Hof van beroep Brussel 6 juni 2023, IEFBE 3691; 2016/AR/337 (Eiser tegen gedaagde).“S” is houder van een Belgisch octrooi ter bescherming van imitatie- of kunststoftakken. Zij is tevens houder van een Europees octrooi ter bescherming van de methode voor de productie van imitatietakken. “F” is houder van drie gemeenschapsmodellen die betrekking hebben op respectievelijk (1) een imitatietak, (2) een paneel gemaakt van gevlochten imitatietakken en (3) een paneel eveneens gemaakt van gevlochten imitatietakken in een frame. “F” dient een verzoek in tot beschrijvend beslag wegens vermeende inbreuk door “V” voor het vervaardigen van soortgelijke panelen en door “N” voor het aanleveren van synthetische takken daartoe. “N” dient oppositie in bij het EOB tegen het Europees octrooi van “S”, waarna de conclusies finaal worden gewijzigd. “S” en “F” verzoeken ondertussen in eerste aanleg een verbod op het vervaardigen, verdelen en verkopen of aanbieden van de beweerde namaakproducten door “V” en “N”, dat wordt toegewezen op straffe van een geldboete. “V” en “N” tekenen beroep aan tegen deze beslissing.
Octrooirecht
Opdat het weerlegbare vermoeden van inbreuk gelegen in artikel XI.60, §2 WER (“Indien een octrooi betrekking heeft op een werkwijze tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel, wordt zulk een voortbrengsel dat door een ander dan de octrooihouder is vervaardigd, behoudens tegenbewijs, geacht met toepassing van de geoctrooieerde werkwijze te zijn vervaardigd”) toepassing kan vinden, moeten “V” en “N” aantonen dat het product dat het resultaat is van de geoctrooieerde werkwijze nieuw is en identiek is aan het product dat zou zijn verkregen door inbreuk te maken op de geoctrooieerde werkwijze. (§10 van het arrest). Het onderzoek naar de identieke aard van de producten die via de respectieve werkwijzen zijn verkregen, moet worden uitgevoerd met betrekking tot de producten zelf, en dus in het bijzonder met betrekking tot het product dat met behulp van de geoctrooieerde werkwijze is geproduceerd, en niet met betrekking tot de conclusies van het werkwijze-octrooi (§11 van het arrest). De hoven en rechtbanken beoordelen soeverein de bewijskracht van een verklaring uitgaande van één van de partijen in overeenstemming met de artikelen 961/1 en 961/2 van het Gerechtelijk Wetboek (§13 van het arrest). Bij de beoordeling van een octrooiinbreuk, moet het vermeende inbreukmakende product worden vergeleken met de octrooiconclusies (§22, 24 van het arrest). Er moet worden nagegaan of de essentiële kenmerken van de conclusies werden overgenomen (§24). Als er geen inbreuk is op een onafhankelijke conclusie, is er ook geen inbreuk op de daarvan afhankelijke conclusies (§15, 25). Art. XI.86, §1 WER: Indien, doordat er afstand is gedaan van de productconclusies, het ingeroepen Europees octrooi beperkt is tot een werkwijze-octrooi, vervallen de productconclusies van het Belgisch octrooi, dat als prioriteit van het Europees octrooi werd ingeroepen, niet (§20).