DOSSIERS
Alle dossiers

Mediarecht - Droit des médias  

IEFBE 3743

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx.

Undercoveragenten moeten onherkenbaar gemaakt worden in het boek ‘Drugsbaron’

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 17 jun 2024, IEFBE 3743; ECLI:NL:RBMNE:2024:3140 (De Belgische Staat tegen gedaagden), https://ie-forum.be/artikelen/undercoveragenten-moeten-onherkenbaar-gemaakt-worden-in-het-boek-drugsbaron

Vzr. Rb. Midden-Nederland 17 mei 2024, IEF 22083, IEFbe 3743; ECLI:NL:RBMNE:2024:3140 (De Belgische Staat tegen gedaagden). Kort geding. Gedaagden hebben het boek ‘Drugsbaron’ geschreven en uitgegeven, dat sinds 18 april te koop is. In dit boek staan foto’s waarop drie undercoveragenten herkenbaar afgebeeld zijn. Vier weken nadat het boek in de handel werd gebracht, heeft de Belgische Staat de auteur en uitgever gesommeerd om op een kort gedingzitting te verschijnen. De Staat stelt dat de portretten van haar medewerkers, de undercoveragenten, tot gevaar leiden en wil de verspreiding van deze foto’s voorkomen. De voorzieningenrechter is het met de Belgische Staat eens en acht dat de afbeelding van de medewerkers, gelet op hun professionele achtergrond, onrechtmatig is. Het boek mag nu alleen nog uitgegeven worden indien de medewerkers niet meer herkenbaar op de foto’s staan en dus wordt de volgende druk aangepast. Daarom moet de uitgever boekhandels en commerciële verkopers sommeren om verkoop van de boeken te staken en pas te hervatten als de foto’s van de undercovers onherkenbaar zijn gemaakt.

IEFBE 3726

Conclusie A-G: schending van uitingsvrijheid kan tenuitvoerlegging vonnis in de weg zitten

HvJ EU - CJUE 8 feb 2024, IEFBE 3726; ECLI:EU:C:2024:127 (Real Madrid Club de Fútbol), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-a-g-schending-van-uitingsvrijheid-kan-tenuitvoerlegging-vonnis-in-de-weg-zitten

HvJ EU Conclusie A-G 8 februari 2024, IEF 21969, IEFbe 3726; ECLI:EU:C:2024:127 (Real Madrid Club de Fútbol). De uitgave van de krant Le Monde uit 2006 bevatte een stuk dat de voetbalclub Real Madrid geassocieerd zou hebben met Dr Fuentès, hoofd van een bloeddopingnetwerk in de wielerwereld. De krant beweerde dat de voetbalclub gebruikmaakte van de diensten van dr Fuentès. De Spaanse rechtbank was van oordeel dat het artikel lasterlijk en schadelijk was voor de voetbalclub en heeft het krantenbedrijf Société Éditrice du Monde veroordeeld tot het betalen van een boete van €390.000,- en dat bedrijf en zijn journalist, hoofdelijk, een boete van €33.000,- betalen. Real Madrid heeft in Frankrijk om tenuitvoerlegging van die Spaanse vonnissen verzocht, maar in 2020 heeft de Franse rechter in tweede aanleg (cour d’appel de Paris) de vordering afgewezen met oog op de openbare orde en persvrijheid. De verwijzende rechter heeft aan de hand hiervan prejudiciële vragen gesteld [zie IEF 21154].

IEFBE 3682

Mediaforum Studenteneditie

Onderaan dit bericht vindt u de eerste studenteneditie van Mediaforum. Een klein jaar geleden ging de call for papers, die tot de in dit exemplaar verzamelde bijdragen leidde, de deur uit. “Het doel van deze studenteneditie”, zo schreven we daarin, “is om studenten die gefascineerd zijn door juridische vraagstukken op het snijvlak van media en recht de kans te bieden daarover te publiceren.” Met trots kunnen we als redactie concluderen dat dat doel bereikt is. Het resultaat is kleurrijk; het geheel van de verschillende inzendingen laat de breedte van het mediarechtelijke landschap duidelijk zien. De artikelen in deze editie variëren van meer positiefrechtelijke onderwerpen zoals sharenting en de digitale voetafdruk van een kind, tot meer filosofische onderwerpen zoals de grenzen van de vrijheid van meningsuiting.

IEFBE 3300

Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker Advocaten.

Opinie A-G over begrip 'op welke drager dan ook'

Gerecht EU - Tribunal UE 23 sep 2021, IEFBE 3300; ECLI:EU:C:2021:763 (Austro-Mechana tegen Strato), https://ie-forum.be/artikelen/opinie-a-g-over-begrip-op-welke-drager-dan-ook

Gerecht EU Opinie A-G 23 september 2021, IEF 20260, IEFbe 3300; ECLI:EU:C:2021:763 (Austro-Mechana tegen Strato) Op 7 september 2020 stelde het Oberlandsgericht Wien een aantal prejudiciële vragen die betrekking hadden op het begrip 'op welke drager dan ook', volgend uit richtlijn 2001/29/EG [zie IEF 19748]. Met de eerste vraag probeert de verwijzende rechter te vernemen of de uitzondering voor het kopiëren voor privé-gebruik van artikel 5, lid 2, sub b ook betrekking heeft op reproducties die worden opgeslagen in een cloud-dienst die door een derde aangeboden wordt. De A-G is van mening dat voor online diensten dezelfde benadering moet worden toegepast als bij materiële dragers. Het is nog de vraag of de rechtspraak in Nederland de conclusie van de A-G volgt. Dezelfde soort vragen liggen momenteel ook bij het hof in Den Haag, in het appel van de zaak tussen HP en Sont [zie IEF 18695].

IEFBE 3285

Prejudiciële vragen over reclametijd

HvJ EU - CJUE 21 apr 2021, IEFBE 3285; (Reti Televisive Italiane), https://ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-over-reclametijd

Consiglio di Stato 21 april 2021, IEF 20209, RB 3559, IEFbe 3285, IT 3668; C-255/21 (Reti Televisive Italiane) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: De Italiaanse toezichthouder heeft drie zenders van RTI sancties opgelegd wegens het overtreden van de regels omtrent maximale reclametijd per klokuur. Volgens RTI werd in deze tijd ook zelfpromotie gepresenteerd, die bij de berekening niet mee hoeven worden genomen. In het geschil is dan ook aan de orde de vraag of het aanprijzen door de moedermaatschappij van (radio)programma's van de dochter-onderneming rechtmatig is. De verwijzende rechter verwijst in dit verband naar een besluit van de AGCOM, volgens welke de concentratie van televisie- en radio-uitzendingen ertoe kan leiden dat concurrenten worden uitgesloten van de markt. Er worden verschillende prejudiciële vragen gesteld over deze kwestie. De belangrijkste ziet op de vraag of het bestaan van diverse vormen van communicatie ondergebracht in onderling verbonden ondernemingsgroepen ertoe kan leiden dat de omroeporganisatie als groep aan te merken is als één economische eenheid. De overige vragen zien op de maximumzendtijd voor reclame en de gevolgen hiervan als de verschillende ondernemingen inderdaad als één economische eenheid beschouwd moeten worden.

IEFBE 3124

HvJ EU: Italiaanse wet in strijd met vrijheid van vestiging

HvJ EU - CJUE 3 sep 2020, IEFBE 3124; ECLI:EU:C:2020:627 (Vivendi tegen Mediaset), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-italiaanse-wet-in-strijd-met-vrijheid-van-vestiging

HvJ EU 3 september 2020, IEF 19438, IT 3254, IEFbe 3124; ECLI:EU:C:2020:627 (Vivendi tegen Mediaset) Telecommunicatierecht. Mededingingsrecht. Prejudiciële beslissing. Zie eerder [IT 3047]. Het Franse Mediabedrijf Vivendi is de moedermaatschappij van een groep die actief is in de mediasector. In 2016 is Vivendi een vijandige overname van aandelen van Mediaset gestart. Volgens Mediaset handelt Vivendi in strijd met het Italiaanse recht. De Italiaanse wet bepaalt dat het voor een onderneming verboden is om een omzet te behalen die meer bedraagt dan 10% van de totale in het geïntegreerd communicatiesysteem gerealiseerde omzet, wanneer die onderneming een aandeel van meer dan 40% van de totale in die sector gerealiseerde omzet heeft. De bepaling is in strijd met de vrijheid van vestiging, omdat de beperking niet geschikt is om de doelstelling – de bescherming van het pluralisme op informatiegebied en in de media – te verwezenlijken. Bovendien maakt de betreffende bepaling, anders dan het EU-recht, geen onderscheid tussen de productie en de overbrenging van inhoud. Dat de drempel van 10% door Vivendi wordt bereikt is niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing dat er een gevaar bestaat voor het pluralisme in de media, omdat die drempel niks zegt over of en in welke mate Vivendi in een positie is om de inhoud van de media te beïnvloeden. De Italiaanse bepaling is in strijd met de vrijheid van vestiging ex art. 49 VWEU.

IEFBE 2916

Uitspraak ingezonden door Bart Van Besien, Finnian & Columba.

Persvrijheid boven schending reputatie Chieftain

West-Vlaanderen(afd. Ieper) - Flandre occidental(div. Ypres) 17 jun 2019, IEFBE 2916; (Entropia tegen X), https://ie-forum.be/artikelen/persvrijheid-boven-schending-reputatie-chieftain

Rechtbank eerste aanleg West-Vlaanderen (afdeling Brugge) 17 juni 2019, IEF 18603, IEFbe 2916 (Chieftain Ivestments tegen X) Mediarecht. Persvrijheid. Chieftain Ivestments (voorheen Entropia) is een telecommunicatienetwerk bedrijf in onder andere Vlaanderen en Nederland. X is een Nederlandse journalist en uitgever van een tijdschrift met betrekking tot telefonie. X bracht verslag uit van enkele gerechtelijke procedures in Nederland die de verbonden onderneming Chieftain Investments betroffen. Chieftain Investments vorderde daarop een schadevergoeding vanwege schending van haar goede naam en reputatie van en het gebruik van foutieve titels wat tot commerciële schade zou leiden. De vordering is ongegrond verklaard.

IEFBE 2829

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: Zijn nationale bepalingen persoonsgegevens uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden in strijd met Handvest?

HvJ EU - CJUE 15 okt 2018, IEFBE 2829; (Associated Newspapers), https://ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-zijn-nationale-bepalingen-persoonsgegevens-uitsluitend-journa

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 15 oktober 2018, IEF 18264; IEFbe 2829; IT 2718; C-687/18 (Associated Newspapers) Via MinBuza: Verweerster is uitgeefster van de kranten van onder andere de Daily Mail. Verzoeker heeft gedurende meerdere jaren geklaagd over uiteenlopende artikelen die verweerster had gepubliceerd. Verzoeker heeft ook geklaagd over het feit dat de Daily Mail persoonsgegevens had verzameld, opgeslagen en gebruikt.  Verzoeker heeft bij de Britse rechter beroep ingesteld tegen verweerster met betrekking tot de door verweerster gepubliceerde artikelen. Verweerster heeft op grond van section 32 DPA (Data Protection Act, dit artikel geeft een mogelijkheid om af te wijken van artikel 9 van de richtlijn 95/46/EG) een vordering tot schorsing van het geding ingediend. Volgens lid 4 van dit artikel moet de nationale rechter het rechtsgeding schorsen wanneer de persoonsgegevens worden verwerkt voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden en met het oog op de publicatie door een persoon van journalistiek, literair of artistiek materiaal dat 24 uur voor de peildatum niet eerder door de voor de verwerking verantwoordelijke was gepubliceerd. In casu staat vast dat aan beide voorwaarden is voldaan. Verzoeker verzet zich tegen de schorsing omdat deze in strijd zou zijn met het Unierecht (richtlijn 95/46/EG en Handvest van de grondrechten). 

IEFBE 2777

Conclusie AG: Eenvoudig militair rapport niet auteursrechtelijk beschermd

HvJ EU - CJUE 25 okt 2018, IEFBE 2777; ECLI:EU:C:2018:870 (Funke Medien NRW), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-eenvoudig-militair-rapport-niet-auteursrechtelijk-beschermd

Conclusie AG HvJ EU 25 oktober 2018, IEF 18058; IEFbe 2777; ECLI:EU:C:2018:870; C‑469/17 (Funke Medien NRW) Auteursrecht. Volgens AG Szpunar (persbericht) kan een eenvoudige militair rapport geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Allereerst voldoet zo'n rapport niet als een werk dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Ten tweede zou zo'n beperking een ongerechtvaardigde beperking betekenen van de vrijheid van meningsuiting. Conclusie AG:

„Artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 52, lid 1, ervan, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat zich niet kan beroepen op het auteursrecht zoals neergelegd in artikel 2, onder a), en artikel 3, lid 1, [InfoSoc-Richtlijn] teneinde te verhinderen dat vertrouwelijke documenten van die lidstaat worden meegedeeld aan het publiek in het kader van een debat over vraagstukken van algemeen belang. Deze uitlegging staat er niet aan in de weg dat die lidstaat andere bepalingen van nationaal recht toepast, met name die inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie, mits hij daarbij het Unierecht in acht neemt.”

 

IEFBE 2752

Jugement resumé par Philippe Campolini, Simont Braun.

Une personne n’ayant pas pris l’initiative d’une vidéo publicitaire mais ayant sciemment contribué à sa réalisation peut avoir la qualité de co-annonceur

Bergen - Mons 24 apr 2017, IEFBE 2752; (Ligue Equestre Belge contre Union Professionelle Veterinaire), https://ie-forum.be/artikelen/une-personne-n-ayant-pas-pris-l-initiative-d-une-vid-o-publicitaire-mais-ayant-sciemment-contribu-sa

Cour d'appel Mons 24 avril 2017, IEFbe 2752 (Ligue Equestre Belge contre Union Professionelle Veterinaire) À la suite de la publication sur internet, par l’ASBL Ligue équestre belge, d’une vidéo montrant un « technicien dentaire équin » prodiguant des soins dentaires à un cheval, l’ASBL Union professionnelle vétérinaire a intenté une action en cessation contre ledit technicien dentaire, faisant valoir que cette vidéo établissait dans son chef un exercice illégal de la médecine vétérinaire. La cour d’appel de Mons a confirmé la décision de première instance en ce qu’elle avait constaté que certains des actes posés par ledit technicien dentaire relevaient en effet de l’exercice de la médecine vétérinaire. La question se posait toutefois aussi de savoir si la vidéo en question pouvait être considérée comme un acte de publicité trompeuse dans le chef du technicien dentaire en cause. À cet égard, ce dernier faisait valoir qu’il n’était pas le réalisateur de la vidéo, laquelle était un spot pédagogique réalisé par l’ASBL Ligue équestre belge. Dans son arrêt, la cour constate tout d’abord que, même si la vidéo a été réalisée par une ASBL dans un but pédagogique, elle a un effet publicitaire certain, visant à faire connaître, voire à recommander, l’intervention du technicien dentaire en cause ou d’autres techniciens dentaires équins auprès des propriétaires de chevaux, public-cible de cette vidéo et clientèle potentielle pour de telles prestations de services. Ensuite, la cour s’interroge sur la question de savoir si le technicien dentaire en cause peut être qualifié d’annonceur. Sur ce point, la cour considère que pour pouvoir être qualifié d’annonceur, il faut non seulement profiter des effets de la publicité, mais également avoir pris part, de manière active ou passive, à l’opération publicitaire. Tel peut être le cas d’une personne qui contribue sciemment à la réalisation d’une publicité même sans en avoir pris l’initiative. Elle doit dans ce cas être considérée comme co-annonceur.