DOSSIERS
Alle dossiers

Octrooirecht - Droit des brevets  

IEFBE 941

Verbod op letterlijke toepassing werkwijze drosperinone

Rechtbank van Koophandel Brussel 18 februari 2014, IEFbe 941 (Bayer Pharma tegen Sandoz)
Uitspraak ingezonden door Jan-Diederik Lindemans en Kristof Roox, Crowell & Moring. Octrooirecht. In eerste aanleg (vonnis is opgevolg door IEFbe 708, dat nietig is verklaard in cassatie IEFbe 942) wordt Sandoz bevolen zich van octrooiinbreuk te onthouden, en zich van distributie te onthouden, etc. Ter voorkoming van executiegeschillen wordt het door BAYER gevorderde verbod verduidelijkt waar het ziet op "inbreukmakende producten" tot "drosperinone rechtstreeks verkregen door toepassing van een werkwijze die letterlijk valt onder beschermingsomvang van hogervermeld Europees Octrooi nr. 1 149 840.
Lees verder

IEFBE 932

Parthenogenetisch onbevruchte menselijke eicellen vallen niet onder begrip 'menselijke embryo'

Conclusie A-G HvJ EU 17 juli 2014, IEFbe 932, zaak C-364/13 (International Stem Cell Corporation tegen Comptroller General of Patents) - dossier - persbericht
Verzoek om een prejudiciële beslissing voor uitlegging van artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG, over de betekenis van 'menselijke embryo's in dit artikel. In de zaak Brüstle stelde het Bundesgerichtshof onder meer de vraag of „onbevruchte menselijke eicellen, die worden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling middels parthenogenese” onder de term „menselijk embryo’s” bedoeld in artikel 6, lid 2, sub c, van de richtlijn vallen. Die vraag is door het Hof bevestigend beantwoord. Omdat bij de verwijzende rechter twijfels over dat antwoord leven, wenst hij met zijn enige vraag in casu te vernemen of de Brüstle uitspraak ook op die parthenogenetisch geactiveerde onbevruchte menselijke eicellen van toepassing is wanneer daarbij de volgende precisering geldt: „die anders dan bevruchte eicellen enkel pluripotente cellen bevatten en zich niet kunnen ontwikkelen tot menselijke wezens”.

De A-G concludeert: onbevruchte menselijke eicellen die worden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling door middel van parthenogenese vallen niet onder het begrip „menselijke embryo’s” van artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, zolang zij niet het vermogen hebben om zich tot een mens te ontwikkelen en niet genetisch zijn gemanipuleerd om dat vermogen te verkrijgen.

Gestelde vraag:

„Vallen onbevruchte menselijke eicellen, die werden gestimuleerd tot deling en verdere ontwikkeling middels parthenogenese, en die anders dan bevruchte eicellen enkel pluripotente cellen bevatten en zich niet kunnen ontwikkelen tot menselijke wezens, onder de term „menselijke embryo’s” bedoeld in artikel 6, lid 2, sub c, van richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen?”

 

IEFBE 925

La cour: La preuve de la contrefaçon n'est toujours rapportée

Cour d'appel de Mons 2 decembre 2013, IEFbe 925 (Prefarails et Feronia contre CDM)
Droit des brevets. Code judiciaire. Prefarails est une société spécialisée dans la fabrication et le placement de voies ferrées pour les trams. Elle a développé une technologie brevetée pour isoler la voie des courants électriques vagabonds. La SA FERONIA est ou était titulaire de (quatre) brevets utilisés par Prefarails. Le Tribunal de commerce de Mons se déclare incompétent pour connaître de l’action en concurrence déloyale et dit la demande principale est non fondée. La cour va procéder à un examen de chaque brevet et en conclut que la preuve de la contrefaçon n'est toujours pas rapportée et que le jugement dont appel doit être confirmé. A défaut de contrefaçon, les autres développements juridiques ne doivent plus être examinés. La Cour confirme le jugement dont appel, dans ses dispositios entreprises. La Cour condamne Prefarails c.s. aux dépens de l'appel, étant l'indemnité de procédure liquidée à la somme de €11.000.
Lees verder

IEFBE 904

Nietigverklaring octrooi ongegrond

Hof van Beroep Gent 29 oktober 2012, IEFbe 904 (Renson tegen Tunal)
Uitspraak ingezonden door Bruno Vandermeulen, Bird & Bird. Octrooi. Renson stelt dat Tunal inbreuk maakt op het octrooi EP 1.568947 B1 (hierna: Renson EP 947) en op octrooi BE 10016 385 A3 (hierna: Renson BE 385) Tunal heeft als tegenvordering nietigverklaring van Renson EP 947 verzocht. Het hof vernietigt het bestreden vonnis [lees hier] enkel wat Renson EP 947 betreft en verklaart de oorspronkelijke tegenvordering van Tunal tot nietigverklaring van dit octrooi ongegrond. Voor het overige wordt het bestreden vonnis bevestigd.

Beoordeling
d. Waar in 'TNO'913 het "vrij ophangpunt" zoals bedoeld in 'Renson EP 947'  niet als kenmerk aanwezig is noch op een of andere  wijze noodzakelijk moet volgen uit de kenmerken van 'TNO 913', is er geen sprake van het vervuld zijn van de voorwaarde dat alle relevant technische kenmerken van 'Renson EP 947' aanwezig moeten zijn in 'TNO 913' om van nieuwschadelijkheid te spreken.
(...)

e. Op voormelde grond, met name beweerde afwezigheid van nieuwheid, is 'Renson EP 947' geenszins nietig.

C. Zeer concreet kan niet ingezien worden dat, nadat de twee essentiële kenmerken, bij hypothese, zijn "verworven", nl. die van de regulerende autonome klep respectievelijk de vervormbaarheid ervan na het bereiken van de maximale draaihoek, een gemiddelde vakman het derde essentiële kenmerk, met name de vrije ophanging van de klep als voor de hand liggend zou ervaren als sluitstuk voor het voorliggende complexe totaalprobleem van de beheersing van de luchtdoorstroming. Het hof besluit tot de uitvinderswerkzaamheid van 'Renson EP 947'.

B.(...) De wijze van werking van de inrichtingen van de BVBA Tunal zoals hierboven onder A. omschreven en alhier expliciete hernomen, is met betrekking tot de klep zelf, echter totaal verschillen met die van 'Renson EP 947'. Tussen de klepwerkingen is er geen sprake van wezenlijk dezelfde werking.
IEFBE 892

Abus du droit de brevet - Attitudes contradictoires

Cour d'appel de Mons 2 décembre 2013, IEFbe 892 (X contre Green&Company)
Droit de brevet. L’appelant en tant qu’inventeur d’un outil de jardin, appelé "le rigolet", a obtenu le brevet d'invention belge n° 09800289 protégeant cet outil. En vue de développer la commercialisation de l’outil en question, il a noué des liens avec des partenaires qu’il accuse par la suite d’actes de contrefaçon. La Cour dit la demande non fondée. Elle décide que si, techniquement, il y a des actes de contrefaçon, l’appelant ne peut s’en prévaloir. En intentant l’action, l’appelant a abusé de son droit car, d’une part, il avait encouragé la commercialisation du rigolet par les intimés et, d’autre part, ceux-ci ont spontanément cessé tout acte de contrefaçon. Sur le plan des faits, il est constant que l’appelant a autorisé les intimés à détenir "à titre expérimental et fabrication de quelques exemplaires: un rigolet, dix feuillets descriptifs (plan) et huit plans avec côtes et caractéristiques de fabrication". La Cour déclare l’appel recevable mais non fondé. Par conséquent, le jugement dont appel est confirmé.
Lees verder

IEFBE 887

UPC implementing the Patent Package, Second progress report

Unified Patent Court 'Implementing the Patent Package: Second progress report', 6 june 2014.
Since the last information provided to the Competitiveness Council at its meeting of December 2013, the Select Committee has:
- completed the second reading of the draft Rules relating to the Unitary Patent Protection;
- adopted the Rules for the compensation scheme for reimbursing translation costs for applicants having obtained a European patent with unitary effect;
- had several exchanges of views on the measures to be taken at national level to accompany the Unitary Patent Protection;
- adopted the timeline of its work for 2014.

During the next meetings to be held until the end of this year, the Select Committee will concentrate its work on the financial and budgetary aspects of the implementation of the Unitary Patent Protection in particular on projections of scenarios for the level of renewal fees and estimations of costs for the administration of the Unitary Patent Protection.

(...) Read the Second progress report

IEFBE 878

HvJ EU: Beschermstof kan product zijn in de zin van de ABC-Verordening

HvJ EU 19 juni 2014, IEFbe 878, zaak C-11/13 (Bayer CropScience) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEFbe 343. Uitlegging van de begrippen "product" en "werkzame stof" in de artikelen 1, punten 3 en 8, alsook 3, lid 1, van ABC-verordening nr. 1610/96. Isoxadifen eventueel daaronder begrepen. Het HvJ EU verklaart voor recht:

Het begrip „product” in artikel 1, punt 8, en artikel 3, lid 1, van [ABC-verordening], en het begrip „werkzame stoffen” in artikel 1, punt 3, van deze verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat een stof die bestemd is voor gebruik als beschermstof daaronder kan vallen, mits deze stof een eigen toxische, fytotoxische of gewasbeschermende werking heeft.

Gestelde vraag:

Moeten de begrippen product in artikel 3, lid 1, en artikel 1, punt 8, en werkzame stof in artikel 1, punt 3, van verordening nr. 1610/96 aldus worden uitgelegd dat ook een beschermstof daaronder valt?
IEFBE 860

Annulation d’un brevet portant sur un procédé de filtration par membranes déformables

Tribunal de commerce de Mons 23 mai 2013, IEFbe 860 (Meura contre Talleres Landaluce et Coexin)
Décision envoyée par Renaud Dupont, CMS. Brevet. MEURA est active dans le développement et la commercialisation de matériel pour l'industrie brassicole. Elle commercialise notamment un filtre à maische à membranes. TALLERES LANDALUCE a distribué, pendant une certaine période, les produits de MEURA en Espagne. MEURA sollicite l'annulation du brevet accordé à TALLERES LANDALUCE [fluide de gonflage de la membrane injecté à bass pression]. De son côté, TALLERES LANDALUCE soutient la validité de son brevet. Décision : pas plus que la première version, les revendications 1, 4 et 6 nouvelles ne font preuve d'une activité inventive suffisante. Le brevet décerné à la SA TALLERES LANDALUCE est donc nul, pour défaut de nouveauté et/ou d'activité inventive. Dès lors que ces motifs suffisent à justifier la demande d'annulation. Le brevet espagnol paraît être le fruit de recherches concernant l'utilisation d'un procédé de filtration par membranes déformables.

Voir pages 12, 13

IEFBE 858

Inbreuk op verbeterd aerosol spuitbus ventiel

Rechtbank van Koophandel Gent 5 juni 2014, IEFbe 858 (Clayton tegen A)
Uitspraak ingezonden door Steven Cattoor, Hoyng Monegier LLP. Octrooirecht. Gerechtelijke recht. Verhouding EOB-oppositie. Clayton is houdster van EP 1 789 343 voor een 'Verbeterd aerosol spuitbus ventiel' en vordert inbreukstaking. A vordert nietigverklaring van Belgische luik en verzoekt dat de zaak geschorst zou worden totdat het EOB uitspraak zal hebben gedaan omtrent de door haar ingestelde oppositie. De rechtbank oordeelt het opportuun om de nietigheidsvordering op te schorten hangende de oppositie, en verzoekt het EOB per brief om de deze versneld te behandelen.

De inbreukvordering kan volgens de rechtbank evenwel niet geschorst worden nu dit de beschermingsduur van het octrooi volledig zou uithollen en vooralsnog niet werd aangetoond dat het zeer waarschijnlijk zou zijn dat de oppositie zal slagen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat aerosolventielen en spuitbuskleppen vervaardigd uit een glasgevulde polyolefine met glasinhoud tussen 3% en 30% of enkele tienden van een procent buiten deze marge een inbreuk uitmaken op het octrooi van Clayton.

Het beweerde recht op persoonlijk voorgebruik wordt afgewezen, en een deskundigenonderzoek wordt bevolen om de rechtbank bij te staan in de schadebegroting. Clayton kan volgens de rechtbank tenslotte geen aanspraak maken op een “redelijke vergoeding” onder Art. 67(3) EOV en Art. 29 BOW (toepassing van de uitvinding hangende de aanvraag, voorafgaand aan de verlening) nu de nodige vertaling niet werd neergelegd of aan A meegedeeld, en het in elk geval niet bewezen wordt geacht dat A van de octrooiaanvraag op de hoogte was.

IEFBE 836

Vakman kon met een verrekijker vanaf de straat waarnemen

Hof van Beroep Gent 5 mei 2014, IEFbe 836 (appellant tegen Renolit Belgium)
Uitspraak ingezonden door Fernand De Visscher en Tineke Van Hoey, Simont Braun. Octrooi nietig. Openbaar karakter ingeroepen anterioriteit. Geen vermoeden van geheimhouding bouwvakkers van werf waar een dak wordt geplaatst. Appellant is houder van EP 964 968, verleend op basis van een Belgische octrooiaanvraag BE 9700180 met prioriteit, voor een dakbedekkingssysteem. Bij de Rechtbank van Eerste Aanleg werden EP 968 en BE 180 nietig verklaard. Tijdens de beroepsprocedure is het Europees octrooi ingeperkt. Een nieuwe anterioriteit, een dakbedekking van een gebouw in Denemarken, kwam aan het licht. Appellant betwist het openbaar karakter van deze dakbedekking en vordert verklaring van octrooirechtinbreuk. De octrooien zijn nietig, met veroordeling in de de basisvergoeding van de rechtsplegingsvergoeding. Omtrent het openbaar karakter van de ingeroepen anterioriteit en in het bijzonder het argument van de vertrouwelijkheid oordeelt het hof als volgt:

23. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat tijdens de constructie de werken aan het oog van de arbeiders op de werf, van de werknemers in het bedrijf en van de voorbijgangers onttrokken werd. Daarom is deze zaak feitelijk te onderscheiden van de rechtspraak van het EOB die de heer … aanvoert.

De werknemers die het dak gelegd hebben, moeten kennis gehad hebben van materialen en techniek. Een geheimhoudingsclausule in de arbeidsovereenkomst van de dakleggers ligt niet voor. Er dient niet zonder meer van uit gegaan te worden dat de dakleggers en andere bouwvakkers gebonden waren door een verplichting tot geheimhouding.

Tegenover het gebouw met het nieuwe dak ligt een ander gebouw van Dong. Vanuit dat gebouw is het dak rechtstreeks waarneembaar. Het hof heeft geen argumenten om de verklaring, dat de werknemers van Dong op de site verder gewerkt hebben tijdens de renovatiewerken, buiten beschouwing te laten.

Ook bezoekers en klanten van Dong bleven toegang hebben tot de gebouwen van Dong inclusief het gerenoveerde gebouw (…).

De eerste tien foto’s tonen het dak vanaf de straat naast het gebouw. Het is zelfs zichtbaar voor een belangstellende waarnemer. Een vakman, kan eventueel met behulp van een verrekijker, de vormen en materialen waarnemen.

De mogelijkheid tot kennisname van de technische kenmerken van de dakbedekkingsconstructie en de mogelijkheid tot ongehinderde overdracht van deze technische kennis zijn derhalve voldoende aangetoond.”