IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 1694

Zonder tegenspraak cahier Dirk Voorhoof

Eva Lievens, Jan Lippens, Katrien Van der Perre (red), Zonder tegenspraak, die Keure 2016.
Het 30ste Tegenspraak-cahier is een buitengewoon boek over het omvangrijk oeuvre van Dirk Voorhoof. Zijn emeritaat inspireerde 51 collega's, kunstenaars, vrienden en vriendinnen tot een breed scala van bijdragen. Naar goede Tegenspraak-traditie zijn zowel inhoud als toonzetting van dit cahier kritisch en origineel, maar deze keer ook soms humoristisch en vaak ronduit verrassend.

De reeks ‘Tegenspraak-cahiers’ belicht met een gedurfde kritische benadering actuele juridische en maatschappelijke onderwerpen. Sinds 1985 publiceerde de redactie van Tegenspraak 29 cahiers over de meest diverse onderwerpen. De redactie is een multidisciplinair team van geëngageerde juristen, filosofen en sociologen dat recht ziet als instrument van sociale emancipatie.

Het 30ste Tegenspraak-cahier, met als titel ‘Zonder tegenspraak’, is om verschillende redenen bijzonder. Niet alleen omwille van zijn inhoud en vorm, maar ook omdat dit cahier over Dirk Voorhoof gaat, naar aanleiding van zijn emeritaat als professor aan de Universiteit Gent op 1 februari 2016.

Dirk Voorhoof is al decennia lang lid van de redactie van Tegenspraak.  Zijn omvangrijke oeuvre en zijn rol als public intellectual inspireerden 51 collega’s tot een breed scala van bijdragen: solide opiniestukken over vrije meningsuiting, stakingsrecht, journalistiek en ethiek, klokkenluiders, openbaarheid van bestuur, auteurs- en mediarecht, …

Daarnaast is het boek ook gelardeerd met bijdragen van kunstenaars, vrienden en vriendinnen die persoonlijke herinneringen ophalen aan Dirk Voorhoof en hun inspiratie de vrije loop lieten voor kunstwerken, cartoons, poëzie en speelse beschouwingen over voetbal en wielrennerij. Een buitengewoon boek over en voor een bijzonder man.

Inhoudstafel
Voorwoord: Het hoofd en de benen
Eva Lievens, Jan Lippens en Katrien Van der Perre

De diepe spits
Ruddy Doom

Limedirck – Dirckelim
Eva Brems

Wielrennen, recht en aansprakelijkheid: vive le vélo?
Koen Lemmens

Rechterlijk bevel
Pol Deltour

“Nobody asked your opinion”
Alain Bloch

Hoe is het weer daar?
Joke van Leeuwen

Cartoon: Nieuwe patatjes
Zak

Le centre du monde
Alain Berenboom

Mais où sont les neiges d’antan?
Eric Brewaeys

Op de barricades
Caroline Pauwels

Uit: De Oostakkerse gedichten
Hugo Claus

On Edward Snowden, Julian Assange and Dirk Voorhoof
Pieter Verdegem

Waarom…
John Vervaele

Kwetsen als democratisch recht en democratische noodzaak
Johan Vande Lanotte

Een 10 voor Dirk
Jan Kabel

Mission impossible: “Mister Article 10” in robotversie
Peggy Valcke

Gravure: Neem daar maar geen voorbeeld aan
Zaza

Mijmeringen van een BOP of een Bewust Ongeëngageerde Persmagistraat
Lieven Lenaerts

Post voor Dirk
Willem Debeuckelaere

Het Meningloze tijdperk
Egbert Dommering

Omzien in verwondering
Jean-Claude Burgelman

Over de jurist
Luc Coorevits

Het smaakpalet van een academisch kunstenaar
Hannes Cannie

Kinderrechten in de grijze zone
Eva Lievens

FYI
Jan Lippens

A Belgian mentor
Katrien Van der Perre

Le tour de l’article 10
Tarlach McGonagle

Ook een raad kan raad gebruiken
Flip Voets

Brief aan Dirk
Fabienne Brison

Gravure: Ik kap ermee
Zaza

Klokkenluiden: over bescherming, sereniteit en behoorlijke regelgeving
Bernard Hubeau en Gudrun Vande Walle

Dirk over Dirk
Dirk Brossé

Hoe leg ik de staking uit aan mijn kind?
Patrick Humblet

A Belgian professor
Ides Debruyne

Een betrouwbare bron
Wouter Hins

Voorhoof tegen Nederland
Bernt Hugenholtz

Familierecht, persdiscretie en behandeling achter gesloten deuren
Liliane Versluys

Spraakkunst
Hugo Claus

Vervreemd van het nieuws
Tom Naegels

Of zeg ik…
Christine Mussche

Een schitterende carrière als profrenner
Geert Laporte

Herinneringen aan prof. dr. Dirk Voorhoof
Frankie Schram

De persfluisteraar
Jörgen Oosterwaal

Op de bres voor empowerment van journalisten en burgers
Marleen Teugels

Hoofdkwartieren
Roland Waeyaert

Discover your inner Dirk Voorhoof!
Stijn Smet

Geknakt
Ludo de Jager

Droit d’auteur et liberté d’expression 170
Christophe Geiger

De Kannibaal van het mediarecht
Ann Braeckman

Alleskunner
Gerard Schuijt

A holistic approach to Media Law
Inger Høedt-Rasmussen

Over de auteurs

IEFBE 1693

Geneesmiddelfolders en -brochures zijn verkoopcatalogi die zijn uitgesloten van reclameregelgeving

NL Rechtbank van eerste aanleg Brussel 15 januari 2016, IEFbe 1693 (verkoopcatalogus Eurogenerics)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en dus definitief. Strafrecht. Reclame. Geneesmiddelen. Vrijspraak.  Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt in een proces-verbaal dat de door Eurogenerics gehanteerde brochure onder het begrip 'reclame voor geneesmiddelen' valt en niet valt onder de categorie 'verkoopcatalogi en prijslijsten'. Rekeninghoudend met de schikking, vormgeving en inhoud kunnen de folders bestempeld worden als verkoopcatalogi. De in de geviseerde brochures gehanteerde indeling valt niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden. De rechtbank spreekt de nv Eurogenerics voor de enige tenlastelegging vrij.

D.6. Het verbieden van een indeling, zoals door de nv Eurogenerics gehanteerd, zou betekenen dat er geen sprake meer kan zijn van verkoopcatalogi. Er zouden bij wijze van spreken enkel nog alfabetische lijsten mogelijk zijn. Zoals gezegd, is het nochtans inherent aan het begrip verkoopcatalogus dat de koopwaar enigszins wordt 'uitgestald', om de gebruiker een overzicht te bieden van het gamma.

D.7. Er moet besloten worden dat de aan de geviseerde folders geen (gekwalificeerd) verkoopsbevorderend oogmerk ten grondslag ligt, zodat zij het karakter van een verkoopcatalogus behouden.

E. Tweede inbreuk: vermelden van gegevens van de geneesmiddelen
E.1. Zoals uiteengezet, moet het als een inherente eigenschap van een verkoopcatalogus aanvaard worden dat er een indeling wordt gehanteerd om de producten op een efficiënte en praktische wijze voro te stellen.
De indeling in deze zaak heeft een neutrale, objectieve bron en heeft een oriënterend in plaats van een beschrijvend karakter. Indien een dergelijke indeling zou worden beschouwd als het verschaffen van gegevens betreffende de medicamenten, zou de term 'verkoopcatalogus' ieder nuttig effect verliezen.
(...)

E.3. Er moet besloten worden dat de in de geviseerde brochures gehanteerde indeling niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden.
(...)

 

IEFBE 1692

EHRM: nieuwssite niet aansprakelijk voor ‘rude and vulgar comments’

EHRM 2 februari 2016, IEFbe 1692; 22947/13 (Hungarian Association of Content Providers en Index.hu tegen Hongarije)
Met samenvatting van Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan/Mediareport. Eerder deze maand kwam het EHRM met een belangrijk arrest over de aansprakelijkheid van nieuwssites voor comments van derden: MTE en Index t. Hongarije. Het lijkt goed nieuws voor sites die lezers ruimte geven om comments te plaatsen. Sites lijken daar minder snel aansprakelijk voor te kunnen worden gesteld dan leek na het bekende Delfi arrest uit 2015. In Delfi bepaalde de Grote Kamer van het EHRM dat de Estse nieuwssite Delfi terecht aansprakelijk was gehouden voor comments die onder nieuwsartikelen op haar website waren gepubliceerd. Het EHRM lijkt in Index de impact van Delfi te willen inperken. Het toelaten van ongefilterde comments kan op zich geen reden zijn om de site waar de comments staan aansprakelijk te houden, ook niet als de site had moeten beseffen dat sommige comments mogelijk onrechtmatig zouden zijn. Zo’n regel zou de vrijheid om informatie te verstrekken op het internet ondermijnen.

Het EHRM benadukt verder dat de stijl die in veel comments wordt gebruikt deel uitmaakt van de uitingsvorm en dus ook wordt beschermd door de uitingsvrijheid. Ook op andere punten veel interessants voor de perspraktijk in deze uitspraak.

Feiten
De Hongaarse nieuwsportal Index (Index.hu ZRT) en MTE (Magyar Tartalomszolgáltatók Egyesülete), het overkoepelende orgaan van Hongaarse internet content providers, werden in Hongarije veroordeeld voor het weergeven van comments van derden. Zij opinies gepubliceerd over een bedrijf dat 30 dagen lang gratis advertentiediensten bood, en na verloop van die termijn opeens een bedrag in rekening bracht, zonder de klanten daarover vooraf te informeren. Dit lokte comments uit als:

- “They have talked about these two rubbish real estate websites a thousand times already.

- “Is this not that Benkő-Sándor-sort-of sly, rubbish, mug company again? I ran into it two years ago, since then they have kept sending me emails about my overdue debts and this and that. I am above 100,000 [Hungarian forints] now. I have not paid and I am not going to. That’s it.

En de wat bijzondere:
- “People like this should go and shit a hedgehog and spend all their money on their mothers’ tombs until they drop dead.”

Het bedrijf vond dat haar reputatie was besmeurd en dat sprake was van inbreuk op haar artikel 8 EVRM rechten. Zij hield beide portals aansprakelijk voor de comments die derden onder de opiniestukken hadden geschreven. Daarop haalde de portals de comments offline.

De Hongaarse rechter vond dat ook een comment van een derde gewoon redactionele content is, dat ze ontoelaatbaar waren en hield de portals daarvoor aansprakelijk. Dit oordeel hield stand tot aan de hoogste Hongaarse rechter, waarop de portals naar het EHRM stapten. Zij vonden de veroordeling een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting (10 EVRM).

Het EHRM wijst op de bekende factoren uit zijn vaste rechtspraak (Couderc/Paris Match, Von Hannover v. (no. 2) en Axel Springer) die relevant zijn voor de afweging tussen artikelen 8 en 10 EVRM, en met name: “contribution to a debate of public interest, the subject of the report, the prior conduct of the person concerned, the content, form and consequences of the publication, and the gravity of the penalty imposed on the journalists or publishers“. Die factoren komen hierna aan de orde.

Geen uitspraak over safe harbor bescherming; kan in Nederland anders uitvallen
De Hongaarse rechter oordeelde dat de portals geen beroep toekwam op de safe harbor bescherming voor internet tussenpersonen. Deze bescherming (bijvoorbeeld onder de E-Commerce Richtlijn) bepaalt dat hosts van content in principe niet aansprakelijk zijn voor claims als zij prompt reageren op een klacht. Het is onder deze regeling verder verboden een filter- of monitorverplichting op te leggen. Net als in de Delfi zaak, concludeert het EHRM slechts dat het zich heeft neer te leggen bij het oordeel van de nationale rechter hierover.

Dat is een belangrijk punt, omdat de conclusie van de Estse (in Delfi) en Hongaarse rechter voor discussie vatbaar is. Zo zijn partijen als Google, Ebay en bepaalde social netwerk websites wel aangemerkt als hosting provider. Als een dergelijke casus in Nederland voor de rechter zou komen dan is het goed mogelijk dat een nieuwssite de safe harbor bescherming wel kan inroepen.

Impact Delfi ingeperkt?
Het EHRM maakt een duidelijk onderscheid tussen deze casus en die in Delfi, waar het volgens het EHRM ging om “clearly unlawful expressions, amounting to hate speech and incitement to violence“. Later noemt het EHRM het feit dat het in Delfi ging om hate speech zelfs het “pivotal element” uit die zaak. En in de onderhavige Hongaarse zaak zijn de comments misschien vulgair of beledigend, maar betrof het zeker geen hate speech of aanzetten tot geweld. Ook wijst het Hof ter onderscheiding op het feit dat in deze zaak één van de klagers (MTE) een organisatie zonder winstoogmerk is.

In Delfi, zo vervolgt het Hof, heeft het EHRM verder een aantal specifieke elementen genoemd die relevant zijn voor de beoordeling van uitingen die door tussenpersonen worden gepubliceerd, waaronder: de context van de comments, de maatregelen die de klager heeft genomen om onrechtmatige uitingen te voorkomen en te verwijderen en de vraag of de auteurs van de comments ook zelf aansprakelijk hadden kunnen worden gesteld.

Context en content: ook de “low style” van internetcomments wordt beschermd
Het EHRM stelt eerst nog eens vast dat “in the light of its accessibility and its capacity to store and communicate vast amounts of information, the Internet plays an important role in enhancing the public’s access to news and facilitating the dissemination of information in general“. Daartegenover noemt het EHRM de potentiële impact van internetpublicaties.

Het EHRM wijst verder op de communicatiestijl op internetportals. Die behoort misschien wel tot “a low register of style”, maar die stijl is eigen aan internetportals. En dat vermindert de impact ervan. Het EHRM wijst er verder op dat ook ‘offensive’ en ‘outright vulgar‘ uitingen worden beschermd. Belediging kan weliswaar ontoelaatbaar zijn als het uitsluitend denigrerend is, bijvoorbeeld wanneer het enige doel van de uiting is om te beledigen. Maar het vulgaire karakter van een uiting op zich is niet beslissend bij de beoordeling ervan. Stijl maakt deel uit van de communicatie als de uitingsvorm en wordt als zodanig beschermd samen met de inhoud van de uiting, aldus het EHRM.

Aansprakelijkheid van de auteurs
De nationale rechter heeft ten onrechte geen enkele aandacht besteed aan de vraag of de auteurs te traceren waren.

Ook is ten onrechte buiten beschouwing gebleven dat het enkele onderhouden van een platform waarbinnen anderen comments kunnen plaatsen een journalistieke activiteit is. Het helpen verspreiden van uitingen van anderen mag alleen worden belemmerd als er “particularly strong reasons for doing so” zijn (onder verwijzing naar het Jersild arrest).

Maatregelen portals en het handelen van eiser
Het EHRM wijst op de volgende maatregelen die de portals namen om onrechtmatige comments te vermijden of te verwijderen:

  • een disclaimer in hun voorwaarden waarin stond dat de plaatser, en niet de portal, aansprakelijk was voor diens comment;
  • een verbod in de voorwaarden op comments die inbreuk maken op de rechten van anderen;
  • een van de twee portals verbood ‘onrechtmatige uitingen’;
  • Index had een team moderators
  • beide portals hadden een notice en takedown systeem;

De nationale rechter vond toch dat de portals aansprakelijk waren, omdat ze ongefilterde comments doorlieten, terwijl ze hadden moeten weten dat sommige daarvan mogelijk in strijd met de wet waren. Onzin, aldus het EHRM: dit komt neer op het vereisen van excessief en onhaalbaar voorafgaand toezicht en dat ondermijnt de vrijheid om informatie te verstrekken op het internet.

Ook had de nationale rechter mee moeten wegen dat eiser rauwelijks had gedagvaard, zonder gedaagden eerst te vragen de comments offline te halen.

Gevolgen van de veroordeling voor de klagers - Reputatie bedrijf minder brede bescherming
Het EHRM wijst op het verschil tussen de commerciële belangen van een bedrijf om de reputatie te beschermen, en het belang van een individu bij reputatiebescherming. Bij die laatste kan ook de waardigheid worden aangetast, een morele dimensie die ontbreekt in een zakelijke omgeving. Hier gaat het om een bedrijf: de gevolgen zijn dus minder vergaand. Ook liep er al een onderzoek naar het handelen van de websites; het EHRM is niet overtuigd dat de comments aanvullende impact hadden op de consument.

Bij de afweging van de consequenties van de veroordeling voor de klagers merkt het EHRM verder nog op dat weliswaar geen schadevergoeding is toegekend, maar dat de veroordeling wel kan worden gebruikt om in de toekomst alsnog schade te vorderen. Dat moet de nationale rechter dus ook meewegen.

Beslissend is verder dat het aansprakelijk houden van internetportals voor comments, voorzienbare negatieve gevolgen kan hebben voor de comment omgeving op portals en er zelfs toe kan leiden dat sites de comment sectie maar helemaal sluiten. En dat kan weer een chilling effect hebben op de vrijheid van meningsuiting op internet. Ook dat is ten onrechte niet meegewogen door de Hongaarse rechter.

Conclusie
Het EHRM overweegt tenslotte dat in Delfi is bepaald dat een notice en takedown systeem, met een snelle reactietijd, in veel gevallen een goede manier is om botsende rechten tegen elkaar af te wegen. Een uitzondering kan zich voordoen als comments bestaan uit hate speech en directe bedreigingen voor de fysieke integriteit van individuen. Voor die gevallen zijn lidstaten ‘mogelijk’ gerechtigd nieuwssites aansprakelijk te houden als zij nalaten maatregelen te nemen om evident onrechtmatige comments te verwijderen, zelfs zonder voorafgaande waarschuwing. Maar let wel; dit geldt alleen als sites zich inderdaad niet kunnen beroepen op de safe harbor bescherming. een punt waar het EHRM zich niet over uitlaat.

Het is duidelijk: het EHRM concludeert dat de veroordeling van de Hongaarse nieuwsportals strijdig was met artikel 10 EVRM.

Wat betekent dit voor Delfi? Zijn de zaken niet te vergelijken omdat wordt benadrukt dat het in dit geval geen hate speech betreft en in Delfi wel? Ja, dat is een terecht onderscheid, maar het EHRM lijkt in dit arrest wel degelijk het Delfi duveltje weer een beetje terug in het doosje te duwen.

IEFBE 1691

Staking productie en verspreiding van Turtle Wax-producten op Europese markt

Vzr. Rechtbank Gelderland 18 januari 2016, IEFbe 1691; ECLI:NL:RBGEL:2016:686 (Bar's Products International tegen Bar's Europe)
Distributie. Concept samenwerkingsovereenkomst. IE-rechten. Vooruitlopend op de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tussen BPI en Turtle Wax, is BPI in 2014 in overleg getreden met gedaagde over de bediening van de Europese markt. Er is geen overeenstemming over de wijze van afrekening en verdeling marges. Het zelfstandig produceren, distribueren en ontvangen van opbrengsten zonder die overeenstemming is onrechtmatig. Er is geen licentie tot gebruik (handels)naam / merkrechten. De vordering tot staking productie, vervaardiging en verspreiding van producten en voeren van (handels)naam en merk wordt toegewezen. Gedaagde dient opgaaf te doen van behaalde opbrengsten en domeinnaam over te dragen.

4.5. Wat betreft de op intellectuele eigendomsrechten gebaseerde vorderingen van BPI (onder III en VI) wordt het volgende vooropgesteld.
Het gaat hier in de kern niet om een dergelijk geschil. Partijen zijn met elkaar in onderhandeling geweest om tot productie en distributie te komen van Bar’s producten in Europa. Dan is het onbetamelijk en dus onrechtmatig om, zoals [gedaagde] /BE hebben gedaan, op een andere dan de beoogde wijze tot distributie van die producten onder de naam Bar’s over te gaan terwijl de partijen over de inhoud van een overeenkomst (nog) geen overeenstemming met elkaar hadden bereikt. Het enkele feit dat BPI een aantal keren grondstoffen, waaronder Rhizex, voor de productie van Bar’s producten aan [gedaagde] /BE heeft geleverd en dat het hen daarom in het kader van de beoogde samenwerking was toegestaan Bar’s producten te produceren en mogelijk ook te verkopen, betekent nog niet dat [gedaagde] /BE om die reden ook bevoegd zouden zijn de (handels)naam- en/of merkrechten van Bar’s te gebruiken. In de situatie dat partijen geen overeenkomst met elkaar hebben gesloten valt ook niet in te zien waaraan [gedaagde] /BE die licentie zouden kunnen ontlenen. Ook uit het enkele feit dat [gedaagde] /BE voor de levering van Rhizex (de in de prijs daarvan begrepen) royalties aan BPI hebben betaald kan, anders dan [gedaagde] /BE hebben opgeworpen, niet worden afgeleid dat het hen daarom vrij staat de voormelde benamingen te gebruiken. Door zonder dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden waaronder [gedaagde] /BE aan de productie en aflevering van Bar’s producten zouden gaan deelnemen, eigenmachtig de namen van Bar en Bar’s producten te gaan gebruiken, handelen [gedaagde] /BE onrechtmatig jegens BPI, wat er verder ook zij van de intellectuele eigendomsrechten van BPI.
IEFBE 1690

UPC Mediation Rules

UPC Mediation Rules, 15 February 2016
Uit het persbericht: At its last meeting the Preparatory Committee agreed the Rules on Mediation for the UPC. The Rules will be subject to legal scrubbing and some further work may be necessary to align them with other rules. However, in the interests of transparency and to keep users updated on the current work programme of the Committee, the Chair has agreed the Rules are published in their current form and can be found here.

IEFBE 1689

Auteursrechtinbreuk door verkleinde foto's op website Kicero.be

Rechtbank Antwerpen 10 oktober 2012, IEFbe 1689 (Photonews tegen Kicero.be)
Auteursrecht. Outprint. Printscreens. Photonews treft op de website kicero.be foto’s aan die uit haar bestand komen. Gedaagde stelt alleen gebruik te hebben gemaakt van de RSS-feeds van andere websites. De rechter betwijfelt dit en oordeelt daarnaast dat de herkomst er weinig toe doet. Deketelaere heeft inbreuk gepleegd door, zonder voorafgaande toestemming, minstens 3.883 foto’s van Photonewsop kicero.be te reproduceren en beschikbaar te stellen aan het publiek. Hij wordt veroordeeld tot een schadevergoeding van 12.500 euro.

4.2. de beweerde inbreuken op de auteurswet
(...)

Het is bovendien hoogst twijfelachtig dat verweerde, zoals hij beweert, enkel gebruikt heeft gemaakt van de RSS-feeds van bijvoorbeeld De Morgen om te komen tot het resultaat dat wordt aangeboden op zijn website (verkorte tekst met verkleinde foto), nu eiseres aan de hand van een outprint van RSS-feeds van De Morgen aantoont dat daarin geen verkleinde foto’s zijn opgenomen. Het was voor verweerde hoogst gemakkelijk geweest een uitprint te bezorgen van RSS-feeds waarin dergelijk verkleinde foto’s wel vervat waren om het standpunt van eiseres te ontkrachten. Verweerder laat na dit te doen, wat de rechtbank doet besluiten dat verweerder zich niet beperkt heeft tot het louter publiceren van RSS-feeds, zoals hij beweert, docht daar ook in bepaalde gevallen ook verkleinde foto’s aan heeft toegevoegd.

Overigens doet de herkomst van wat verweerder gepubliceerd heeft er weinig toe, nu onomstotelijk bewezen is dat foto’s afkomstig van eiseres door hem gepubliceerd zijn op zijn website en dit zonder de voorafgaandelijke toestemming van eiseres.

(…)

Verweerder bewijst niet dat hij zich met betrekking tot de vastgestelde inbreuken kan beroepen op een van de uitzonderingen zoals vervat in de artikelen 21 en 22 van de Auteurswet.

Op de zitting van 12 september 2012 werd uitdrukkelijk erkend dat de website niet kaderde in een leeropdracht, zoals beweerd wordt in de synthesebesluiten (p.4)

Er dient integendeel vastgesteld te worden dat verweerder een commerciële activiteit uitoefent als “internet ondernemer en CEO van https://www.internetinkt.com” (stuk 11 van eiseres, p. 14) en via de website www.kicero.be/clippy.be enerzijds klanten naar zijn internetwinkel lokt (www.internetinkt.com, zie de prominent aanwezige banjer op diverse bladzijden van de website in het PV van gerechtsdeurwaarder Weyns) en anderzijds inkomsten verwerft of minstens poogt te verwerven uit het opnemen van advertenties op zijn website. De rubriek “Ads by Google” refereert naar het programma Gogle AdSense dat gepromoot wordt als gratis programma waarmee online uitgevers inkomsten kunnen generen door relevante advertenties weer te geven bij de meest uiteenlopende soorten online inhoud. Verweerder bewijst geenszins dat hier sprake zou zijn van het verschijnen van advertenties zonder dat de websitebeheerder dit wil (door hem “ambush advertenties” genoemd).

IEFBE 1688

Pas de protection pour 'Ma vie fout l'camp' contre 'Frozen' par le droit d'auteur

Cour de Cassation de Belgique 14 décembre 2015, IEFbe 1679 (Luppino contre Warner)
Décision envoyée par Eric de Gryse, Simont Braun. La cour de cassation a rejeté le pourvoi contre l’arrêt rendu le 3 février 2014 par la cour d’appel de Mons (IEFbe 626). La partie de la ligne mélodique de ‘Ma vie fout l’camp’ se retrouvant dans ‘Frozen’ ne présente pas une originalité suffisamment marquée pour justifier cette protection. Les demandeurs n'établissent pas que les extraits litigieux de la chanson du demandeur ne sont pas banals mais reflètent la personnalité de leur auteur. L’arrêt de la cour d’appel justifie légalement sa décision que “les extraits litigieux de ‘Frozen’ ne constituent pas une reproduction illégale des extraits litigieux de la chanson ‘Ma vie fout l’camp’ et [que] la contrefaçon n’est pas établie”. L’article 1er, §1er, alinéa 1er de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins n’exclut pas que, dans certaines circonstances, le tribunal puisse tenir compte d’œuvres postérieures pour apprécier la banalité de l’œuvre litigieuse.

IEFBE 1678

Volgens Duitse BGH kunnen smartphone-apps 'Werktitelschutz' krijgen

BGH 28. Januar 2015, IEFbe 1678; I ZR 202/14 (wetter.de)
Merkenrecht. Uit het persbericht: Der unter anderem für das Markenrecht zuständige I. Zivilsenat des Bundesgerichtshofs hat entschieden, dass Apps für mobile Endgeräte wie Smartphones grundsätzlich Werktitelschutz genießen können. Die Klägerin betreibt unter dem Domainnamen "wetter.de" eine Internetseite, auf der sie ortsspezifisch aufbereitete Wetterdaten und weitere Informationen über das Thema Wetter zum Abruf bereithält. Seit 2009 bietet sie entsprechende Informationen auch über eine Applikation (nachfolgend "App") für Mobilgeräte (Smartphones und Tablet-Computer) unter der Bezeichnung "wetter.de" an.

Die Beklagte ist Inhaberin der Domainnamen "wetter.at" und "wetter-deutschland.com", unten denen sie im Internet ebenfalls Wetterdaten zur Verfügung stellt. Seit Ende 2011 betreibt sie zudem eine App mit entsprechenden Inhalten unter den Bezeichnungen "wetter DE", "wetter-de" und "wetter-DE".

Die Klägerin beanstandet die Benutzung der Bezeichnungen der Beklagten für deren Wetter-App als eine Verletzung ihrer Titelschutzrechte an dem Domainnamen "wetter.de" und der entsprechenden Bezeichnung der von ihr betriebenen App. Sie hat die Beklagte auf Unterlassung, Auskunft und Ersatz von Abmahnkosten in Anspruch genommen sowie die Feststellung der Schadensersatzpflicht der Beklagten begehrt. Das Landgericht hat die Klage abgewiesen. Die dagegen gerichtete Berufung der Klägerin ist erfolglos geblieben. Die gegen das Urteil des Berufungsgerichts eingelegte Revision der Klägerin hat der Bundesgerichtshof jetzt zurückgewiesen.

Der Bundesgerichtshof hat angenommen, dass Domainnamen von Internetangeboten sowie Apps für Mobilgeräte zwar titelschutzfähige Werke im Sinne von § 5 Abs. 3 MarkenG* sein können. Der Bezeichnung "wetter.de" komme aber keine für einen Werktitelschutz nach § 5 Abs. 1 und 3 MarkenG hinreichende originäre Unterscheidungskraft zu. Unterscheidungskraft fehlt einem Werktitel, wenn sich dieser nach Wortwahl, Gestaltung und vom Verkehr zugemessener Bedeutung in einer werkbezogenen Inhaltsbeschreibung erschöpft. So liegt es im Streitfall. Das Berufungsgericht hat rechtsfehlerfrei festgestellt, dass die Bezeichnung "wetter.de" für eine Internetseite und für Apps, auf denen Wetterinformationen zu Deutschland angeboten werden, glatt beschreibend ist.

Allerdings sind in bestimmten Fällen nur geringe Anforderungen an den erforderlichen Grad der Unterscheidungskraft zu stellen. Dies setzt voraus, dass der Verkehr seit langem daran gewöhnt ist, dass Werke mit beschreibenden Bezeichnungen gekennzeichnet werden und dass er deshalb auch auf feine Unterschiede in den Bezeichnungen achten wird. Ein derart abgesenkter Maßstab ist von der Rechtsprechung insbesondere für den Bereich der Zeitungen und Zeitschriften anerkannt, die seit jeher mit mehr oder weniger farblosen und nur inhaltlich oder räumlich konkretisierten Gattungsbezeichnungen gekennzeichnet werden. Diese Grundsätze sind jedoch nicht auf den Bereich der Bezeichnung von Internetseiten und Smartphone-Apps übertragbar.

Die Bezeichnung "wetter.de" genießt auch keinen Werktitelschutz unter dem Gesichtspunkt der Verkehrsgeltung. Zwar kann eine fehlende originäre Unterscheidungskraft auch bei Werktiteln durch Verkehrsgeltung überwunden werden. Die Klägerin hat aber nicht belegt, dass sich die Bezeichnung innerhalb der angesprochenen Verkehrskreise als Werktitel durchgesetzt hat. Angesichts des glatt beschreibenden Charakters der Bezeichnung "wetter.de" kann die untere Grenze für die Annahme einer Verkehrsdurchsetzung nicht unterhalb von 50 % angesetzt werden. Dass mehr als die Hälfte der angesprochenen Verkehrskreise in der Bezeichnung "wetter.de" einen Hinweis auf eine bestimmte Internetseite mit Wetterinformationen sehen, ergab sich aus dem von der Klägerin vorgelegten Verkehrsgutachten nicht.

IEFBE 1687

HvJ EU: Licentiehouder mag inbreukvordering instellen zonder registerinschrijving

HvJ EU 4 februari 2016, IEFbe 1687; ECLI:EU:C:2016:71 (Hassan tegen Breiding)
Merkenrecht. Artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [Gemeenschapsmerkenverordening] moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder een vordering kan instellen wegens inbreuk op het gemeenschapsmerk waarop de licentie betrekking heeft, hoewel deze licentie niet in het register van gemeenschapsmerken is ingeschreven.

Gestelde vragen [IEFbe 1334] :

1) Staat artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [de] verordening [...] eraan in de weg dat een licentiehouder die niet is ingeschreven in het register [...] een vordering wegens inbreuk op een gemeenschapsmerk instelt?

2) Zo ja, staat artikel 23, lid 1, eerste volzin, van [de] verordening [...] in de weg aan een nationaalrechtelijke praktijk volgens welke de licentiehouder de aanspraken van de merkhouder tegen de inbreukmaker kan handhaven op grond van de bevoegdheid om in eigen naam een procedure te voeren over diens recht (,Prozessstandschaft’)?”

IEFBE 1686

Public Consultation on the Rules on Court fees and recoverable costs

The consultation document Rules on Court fees and recoverable costs comprises two options for a revised Rule 370, a table of fees, a scale of ceilings for recoverable costs and an Explanatory Note. Responses are to be sent to the Secretariat before 31 July (there is no guarantee that responses received after this date will be taken into consideration). In order to facilitate the processing of the submissions received the members of the Preparatory Committee would be grateful if responses are sent in English.

The Committee shall only consider contributions from stakeholders and other interested parties whose identity can be established and who can be contacted at least via e-mail. Contributors who represent organisations are requested to indicate so. If not, their contributions shall be considered to have been made in a personal capacity. Personal data (such as name and address of the contributor, name and type of the organisation, name of the contact person etc.) shall be kept only for the purpose of the consultation and may be used by the Committee for activities related to the consultation. Personal data shall not be given to third parties and shall be destroyed once the analysis of the consultation is completed.

The fee structure for the Unified Patent Court will comprise fixed fees and, for certain actions, an additional value based fee. The fee levels proposed are the lowest that will enable eventual sustainability of the Court.

As well as proposing fee levels, the consultation also addresses a number of points including:

support for small and medium sized enterprises (SMEs), not for profit organisations and certain other bodies as set out in the Agreement by providing two possible options;

  • the threshold at which a value-based fee will be payable; and
  • a scale of ceilings for recoverable costs.

Comments are welcome on any aspect of the proposal and will be considered by the Preparatory Committee and its appropriate Working Groups prior to publication of an agreed fee structure.