Gerecht: 'OMV' is een merk met uitzonderlijke mate van bekendheid
Gerecht EU 3 september 2024, IEF 22935; IEFbe 3983; ECLI:EU:T:2025:823 (OMV AG tegen EUIPO, Combe International). De Kamer van Beroep oordeelde dat de merken visueel in grote mate overeenstemmen, auditief 'slechts' gemiddeld overeenstemmen en begripsmatig niet overeenstemmen. Het Gerecht volgt deze redenering. Merkhouder OMV AG voert aan dat het EUIPO bij zijn beoordeling had moeten erkennen dat het oudere merk een uitzonderlijke mate van bekendheid heeft, die niet beperkt is tot de ingeschreven klassen. Hier sluit het Gerecht zich bij aan, door te oordelen dat de Kamer van Beroep een beoordelingsfout heeft gemaakt. Uit het voorgelegde bewijsmateriaal bleek dat deze merken van OMV AG een uitzonderlijke bekendheid genoten die verder reikte dan het relevante publiek voor de waren en diensten waarvoor deze merken waren ingeschreven.
Benelux Merkenrecht 2025 spreker uitgelicht: Hugo van Heemstra
De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, spreekt onder andere Hugo van Heemstra (Rechtbank Den Haag).
Van Heemstra is rechter bij de rechtbank Den Haag en bij de Netherlands Commercial Court (NCC). Voor zijn benoeming tot rechter in 2017 werkte hij zestien jaar als advocaat op het gebied van intellectueel eigendomsrecht en was hij secretaris bij de toezichthouder op collectieve beheersorganisaties.
Van Heemstra zal tijdens zijn bijdrage ingaan op het gebruiken van een marktonderzoek in procedures en de visie van de rechter hierop, zowel vanuit het oogpunt van juridische dogmatiek als vanuit de jurisprudentie en praktijk.
Parallelimport en verwijderde codes geen gegronde reden voor merkinbreuk
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 17 mei 2013, ECLI:NL:OGHACMB:2013:80 (Rémy Martin tegen Cardinal). Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie behandelt een hoger beroep van Rémy Martin, merkhouder van luxe cognac, tegen Cardinal Gift Shop N.V. op Sint Maarten. De zaak draait om parallelimport van flessen cognac waarvan de aangebrachte identificatiecodes zijn verwijderd. Rémy Martin vordert dat deze handel wordt verboden, omdat de verwijdering van de codes haar merkrechten schendt op grond van artikel 23 lid 8 Merkenlandsverordening (Mlv), dat merkhouders toestaat zich te verzetten bij “gegronde redenen”. Cardinal betoogt dat er geen sprake is van aantasting van het merk en wijst op het belang van vrije parallelhandel. In eerste aanleg wijst het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) de vorderingen af, onder verwijzing naar de eerdere Diageo-uitspraak van het Hof (IEF 11268), waarin is beslist dat het verwijderen van codes niet automatisch een gegronde reden oplevert. Rémy Martin gaat hiertegen in beroep en voert zeven grieven aan, onder meer dat de codes legitieme doeleinden dienen, zoals kwaliteitsbewaking en opsporing van parallelimport.
Jaarlijkse BIE-Scriptieprijs
De redactie van Berichten Industriële Eigendom (BIE) organiseert een jaarlijkse competitie voor de “BIE-Scriptieprijs”.
Met de instelling van deze prijs beoogt de redactie studenten te stimuleren zich te verdiepen in IE-vraagstukken en kennis te laten maken met het tijdschrift BIE. Onder IE verstaan wij hier het recht van de industriële eigendom (octrooi-, merken-, modellen-, handelsnaam-, databanken- en kwekersrecht plus het recht inzake geografische aanduidingen) alsmede het recht van de ongeoorloofde mededinging, inclusief de bescherming van bedrijfsgeheimen. Ook scripties over auteursrecht kunnen meedingen voor zover deze (mede) betrekking hebben op de hiervoor genoemde gebieden, zoals industriële vormgeving, technische excepties, cumulatie van beschermingsregimes, e.d.
De prijs voor de beste IE-scriptie bedraagt € 1000. Daarnaast wordt de auteur uitgenodigd om voor de BIE een artikel te schrijven op basis van zijn of haar scriptie.
De jury bestaat in 2025 uit prof. mr. Tobias Cohen Jehoram (voorzitter), prof. mr. Peter Blok, mr. dr. Lotte Anemaet en mr. dr. Alexander Tsoutsanis.
Eenieder kan goede scripties op het gebied van IE aanmelden en inzenden voor de BIE-Scriptieprijs.
De scriptie kan worden gestuurd naar de uitgever van de BIE, Claudia Zuidema: czuidema@delex.nl
Gerecht: accessoire voor waterpijp valt onder dezelfde categorie als waterpijp
Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22928; IEFbe 3979; ECLI:EU:T:2025:826 (Starbuzz Tobacco Inc. tegen EUIPO, Mayflix GmbH). Het Gerecht van de EU behandelt een merkenconflict tussen partijen Starbuzz Tobacco Inc. en Mayflix GmbH. Starbuzz Tobacco Inc. heeft een merkregistratie gedaan voor het woordmerk 'Discovery' (klasse 4, 21 en 34) in 2015. Mayflix GmbH vorderde intrekking van het merk wegens verval artikel 58, lid 1, onder a) van Verordening 2017/1001. De nietigheidsafdeling honoreerde dit verzoek behalve voor bepaalde producten in klasse 34 (meer specifiek: waterpijpen). Op grond van artikel 58, lid 1, onder a), van Verordening 2017/1001 kunnen de rechten van de houder van een EU-merk op verzoek bij het EUIPO of op basis van een tegenvordering in een inbreukprocedure vervallen worden verklaard indien het merk gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar niet daadwerkelijk in de Europese Unie is gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, en er geen geldige redenen zijn voor het niet-gebruik. Er is sprake van normaal gebruik van een merk wanneer het merk wordt gebruikt in overeenstemming met zijn wezenlijke functie, namelijk het waarborgen van de identiteit van de herkomst van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, teneinde een afzetmarkt voor die waren of diensten te creëren of te behouden. Normaal gebruik omvat geen symbolisch gebruik met als enig doel de door het merk verleende rechten te behouden. Er moet bij deze beoordeling gekeken worden naar alle relevante omstandigheden van het geval, ook wat er in de sector gangbaar is.
Benelux Merkencongres 2025 spreker uitgelicht: Martin Senftleben
De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, spreekt onder andere Martin Senftleben. Hij gaat tijdens het congres in op de consumentenperceptie ten opzichte van het gebruik van AI in de ontwikkeling van merkenrechtelijk beschermde producten. Hoe schat de consument namaakrisico’s in als producten door AI of een mens zijn ontworpen? Hoe beoordelen merkrechtspecialisten deze vraag? En welke uitdagingen ontstaan voor het merkenrecht?
Martin Senftleben is hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht en directeur van het Instituut voor Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam. Verder is hij als Of Counsel verbonden aan Bird & Bird. Senftleben speelt een toonaangevende rol in het debat over merken- en auteursrecht in het digitale tijdperk. Zijn onderzoek richt zich onder meer op de kansen en uitdagingen die door het trainen en exploiteren van generatieve AI-systemen ontstaan.
Gerecht: geen link tussen ZARA en pastaZARA
Gerecht EU 10 september, IEF 22924; IEFbe 3978; ECLI:EU:T:2025:849 (Ffauf Italia SpA tegen EUIPO, Inditex). Het Gerecht van de EU (zaak T-425/24) behandelt een merkenconflict tussen Ffauf Italia SpA, producent van pasta, en Inditex, eigenaar van het modemerk ZARA. Ffauf had het merk pastaZARA Sublime voor pasta (klasse 30) geregistreerd. Inditex verzette zich hiertegen met een beroep op artikel 8(5) van Verordening 40/94, dat merken met een reputatie extra bescherming biedt, ook buiten hun eigen productcategorie (hier: kleding, klasse 25). De Kamer van Beroep van het EUIPO wees de oppositie toe. Ffauf ging in beroep bij het Gerecht. Het Gerecht erkent dat ZARA in 2008 (de aanvraagdatum) een bekend merk was, maar vernietigt de beslissing: de tekens zijn slechts beperkt vergelijkbaar (“ZARA” is in pastaZARA niet dominant; visueel laag, fonetisch gemiddeld, conceptueel laag), de producten liggen ver uit elkaar (kleding versus pasta), en er is geen bewijs dat er in 2008 economische samenhang bestond tussen mode en voeding. De Kamer baseerde zich bovendien ten onrechte op latere trends (uit 2024). Daarmee ontbreekt de vereiste “link” tussen de merken, waardoor de oppositie niet slaagt.
Geen vreedzame co-existentie voor merken CFA en CEFA
Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22920; IEFbe 3976; ECLI:EU:T:2025:851 (European Federation of Financial Analysts’ Societies tegen EUIPO). De European Federation of Financial Analysts' Societies (hierna: EFFAS) vordert een vernietiging van een beslissing van het EUIPO waarin de aanvraag voor het woordmerk 'CEFA Certified European Financial Analyst' wordt afgewezen wegens het bestaan van een ouder merk, 'CFA' van CFA Institute. EFFAS betoogt dat de kamer van beroep in de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden door te oordelen dat er geen sprake was van vreedzaam naast elkaar bestaan van het aangevraagde merk en het oudere merk.
Toch verwarringsgevaar tussen beeldmerk 'Crax' en 'Krax'
Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22918; IEFbe 3973; ECLI:EU:T:2025:815 (Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ tegen EUIPO). Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ heeft op 13 juli 2007 een aanvraag tot inschrijving van een gemeenschapsmodel gedaan, zie ook ECLI:EU:T:2025:813 en ECLI:EU:T:2025:814. Star Foods E.M. SRL diende een vordering tot nietigverklaring in wegens strijd met oudere rechten. Deze oudere rechten, waaronder het beeldmerk "KRAX". Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ voert drie middelen aan, het eerste is ontleend aan schending van artikel 25, lid 1, onder e), van verordening nr. 6/2002 in de eerdere versie ervan, het tweede aan schending van de artikelen 94 en 95 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1) en artikel 40, lid 1, van de Roemeense merkenwet zoals gewijzigd (Monitorul Oficial al României, nr. 856 van 18 september 2020; hierna: „nieuwe Roemeense merkenwet”), en het derde aan schending van haar rechten van verdediging.
EU-gerecht wijst beroep op merk TUNA af
Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22921; IEFbe 3974; ECLI:EU:T:2025:825 (VIKZ tegen EUIPO). Het Gerecht beoordeelt het beroep van Verband der Islamischen Kulturzentren eV (VIKZ) tegen de beslissing van de Vijfde Kamer van Beroep van het EUIPO van 24 mei 2024, die het woordmerk TUNA ongeldig verklaart wegens misleiding (art. 52(1)(a) jo. 7(1)(g) Verordening 207/2009). Het merk wordt in 2013 aangevraagd, in 2016 geregistreerd en in 2022 bestreden door Inaba Shokuhin. In de waren- en dienstomschrijvingen (klassen 29–31, 35) staat telkens de beperking “all the aforesaid goods … other than in connection with tuna fish”. VIKZ voert twee middelen aan: (i) de registratie is niet misleidend en het Bureau past verkeerde maatstaven toe, en (ii) eerdere beoordelingen door EUIPO hebben gezag van gewijsde (art. 63(3) Verordening 2017/1001). Een verzoek van VIKZ om de lijst later (2024) te beperken tot “Halal-producten” wordt niet meegenomen, omdat dat de feitelijke context van de eerdere beslissing zou veranderen.