Gepubliceerd op dinsdag 15 december 2015
IEFBE 1618
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Octrooi op baktechniek donuts nietig wegens gebrek uitvinderswerkzaamheid

Hof van beroep Brussel 15 september 2015, IEFbe 1618 (Puratos tegen Dum Dum Doughnuts)
Octrooirecht. DDD is houdster van EP ‘291, een octrooi op een bepaalde sproei en baktechniek voor het vervaardigen van donuts. Puratos stelt dat dit octrooi nietig is bij gebrek aan nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid en vordert nietigverklaring van het Belgische deel. Als bewijs legt zij een recept uit een kookboek uit 1996 over. Het Hof oordeelt dat de vakman geen intensieve arbeid had hoeven te verrichten om tot de in het octrooi neergelegd oplossing te komen. Het octrooi wordt nietig verklaard.

Het kan dus niet ernstig betwist worden dat D1 de meest nabije stand van de techniek is en derhalve het te hanteren uitgangspunt voor de probleem-oplossing toets. Het feit dat D1 niet werd vermeld in het octrooi doet niets daar aan af.

Het enige octrooirechtelijk relevante verschil tussen D1 en conclusie 1 in de hierboven aangehaalde lezing van conclusie 1 (met name deze die door DD wordt vooropgesteld), zijnde het verschil tussen de in conclusie 1 opgeëiste stappen en de daarmee overeenstemmende stappen in D1, bestaat er in dat in D1 de eerste sproeistap wordt uitgevoerd net vóór het rijzen van de deegballetjes terwijl in voornoemde lezing van conclusie 1 de eerste sproeistap wordt uitgevoerd net ná het rijzen van de balletjes.

(…)

Het kan niet ernstig betwijfeld worden dat een vakman, met name is casu iemand met een goede kennis van baktechnieken, in het bijzonder van technieken om donuts te bakken, die op zoek zou gaan naar een oplossing voor voornoemd probleem, op basis van zijn algemene vakkennis ertoe zou komen om de donuts te besproeien met vet nadat ze zijn gekoeld (en dus nadat ze zijn gerezen) in plaats van daarvóór omdat het tot de algemene kennis van de vakman behoort dat er op die manier een huid zal gevormd worden en dat het eveneens tot de algemene kennis van de vakman behoort dat die huid er voor zorgt dat er minder vet in het deeg dringt. Voor zover als nodig blijkt dit uit het octrooi zelf waar bij de beschrijving van de werkwijze uit de stand van de techniek om donuts klaar te maken, wordt aangegeven dat het deeg na het rijzen wordt gekoeld opdat zich een huid zou kunnen vormen vooraleer de donut worden gefrituurd.

Ook wat dit probleem betreft [waar het tweede technische effect op ziet], is het voldoende aannemelijk dat de vakman die op zoek zou gaan naar een oplossing voor voornoemd probleem, op basis van zijn algemene vakkennis of gewoon zijn of haar gezond verstand ertoe zou komen om de donuts te besproeien met vet nadat ze zijn gerezen in plaats van daarvoor omdat iedereen in het vak weet dat een gelijke verdeling van een vetstof op een deeg leidt tot een effen gebakken oppervlak en dat het eveneens tot de algemene vakkennis of het gezond verstand behoort dat het aanbrengen van een vetstof voor het rijzen niet tot een gelijke verdeling leidt in tegenstelling met het aanbrengen van het vet na het rijzen.

Gelet op hetgeen voorafgaat, lijdt het dus geen twijfel dat de vakman - verstrekkende vanuit D1 en dus slechts geconfronteerd met een zeer klein technisch probleem (cfr. supra) - tot de ‘uitvinding’ voorwerp van conclusie 1 zou zijn gekomen zonder enige inventieve arbeid te hoeven verrichten.