contester l'absence de nouveauté. La Cour confirme le jugement entrepris.

p. 10. L'appelante ne peut dès lors se retrancher derrière le caractère plus que lacunaire de la publication du X pour contester l'absence de nouveauté des revendication annulées par le premier juge.
IEFBE 1024

Conclusie AG: Octrooihouder moet verzet tegen parallelinvoer vooraf kenbaar maken

Conclusie AG HvJ EU 23 oktober 2014, IEFbe 1024, zaak C-539/13 (Sigma Pharmaceuticals PLC. tegen Merck Canada Inc en Merck Sharp & Dohme Ltd)
Prejudiciële vragen IEFbe 545. Octrooirecht. ABC. Geneesmiddelen. Parallelimport van een geneesmiddel in het Verenigd Koninkrijk vanuit Polen. Uitleg begbrip "specifiek mechanisme". De houder van een octrooi of ABC die naar behoren in kennis is gesteld van een voorgenomen invoer of in de handel brengen van geneesmiddelen, moet binnen de neergelegde termijn op de kennisgeving antwoorden om kenbaar te maken dat hij zich wenst te verzetten tegen dit voornemen.

Conclusie AG: Eerste en tweede vraag
De houder van een octrooi of aanvullend beschermingscertificaat, of zijn begunstigde, die naar behoren in kennis is gesteld van een voorgenomen invoer of in de handel brengen van geneesmiddelen die onder het in bijlage IV, hoofdstuk 2, bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek neergelegde specifiek mechanisme vallen, moet binnen de in de tweede alinea van het specifiek mechanisme neergelegde termijn op de kennisgeving antwoorden om kenbaar te maken dat hij zich wenst te verzetten tegen het voornemen de geneesmiddelen in te voeren of in de handel te brengen, om de invoer of het in de handel brengen van de betrokken producten te kunnen beperken. De houder van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat, of zijn begunstigde, kan zich niet meer op zijn rechten beroepen ten aanzien van geneesmiddelen die in een lidstaat zijn ingevoerd of in de handel gebracht voordat hij kenbaar heeft gemaakt dat hij zich op die rechten wenst te beroepen.

Derde vraag
Iemand anders dan de persoon die het product wil invoeren of in de handel brengen, mag kennisgeven zoals vereist in de tweede alinea van het specifiek mechanisme, op voorwaarde dat de kennisgevende entiteit de identiteit van de potentiële importeur of handelaar duidelijk vermeldt.

Vierde vraag
De in de tweede alinea van het specifiek mechanisme bedoelde voorafgaande kennisgeving moet worden gericht aan de persoon die naar nationaal recht een vordering kan instellen om het octrooi of het aanvullende beschermingscertificaat te handhaven.
IEFBE 1010

UPC IT e-Filing available to test

The prototype e-filing / case management system is now available to test. If you would like to test it and provide feedback please visit https://prototype.unified-patent-court.org/. Testers can supply feedback using the 'BugHerd' feedback application using the button at the bottom right-hand of the screen (this allows you to click on and highlight certain parts of the prototype, such as fields in forms, and write notes about them).

Purpose of the prototype The prototype is being configured using an off-the-shelf product, based on UPC draft Rules of Procedure 13-28, allowing testers to file an infringement claim. Feedback from testers is being used over October and November 2014 to help us continue configuration in an iterative way and to then evaluate lessons to inform the procurement process. The purpose of the prototype is to test the viability of a cloud-based, off-the-shelf, configured system for the UPC, where data is stored by a supplier and can be accessed securely from any location. We are also learning lessons about user-friendliness, and how to ensure the system might support the UPC Rules of Procedure. Further information on the prototype and what we hope it will achieve can be found on the prototype site.

Next steps We will use lessons from the prototype to inform the tender for the UPC e-Filing and case management solution. We plan a full, open procurement process, with publication of the procurement notice in the Official Journal of the European Union in November 2014 and contract award in summer 2015.

IEFBE 1002

Ook naar buitenlandse uitspraken kijken voor de ogenschijnlijke geldigheid EU octrooi

Hof van Cassatie 12 september 2014, IEFbe 1002 (Syral tegen Roquette Freres)
Uitspraak aangebracht door Fernand de Visscher, Caroline De Baets en Eric De Gryse, Simont Braun. Eerder: IEFbe 794 en IEFbe 616. Beslag inzake namaak. Door te oordelen dat vernietiging van een bepaald luik van een EU octrooi enkel territoriale werking heeft en door definitieve vernietigingsuitspraken van buitenlandse (Engelse) rechtbanken terzijde te laten bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het Belgische luik van het EU octrooi, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht. Het arrest wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen naar het Hof van Beroep te Brussel.

8. (...) Krachtens artikel 138 par 1, van het voormeld Verdrag kan een Europees octrooi met rechtsgevolgen in een Verdragsluitende Staat slechts nietig worden verklaard in de aldaar bepaalde gevallen zodat de geldigheid van een Europees octrooi in elke Verdragsluitende Staat waarvoor het octrooi werd verleend op grond van dezelfde criteria moet worden getoetst.

Hieruit volgt dat, hoewel de nietigverklaring van een Europees octrooi, verleend voor een bepaalde Staat, enkel uitwerking heeft op het territorium van die Staat en dienvolgens geen rechtsgevolgen sorteert in een andere Staat, deze nietigverklaring en de daaraan ten grondslag liggende motieven pertinent kunnen zijn bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het octrooi in een andere staat waarvoor het werd verleend.

10. Door te oordelen dat de vernietiging van een bepaald luik van een Europees octrooi enkel territoriale werking heeft en op die grond de definitieve uitspraken van de Engelse rechtbanken waarbij het Engelse luik van het Europees octrooi nietig werd verklaard, terzijde te laten bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het Belgische luik van het Europese octrooi, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht.

Op andere blogs:
Eubelius

IEFBE 997

KB uitvoeringsoctrooien en IE in WER

1° de artikelen I.13, 1° tot 5°, en I.14 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd door artikel 2 van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek;
2° de artikelen XI.1 tot XI.91 en XI.338 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd door artikel 3 van de voornoemde wet van 19 april 2014;
3° de artikelen 25 tot 30, 32, §§ 3 en 4, 33 tot 36 van de voornoemde wet van 19 april 2014.".
Afdeling 2. - Inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 inzake uitvindingsoctrooienArt. 59. De artikelen 1, 2, 3, 7, 8, 11 tot 24, 26 tot 28, 30 tot 42, 44, 45 en 50 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien, treden in werking op 22 september 2014.

1° les articles I.13, 1° à 5°, et I.14 du Code de droit économique, insérés par l'article 2 de la loi du 19 avril 2014 portant insertion du livre XI, "Propriété intellectuelle" dans le Code de droit économique, et portant insertion des dispositions propres au livre XI dans les livres I, XV et XVII du même Code;
2° les articles XI.1er à XI.91 et XI.338 du Code de droit économique, insérés par l'article 3 de la loi du 19 avril 2014 précitée;
3° les articles 25 à 30, 32, §§ 3 et 4, 33 à 36 de la loi du 19 avril 2014 précitée. ».
Section 2. - Entrée en vigueur de l'arrêté royal du 9 mars 2014 en matière de brevets d'invention
Art. 59. Les articles 1er, 2, 3, 7, 8, 11 à 24, 26 à 28, 30 à 42, 44, 45 et 50 de l'arrêté royal du 9 mars 2014 portant modification de divers arrêtés royaux en vue, notamment, de l'adaptation à la loi du 10 janvier 2011 d'exécution du Traité sur le droit des brevets d'invention et de l'Acte portant révision de la Convention sur la délivrance de brevets européens, et portant modification de diverses dispositions en matière de brevets d'invention entrent en vigueur le 22 septembre 2014.
IEFBE 989

Benelux Patent Platform Belgium

In het kader van de Benelux Organisatie voor Intellectuele Eigendom hebben de Nationale bureaus voor Intellectuele Eigendom in België, Nederland en Luxemburg een gemeenschappelijk IT-systeem, the Benelux Patent Platform (BPP) ontwikkeld– om alle bedrijfsprocessen die verband houden met octrooien voor de drie nationale bureaus te moderniseren en te ondersteunen: eRegister, eFiling en MyPage. Vanaf vandaag kunt u van BPP België gebruikmaken. Meer weten: FOD Economie.

Dans le cadre de l’Organisation Benelux de la Propriété Intellectuelle, les offices nationaux de la propriété intellectuelle de Belgique, des Pays-Bas et du Luxembourg ont développé un système IT commun, la Benelux Patent Platform (BPP) afin de moderniser et de soutenir tous les processus de gestion liés aux brevets pour les trois offices nationaux: eRegister, eFiling en MyPage. Savoir plus: SPF Economie.

De drie nationale bureaus hebben een gemeenschappelijk IT-systeem ingevoerd en hebben hun bedrijfsprocessen en wettelijke procedures in grote mate geharmoniseerd en blijven hierbij hun bedrijfsprocessen op nationaal niveau voortzetten. De belangrijkste drijfveren om het gemeenschappelijk Benelux Patent Platform door te voeren, zijn de volgende:

  • De drie nationale systemen die de bedrijfsprocessen die verband houden met octrooien moesten worden geactualiseerd en gemoderniseerd: een gemeenschappelijk platform is economisch veel voordeliger dan de afzonderlijke systemen in de verschillende nationale bureaus.
  • Een gemeenschappelijk platform biedt octrooiaanvragers en de industrie een coherente dienstverlening en zorgt voor een betere samenwerking met andere IP-organisaties (WIPO, EPO en octrooiprofessionals).
  • De verbetering van de interne bedrijfsprocessen biedt de octrooiaanvragers en de ganse industrie directe voordelen in termen van kwaliteitsvolle dienstverlening en tijdsbeheer.

FOD Economie