Gepubliceerd op donderdag 3 december 2015
IEFBE 1600
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Buitenlandse beslissingen tasten prima facie geldigheid octrooi AstraZeneca niet aan

Hof van Beroep Brussel 10 november 2015, IEFbe 1600 (AstraZeneca tegen Teva)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers en Liesbeth Weynants, HOYNG ROKH MONEGIER. Octrooirecht. AstraZeneca is houdster van EP 364 en verzoekt de rechter om Teva te verbieden inbreuk te maken op dit octrooi. Er zijn verschillende buitenlandse beslissingen geweest die het octrooi, op hun grondgebied, nietig hebben verklaard. Volgens het hof tasten deze beslissingen niet het geldigheidsvermoeden van het Belgische luik van het octrooi aan. Bij de belangenafweging oordeelt het hof in het voordeel va Astrazeneca. Het hoger beroep wordt ontvankelijk en gegrond verklaard.

 

De schijn van rechten - prima facie geldigheid van EP 364
25. Het hof meent dat het arrest Roquette van het Hof van Cassatie d.d. 12 september 2014 in elk geval niet toelaat te stellen dat een buitenlandse vernietigingsbeslissing omtrent een buitenlands luik van een Europees octrooi een vermoeden van niet-geldigheid creëert ten aanzien van het overeenkomstige Belgische luik van dat octrooi.

Wel zijn buitenlandse beslissingen aangaande het al dan niet vervuld zijn van de geldigheidsvoorwaarden van parallelle buitenlandse luiken en vaan Europees octrooi feiten of omstandigheden die relevant kunnen zijn in het kader van de beoordeling van het Belgische luik van dat octrooi.

(…)

Er is in de buitenlandse uitspraken onderling die het octrooi nietig verklaren wegens gebrek aan uitvinderswerkzaamheid noch eenduidigheid in de beoordelingscriteria noch eenduidigheid in de invulling daarvan. In de procedures in het Verenigd Koninkrijk werd bijvoorbeeld een andere prioriteitendatum gehanteerd dan in de procedures in Duitsland en Nederland. Dit heeft als gevolg dat de documenten waarvan geoordeeld werd dat ze deel uitmaken van de stand van de techniek en die het oordeel aangaande de uitvinderswerkzaamheid mede hebben beïnvloed, niet dezelfde zijn. Er werd ook een andere invulling gegeven aan de vakman. In de Duitse procedures werd in hoger beroep onder meer (doch niet alleen) het objectief op te lossen technisch probleem anders ingevuld dan in eerste aanleg.

26. Het hof besluit dat het vermoeden (juris tantum) van de geldigheid van het Belgische luik van EP 364 niet wordt aangetast of weerlegd door de buitenlandse beslissingen betreffende de respectieve parallelle buitenlandse luiken van dat Europees octrooi.

De belangenafweging
34. Er zou volgens Teva schade worden toegebracht aan het openbaar belang of aan de sociale zekerheid indien haar generiek van quetiapine met verlengde afgifte van de markt zou worden gehaald. Deze bewering is niet bewezen en wordt evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. (…) Er wordt dan ook niet bewezen dat er een kostenbesparing is voor de patiënt of voor de sociale zekerheid in geval van beschikbaarheid op de Belgische markt van een generiek van quetiapine met verlengde afgifte.

36. Het hof besluit dat rekening houdend met de belangen van beide partijen, alsmede met de belangen van de patiënten en de sociale zekerheid, de belangenafweging doorweegt in het voordeel van Astrazeneca.