Gepubliceerd op vrijdag 30 september 2016
IEFBE 1946
HvJ EU - CJUE ||
22 sep 2016
HvJ EU - CJUE 22 sep 2016, IEFBE 1946; ECLI:EU:C:2016:719; C‑223/15 (Combit Software tegen Commit), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-staking-merkinbreuk-voor-gehele-eu-gelasten-uitgezonderd-deel-van-grondgebied-waarvoor-geen-v

HvJ EU: Staking merkinbreuk voor gehele EU gelasten, uitgezonderd deel van grondgebied waarvoor geen verwarring is vastgesteld

HvJ EU 22 september 2016, IEF 16290; IEFbe 1946; ECLI:EU:C:2016:719; C‑223/15 (Combit Software tegen Commit) Uniemerk – Eenheidskarakter – Vaststelling van verwarringsgevaar voor slechts een deel van de Unie – Territoriale werking van het verbod als bedoeld in artikel 102 van deze verordening. HvJ EU:

Artikel 1, lid 2, artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 102, lid 1 [Uniemerkrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een rechtbank voor het Uniemerk vaststelt dat het gebruik van een teken leidt tot gevaar voor verwarring met een Uniemerk in een deel van het grondgebied van de Europese Unie, terwijl een dergelijk gevaar niet bestaat in een ander deel van dit grondgebied, deze rechtbank moet oordelen dat sprake is van schending van het aan dit merk verbonden uitsluitende recht en de staking van dit gebruik moet gelasten voor het gehele grondgebied van de Europese Unie, met uitzondering van het deel van dit grondgebied waarvoor het ontbreken van verwarringsgevaar werd vastgesteld.

Conclusie AG [IEF 15973]; gestelde vragen [IEF 15053]:

1. In welke zin wordt de beoordeling van het verwarringsgevaar bij een [Unie]woordmerk beïnvloed indien de fonetische overeenstemming van het [Unie]merk met een benaming die daarop inbreuk zou maken, vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in sommige lidstaten wordt geneutraliseerd door een verschil in betekenis, maar vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in andere lidstaten niet?
a)      Moet het verwarringsgevaar worden beoordeeld vanuit het perspectief van de ene of van de andere groep, dan wel vanuit het standpunt van een fictieve gemiddelde consument van alle lidstaten?
b)      Moet het bestaan van een inbreuk op het [Unie]merk worden erkend of afgewezen voor de hele Europese Unie indien slechts in een deel verwarringsgevaar bestaat, of moet in dat geval een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende lidstaten?