DOSSIERS
Alle dossiers

Merkenrecht - Droit des marques  

IEFBE 4057

Gerecht EU: geen sprake van verwarringsgevaar tussen "mute-labs" en "MuteDesign"

Gerecht EU - Tribunal UE 3 dec 2025, IEFBE 4057; ECLI:EU:T:2025:1088 (Mute tegen EUIPO, mute-labs), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-geen-sprake-van-verwarringsgevaar-tussen-mute-labs-en-mutedesign

Gerecht EU 3 december 2025, IEF 23145; IEFbe 4057; ECLI:EU:T:2025:1088 (Mute tegen EUIPO, mute-labs). Mute vordert krachtens artikel 263 VWEU de vernietiging van een beslissing van de Eerste Kamer van Beroep van het EUIPO waarin de oppositie van Mute tegen de inschrijving van een beeldmerk door mute-labs werd afgewezen. De oppositie was gebaseerd op een eerder ingeschreven EU-beeldmerk van de eiser voor soortgelijke waren in klassen 19 en 20 (onder meer meubels, geluidsabsorberende materialen). De oppositiegrond was gebaseerd op artikel 8 lid 1 sub b Verordening 2017/1001, vanwege verwarringsgevaar bij het relevante publiek.  

IEFBE 4054

Merkdepot "OLIVIERPAAL" te kwader trouw

Benelux Gerechtshof - Cour Benelux 26 nov 2025, IEFBE 4054; C-2024/4 (Verhoef tegen Olivier), https://ie-forum.be/artikelen/merkdepot-olivierpaal-te-kwader-trouw

BenGH 26 november 2025, IEF 23139; IEFbe 4054; C-2024/4 (Verhoef tegen Olivier). Verhoef Funderingstechnieken is sinds 2012 houdster van het Benelux-woordmerk "OLIVIERPAAL". In 2022 heeft Olivier gevorderd dat dit merk wordt doorgehaald op grond van artikel 2.30bis lid 1 sub b BVIE, het depot zou te kwader trouw zijn verricht. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom heeft die vordering in 2023 toegewezen. Olivier stelde dat zij het teken "OLIVIER" al sinds 1987 gebruikt in de bouwsector, en dat dit teken bekendheid geniet. Verhoef had via een vennootschappelijke structuur een samenwerking met Olivier, onder meer via een licentieovereenkomst uit 2007, maar deponeerde later zelfstandig het merk "OLIVIERPAAL", zonder toestemming. Volgens Olivier gebeurde dit met het oogmerk om haar toegang tot de markt te bemoeilijken. 

IEFBE 4037

Conclusie A-G Szpunar in zaak IKEA/Vlaams Belang

HvJ EU - CJUE 13 nov 2025, IEFBE 4037; ECLI:EU:C:2025:886 (IKEA/Vlaams Belang), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-a-g-szpunar-in-zaak-ikea-vlaams-belang

Conclusie AG HvJEU 13 november 2025, IEF 23110; IEFbe 4037; ECLI:EU:C:2025:886 (IKEA/Vlaams Belang). De Ondernemingsrechtbank Brussel heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU [IEF 21537]. De vraag is (samengevat) of de vrijheid van meningsuiting een geldige reden vormt om gebruik te maken van een bekend merk. Volgens IKEA maakt Vlaams Belang inbreuk op haar merkenrecht. Volgens IKEA is de enige reden dat Vlaams Belang 'bekendheid van de IKEA merken gebruikt' is om haar ‘eigen boodschap kracht bij te zetten' en om 'de vruchtbaarheid en verspreiding van haar boodschap te vergroten’. Vlaams belang voert aan over een 'geldige reden' te beschikken om de IKEA merken te gebruiken.

IEFBE 4033

Uitspraak ingezonden door mrs. M.R. Rijks, M.M.M. van Gerwen en M.P.M. van Weezel, Taylor Wessing.

Conclusie A-G Drijber in zaak Airwair/van Haren

Benelux Gerechtshof - Cour Benelux 10 nov 2025, IEFBE 4033; C 2022/15-V (Airwair tegen Van Haren), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-a-g-drijber-in-zaak-airwair-van-haren

Parket bij BenGH 10 november 2025, IEF 23101; IEFbe 4033; C-2022/15-V (Airwair tegen Van Haren). Een verzoek van Airwair aan de Eerste Kamer, gericht tegen een arrest van de Tweede Kamer waarin het Benelux-positiemerk van Airwair – een geel stiksel in de zwarte rand tussen zool en bovenschoen van een veterlaars – nietig is verklaard wegens gebrek aan onderscheidend vermogen [IEF 21931]. De Tweede Kamer oordeelde dat het merk wel is ingeburgerd voor donkerkleurige laarzen, maar niet voor andere kleurvarianten, en verklaarde het merk daarom in zijn geheel nietig. De centrale rechtsvraag is: moet een merk dat wordt gebruikt op producten met verschillende verschijningsvormen onderscheidend vermogen hebben voor alle verschijningsvormen, of is inburgering voor één representatieve vorm voldoende om het merk te behouden? 

IEFBE 4030

Audiencia Provincial de Alicante stelt prejudiciële vragen in merkenrechtzaak

Overig - Autres 13 jun 2025, IEFBE 4030; C-392/25 (Bodegas Sanviver tegen Bodegas Vega Sicilia), https://ie-forum.be/artikelen/audiencia-provincial-de-alicante-stelt-prejudiciele-vragen-in-merkenrechtzaak

Audiencia Provincial de Alicante 13 juni 2025, IEF 23096; IEFbe 4030; C-392/25 (Bodegas Sanviver tegen Bodegas Vega Sicilia). Verordening 2017/1001 voorziet in twee procedures om nietigverklaring en vervallenverklaring van een Uniemerk te vorderen: middels vordering bij het EUIPO (European Union Intellectual Property Office) en middels reconventionele vordering in reactie op een vordering wegens merkinbreuk. De Spaanse rechter vraagt het Hof of het nog mogelijk is (voor verwerende partij) om een nietigheidsvordering bij het EUIPO in te dienen nadat de rechtszaak al begonnen is (door verzoekende partij). Indien dit mogelijk is, is het de vraag of de rechtbank de procedure dan moet schorsen totdat het EUIPO uitspraak heeft gedaan. 

IEFBE 4031

Uitspraak ingezonden door mr. H. Koenraad, Boekx.

EUIPO: "TABERNA ASTORIA 1872" trekt ongerechtvaardigd voordeel uit merk "Waldorf Astoria"

EUIPO - BHIM - OHMI 5 nov 2025, IEFBE 4031; Zaaknummer: B/3/219/702 (Hilton tegen Servicios Productivos Malagueños), https://ie-forum.be/artikelen/euipo-taberna-astoria-1872-trekt-ongerechtvaardigd-voordeel-uit-merk-waldorf-astoria

Opposition Division EUIPO 5 november 2025, IEF 23099; IEFbe 4031; B/3/219/702 (Hilton tegen Servicios Productivos Malagueños). Servicios Productivos Malagueños heeft het beeldmerk "TABERNA ASTORIA 1872" aangevraagd. Hilton heeft oppositie ingesteld wegens strijd met een ouder merk "Waldorf Astoria" op grond van artikel 8 lid 1 sub b en artikel 8 lid 5 van Verordening 2017/1001. Het EUIPO weigert de inschrijving van het merk “TABERNA ASTORIA 1872”  voor alle aangevraagde diensten, omdat het ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het bekende merk “WALDORF ASTORIA”. 

IEFBE 4029

BenGH: geen merkinbreuk op BOB "Coteaux d’Aix-en-Provence" door "SEX en Provence"

Benelux Gerechtshof - Cour Benelux 30 sep 2025, IEFBE 4029; C 2024/22 (INAO tegen BV Groupe LFE), https://ie-forum.be/artikelen/bengh-geen-merkinbreuk-op-bob-coteaux-d-aix-en-provence-door-sex-en-provence

BenGH 30 september 2025, IEF 23093; IEFbe 4029; C 2024/22 (INAO tegen BV Groupe LFE). BV Groupe LFE heeft op 30 juni 2022 een aanvraag ingediend voor het Benelux-woordmerk "SEX en Provence" voor wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), waaronder "Côtes de Provence", "Coteaux d'Aix-en-Provence" en "Coteaux varois en Provence". Het Institut National de l’Origine et de la Qualité (hierna: INAO) had oppositie ingesteld op basis van de BOB "Coteaux d'Aix-en-Provence". Het BBIE heeft de oppositie afgewezen en het teken ingeschreven. Het INAO ging tegen deze beslissing in beroep. Het Benelux-Gerechtshof past de geldende EU-Verordening 2024/1143 toe, met name artikel 26 lid 1, ter vervanging van artikel 103 lid 2 van de eerdere Verordening 1308/2013.  

IEFBE 4025

Gerecht EU: rode bal in vaatwastablet heeft geen onderscheidend vermogen

Gerecht EU - Tribunal UE 13 feb 2025, IEFBE 4025; ECLI:EU:T:2025:163 (Reckitt Benckiser tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-rode-bal-in-vaatwastablet-heeft-geen-onderscheidend-vermogen

Gerecht EU 13 februari 2025, IEF 23064; IEFbe 4025; ECLI:EU:T:2025:163 (Reckitt Benckiser tegen EUIPO). Reckitt Benckiser verzoekt een nietigverklaring van een beslissing van de Kamer van Beroep. In die beslissing wijst de Kamer een merkaanvraag af wegens gebrek aan onderscheidend vermogen. Het gaat om een beeldmerk voor een vaatwastablet. De Kamer oordeelde dat het rode bolletje in het midden niet afwijkt van wat er gebruikelijk is in de markt. 

IEFBE 4017

Nietigverklaring van het EU-merk ‘RDME’ wegens beschrijvend karakter

Gerecht EU - Tribunal UE 22 jul 2025, IEFBE 4017; ECLI:EU:T:2025:765 (Oberon Fuels, Inc. tegen EUIPO en Dimeta BV), https://ie-forum.be/artikelen/nietigverklaring-van-het-eu-merk-rdme-wegens-beschrijvend-karakter

Gerecht EU 22 juli 2025, IEF 23038; IEFbe 4017; ECLI:EU:T:2025:765 (Oberon Fuels, Inc. tegen EUIPO en Dimeta BV). Oberon Fuels had in de EU het woordmerk “RDME” laten registreren voor brandstoffen (o.a. dimethyl ether en hernieuwbare/biofuels). Dimeta BV vroeg in 2023 om dat merk nietig te verklaren bij het EUIPO. Het EUIPO vond dat RDME niet als merk had mogen worden ingeschreven, omdat het beschrijvend is: volgens het Bureau zal een relevant deel van het gespecialiseerde, Engelstalige publiek in de EU “RDME” lezen als “rDME”, een gebruikelijke afkorting voor “renewable dimethyl ether”, oftewel hernieuwbare dimethylether, een soort brandstof. Zo’n aanduiding beschrijft rechtstreeks het type brandstof en niet de commerciële herkomst. Het EUIPO verklaarde het merk daarom nietig op grond van artikel 7(1)(c) van de Uniemerkenverordening (beschrijvend karakter) en ook vanwege gebrek aan onderscheidend vermogen. Oberon ging daartegen in beroep bij de kamer van beroep van het EUIPO en daarna in beroep bij het Gerecht van de EU (zaak T-512/24), en vroeg om vernietiging van de beslissing.

IEFBE 4016

Gerecht EU: mate van bekendheid Puma SE onjuist beoordeeld

Gerecht EU - Tribunal UE 22 okt 2025, IEFBE 4016; ECLI:EU:T:2025:976 (Puma SE tegen EUIPO, CMS), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-mate-van-bekendheid-puma-se-onjuist-beoordeeld

Gerecht EU 22 oktober 2025, IEF 23033; IEFbe 4016; ECLI:EU:T:2025:976 (Puma SE tegen EUIPO, CMS). Puma SE verzoekt in dit merkenrechtelijk geschil vernietiging van een beslissing van de Kamer van Beroep. CMS Costruzione macchine speciali SpA had een merk ingeschreven voor de klassen 7, 11 en 37. Puma SE voerde oppositie op grond van een ouder bekend merk. De Kamer wees deze oppositie af op de grond dat de bekendheid van de oudere merken niet was aangetoond. Puma SE voert één middel aan: schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009. Dit enige middel bestaat uit vier onderdelen, ten eerste de overeenstemming van de conflicterende merken, ten tweede de mate van bekendheid van de oudere merken, ten derde het bestaan van een verband tussen de conflicterende merken en, ten vierde het bestaan van een inbreuk op de reputatie van de oudere merken. Het Gerecht behandelt eerst de mate van bekendheid van de oudere merken. Puma SE voert aan dat de Kamer hier een onjuiste beoordeling heeft gemaakt.