Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun.
Nationale regeling die prijsaankondigingen tijdens sperperiode verbiedt niet toegestaan
Hof van Cassatie van België 29 oktober 2015, IEFbe 1730 (INNO tegen UNIZO cs.)
Marktpraktijken. Eiseres exploiteert de winkelketen Inno en geeft klanten korting op producten. Verweersters voeren aan dat eiseres hiermee het verbod om prijsverminderingen aan te kondigen tijdens de sperperiode heeft overtreden. Eerder bepaalde het HvJ EU [C-126/11, vgl. IEFbe 93] dat Richtlijn 2005/29/EG aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale bepaling die op algemene wijze aankondigingen van prijsverminderingen en suggesties daarvan tijdens de sperperiode verbiedt, voor zover deze bepaling de bescherming van de consumenten beoogt. Volgens het Hof van Cassatie is met artikel 53 §1 WHPC tevens beoogt de consument te beschermen, waardoor krachtens die bepaling verboden aankondigingen van prijsverminderingen niet buiten het toepassing gebied van Richtlijn 2005/29/EG vallen. Het middel is gegrond.
Conclusie AG: publiek Wifi-netwerkaanbieder niet voor auteursrechtinbreuk aansprakelijk
Conclusie AG HvJ EU 16 maart 2016, IEF 15774, IEF be 1729; IT 2013; ECLI:EU:C:2016:170 (McFadden tegen Sony)
Auteursrecht. Aansprakelijkheid. Uit het persbericht: Volgens advocaat-generaal Szpunar is de exploitant van een winkel, een bar of een hotel die het publiek gratis toegang verschaft tot een wifinetwerk niet aansprakelijk voor inbreuken op het auteursrecht die door een gebruiker worden gepleegd. Ofschoon de exploitant een rechterlijk bevel kan worden opgelegd om deze inbreuk te staken of te voorkomen, kan daarentegen niet worden geëist dat hij de internetverbinding uitschakelt, beveiligt met een wachtwoord of alle communicatie controleert .
Conclusie AG:
"1) De artikelen 2, onder a) en b), en 12, lid 1, van [infosoc-"richtlijn elektronische handel”], moeten aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op een persoon die, als nevenactiviteit van zijn economische hoofdactiviteit, een wifinetwerk met internettoegang exploiteert dat hij gratis ter beschikking stelt van het publiek.
Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun.
Generieke betekenis spa voor hydratherapiecentrum is niet uit te breiden naar cosmeticamerk SPA WISDOM
Gerecht EU 16 maart 2016, IEF 15773; IEFbe 1728; T-201/14; ECLI:EU:T:2016:148 (SPA WISDOM)
Uit het persbericht: The Body Shop kan "SPA WISDOM" niet laten inschrijven als gemeenschapsmerk. Bescherming van het bekende merk SPA tegen de inschrijving van SPA WISDOM voor waren in klasse 3 (cosmetische middelen). Aldus bevestigt het Gerecht zijn vroegere rechtspraak door vast te stellen dat het woord "spa” eventueel een generieke term kan vormen ter beschrijving van een voor hydrotherapie gebruikte ruimte, zoals een hamam of sauna, maar niet ter beschrijving van cosmetica, op grond dat het verband tussen cosmetica en centra voor hydrotherapie niet dusdanig is dat het generieke of beschrijvende karakter van dat woord daartoe kan worden uitgebreid.
Ingezonden door Jolien Barbier & Daan De Jaeger, Monard Law.
ND Watches maakt inbreuk op auteursrecht en merkenrecht Rolex
Rechtbank van Koophandel Antwerpen 18 december 2015, IEF 15770; IEFbe 1727; A/15/607 (Rolex)
ND Watches is een juwelier en verkoper van tweedehands Rolex horloges. ND Watches maakt inbreuk op de auteursrechten van Rolex. Door diamanten in eenzelfde soort 'golfmotief' op de wijzerplaat aan te brengen, wordt een directe kopie van de horloges van Rolex tot stand gebracht. Daarnaast maakt ND Watches inbreuk op het merkenrecht van Rolex, door golfballen en presentatie-houders met het logo Rolex in zijn etalage te gebruiken. Niet-toegestane wijziging van het uurwerk met niet-originele elementen vormt ook een merkinbreuk. Staking van de inbreuk op de auteursrechten en op de merkenrechten van de vennootschap naar Zwitsers recht ROLEX SA en of de NV Rolex Benelux door horloges te wijzigen.
Uitspraak ingezonden door Jurgen Figys, Kristof Roox, Christian Dekoninck, Crowel & Moring.
Buitenlandse rechtspraak perfect in lijn met nietigverklaring quetiapine-octrooi
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 11 maart 2016, IEFbe 1726 (Sandoz tegen Astrazeneca)
Octrooirecht. Prima facie geldigheid. Nieuw beschrijvend beslag (na IEFBE 1073 en IEFBE 1599). Sandoz stelt terecht dat AstraZeneca's octrooi EP 364, voor verlengde afgifte van quetiapine, nietig is. Bij de beoordeling van de prima facie geldigheid van een Europees octrooi kan rekening worden gehouden met buitenlandse beslissingen. Buitenlandse rechtspraak met betrekking tot dit octrooi is perfect in lijn met de nietigverklaring van het Belgische luik door Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen [IEFbe 776].
Bijdrage ingezonden door Ignace Vernimme, Simone Vandewynckel en Anne-Virginie Van Der Meiren, Stibbe.
Een kort commentaar bij artikel 11 van de nieuwe Merkenrichtlijn – Verbod voorbereidende handelingen in verband met het gebruik van een verpakking
Een kort commentaar bij artikel 11 van de nieuwe Merkenrichtlijn – Verbod voorbereidende handelingen in verband met het gebruik van een verpakking, IEF 15766; IEFbe 1725. (en français: Commentaire de l’article 11 de la nouvelle directive 2015/2436 rapprochant les législations des États-membres sur les marques – interdiction des actes préparatoires portant sur l’utilisation d’un conditionnement) Serie Het Nieuwe Merkenrecht. 1. Op 23 december 2015 werd Richtlijn 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten in het Publicatieblad gepubliceerd met als datum van inwerkingtreding 12 januari 2016. Deze Richtlijn maakt samen met de Verordening 2015/2424 deel uit van het « trademark package », dat in het leven werd geroepen om het Europese merkenrecht te hervormen en verder de nationale wetgeving van alle lidstaten te harmoniseren en in overeenstemming te brengen met de exhaustieve rechtspraak van het Hof van Justitie.
Artikel 11 van de Richtlijn illustreert dit treffend. Het artikel omvat het verbod op voorbereidende handelingen in verband met het gebruik van een verpakking of van een andere drager waarop het merk is aangebracht. Dit artikel 11 introduceert hiermee een nieuwe bepaling in het merkenrecht en is in de eerste plaats bedoeld om de rechten van de merkhouder tegenover derden te versterken, hetgeen hieronder nader zal worden toegelicht.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever.
Trump en het Streisandeffect
Eigenlijk is het een filmpje van niks: de clip die de Amerikaanse band Fight Clvb onlangs op Youtube plaatste. Een middelmatige animatievideo met beelden van Donald Trump, ondersteund door een constante herhaling van de woorden ‘Donald Fucking Trump’. Het is dan ook een raadsel waarom Trump, die van zijn tegenstanders wel wat gewend is, zich hier toch door uit de tent heeft laten lokken en de band nu met een rechtszaak dreigt. Hij meent dat de clip inbreuk maakt op het merk Trump. Maar heeft Trump dan nog nooit van het streisandeffect gehoord?
Woonplaats gedaagde doet er niet toe bij samenloop Benelux en Gemeenschapsmerken PORSCHE
Rechtbank Den Haag 9 maart 2016, IEF 15750 ; IEFbe 1721; ECLI:NL:RBDHA:2016:2477 (Porsche tegen Rotterdamse gedaagde)
Bevoegdheidsincident. Samenloop Gemeenschapsmerk en Beneluxmerk. Porsche vordert nietigverklaring Beneluxmerk P@RSCHE, staking van met Gemeenschapsmerk overeenstemmend gebruik en bij eisvermeerdering doorhaling Gemeenschapsmerkdepots. Gedaagde is woonachtig in Rotterdam en dus zou die rechtbank bevoegd zijn. Deze rechtbank is exclusief bevoegd voor doorhaling van Gemeenschapsmerken op grond van artikel 96 GMVo en de uitvoeringswet. Het gevorderde in het bevoegdheidsincident wordt afgewezen.
Uitspraak Wim Maas en Eelco Bergsma, Taylor Wessing.
Vraag aan HvJ EU: Is begrip vorm beperkt tot 3D-eigenschappen van waar of mede op kleur?
Rechtbank Den Haag 9 maart 2016, IEFbe 1720 (Louboutin tegen Van Haren)
HvJ EU ; C-163/16. Meer Louboutin-zoolmerkuitspraken. Van Haren vordert nietigverklaring en doorhaling van het Benelux rode zoolmerk. De rechtbank stelt de navolgende vraag van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (minbuza):
Is het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1e onder iii van Richtlijn 2008/95/EG (in de Duitse, Engelse en Franse versie van de Merkenrichtlijn respectievelijk Form, shape en forme) beperkt tot de driedimensionale eigenschappen van de waar zoals de/het (‘in drie dimensies uit te drukken') contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel ziet deze bepaling mede op andere (niet-driedimensionale,) eigenschappen van de waar zoals kleur?
HvJ EU: Voormalig erkende garagehouder niet aansprakelijk voor merkgeassocieerde internetadvertenties
HvJ EU 3 maart 2016, IEFbe 1719; ECLI:EU:C:2016:134; C-179/15 (Daimler)
Zie eerder IEF 14981 / IEFbe 1355. Uit het persbericht: Voormalige erkend garagehouders van Daimler zijn niet aansprakelijk voor internetadvertenties waarin hun naam geassocieerd blijft worden met het merk „Mercedes-Benz” ondanks hun inspanningen om die advertenties van het internet te laten verwijderen. Bovendien kan Daimler van die garagehouders niet eisen dat zij actie ondernemen om dergelijke advertenties van het internet te laten verwijderen wanneer zij geen opdracht tot plaatsing daarvan hebben gegeven.
Antwoord:
Artikel 5, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, geen gebruik van dat teken maakt dat krachtens die bepaling door de merkhouder kan worden verboden, wanneer de advertentie niet door of namens de derde is geplaatst of, ingeval de advertentie door of namens de derde is geplaatst met de toestemming van de merkhouder, wanneer de derde de beheerder van die website, bij wie hij de advertentie had besteld, nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie of de vermelding van het merk erin te verwijderen.
Gestelde vraag:
Moet artikel 5, lid 1, onder b), van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk tegen een derde die wordt genoemd in een internetadvertentie waarin een teken is opgenomen dat met het merk kan worden verward en die betrekking heeft op door de derde aangeboden diensten die identiek zijn aan de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, zodat bij het publiek ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat er officiële commerciële banden bestaan tussen de onderneming van de derde en de houder van het merk, ook dán kan optreden, wanneer de advertentie niet op het internet is geplaatst door of voor rekening van de erin genoemde persoon of op het internet blijft opduiken hoewel de erin genoemde persoon alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd om de advertentie te laten verwijderen, maar daar niet in is geslaagd?