Abus du droit de brevet - Attitudes contradictoires
Cour d'appel de Mons 2 décembre 2013, IEFbe 892 (X contre Green&Company)
Droit de brevet. L’appelant en tant qu’inventeur d’un outil de jardin, appelé "le rigolet", a obtenu le brevet d'invention belge n° 09800289 protégeant cet outil. En vue de développer la commercialisation de l’outil en question, il a noué des liens avec des partenaires qu’il accuse par la suite d’actes de contrefaçon. La Cour dit la demande non fondée. Elle décide que si, techniquement, il y a des actes de contrefaçon, l’appelant ne peut s’en prévaloir. En intentant l’action, l’appelant a abusé de son droit car, d’une part, il avait encouragé la commercialisation du rigolet par les intimés et, d’autre part, ceux-ci ont spontanément cessé tout acte de contrefaçon. Sur le plan des faits, il est constant que l’appelant a autorisé les intimés à détenir "à titre expérimental et fabrication de quelques exemplaires: un rigolet, dix feuillets descriptifs (plan) et huit plans avec côtes et caractéristiques de fabrication". La Cour déclare l’appel recevable mais non fondé. Par conséquent, le jugement dont appel est confirmé.
Lees verder
Hoptimist-figuur getuigt van eenvormige en duidelijk herkenbare stijl
Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 17 juni 2014, IEFbe 891 (Hoptimist)
Uitspraak ingezonden door Kristof Roox, Crowell & Moring. Eiser exploiteert het gecreëerde figuurtje 'HOPTIMIST' conform licentieovereenkomst met de erfgenamen van de ontwerper. Casa verkoopt de gelijkende SPRING DOLL en Blokker verkoopt de ROBOTMAN. Het figuurtje getuigt van een eenvormige en duidelijke herkenbare stijl die veruitwendigd wordt in een vormgeving die tot de persoonlijk uitdrukking van de ontwerper behoort. Er is geen enkele (of in elk geval uiterst beperkt zichtbare) wijziging. De staking en recall wordt bevolen, en CASA moet informatie geven over de mate van verkoop in en doorvoer via België.
VII.A. Auteursrechtelijke bescherming voor HOPTIMIST-figuur:
(...) De HOPTIMIST-figuur getuigt van eenvormige en duidelijke herkenbare stijl die veruitwendigd wordt in een vormgeving die tot de persoonlijk uitdrukking van de ontwerper behoort. CASA/BLOKKER HOLDING bewijst onvoldoende naar recht dat dergelijke stijl tot "het publiek domein" zou behoren en/of dat het ontwerp technische kenmerken zouden inhouden die een auteursrechtelijke bescherming zouden doorkruisen.
Zo heeft het gebruik van de veer geen technisch doel, doch een zuiver esthetisch.
(...)
Opvallend is trouwens dat één van de stukken waarnaar CASA/BLOKKER Holding zelf verwijst, aangeeft dat een ("Originele 60-er jaren vintage zeldzame en grappige lamp...) te koop wordt aangebode, waardoor zijzelf het auteursrechtelijk beschermd karakter (alsmede de periode van ontwerp) lijkt te bevestigen.
VII.C. Auteursrechtelijk inbreuk
- Reproducties waarbij het origineel (al dan niet ingrijpend) wordt gewijzigd, vallen onder het meesterschap zolang de vrom van het oorspronkelijk werk herkenbaar blijft. (...) In de onderhavige feitenconstellatie is er echter geen enkele (of in elk geval uiterst beperkt zichtbare) wijziging te vinden tussen de [figuurtjes].
Reportage gevaar vliegtuigstrepen wijst op complottheorie
Raad voor de Journalistiek 10 april 2014, IEFbe 888 (Vereecke tegen VRT-Koppen)
Mediarecht. Klacht ongegrond. Klager is lid van de zogenaamde Belfortgroep, die in het verleden het gevaar van vliegtuigstrepen al enkele keren onder de publieke aandacht bracht. Voor een reportage over vliegtuigtuigstrepen komt hij hierover aan het woord. Een filosoof geeft in dezelfde reportage commentaar op het standpunt van klager. Klager stelt afspraken te hebben gemaakt per e-mail over de manier waarop het onderwerp zou worden behandeld en dat hij niet als gekke complotdenker gezien wil worden. Echter zou de VRT de voorwaarde die hij aan zijn medewerking had verbonden niet hebben nageleefd. De Raad verklaart de klacht ongegrond, omdat de e-mails geen afspraken zouden inhouden maar slecht een eenzijdige vraag, tevens zou klager voldoende gelegenheid hebben gehad om zijn standpunt toe te lichten, en ook te reageren op de ‘complotstelling' van een professor.
Klacht: Klager voert aan dat hij met de redactie van Koppen afgesproken heeft om mee te werken aan een reportage over vliegtuigstrepen onder één voorwaarde, namelijk dat de problematiek niet zou worden voorgesteld als een complottheorie. Hij moet nu echter vaststellen dat zowel in woordgebruik, in titelkeuze (‘Chemtrails: complot of niet?’), als bij de selectie van de geïnterviewden (professor Braeckman), alles in die sfeer is gepresenteerd en dat wie kritische bedenkingen heeft bij de vliegtuigstrepen werd voorgesteld als een geestesgestoorde.
Over de grond van de klacht
Uit de mailuitwisseling die partijen aan de Raad voor de Journalistiek hebben voorgelegd, blijkt niet dat klager en de redactie van Koppen afspraken hebben gemaakt over de manier waarop het onderwerp van de vliegtuigstrepen zou worden behandeld. Klager heeft weliswaar in twee mails voor de uitzending gevraagd dat dit niet ‘in de sfeer van (gekke) complottheorieën wordt opgediend’ of dat ‘wij als leden van een sekte worden voorgesteld’. Het betreft echter een eenzijdige vraag van klager en geen afspraak, wat een wederzijds akkoord zou impliceren. De VRT ontkent ten stelligste enige afspraak in die zin te hebben gemaakt. In de uitzending zijn de verschillende visies volgens de Raad op een evenwichtige manier aan bod gekomen. Klager heeft uitgebreid de kans gekregen om zijn standpunt toe te lichten, en ook te reageren op de ‘complotstelling van professor Braeckman. De keuze van professor Braeckman om de visie van klager in een context te plaatsen, kan worden verantwoord, gelet op zijn eerdere tussenkomsten hieromtrent.
UPC implementing the Patent Package, Second progress report
Unified Patent Court 'Implementing the Patent Package: Second progress report', 6 june 2014.
Since the last information provided to the Competitiveness Council at its meeting of December 2013, the Select Committee has:
- completed the second reading of the draft Rules relating to the Unitary Patent Protection;
- adopted the Rules for the compensation scheme for reimbursing translation costs for applicants having obtained a European patent with unitary effect;
- had several exchanges of views on the measures to be taken at national level to accompany the Unitary Patent Protection;
- adopted the timeline of its work for 2014.
During the next meetings to be held until the end of this year, the Select Committee will concentrate its work on the financial and budgetary aspects of the implementation of the Unitary Patent Protection in particular on projections of scenarios for the level of renewal fees and estimations of costs for the administration of the Unitary Patent Protection.
Les droits d’auteur sur le logo de la Radio Jodoigne ont été implicitement cédés
Cour d'appel de Bruxelles 27 septembre 2013, IEFbe 886 (X contre Radio Centre Jodoigne)
Droit d'auteur. X, graphiste de profession, accepte d'établir des projets de logos pour Passion FM (un programme de radio locale). X était membre ainsi que trésorière du Radio Jodoigne. X démissionne de ses fonctions de trésorière et fait enregistrer le logo à l’OBPI. X soutient qu'elle n'a pas cédé ses droits d'auteur à l'association. X a commandé, pour le compte de Radio Jodoigne, des porte-clefs et des tapis de souris avec une reproduction dudit logo. Il résulte de ces éléments que X a implicitement cédé ses droits d'auteur sur le logo. La cour dit l'appel recevable et mais non fondé.
7 (...) Il résulte des courriers électroniques adressés par X à Radio Jodoigne qu'elle a accepté la mission de créer le logo de la radio et qu'une fois le logo établi, elle l'a mis à disposition de l'association en septembre 2010.
Cette transmission du logo faite à Radio Jodoigne sans aucune réserve impliquait nécessairement l'autorisation donnée à cette dernière de l'utiliser selon sa destination.
Cette autorisation donnée par X est d'ailleurs confirme par le fait qu'elle a elle-même commandé, pour le compte de Radio Jodoigne, des porte-clefs et des tapis de souris avec une reproduction dudit logo.
(...) Il résulte de ces éléments que X a cédé implicitement mais de manière certaine, à Radio Jodoigne ses droit d'auteur sur le logo.
10. X affirme que le logo serait utilisé pour des manifestation étrangères à l'activité de Radio Jodoigne. Il n'est toutefois pas établi que cette dernière aurait fait un usage du logo non conforme à sa destination.
Opname met verborgen camera magistratenbezoek aan tempel toegestaan
Raad voor de Journalistiek 19 juni 2014, IEFbe 885 (Mahieu tegen VRT)
Mediarecht. Verborgen camera toegestaan. Term mogelijke normvervaging. Klacht van toenmalig voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. Aanleiding is een reportage in Het Journaal van 10 januari 2012 over het bezoek van een groep Antwerpse magistraten aan de Indiase Jaïntempel in Antwerpen. De reportage is gemaakt met verborgen camera en brengt verschillende magistraten herkenbaar in beeld. De reportage meldt ook dat het bezoek gepaard ging met een etentje dat volgens de eerste uitnodiging aangeboden werd door het Antwerp World Diamond Center, terwijl er verschillende gerechtelijke onderzoeken liepen tegen de diamantsector. In een duidend commentaar bij de betrokken reportage zegt journalist dat het woord corruptie op dit moment niet aan de orde is, maar dat je wel kan spreken van een mogelijke normvervaging.
Door met verborgen camera te werken, wekt de VRT de indruk dat magistratie criminele daden stelden. De VRT nam de beslissing om te werken met verborgen camera in overleg met de hoofdredactie en de deontologische adviesraad. De Raad is daarom van oordeel dat aan de voorwaarden voor verborgen opnames voldaan is. De term 'mogelijke normvervaging' wordt niet als beroepsethische fout beschouwd.
Klacht Klager zegt dat de reportage van de VRT zijn imago en het imago van de magistratuur in het algemeen schaadt. Door te werken met verborgen camera wekt de VRT de indruk dat de magistraten met hun bezoek criminele daden stelden en contact hadden met criminele diamantairs, terwijl het om een louter cultureel bezoek ging op uitnodiging van de Indiase consul-generaal.Openlijke opname was niet mogelijk. Het bezoek zou immers anders verlopen zijn als de VRT toestemming voor opname gevraagd had. Ondanks eerdere toezegging werden de personen die in beeld kwamen niet onherkenbaar gemaakt, omdat het bezoek verliep in een professionele context.
1. Over het werken met een verborgen camera (...) Gelet op de gevoelige aard van het onderwerp, met name het feit dat er in dezelfde periode een groot onderzoek gevoerd werd naar fraude in de diamantsector, kon de VRT er vanuit gaan dat het bezoek anders zou verlopen zijn bij openlijke opname of indien er vooraf toestemming voor opname zou zijn gevraagd, en dat een vraag om toestemming bijgevolg weinig zin had.
Het bezoek van de magistraten aan de tempel werd mee georganiseerd door de rechtbank van eerste aanleg en gebeurde in een professionele context. Tegelijk had het scramblen van de beelden de indruk kunnen wekken dat de betrokkenen verdacht waren. Om die redenen was een uitzondering op het beginsel dat bij verborgen opnames betrokkenen niet identificeerbaar mogen zijn, volgens de Raad in dit geval verantwoord. Bovendien heeft de VRT op vraag van klager bij heruitzendingen de betrokkenen onherkenbaar gemaakt.
De VRT nam de beslissing om te werken met verborgen camera in overleg met de hoofdredactie en de deontologische adviesraad.
De Raad is daarom van oordeel dat aan de voorwaarden voor verborgen opnames, zoals omschreven in de richtlijn bij artikel 17 van de Code, voldaan is.
2. Over de bewering van ‘normvervaging’ De reportage over het tempelbezoek werd pas een maand na de feiten uitgezonden, niet in een Panorama-uitzending waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld was, maar als een nieuwsitem, en werd uitdrukkelijk gekoppeld aan nieuwe berichtgeving over een huiszoeking bij het parket. In de commentaar bij het item over het tempelbezoek wordt weliswaar ontkend dat het tempelbezoek en de huiszoeking iets met elkaar te maken hebben. Maar door beide met elkaar in verband te brengen en daarbij de term ‘mogelijke normvervaging’ te gebruiken, wordt het tempelbezoek in een specifieke negatieve context geplaatst. Dit kan echter niet als een beroepsethische fout worden beschouwd.
De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?
H. Bongers, ‘De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?', IE-Forum.be IEFbe 884.
Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. De Vrolijke Kabouters en Pret Piraat uitgedanst- bescherming van characters. ‘Draai een keer in het rond. Stamp met je voeten op de grond.’ Dit zijn de eerste twee zinnen van een bekend kabouterdeuntje. Wie kent dit vrolijke kinderliedje, met de daarbij horende bewegingen, niet? Een organisator van kindershows in het westen van het land wordt er waarschijnlijk niet (meer) zo vrolijk van en heeft mogelijk zelf even hard op de grond gestampt na de uitspraak van de Amsterdamse rechter op 4 juni jl. [IEF 13912] waarin geoordeeld werd dat zij zich schuldig maakte aan inbreuk op de auteursrechten (en merkenrecht) van Studio 100 ten aanzien van de characters Kabouter Plop en Piet Piraat.
(...inkorting...) Het was al bekend dat characters zowel auteursrechtelijk als merkenrechtelijk gezien beschermd kunnen worden. Dit is echter in deze recente uitspraak, ten koste van de organisator van de kindershows, nogmaals bevestigd. Erg fijn voor de makers (rechthebbenden), minder fijn voor derden die hier niet bij stilstaan en achteloos (of is het schaamteloos?) van dergelijke characters gebruik maken. Niet alleen in de ‘offline’ wereld maar ook ‘online’ wordt er geprofiteerd van werken van derden waarop IE-rechten rusten, waaronder characters/personages. Zo ben ik de afgelopen tijd al meerdere keren sites tegengekomen waarop allerlei lekkere baksels voor kinderfeestjes worden aangeboden niet gewoon in een ‘kabouter’ of ‘piraten’ thema, nee met exact die Kabouter Plop en Piet Piraat characters waarover in deze zaak geoordeeld is. En ik kan mij vergissen, maar het lijkt mij sterk dat al deze partijen toestemming hebben voor het gebruik van dergelijke characters. Ik begrijp dat het in het kader van de verkoop van dergelijke baksels het voor de verkoper wenselijk is om bijvoorbeeld de ‘echte Kabouter Plop’ taart te verkopen, uiteraard inclusief een zo goed mogelijk nagebootste Kabouter Plop (en consorten) zelf. Dit om ‘neee dat is ‘m niet, ik wil een echte!!’ te voorkomen. Begrijpelijk vanuit het perspectief van de verkoper, maar het is ook begrijpelijk dat de IE-rechthebbenden hiertegen willen optreden. Hoewel commercieel gebruik geen vereiste is voor auteursrechtinbreuk, zijn het juist wel de commerciële praktijken die veelal het meest schadelijk voor de IE-rechthebbenden zijn. Zo lopen zij immers zelf inkomsten mis. Het moge duidelijk zijn, waar inspiratie mag, mag imitatie niet (tenzij er geen IE-rechten (meer) op een character rusten maar dat is een ander verhaal). Ja, het staat iedereen vrij om een kabouter character te verzinnen, met baard en een muts. En ja hetzelfde geldt voor een stoere piraat met een piratenhoed. Voeg je echter aan je kabouter character (een combinatie van) een muts met hangoren en bellen, een rond brilletje, een ringbaard, een lange neus met rood puntje toe (hé wacht eens is dat niet?) of aan je piraat een P op de piratenhoed, gouden accenten op een (rode) jas, een goud/witte bef en zwarte laarzen (hé wacht eens is dat niet?) dan heb je kans dat Studio 100 achter je aan komt! De ene kabouter en piraat is immers de andere niet… of (soms) toch wel?
Henrike Bongers
WMPC dient niet om lacune in IE-recht goed te maken
Rechtbank van Koophandel Brussel 30 mei 2014, IEFbe 883 (eiser tegen Happy Beheer en Gabscorporate)
Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, Altius, mede ingezonden door Laurent Arnauts, ARNAUTS advocaten. Merkenrecht. Eiser is professionele trainer en coach voor bedrijven en particulieren, die hij begeleidt bij het bereiken van professionele of persoonlijke doeleinden. Zowel Happy Beheer als Gabscorporate bieden coaching- en trainingsactiviteiten aan. Het geschil betreft de eigendom van de 'Gemmeon'-methode. Eiser stelt deze methode te hebben bedacht en vordert een verbod om de naam "Gemmeon' te gebruiken als domeinnaam, handelsnaam en merknaam, of in reclame. De rechter verklaart dat er geen sprake is van inbreuk en dat de WMPC niet kan dienen om een lacune in de bescherming van een intellectueel eigendom goed te maken.
15. Tenslotte valt het op dat eisende partij (behalve het registreren van zijn boek) geen enkele daad heeft gesteld strekkende tot het beschermen van "zijn" beweerd "handelsmerk".
21. Aangezien eisende partij niet de eigenaar is van de methode en/of de handelsnaam "Gemmeon" en geen handel drijft onder het merk "Gemmeon", bestaat er ook op grand van art. 95 WMPC(i) geen conflict tussen een oudere handelsnaam en jongere domeinnaam, of (ii) tussen een oudere handelsnaam en een jonger merk, (iii) kan er ook geen parasitaire mededinging door aanhaking bestaan, of enige andere inbreuk op de WMPC,zoals eisende partij ten onrechte beweert.
Jeux de cartes de tarot et des emballages presque identiques
Cour d'Appel de Liège 17 juin 2014, IEFbe 881 (France Cartes)
Décision envoyée par Benjamin Docquir, Simont Braun. Risque de confusion. Tarot. Emballages. Le premier juge maintient donc que H est coupable "en commercialisant en Belgique des jeux de cartes appelés "Oracle Belline" et "Ancien Tarot de Marseille", presque identiques et dans des emballages presque identiques aux produits (...) de la société FRANCE Cartes (...), de pratiques commerciales trompeuses et déloyales interdites par (...) LPMC. La Cour reçoit l'appel.
1. Le la réalité de la cople
Les cartes présentent une évidente ressemblance:
- leur nombre et leur dimension sont identiques
- La face imagée des cartes reprend exactement les même dessins, allégories, noms et chiffres, dans la même combinaison de couleurs primaires (jaune blue et rouge), le tout fond blanc encadré de noir
- Le dos des cartes est décoré du même motif géométrique de couleur bleue.
A l'inverse, on peut noter comme differénces:
- Quelques détails dans les face imagées, tenant selon l'appelant, à sa volonté d'en revenir aux versions originales du jeu,
- Le trait des dessins, d'inspiration plus moyenâgeuse chez l'intimee
- L'intensité du coloris du dos des cartes, plus claire chez l'appelant que chez l'intimée.
- L'apposition de la marque "GRIMAUD" sur chaque carte de l'intimée, en caractères toutefois si petits que la mention est extrêmement discrète.
Toevoeging 'Supplies' en 'Parts' is voor aanduiding 'onderdelen' gelijk
Rechtbank van Koophandel Brussel 30 mei 2014, IEFbe 882 (Big Fish tegen Digiprint Parts)
Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, Altius. Merkenrecht. Domeinnaam. Verwarringsgevaar. Big Fish is actief in de sector van de elektronische handel van toebehoren, onderdelen en software voor breed formaat printers en is sinds 2007 bekend onder de handelsnaam Digiprint Supplies. Zij heeft tevens de domeinnaam www.digiprint-supplies.com laten registreren voor haar webwinkel. Ook is zij merkhouder het Gemeenschaps- en Beneluxmerk Digiprint Supplies. Digiprint Parts is sinds kort actief in dezelfde sector en exploiteert de website www.digiprintparts.com. Big Fish stelt terecht dat Digiprint Parts merkinbreuk maakt en beveelt staking. De vordering tot overdracht van de domeinnaam wordt door de rechter ongegrond verklaard, omdat verweerder niet domeinnaamhouder is.
50. Naar het oordeel van de stakingsrechter volgt uit het voorgaande dat er een duidelijk verwarringsgevaar bestaat tussen de tekens Digiprint Supplies en Digiprint Parts. Het publiek zou immers kunnen denken dat de webwinkels Digiprint Supplies en Digiprint Parts, die identieke waren en diensten aanbieden, van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.
51. Aan de voorwaarden van artikel 9.1.b) GMV en artikel 2.20.1.b BVIE is voldaan. De vordering tot staking van eisende partijen is gegrond in de mate waarin ze gesteund is op artikel 9.1.b) GMV en artikel 2.20.1.b BVIE. Het past om aan Digiprint Parts een verbod op te leggen om ieder teken dat een bestanddeel Digiprint bevat te gebruiken voor goederen en diensten op de markt van de drukkerij, op het gehele grondgebied van de EuropeseUnie.
58. De stakingsrechter stelt vast dat verwerende partij niet de domeinnaamhouder is, zodat de vordering tot overdracht hoe dan ook ongegrond moet worden verklaard. Het gegeven dat verwerende partij hierop gebruiksrechten zou hebben, is ontoereikend aangezien verwerende partij immers geen eigendomsrechten heeft en derhalve niet de bevoegdheid heeft om de eigendom over de domeinnaam over te dragen.