DOSSIERS
Alle dossiers

Octrooirecht - Droit des brevets  

IEFBE 988

Verslag AIPPI Toronto en resoluties

Van 14-17 september vond het World Intellectual Property Congres van AIPPI plaats in Toronto. Ongeveer 12 leden van de VIE, de Nederlandse groep van AIPPI, waren daarbij aanwezig. Tijdens het ExCo zijn er vier nieuwe resoluties aangenomen naar aanleiding van de zgn. working questions:
Q238: Second medical use or indication claims
Q239: The basic mark requirement under the Madrid System
Q240: Exhaustion issues in copyright law
Q241: IP licensing and insolvency

Daarnaast is er een bijzondere resolutie aangenomen over Prior User Rights, die was voorbereid door de Special Committee voor patents. Q228 Patents.

De teksten van deze resoluties zijn tot stand gekomen op basis van de rapporten die door de diverse nationale groepen zijn opgesteld en op basis van de debatten die in Toronto hebben plaatsgevonden. Met name voor de resolutie over prior user rights is ter plaatse flink gelobbyd, waarbij ook de Nederlandse groep actief heeft deelgenomen om ervoor te zorgen dat volgens de resolutie prior user rights niet beperkt zijn tot die uitvoeringsvormen die door de voorgebruiker voor de prioriteitsdatum van het octrooi zijn gebruikt, maar dat eenvoudige aanpassingen zijn toegelaten.

In 2015 zal er weer een World Congress zijn. Dit zal plaatsvinden in Rio de Janeiro van 9 – 15 oktober. Daar zullen wederom delegates van alle nationale groepen discussiëren over vier nieuwe vragen met de bedoeling daarvoor resoluties aan te nemen. De vragen die in Rio aan de orde zullen komen zijn:

Q242: Inventorship of multinational inventions
Q243: Taking unfair advantage of trade marks: parasitism and freeriding
Q244: Exceptions to and limitations of copyright protection for libraries and archives, and for educational and research institutions
Q245: Trade secrets

Leden van de Nederlandse Vereniging voor Intellectueel Eigendom kunnen zich nu vast bij het secretariaat aanmelden voor deelname aan een werkgroep voor één of meer van de vragen. Zodra de working guidelines door het Bureau van AIPPI in Zwitserland zijn opgesteld, zullen de werkgroepen aan het werk kunnen.

IEFBE 963

Jaarverslag Orde van Octrooigemachtigden over Benelux Patent Platform

Nederlandse Orde van Octrooigemachtigden, Orgaan 236, Convocaat en jaarverslag 2013.
Pagina 11: Internet bereikbaarheid blijft essentieel. Onderdeel hiervan is het Benelux Patent Platform/IT samenwerking: Op 14 februari 2013 was de kick-off van dit platform. Het systeem is eerst getest en live gegaan in België. In Nederland zal deze in november 2014 live gaan. Het online filing systeem zal worden vernieuwd en een ‘my page’ wordt geïntroduceerd.
Lees verder

IEFBE 961

Nietig octrooi voor elektronisch betalen

Hof van Beroep Brussel 1 april 2014, IEFbe 961 (Luc tegen Atos Worldwide)
Octrooirecht. Nietigheid wegens gebrek uitvinderswerkzaamheid. Atos heeft in 1999 een toestel “X-ZAM/SMASH” op de markt gebracht, bestemd voor elektronisch betalen. Eiser was houder van een octrooi BE 927 met als voorwerp een “mobiele interface met GSM protocol voor elektronisch bankieren”. In eerste aanleg is het octrooi van appellant nietig verklaard. Het hof besluit dat de uitvinding niet voldoet aan de voorwaarde van de uitvinderswerkzaamheid. Deze voorwaarde was reeds op 4 oktober 1999 niet vervuld, waardoor de nietigverklaring met terugwerkende kracht (ex tunc) geschiedt.

1.  (…) Atos heeft in 1999 een toestel "X-ZAlvllSMASH" op de markt gebracht, bestemd voor elektronisch betalen. Dit toestel y3s aangesloten op het vaste telefonienetwerk. Aangezien het op een vast netwerk aangesloten diende te zijn, kon het niet gebruikt worden zonder aan de muur te zijn gekoppeld via een kabel.

2.    De heer […] was houder van een Belgisch octrooi BE 1 012 927, hierna "BE 927", met als voorwerp een 'mobiele interface met GSM-protocol voor elektronisch bankieren", door de Dienst voor de Industriële Eigendom verleend op 5 juni 2001, met aanvangsdatum (datum indiening aanvraag) 4 oktober 1999, Het betrokken octrooi wed toegekend zonder voorafgaand onderzoek van zijn octrooieerbaarheid, zonder waarborg voor zijn waarde of van de juistheid van de beschrijving der uitvinding en op eigen risico van de aanvrager (cfr. stuk I van de heer […]).

20. (…) Aangezien er aanwijzingen bestonden in de stand van de techniek die de gemiddelde vakman, geconfronteerd met het technisch probleem, ertoe zouden gebracht hebben om deze stand van de techniek te wijzigen of aan te passen op basis van deze aanwijzingen ten einde de uitvinding te realiseren, aangezien BE 927 niet verder reikt dan de eenvoudige logische ontwikkeling van de stand van de techniek, en aangezien blijkt dat de vakman op de datum van de octrooiaanvraag (in casu 4 oktober 1999) op basis van zijn kennis van de stand van de techniek, op voor de hand liggende wijze tot hetgeen als uitvinding wordt opgeëist, zou gekomen zijn, voldoet de uitvinding  niet aan de voorwaarde van uitvinderswerkzaamheid (en dus aan artikel 6 BOW).

23. Atos vordert de nietigverklaring van BE 927 met terugwerkende kracht. De nietigverklaring is ex tunc. Hiervoor werd uiteengezet waarom het hof oordeelt dat het voorwerp van het octrooi BE 921 niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde van de uitvinderswerkzaamheid. Deze voorwaarde was reeds op 4 oktober 1999 niet vervuld.
IEFBE 946

Uitwerking voorlopige maatregelen in strijd met recht

Hof van Cassatie België 26 juni 2014, IEFbe 946 (Sandoz en Accord Healthcare tegen Astrazeneca)
Octrooirecht. Eiseressen vorderden dat de duur van een eventueel tegen hen uitgesproken inbreukverbod op het octrooi EP 364 slechts van kracht zou blijven totdat een uitspraak wordt gedaan door een Belgische rechtbank [zie eerder IEFbe 698]. De appelrechters die aan de voorlopige maatregelen uitwerking geven tot na het tijdstip waarop het octrooi bij een beslissing van de bodemrechter wordt vernietigd, doen dit niet overeenkomstig het geldend recht. Het hof vernietigt het bestreden arrest in zoverre dat deze vordering als ongegrond wordt afgewezen [vergelijk IEFbe 942 Sandoz tegen Bayer].

6. Uit het geheel van de voormelde bepalingen volgt dat, niettegenstaande het bepaalde in artikel 51 Octrooiwet, de kortgedingrechter niet kan beslissen dat de door hem genomen maatregelen nopens betwiste octrooirechten uitwerking zullen hebben totdat de beslissing van de bodemrechter tot vernietiging van het octrooi in kracht van gewijsde is getreden. Dit sluit niet uit dat de kortgedingrechter bij de beoordeling van de ogenschijnlijke rechten van de octrooihouder, niettegenstaande de vernietigingsbeslissing, bewarende maatregelen treft indien de octrooihouder voldoende aannemelijk maat dat zijn rechtsmiddel tegen deze beslissing succesvol zal zijn en dergelijke maatregelen geboden zijn gelet op de omstandigheden van de zaak zoals de duur van de procedure en de omvang van de mogelijke schade.

7. De eiseressen vorderden dat de duur van een eventueel tegen hen uitgesproken inbreukverbod op het octrooi van de verweersters slechts van kracht zou blijven tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank. De appelrechters verwerpen dit verweer met de reden dat "bij het verzoek van [de eiseressen] (…) immers geen rekening (wordt) gehouden met het niet bij voorraad uitvoerbare karakter van een eventuele beslissing tot vernietiging van het octrooi in eerste aanleg, en de schorsende werking van een eventuele voorziening in cassatie tegen een dergelijke beslissing in hoger beroep".

8. De appelrechters die aldus aan de voorlopige maatregelen uitwerking geven tot na het tijdstip waarop het octrooi bij een beslissing van de bodemrechter wordt vernietigd, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.
IEFBE 942

Tot een uitspraak ten grond, onverminderd de schorsende werking van hoger beroep

Hof van Cassatie van België 26 juni 2014, IEFbe 942 (Sandoz tegen Bayer Pharma)
Uitspraak ingezonden door Jan-Diederik Lindemans en Kristof Roox, Crowell & Moring. Octrooirecht. Gerechtelijk recht. Het Hof oordeelde [IEFbe 708] dat Sandoz prima facie per equivalentie inbreuk maakt op het Europees octrooi EP 840 van Bayer. Het Hof van Cassatie vernietigt het bestreden arrest in zoverre het de vordering van de eiseres die ertoe strekte te horen zeggen dat het inbreukverbod hoogstens van kracht blijft tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank tussenkomt, als ongegrond afwijst. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

5. De eiseres vorderde dat de duur van een eventueel tegen haar uitgesproken inbreukverbod op het octrooi van de verweerster slechts van kracht zou blijven tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank.
De appelrechters verwerpen dit verweer met de reden dat "bij het verzoek van [de eiseres] (...) immers geen rekening (wordt gehouden met het niet bij voorraad uitvoerbare karakter van een eventuele beslissing tot vernietiging van het octrooi in eerste aanleg, en de schorsende werking van een eventuele voorziening in cassatie tegen een dergelijke beslissing in hoger beroep" en beslissen dat de door hen opgelegde maatregelen zullen gelden "tot een uitspraak ten grond, onverminderd echter de schorsende werking van het hoger beroep".
IEFBE 941

Verbod op letterlijke toepassing werkwijze drosperinone

Rechtbank van Koophandel Brussel 18 februari 2014, IEFbe 941 (Bayer Pharma tegen Sandoz)
Uitspraak ingezonden door Jan-Diederik Lindemans en Kristof Roox, Crowell & Moring. Octrooirecht. In eerste aanleg (vonnis is opgevolg door IEFbe 708, dat nietig is verklaard in cassatie IEFbe 942) wordt Sandoz bevolen zich van octrooiinbreuk te onthouden, en zich van distributie te onthouden, etc. Ter voorkoming van executiegeschillen wordt het door BAYER gevorderde verbod verduidelijkt waar het ziet op "inbreukmakende producten" tot "drosperinone rechtstreeks verkregen door toepassing van een werkwijze die letterlijk valt onder beschermingsomvang van hogervermeld Europees Octrooi nr. 1 149 840.
Lees verder

IEFBE 932

Parthenogenetisch onbevruchte menselijke eicellen vallen niet onder begrip 'menselijke embryo'

Conclusie A-G HvJ EU 17 juli 2014, IEFbe 932, zaak C-364/13 (International Stem Cell Corporation tegen Comptroller General of Patents) - dossier - persbericht
Verzoek om een prejudiciële beslissing voor uitlegging van artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG, over de betekenis van 'menselijke embryo's in dit artikel. In de zaak Brüstle stelde het Bundesgerichtshof onder meer de vraag of „onbevruchte menselijke eicellen, die worden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling middels parthenogenese” onder de term „menselijk embryo’s” bedoeld in artikel 6, lid 2, sub c, van de richtlijn vallen. Die vraag is door het Hof bevestigend beantwoord. Omdat bij de verwijzende rechter twijfels over dat antwoord leven, wenst hij met zijn enige vraag in casu te vernemen of de Brüstle uitspraak ook op die parthenogenetisch geactiveerde onbevruchte menselijke eicellen van toepassing is wanneer daarbij de volgende precisering geldt: „die anders dan bevruchte eicellen enkel pluripotente cellen bevatten en zich niet kunnen ontwikkelen tot menselijke wezens”.

De A-G concludeert: onbevruchte menselijke eicellen die worden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling door middel van parthenogenese vallen niet onder het begrip „menselijke embryo’s” van artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, zolang zij niet het vermogen hebben om zich tot een mens te ontwikkelen en niet genetisch zijn gemanipuleerd om dat vermogen te verkrijgen.

Gestelde vraag:

„Vallen onbevruchte menselijke eicellen, die werden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling middels parthenogenese, en die anders dan bevruchte eicellen enkel pluripotente cellen bevatten en zich niet kunnen ontwikkelen tot menselijke wezens, onder de term „menselijke embryo’s” bedoeld in artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen?”

 

IEFBE 925

La cour: La preuve de la contrefaçon n'est toujours rapportée

Cour d'appel de Mons 2 decembre 2013, IEFbe 925 (Prefarails et Feronia contre CDM)
Droit des brevets. Code judiciaire. Prefarails est une société spécialisée dans la fabrication et le placement de voies ferrées pour les trams. Elle a développé une technologie brevetée pour isoler la voie des courants électriques vagabonds. La SA FERONIA est ou était titulaire de (quatre) brevets utilisés par Prefarails. Le Tribunal de commerce de Mons se déclare incompétent pour connaître de l’action en concurrence déloyale et dit la demande principale est non fondée. La cour va procéder à un examen de chaque brevet et en conclut que la preuve de la contrefaçon n'est toujours pas rapportée et que le jugement dont appel doit être confirmé. A défaut de contrefaçon, les autres développements juridiques ne doivent plus être examinés. La Cour confirme le jugement dont appel, dans ses dispositios entreprises. La Cour condamne Prefarails c.s. aux dépens de l'appel, étant l'indemnité de procédure liquidée à la somme de €11.000.
Lees verder

IEFBE 904

Nietigverklaring octrooi ongegrond

Hof van Beroep Gent 29 oktober 2012, IEFbe 904 (Renson tegen Tunal)
Uitspraak ingezonden door Bruno Vandermeulen, Bird & Bird. Octrooi. Renson stelt dat Tunal inbreuk maakt op het octrooi EP 1.568947 B1 (hierna: Renson EP 947) en op octrooi BE 10016 385 A3 (hierna: Renson BE 385) Tunal heeft als tegenvordering nietigverklaring van Renson EP 947 verzocht. Het hof vernietigt het bestreden vonnis [lees hier] enkel wat Renson EP 947 betreft en verklaart de oorspronkelijke tegenvordering van Tunal tot nietigverklaring van dit octrooi ongegrond. Voor het overige wordt het bestreden vonnis bevestigd.

Beoordeling
d. Waar in 'TNO'913 het "vrij ophangpunt" zoals bedoeld in 'Renson EP 947'  niet als kenmerk aanwezig is noch op een of andere  wijze noodzakelijk moet volgen uit de kenmerken van 'TNO 913', is er geen sprake van het vervuld zijn van de voorwaarde dat alle relevant technische kenmerken van 'Renson EP 947' aanwezig moeten zijn in 'TNO 913' om van nieuwschadelijkheid te spreken.
(...)

e. Op voormelde grond, met name beweerde afwezigheid van nieuwheid, is 'Renson EP 947' geenszins nietig.

C. Zeer concreet kan niet ingezien worden dat, nadat de twee essentiële kenmerken, bij hypothese, zijn "verworven", nl. die van de regulerende autonome klep respectievelijk de vervormbaarheid ervan na het bereiken van de maximale draaihoek, een gemiddelde vakman het derde essentiële kenmerk, met name de vrije ophanging van de klep als voor de hand liggend zou ervaren als sluitstuk voor het voorliggende complexe totaalprobleem van de beheersing van de luchtdoorstroming. Het hof besluit tot de uitvinderswerkzaamheid van 'Renson EP 947'.

B.(...) De wijze van werking van de inrichtingen van de BVBA Tunal zoals hierboven onder A. omschreven en alhier expliciete hernomen, is met betrekking tot de klep zelf, echter totaal verschillen met die van 'Renson EP 947'. Tussen de klepwerkingen is er geen sprake van wezenlijk dezelfde werking.