DOSSIERS
Alle dossiers

Octrooirecht - Droit des brevets  

IEFBE 760

Vordering afhandig maken octrooiderivaten voor behandeling kanker ongegrond

Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 18 oktober 2013, IEFbe 760 (Celgene Corporation tegen NV Dafra Pharma)

Octrooirecht. Celgene is een biotechnologiebedrijf met een aanzienlijke octrooiportefeuille met betrekking tot geneesmiddelen voor kanker en ontstekingsaandoeningen. Dafra Pharma is een farmaceutisch bedrijf en houdster van EP 10.9, bestaande uit de samenstelling thalidomide en artemisinine (derivaten) voor de behandeling van kanker. Celgene eist het octrooi op. Vorderingen ongegrond. Onvoldoende bewijs naar recht omtrent het afhandig maken.
V.B.4. [..] Gezien een samenhang van (externe) omstandigheden vaak de aanleiding is voor een bepaalde uitvinding en/of de oplossing van technische problemen vaak door verschillende onderzoekscentra parallel worden nagestreefd, is het niet uitzonderlijk dat uitvindingen rond hetzelfde ogenblik bij verschillende personen ontstaan (onafhankelijk van elkaar).
Tegen deze achtergrond dient het tweede bewijs (het afhandig maken) niet onderschat te worden in de beoordeling omtrent een opeisingsvordering. Immers octrooibescherming zal enkel toekomen aan hem/hen die eerst overgaat/overgaan tot octrooiaanvraag (zelfs indien de niet-aanvrager uitvinder eerder tot de uitvinding zou gekomen zijn). De eerdere uitvinder kan enkel nog de "octrooieerbare" uitvinding opeisen indien hij kan bewijzen dat aan de voorwaarden van artikel 9.1 BOW voldaan zijn.
[..]
Op grond van onvoldoende bewijs naar recht omtrent het afhandig maken wordt de vordering tot opeising afgewezen als ongegrond.
IEFBE 779

Un brevet annulé en première instance peut encore être prima facie valable

Hof van Cassatie 24 juni 2013, IEFbe 779 (Eurogenerics tegen H. Lundbeck) - français
Arrêt envoyé par Frédéric Lejeune, Hoyng Monegier. IEFbe 104. Brevet - Juge du fond - Décision d'annulation - Décision susceptible d'opposition ou d'appel - Effets - Juge des référés - Contrefaçon - Droits apparents - Appréciation - Fondement.

Aux termes de l’article 51, § 2, de la loi du 28 mars 1984, en cas d’annulation des brevets, le pourvoi en cassation est suspensif. Il ressort des travaux préparatoires de la loi du 28 mars 1984 que le législateur a adopté cette disposition vu la gravité de la décision d’annulation car le tribunal ne peut restaurer un brevet annulé.

Il s’ensuit que le juge des référés, appelé à interdire provisoirement des actes de contrefaçon, peut raisonnablement, pour établir l’existence des droits apparents de la demanderesse, avoir égard au brevet européen dont elle est titulaire même s’il a été annulé par une décision du tribunal de commerce, aussi longtemps qu’il n’a pas été statué définitivement sur l’appel dirigé contre cette décision d’annulation.

IEFbe 104. Gerechtelijke Wetboek. Octrooirecht. ABC voor geneesmiddelen. Escitalopram.

Naar luid van artikel 51, § 2, van de wet van 28 maart 1984 heeft de voorziening in cassatie, ingeval van nietigverklaring van de octrooien, schorsende werking. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 28 maart 1984 blijkt dat de wetgever die bepaling heeft opgenomen gelet op de ernst van de beslissing tot nietigverklaring, vermits de rechtbank een nietig verklaard octrooi niet kan herstellen.
Daaruit volgt dat de rechter in kortgeding, aangewezen om de handelingen van namaak voorlopig te verbieden, om het bestaan van de ogenschijnlijke rechten van de eiseres vast te stellen, redelijkerwijs rekening kan houden met het Europees octrooi, waarvan zij houdster is, zelfs als een beslissing van de rechtbank van koophandel dat octrooi nietig heeft verklaard, zolang geen definitieve uitspraak is gedaan over het hoger beroep tegen die beslissing van nietigverklaring.
Het middel dat van het tegendeel uitgaat, faalt naar recht.
IEFBE 759

Octrooi voor scheiden aardappels nietig

Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent 10 oktober 2013, IEFbe 759 (BVBA AVR en NV Dewulf tegen Grimme Landmaschinenfabriek GMBH & CO)
Uitspraak mede ingezonden door Pieter Callens en Véronique Pede, Eubelius. Octrooirecht. AVR en Dewulf zijn producent en distributeur van landbouwmachines, en brengen onder meer machines op de markt voor het rooien van aardapplen. Zij vorderen nietigverklaring van het octrooi EP 399 van Grimme voor de "Inrichting voor het scheiden van aardappels van bijmengsels". In de mate dat het technisch effect van tegen elkaar in aangedreven rollichamen in EP 399 wordt omgeschreven als zijnde "het scheiden van aardappels van bijmengsels zoals aarde, kluiten, stenen, loof of dergelijk materiaal" dient te worden vastgesteld dat dit geen uitvinding van Grimme, maar reeds deel uitmaakte van de stand van de techniek. Er is hoger beroep aangetekend.

3.5. Op grond van hetgeen hierboven werd uiteengezet, dient te worden besloten dat de inrichting zoals beschreven in EP 399 voor een vakman op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, dat de conclusies  1, 14 en 15 van EP 399 niet inventief zijn en dat hun technische kenmerken reeds del uitmaakten van de stand van de techniek vóór de indieningsdatum van EP 399. [..]
In de mate dat het technisch effect van tegen elkaar in aangedreven rollichamen in EP 399 wordt omgeschreven als zijnde "het scheiden van aardappels van bijmengsels zoals aarde, kluiten, stenen, loof of dergelijk materiaal" dient te worden vastgesteld dat dit geen uitvinding van Grimme is maar ten tijde van de aanvraag van EP 399 reeds deel uitmaakte van de stand van de techniek.
Bijgevolg is EP 399 voor wat België betreft nietig wegens het gebrek aan uitvinderswerkzaamheid in de zin van artikelen 6 BOW en 56 EOV.
IEFBE 735

Geen inbreuk werkwijze voor raamplaatsing in (vracht)auto

Hof van Beroep Gent 24 juni 2013, IEFbe 735 (Saint-Gobain Glass tegen Soliver N.V.)
Octrooirecht. Werkwijze-octrooi. Saint-Gobain Glass is houdster van EP 369. Werkwijze-octrooi productie van beglazing uit glas en/of kunststof, waarbij de beglazing wordt voorzien van een tussenstuk en zo de vereiste afmetingen heeft voor montage in een gegeven vensteropening. Procedure gaat over technologie voor het plaatsen van ramen in auto's en vrachtwagens.

21. [..] Een eventuele inbreuk kan niet afgeleid worden uit de aanwezige onnauwkeurigheden en het feit dat deze er noodzakelijkerwijze moeten zijn. Uit het enkele feit dat Soliver aan de vereisten van Renault Trucks voldoet, kan geen inbreuk afgeleid worden. Een eventuele inbreuk bestaat ook niet voor elke overbrugging die gerealiseerd wordt met een raam en een tussenstuk. De bekomen oplossing zelf is niet beschermd door het octrooi. Het is niet omdat Soliver ook een tolerantieprobleem zou oplossen dat zij daarom het octrooi schendt. Een eventuele inbreuk zou er zijn indien er een regelend tussenstuk zou gebruikt worden om tot de overbrugging te komen. Dit is niet het geval.

Het kopiëren van het tussenstuk is vrij, zolang daar geen begeleidende omstandigheden zijn, die het kopiëren onrechtmatig maken. Dergelijke onrechtmatigheid is hier niet aangetoond.

22. Uit al het voorgaande volgt dat er geen inbreuk is op de eerste en zevende onafhankelijke conclusies. Niet alle essentiële kenmerken van het octrooi zijn terug te vinden in de beglazing van Soliver.

23. Nu er geen ruimte is met regelbare afmetingen in de toepassing van Soliver, is er geen inbreuk op de tweede conclusie.

In de tweede conclusie word de zogeheten regelfunctie geïmpliceerd en uitgewerkt in de beschrijving van het tussenstuk.  Nu de regelfunctie afwezig is bij Soliver, is er geen inbreuk op de tweede conclusie.

Ook de afhankelijke conclusie 8 is niet geschonden nu deze kenmerken worden opgeëist met betrekking tot het tussenstuk, opdat dit de regelingsfunctie zou kunnen vervullen.

24. Hiervoor werd reeds geoordeeld dat het gebruik van lijm geen inbreuk maakt op het octrooi. De inbreuk op de conclusies 5, 9 en 11 wegens de (minstens gedeeltelijke) opvulling van een holte met lijm is niet bewezen.
IEFBE 733

Bijdrage uitvinderswerkzaamheid gekochte zakkensnij-installatie leidt tot mede-uitvinderschap

Hof van Beroep Gent 17 juni 2013, IEFbe 733 (Katoen Natie Bulk Terminals tegen Ayal Robotics & Engineering Ltd)
Octrooirecht. KTN mede-uitvinder van de installatie die ze gekocht heeft van Ayal en van de uitvinding opgeëist in de octrooiaanvraag EP 588. De (substantiële) bijdrage van KTN in de uitvinderswerkzaamheid van de zakkensnij-installatie die haar geleverd werd, gaat verder dan het aanbrengen van specificaties door een klant naar aanleiding van de bestelling van een toestel op maat. Samengestelde machine om zakken met bulkgoederen te openen en in bulk op te slaan. Verkocht naar Israëlisch recht.

40. De nieuwheid van de zakkensnij-installatie staat hier niet ter discussie.

KTN moet wel aantonen dat haar inbrengen inventief zijn.

Uit de feiten wordt duidelijk dat Ayal onder meer de aspecten van de uitvinding die KTN bijbracht in haar machine verwerkt en gecommercialiseerd heeft. Niet alleen voor KTN, maar ook voor andere klanten van Ayal hebben deze drie onderdelen van de machine bijgedragen tot een oplossing van een industrieel probleem.

De heftafel, het schudrooster en de volgorde van verwerking boden een oplossing voor het probleem van zo snel, goedkoop en zuiver mogelijk goederen uit de zakken halen om ze in bulk verder te behandelen. KTN leverde er een daadwerkelijke creatieve en intellectuele inbreng mee, vereist om het mede-uitvinderschap te kunnen opeisen (artikel 60 (1) EOV [..]).

[..]

Met betrekking tot het schudkader levert KTN een vrij zwak geschreven bewijs van haar bijdrage. Het Hof aanvaardt punt 19 van het schrijven van 17 februari 2005 [..] als bewijs van de bijdrage hieromtrent vanwege KTN. Ook de mail [..] is voldoende duidelijk. Daarin heeft KTN het duidelijk over "sectie 2: een zakkensnij- en schudgedeelte". Deze communicatie, in het licht van de constant geuite bezorgdheid dat alles in het werk gesteld moest worden om te voorkomen dat onderdelen van de installatie terecht zouden komen in de bulkgoederen, wordt aanvaard als bewijs van de bijdrage van KTN.

De (substantiële) bijdrage van KTN in de uitvinderswerkzaamheid van de zakkensnij-installatie die haar geleverd werd in juli 2005, gaat verder dan het aanbrengen van specificaties door een klant naar aanleiding van de bestelling van een toestel op maat.

41. Het feit dat de oorspronkelijke machine afkomstig is van Ayal verandert hieraan niets aan het feit dat ook KTN een aantal inbrengen in de machine heeft ingebracht.

[..]

Met gemeenschappelijke en gedeelde kennis is de zakkensnij-installatie tot stand gekomen. Het probleem van de zo zuiver mogelijke, zo snel mogelijke en zo goedkope mogelijke omzetting van goederen in zakken naar bulkgoederen is opgelost door een klein team van mensen, dat voor verschillende bedrijven werkt.

49. Uit al het voorgaande wordt besloten dat KTN mede-uitvinder is van de installatie die ze gekocht heeft van Ayal en van de uitvinding opgeëist in de octrooiaanvraag EP 588.

[..]

Het gevolg van dit alles is dat KTN mede-eigenaar is van de Europese octrooiaanvraag 05747588.1. [..] revindicatievordering van KTN met betrekking tot deze octrooiaanvraag gegrond.
IEFBE 723

Le remboursement de ses frais de conseils techniques

Cour d'appel de Bruxelles 31 mai 2013, IEFbe 723 (Titra contre Laser Title Industry)
Arrêt definitif. Brevet. Procédé (sous-titrage de films cinématographiques). Contrefaçon. Le remboursement de ses frais de conseils techniques. Vainement LTI cite-t-elle encore une recommandation du Comité des ministres du Conseil de l'Europe dès lors que celle-ci a trait à  la question des frais d'avocats et non des conseils techniques. Ce chef de demande n'est pas fondé.

28. LTI réclame également le remboursement de ses frais de conseils techniques qu'ele chiffre à [..] pour la période allant de 1996 au 30 mars 2007. Elle fonde sa demande sur l'article 14 de la directive 2004/48/CE duu 29 avril 2004 relative au respect des droits de propriété intellectuelle qui prévoit que [..] et sur l'arrêt du 2 septembre 2004 de la Cour de cassation.
29. Il ne peut toutefois y être fait droit car.
[..]
Vainement LTI cite-t-elle encore une recommandation du Comité des ministres du Conseil de l'Europe dès lors que celle-ci a trait à  la question des frais d'avocats et non des conseils techniques.

Ce chef de demande n'est pas fondé.
IEFBE 718

Sur la violation de la législation pharmaceutique en matière de déliverance d'AMM

Cour d'appel de Bruxelles 3 mai 2013, IEFbe 718 (H. Lundbeck AS contre Eurogenerics)
Décision envoyée par Kristof Roox, Thomas De Meese, Christian Dekoninck en Eric Montens, Crowell & Moring. Arrêt interlocutoire SD. Brevet. Certificat complémentaire de protection. Contrefaçon. Action en cessation. Pratiques de marché. Concurrence déloyale. Action en cessation. Sur le risque de récidive; Sur la contrefaçon et les mesures sollicitées b. Sur la violation de la législation pharmaceutique en matière de déliverance d'AMM. Sur la publication et l'autorisation de communiquer une copie de la décision à des tiers.

1. Sur l'action en cessation de contrefaçon du CCP 039
a. Sur le risque de récidive
6. [..] Tel n'est pas le cas en l'espèce. Rien ne permet, en effet, d'exclure objectivement qu'Eurogenerics reprenne la commercialisation de produits génériques à base d'escitalopram. L'arrêt du 17 septembre 2012 ne prononce aucune mesure à son encontre. Ensuite, si Eurogenerics a certes déclaré attendre l'expiration du CCP 039 pour faire usage de son AMM, elle demeure titulaire d'une AMM pour l'escitalopram EG tant que celle-ci n'a pas été invalidée par le Conseil d'Etat. Les actes posés par Eurogenerics depuis le mois de juin 2012 et mis en exergue par cette dernière n'emportent pas une impossibilité objective d'une récidive.

Dès lors que le risque de récidive, même s'il est faible, n'est pas exclu, l'action en cessation conserve son objet.

Le moyen n'est pas fondé.

b. Sur la contrefaçon et les mesures sollicitées
7. Aux termes de l'arrêt du 17 septembre 2012, opposable à Eurogenerics, le CCP 039 dont Lundbeck est titulaire est valide justqu'au 1er juin 2014.

Il n'est pas contesté que le produit commercialisé par Eurogenerics de la mi-mars à la fin juin 2012 contient de l'Escitalopram. Elle revendiquait d'ailleurs qu'elle en avait le droit, en se fondant sur l'autorité de la chose jugée qu'aurait, selon elle, le jugement du 3 octobre 2011 qui a annulé le CCP 039.

Partant, il y a lieu de constater qu'en mettant sur le marché des produits génériques à base d'escitalopram, Eurogenerics a porté atteinte au CCP 039 de Lundbeck.
[..]

9. De même, compte tenu des circonstances particulières de la cause, il a lieu d'assortir les ordres de cessation de contrefaçon d'une astreinte de 1.000,00 € par infraction, ce qui n'est pas excessif, afin d'en assurer le caractère dissuasif. Il n'y a aucun motif de plafonner le montant de l'astreinte.

Au demeurant, Eurogenerics a déclaré attendre l'expiration du CCP 039 de Lundbeck en sorte que l'astreinte devrait rester dans le domaine du théorique.

2. Sur l'action en cessatiion relative à l'obtention et l'usage de l'AMM BE 414057
a. Sur la compétence du président du tribunal de commerce
[..]
La circonstance que la demande en cessation s'inscrit dans le cadree de la déliverance d'un acte administratif ne prive pas Lundbeck de solliciter du pouvoir judiciaire, et plus spécifiquement du juge des cessations, la protection du droit subjectif qu'elle revendique envers Eurogenerics sur la base de la L.P.M.C.

Sur le plan de la compétence, il est irrelevant que Lundbeck n'a pas introduit de recours en suspension de l'exécution de ces actes devant le  conseil d'Etat. L'objet d'une telle procédure est fondamentalement distinct de celui de la présente procédure. Dans le premier cas, est visée la suspension de l'acte administratif attaqué. Dans la présente espèce, est visée la cessation de l'utilisation par son bénéficiaire de l'acte administratif incriminé.

b. Sur la violation de la législation pharmaceutique en matière de déliverance d'AMM
14. En l'espèce, il ne faut pas perdre de vue que l'action en cessation, bien qu'elle soit intentée et traitée selon les formes du référé, est une procédure sur le fond où la décision prise possède force de chose jugée contrairement à une procédure un référé qui n'entraîne qu'une décision provisoire.

Paarce que la cessation de l'utilisation de l'acte administratif est demandée au motif qu'il aurait été obtenu en violation de la réglementation pharmatique, la c our est appelée à examiner la validité de cet acte administratif et de son transfert. Comme le reconnaît Lundbeck elle-même, il lui appartient, en efet, de démontrer l'illégalité de l'AMM et de son transfert. Or, le Conseil d'Etat est déjà saisi de ces questions. Il ne serait dès lors pas impossible que des décisionss contradictoires sur le fond soient prononcées.

Dans ces circonstances particulières, il convient, dans le souci d'une bonne administration de la justice, de surseoir à statuer dans l'attente des dècisions du Conseil d'Etat saisi en premier des recours en annulation contre les actes administratifs querellés et ce d'autant plus que Lundbeck n'a pas estimé utile d'introduire de recours en suspension devant le Conseil d'État.

3. Sur la publication et l'autorisation de communiquer une copie de la décision à des tiers
15. En ce qui concerne le volet  contrefaçon du brevet, une mesure de publicaton ne se justifie pas dès lors que l'astreinte ordonnée suffit à assurer le  respect de l'ordre de cessation.

16. En ce qui concerne le volet pratiques honnêtes de marché, il y a lieu de surseoir à statuer sur ces mesures.
IEFBE 708

Sandoz maakt prima facie per equivalentie inbreuk op octrooi Bayer

Hof van Beroep Brussel 25 maart 2013, IEFbe 708 (Bayer Pharma AG tegen Sandoz N.V.)
Octrooi. Inbreuk per equivalentie. Kort geding. Drospirenone. Bayer is houdster van EP 840. De verhandeling van de Nieuwe Generieke Producten op het Belgisch grondgebied maakt dan ook prima facie per equivalentie inbreuk op het Octrooi. Zelfs indien er een belangenafweging zou plaatsvinden, zou deze doorwegen in het voordeel van Bayer. Het staat immers niet vast dat haar mogelijke schade door de inbreuk aan de hand van een schadevergoeding zal kunnen vergoed worden.

Het octrooi ingeroepen door Bayer voor dit kort geding is niet langer geldig
20. Volgens Sandoz is het octrooi EP 840 van Bayer, waarop zij dit kort geding steunt, niet langer geldig. Het octrooi met slechts een aanzienlijk beperkte conclusie en gewijzigde beschrijving, "zoals het de zitting van de TKB overleefde", is immers bij gebrek aan publicatie (nog) niet afdwingbaar.

Bayer betwist hetgeen voorafgaat.

Het hof overweegt het volgende:
[..] Bayer steunt haar vordering op het Europees octrooi EP 840. Zij kan de versie daarvan inroepen die van kracht is het ogenblik waarop dit arrest gewezen wordt. In casu is dit de versie B2 van EP 840. Het betreft krachten artikel 68 EOV dezelfde rechtstitel als deze die vanaf het begin van de procedure werd ingeroepen.

In de gegeven omstandigheden kan Sandoz geen nuttig middel putten uit artikel 52, 3 BOW.

[..] De vordering van Bayer zoals zij thanks geformuleerd is in haar tweede syntheseconclusie is ontvankelijk.

De vordering van Bayer zou geen voorwerp meer hebben
23. [..] Gelet op het gegeven dat de Generieke Producten nog steeds in de distributiekanalen zitten, heeft de vordering van Bayer nog steeds een voorwerp.

In ieder geval kan herhalingsgevaar niet objectief worden uitgesloten.

De stelling van Sandoz dat er prima facie geen sprake is van een inbreuk op octrooi EP 840
[..] De verhandeling van de Nieuwe Generieke Producten op het Belgisch grondgebied maakt dan ook prima facie per equivalentie inbreuk op het Octrooi.

De belangenafweging
38. [..] Zelfs indien er een belangenafweging zou plaatsvinden, zou deze doorwegen in het voordeel van Bayer. Het staat immers niet vast dat haar mogelijke schade door de inbreuk aan de hand van een schadevergoeding zal kunnen vergoed worden.
IEFBE 707

Effik moet producten Drospirenone terugroepen

Hof van Beroep Brussel 25 maart 2013, IEFbe 707 (Bayer Pharma AG tegen Effik Benelux BV)
Uitspraak mede ingezonden door Kristof Roox en Jan-Diederik Lindemans, Crowell & Moring. Octrooi. Vermeende inbreuk. Kort geding. Drospirenone. Aanstelling sekwester. Bayer is houdster van EP 840. Effik is gespecialiseerd in het vervaardigen en het commercialiseren van generieke geneesmiddelen in de zin van artikel 6bis van de Geneesmiddelenwet. Terugroepen producten.

De prima facie geldigheid van het octrooi
31. [..] In elk geval blijkt de door Bayer ingeroepen titel, met name haar octrooi EP 840, [..], na een beknopt onderzoek prima facie niet zonder enige waarde te zijn of aan te zetten tot grove voorzichtigheid.

Wat de bewerking van Effik betreft dat Bayer niet over een afdwingbaar recht  (een afdwingbare titel) beschikt, verwijst het hof naar hetgeen het hiervoor heeft overwogen. Bayer beschikt prima facie wel degelijk over een afdwingbare titel en een afdwingbaar recht (om voorlopige maatregelen te vorderen) [..].

Prima facie kan, in strijd  met hetgeen Effik beweert, uit de houding of het standpunt dat ingenomen werd door Bayer niets anders afgeleid worden dan hetgeen voorafgaat.
Dat de titel waarop Bayer zich baseert in casu voldoende zeker is, werd hiervoor reeds vastgesteld.

De belangenafweging
37. [..] Zelfs indien er een belangenafweging zou plaatsvinden, zou deze doorwegen in het voordeel van Bayer. Het staat immers niet vast dat haar mogelijke schade door de inbreuk aan de hand van een schadevergoeding zal kunnen vergoed worden. [..] De eventuele schade die Effik zou lijden door het verbod om nog langer haar generieke geneesmiddelen te verkopen op de Belgische markt, in de hypothese dat de bodemrechter zou oordelen dat er door Effik geen inbreuk werd gemaakt op het octrooi van Bayer, kan echter, in strijd met hetgeen zij beweren, wel door middel van schadevergoeding vergoed worden.

Dat door het bevelen van de gevorderde maatregelen het algemeen belang, het belang van de patiënt of de volksgezondheid zou worden geschaad, wordt niet bewezen. Hetzelfde geldt wat de bewering betreft dat Bayer haar investering reeds zou hebben terugverdiend. Deze laatste bewering is daarenboven niet pertinent.

De gevorderde maatregelen

38. [..] De maatregel zoals (in hoofdorde) gevorderd door Bayer en toegekend door het hof (cfr. het dispositief van dit arrest), is voldoende precies, met dien verstande dat met "inbreukmakend product" bedoeld wordt een volledige verpakking (doos) van de Producten aangeduid in het dispositief van dit arrest, ongeacht het aantal individuele pillen die deze bevat.

40. Bayer vordert dat aan Effik wordt bevolen om een schrijven te richten aan alle Belgische groothandelaars, groothandelaars-expediteurs en apothekers, met het verzoek om alle nog beschikbare geneesmiddelen waarvan melding wordt gemaakt in het dispositief van dit arrest, aan haar terug te bezorgen, met inbegrip van promotionele documentatie die hen in dit verband werd bezorgd.[..] In strijd met hetgeen Effik beweert, kan een terugroeping uit de markt (dan ook) opgelegd worden als voorlopige maatregel en komt deze maatregel niet enkel toe aan de bodemrechter. Deze maatregel brengt geen nadeel toe aan de zaak zelf. Voor de terugroeping is geen kwade trouw vereist [..]. De terugroeping wordt bevolen omdat, bij gebrek daaraan, het verbod dat door onderhavig arrest wordt opgelegd, deels zonder gevolg zou (kunnen) blijven.

De gevorderde maatregel is gegrond.

45. Bayer vordert dat een gerechtsdeurwaarder zou worden aangesteld als sekwester over de overblijvende inbreukmakende producten, in het bezit van Effik of van haar onderaannemers [..].

Dit verzoek is gegrond.

IEFBE 713

Belgische octrooiwetgeving afgestemd op Europese octrooiverdragen

Via LegalWorld: De wetgever stemt 4 uitvoerings-KB’s van de Belgische octrooiwet af op de Europese octrooiverdragen en wijzigt 2 andere KB’s om het Belgische octrooisysteem te moderniseren. Europese vereisten De uitvoerings-KB’s van de Belgische octrooiwet van 28 maart 1984 werden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen die de wet van 10 januari 2011 heeft aangebracht aan de Belgische octrooiwet. De wet van 10 januari 2011 bracht de Belgische octrooiwet in overeenstemming met het Europees verdrag inzake octrooirecht van 1 juni 2000 (het PLT-verdrag (Patent Law Treaty)) en het verdrag tot herziening van het Europees octrooiverdrag van 29 november 2000 (het EOV 2000). De wetgever hield bij de actualisatie van de Belgische octrooiwetgeving ook rekening met de uitvoeringsbesluiten van de Nederlandse rijksoctrooiwet. De Beneluxlanden hebben nl. afgesproken om een gemeenschappelijk softwaresysteem te hanteren voor het elektronisch beheer van de octrooiprocedure. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.

Lees verder