IEFBE 3887
23 april 2025
Artikel

Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

 
IEFBE 3902
16 april 2025
Uitspraak

A-G: Oproeping van alle coauteurs als ontvankelijkheidsvereiste is toelaatbaar onder bepaalde voorwaarden

 
IEFBE 3904
15 april 2025
Uitspraak

Vonnis van het Duitse Bundespatentgericht over octrooi met betrekking tot enzalutamide

 
IEFBE 977

Gerecht EU week 37/Tribunal UE semaine 37

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A. Beroep na weigering inschrijving gemeenschapsbeeldmerk met STAR afgewezen.
B. Beroep na weigering inschrijving DELTA afgewezen.
C. Beroep na gedeeltelijke weigering inschrijving PRO OUTDOOR afgewezen.
D. Beroep na gedeeltelijke weigering inschrijving beeldmerk met CONTINENTAL WIND PARTNERS afgewezen.
E. Beroep na afwijzing oppositie inschrijving beeldmerk GALILEO afgewezen.
F. Beroep tegen gedeeltelijke verwerping weigering inschrijving beeldmerk met AROA afgewezen.

Gerecht EU 10 september 2014, zaak T-199/13 (STAR)dossier
A. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement "STAR" voor waren van de klassen 7, 9 en 12, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het gemeenschapsbeeldmerk met het woordelement "STAR" voor waren van klasse 39 en van het nationale en internationale beeldmerk met de woordelementen "STAR LODI" voor waren en diensten van de klassen 12, 38, 39 en 42. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 10 september 2014, zaak T-218/12 (DELTA)dossier
B. Gemeenschapsmerk. Beroep door de aanvrager van het woordmerk „DELTA” voor waren van klasse 10 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het internationale en nationale beeldmerk en de internationale en nationale handelsnaam met de woordelementen „DELTA Portugal” en „LABORATORIOS DELTA” voor waren van klasse 5. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-127/13 (PRO OUTDOOR)dossier
C. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „PRO OUTDOOR” voor waren en diensten van de klassen 9, 12, 14, 18, 22, 24, 25, 28 en 35, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk gedeeltelijk is geweigerd in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het beeldmerk met de woordelementen „OUTDOOR GARDEN BARBECUE CAMPING” voor waren en diensten van de klassen 12, 18, 22, 24, 25 en 28. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-185/13 (CONTINENTAL WIND PARTNERS)dossier
D. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met de woordelementen „CONTINENTAL WIND PARTNERS” voor waren en diensten van de klassen 7, 9, 11, 35 tot en met 37, 39 en 40, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk gedeeltelijk is geweigerd in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van de internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het beeldmerk met het woordelement „Continental”. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-450/11 (GALILEO)dossier
E. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van de gemeenschapswoord- en beeldmerken met het woordelement „GALILEO” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 38, 39, 41 en 42, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de door verzoekster ingestelde oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk „GALILEO” voor diensten van klasse 42. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-536/12 (aroa)
dossier
F. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement „aroa” voor waren van de klassen 29, 32 en 33, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM houdende gedeeltelijke verwerping van verzoeksters beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk is geweigerd in het kader van de oppositie die is ingesteld door de houder van het nationale beeldmerk met het woordelement „aro” voor waren van klasse 33. Het beroep is afgewezen.

IEFBE 980

Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden

HvJ EU 11 september 2014, IEFbe 980, Zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Bundesgerichtshof Duitsland [IEFbe 294 en IEFbe 396] . Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. Conclusie A-G [IEFbe 853]. Een lidstaat mag toestaan dat bibliotheken zonder toestemming van de rechthebbenden bepaalde boeken van hun verzameling digitaliseren om deze op elektronische leesplaatsen aan te bieden. De lidstaten mogen binnen bepaalde grenzen en onder bgepaalde voorwaarden, waaronder de betaling van een billijke vergoeding aan de rechthebbenden, toestaan dat gebruikers de door een bibliotheek gedigitaliseerde boeken afdrukken op papier of opslaan op een USB-stick.

22      In those circumstances, the Bundesgerichtshof decided to stay the proceedings and refer the following questions to the Court for a preliminary ruling:

‘(1)      Is a work subject to purchase or licensing terms, within the meaning of Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, where the rightholder offers to conclude with the establishments referred to therein licensing agreements for the use of that work on appropriate terms?

(2)      Does Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 entitle the Member States to confer on those establishments the right to digitise the works contained in their collections, if that is necessary in order to make those works available on terminals?

(3)      May the rights which the Member States lay down pursuant to Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 go so far as to enable users of the terminals to print out on paper or store on a USB stick the works made available there?’

On those grounds, the Court (Fourth Chamber) hereby rules:

1.      The concept of ‘purchase or licensing terms’ provided for in Article 5(3)(n) of Directive 2001/29/EC of the European Parliament and of the Council of 22 May 2001 on the harmonisation of certain aspects of copyright and related rights in the information society must be understood as requiring that the rightholder and an establishment, such as a publicly accessible library, referred to in that provision must have concluded a licensing agreement in respect of the work in question that sets out the conditions in which that establishment may use that work.

2.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, read in conjunction with Article 5(2)(c) of that directive, must be interpreted to mean that it does not preclude Member States from granting to publicly accessible libraries covered by those provisions the right to digitise the works contained in their collections, if such act of reproduction is necessary for the purpose of making those works available to users, by means of dedicated terminals, within those establishments.

3.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 must be interpreted to mean that it does not extend to acts such as the printing out of works on paper or their storage on a USB stick, carried out by users from dedicated terminals installed in publicly accessible libraries covered by that provision. However, such acts may, if appropriate, be authorised under national legislation transposing the exceptions or limitations provided for in Article 5(2)(a) or (b) of that directive provided that, in each individual case, the conditions laid down by those provisions are met.

Zie ook:
Het Persbericht (Nederlands)
IPKat
R.D.T.I.
The 1709blog

IEFBE 979

Conclusie A-G: Pictoright kan haar distributierecht uitoefenen tegen Art & Allposters

Conclusie A-G Cruz Villalón 11 september 2014, IEFbe 979, Zaak C-419/13, (Art & Allposters International BV tegen Pictoright)
Conclusie ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten, Thijs van Aerde, Houthoff Buruma, Peter Claassen, AKD, Robbert Sjoerdsma en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek. Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 12863]. Zie eerder op IE-Forum.nl Art & Allposters tegen Stichting Pictoright. Richtlijn 2001/29/EG. Distributierecht. Uitsluitend recht van auteurs elke vorm van distributie onder het publiek toe te staan of te verbieden. Uitputting. Reproductierecht. Nieuwe vorm. Kan de auteursrechthebbende van een schilderij die toestemming heeft verleend voor het in het verkeer brengen van de daarop weergegeven afbeelding in de vorm van een poster, zich verzetten tegen de verhandeling van die afbeelding wanneer deze is overgebracht op canvas?

III — Prejudiciële vragen
24. De prejudiciële vragen, die op 24 juli 2013 zijn voorgelegd, luiden als volgt:
,,1) Beheerst artikel 4 auteursrechtrichtlijn het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een uteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de EER is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht?

2) a) Indien het antwoord op vraag I bevestigend luidt, is dan de omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, auteursrechtrichtlijn wordt verhinderd of doorbroken?
b) Indien het antwoord op vraag 2(a) bevestigend luidt, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken die uitputting als bedoeld in art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn verhindert of doorbreekt?
c) Laten die maatstaven ruimte voor de in het nationale recht in Nederland ontwikkelde maatstaf, inhoudende dat van uitputting niet langer sprake is op de enkele grond dat de wederverkoper de reproducties een andere vorm heeft gegeven en ze in die vorm onder het publiek heeft verspreid (HR 19 januari 1979 [...], Poortvliet)?”

VI — Beoordeling
62. Of het bewerkingsrecht al dan niet is geharmoniseerd, en of artikel 12 van de Berner Conventie al dan niet van toepassing is, is dan ook niet relevant. Van belang is alleen dat het in casu gaat om het in artikel 4 van richtlijn 2001/29 bedoelde recht — namelijk het recht dat aan de rechthebbenden het uitsluitende recht toekent om elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel of van kopieën van het beschermde werk toe te staan of te verbieden — en dat op basis van de rechtspraak en de doelstelling van de richtlijn zelf kan worden aangenomen dat dit artikel de uitputtingsregel van het distributierecht volledig heeft geharmoniseerd, ongeacht of richtlijn 2001/29 eveneens overeenkomstig de rechtspraak ,,in de regel in de gehele Gemeenschap autonoom en op eenvormige wijze dien[t] te worden uitgelegd”.’

63. Kortom. de eerste vraag moet bevestigend worden beantwoord, namelijk in die zin dat het in het hoofdgeding gaat om het ,.distributierecht” van de concrete exemplaren waarin het gereproduceerde kunstwerk is belichaamd, zodat artikel 4 van richtlijn 2001/29 van toepassing is.

77. In deze omstandigheden volstaat de conclusie dat de door Allposters gerealiseerde wijziging voldoende relevant is om aan te nemen dat sprake is van een zodanig ingrijpende wijziging van de tastbare zaak waarin het beschermde werk is belichaamd, dat uitputting van het distributierecht moet worden verworpen. Daarbuiten kan echter geen uitspraak in abstracto worden gedaan over de voorwaarden die in het algemeen moeten zijn vervuld om te kunnen vaststellen dat sprake is van een voldoende ingrijpende wijziging om uitputting van het
distributierecht uit te sluiten. De strekking van de betrokken wettelijke bepaling kan slechts van geval tot geval door de rechter worden ingevuld naarmate er procedures over concrete en specifieke geschillen worden aangespannen.

78. Kortom, in casu is het recht van Pictoright om zeggenschap over de distributie van de reproducties van de betrokken werken uit te oefenen volgens mij niet met de eerste verkoop van de poster uitgeput, daar hetgeen Allposters wil distribueren onmiskenbaar een ,,andere zaak” is, ongeacht of die ,,andere zaak” is verkregen via de manipulatie van die posters, wat een willekeurige en niet doorslaggevende omstandigheid vormt.

VII — Conclusie

,,1) Artikel 4 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, beheerst het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de Europese Economische Ruimte is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht.
2) a) De omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, is van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting in de zin van artikel 4, lid 2, van de auteursrechtrichtlijn wordt verhinderd of doorbroken.
b) In een geval als in het hoofdgeding aan de orde is, voorkomt de wijziging bestaande in het gebruik van een tastbare zaak die van dezelfde aard is als de zaak waarin het originele werk is belichaamd, uitputting van het distributierecht in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/29.
c) Het staat aan de nationale rechter te beoordelen of het voorgaande ruimte biedt voor de in de nationale Nederlandse rechtspraak ontwikkelde maatstaf.”

Lees de conclusie hier: pdf / link

Zie ook:
1709 blog

IEFBE 978

Geen inbreuk databank - fout bij onterecht beslag hoeft niet te worden bewezen voor schadevergoeding

Hof van beroep Gent 5 mei 2014, IEFbe 978 (Select Human Resources tegen Talentus)
België. Databankenrecht. Substantiële investering. Zie eerder: IEFbe 110. De bestanden van Select Human Resources vormen als zodanig geen databank in de zin van de Databankenwet, omdat de bestanden niet meer zijn dan een bijproduct van haar hoofdactiviteit en een substantiële investering niet is bewezen. Talentus stelt als tegeneis een verbod op te leggen om gebruik te maken van het deskundigenonderzoek inzake het beslag inzake namaak en vordert schadevergoeding. Zij hoeft hiertoe geen fout te bewijzen, maar kan volstaan met de vaststelling dat de beschikking tot beslag inzake namaak werd herroepen en er geen inbreuk kan worden vastgesteld.

6.6. (...) Verder maakt niet elke substantiële investering een investering uit die het sui generis recht doet ontstaan. Bepaalde investeringen, hoe substantieel ook, resulteren immers in gegevensbestand of documenten die niet meer zijn dan een bijproduct van een hoofdactiviteit en niet gericht zijn op het tot stand brengen van een databank.
Dergelijke bijproducten vallen, volgen de "spin-off-theorie", niet onder de sui generis bescherming, vermits zij niet gericht zijn op het tot stand brengen van een databank (...)

6.7. Zelfs indien de spin-off theorie niet op "absolute wijze" wordt toegepast door het Hof van Justitie, dan nog mag besloten worden dat het Hof van Justitie (in het Fixtures marketing arrest) steeds vooropstelt dat er een (a) substantiële investering moet worden aangetoond op het niveau van (b) controle of (c) presentatie van de gegevens.
Wil het sui generis recht toepassing kunnen vinden, dan zal de substantiële investering aangetoond dienen te worden op het niveau van het controleren of het presenteren van de inhoud van de databank. Het volstaat dus niet dat er inspanningen zijn gedaan om gegevens te creëren, die daarna worden samengevoegd. Volgens het Hof vereist het opzoeken en verzamelen van de gegevens in een voetbalkalender en bijzondere inspanningen. Deze investering is volgens het Hof geen andere investering dan deze die is gedaan voor het  creëren van die gegevens.
(...)

6.8. (...) Ook het hof is van oordeel dat NV Select Human Resources hier niet aantoont dat de bestanden die zij als databank omschrijft meer zijn dan een bijproduct van haar hoofdactiviteit.
Een substantiële investering in kwalitatief of kwantitatief opzicht ter verkrijging, controle of de presentatie van de inhoud van deze bestanden is niet bewezen.
Dit geldt zowel voor de "vacaturelijsten" als voor de "effectievenlijsten". De gedane investeringen zijn gebeurd voor de verschillende elementen van de gegevensbestanddelen, die het NV Select Human Resources mogelijk moeten maken doeltreffend te werken.
De bestanden als zodanig vormen evenwel geen databank in de zin van de Databankenwet.

7.1. (...) Anders dan NV Select Human Resources voorhoudt hoeven [X] en de NV Talentus derhalve geen fout te bewijzen, maar kunnen zij volstaan met de enkele vaststelling dat de beschikking tot beslag inzake namaak werd herroepen en er, zoals hiervoor werd geoordeeld, geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht van NV Select Human resources kan worden vastgesteld.

7.2. (...) Het lijdt naar het oordeel van het hof geen twijfel dat een zelfs beschrijvend beslag inzake namaak een dermate ingrijpende maatregel is waardoor hier niet alleen materiële ongemakken maar ook moreel nadeel in hoofde van [X] werd berokkend.
Het hof bevestigt dan ook het bestreden vonnis.
IEFBE 976

Nietigverklaring model koekje wegens ontbreken eigen karakter

Gerecht EU 9 september 2014, IEFbe 976, zaak T 494/12 (Biscuit) - dossier
Gemeenschapsmodellen. Beroep tot vernietiging van beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM, waarbij de beslissing van de nietigheidsafdeling is vernietigd en het model van een koekje met zachte kern voor koekjes van klasse 01 01 nietig is verklaard in het kader van het door Banketbakkerij Merba BV ingediende verzoek om nietigverklaring. Het beroep wordt verworpen.

31 Derhalve kan geen van verzoeksters argumenten, die hierboven in de punten 15 en 16 zijn uiteengezet, afdoen aan de gegrondheid van de bestreden beslissing. Aangezien enkel de zichtbare aspecten van het door het litigieuze model weergegeven voortbrengsel in aanmerking kunnen worden genomen voor de beoordeling van het eigen karakter (zie de punten 25 tot en met 30 hierboven), moet bovendien verzoeksters betoog met betrekking tot die beoordeling (zie punt 17 hierboven) worden afgewezen.

33 Zoals de kamer van beroep in de punten 21 tot en met 24 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zijn meer bepaald het onregelmatige en oneffen oppervlak van de buitenkant van het koekje, de geelachtige kleur, de ronde vorm en de aanwezigheid van stukjes chocolade gemeenschappelijke kenmerken van de conflicterende modellen, die bepalend zijn voor de algemene indruk die bij een geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, zodat het litigieuze model niet kan worden geacht een eigen karakter te vertonen.

34 Het vlakkere oppervlak van het litigieuze model in vergelijking met het eerste en het derde model die hierboven in punt 5 zijn weergegeven, alsook de verschillen qua aantal, de enkele verschillen qua precieze afmetingen en de enigszins vooruitstekende aard van de stukjes chocolade die voorkomen op elk van die modellen en op het litigieuze model, verlenen het litigieuze model geen eigen karakter. Gelet op de grote vrijheid waarover de ontwerper dienaangaande beschikt, kunnen die verschillen bij de geïnformeerde gebruiker, zoals omschreven in punt 28 van de bestreden beslissing, ten gunste van het litigieuze model dan ook geen andere algemene indruk wekken.
IEFBE 975

Personalia: Benelux-topkantoor Stibbe opent US-Luxembourg Desk in New York

Uit het persbericht. In september 2014 opent het internationale advocatenkantoor Stibbe een US-Luxembourg Desk in New York. Amper 4 jaar na de opening van het Stibbe-kantoor in Luxemburg breidt de grensoverschrijdende dienstverlening van Stibbe verder uit. New York is verre van onbekend terrein voor Stibbe, dat er al 30 jaar lang een vestiging heeft met Nederlandse advocaten die advies verlenen aan Amerikaanse cliënten over vennootschapsrechtelijke en fiscale kwesties. De opening van de US-Luxembourg Desk op Amerikaanse bodem zal de dienstverlening van Stibbe een aanzienlijke boost geven, aangezien de cliënten van Stibbe in Luxemburg voor een groot deel bestaan uit Amerikaanse ondernemingen, investeringsmaatschappijen en financiële instellingen.

Nicolas van Heule, een Luxemburgse advocaat die zich concentreert op vennootschapsrecht en financieel recht, verhuist naar New York om er de US-Luxembourg Desk te leiden. Nicolas is gespecialiseerd in fusies en overnames, leveraged buy-outs, migraties, herstructureringen en joint-ventures, voornamelijk in een internationaal kader.

Dirk Leermakers, Executive Partner van Stibbe in Luxemburg, stelt: “De opening van onze US-Luxembourg Desk is eigenlijk een logische stap in de verdere ontplooiing van onze Luxemburgse juridische dienstverlening. Het is namelijk zo dat veel van onze grootste cliënten gevestigd zijn in de Verenigde Staten. Door hen ter plekke bij te staan, kunnen we voortaan met hen communiceren en samenwerken in dezelfde tijdzone, sterkere banden smeden en nieuwe mogelijkheden verkennen.”

Derk Lemstra, Managing Partner van Stibbe in Amsterdam, voegt daaraan toe: “Veel Amerikaanse bedrijven structureren hun investeringen via Nederland of Luxemburg. Met onze solide Nederlandse dienstverlening in New York, gecombineerd met onze nieuwe US-Luxembourg Desk, zijn we nu optimaal uitgerust om onze Amerikaanse cliënten bij te staan in hun internationale expansie.”

Jan Peeters, Managing Partner van Stibbe in Brussel, is opgetogen over de opening van de US-Luxembourg Desk en besluit: “De expansie van Stibbe in de Verenigde Staten maakt deel uit van onze strategie om aan ondernemingen een geïntegreerde Benelux-dienstverlening te bieden, over alle praktijkgroepen en kantoren heen.”

IEFBE 974

BBIE augustus/OBPI août 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 6 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie juli 2014.

18-08
iswatch
IWATCH
Toegew.
nl
14-08
MARSHALL

M MARSHALL ORIGINAL NYC 1996 ATHL DEPT

Gedeelt.
fr
13-08

Marque figurative

Marque figurative

Afgew.
fr
05-08
MULTIMATE

FIXMATE DE ALLROUND VAKMAN

Afgew.
nl
31-07
LIVE

LIFESTYLE FOR BOYS

Toegew.
nl
31-07
ECOM
ECOMFACTORY
Gedeelt.
nl
 

 

 

Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl

IEFBE 957

Opleiding - IE-actualiteiten Eindhoven

Donderdag 18 september 2014, The Strip, Eindhoven (Nederland), 15.00 - 18.15 uur
Dé jaarlijkse IE-bijeenkomst in het zuiden wordt afgesloten met een borrel. Willem Hoyng spreekt over de bescherming van vormgeving en techniek door het auteurs-, merken-, modellen- en octrooirecht, het IE-procesrecht inclusief proceskosten. Ernst-Jan Louwers spreekt over digitaal auteursrecht (inclusief software en online e-books, muziek, etc.), databankenrecht, domeinnaamrecht, internetgerelateerde zaken en het IE-contractenrecht. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis en is goed voor een erkenningscertificaat voor 3 permanente vormingspunten/BMM-(pilot)punten. Sponsors van IE-Forum.be krijgen korting; sponsor worden?

Hier inschrijven voor de cursus

Programma
14.45 - 15.00 uur Ontvangst en intekenen
15.00 - 16.30 uur Bescherming van vormgeving en techniek; IE-procesrecht en proceskosten, Willem Hoyng , Hoyng Monegier LLP
16.45 - 18.15 uur Digitale rechten; internet; IE-contractenrecht, Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten
18.15 - 19.15 uur Netwerkborrel

Opleiding/accreditatie


3 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)
3 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement inzake Permanente Vorming)
3 Punten voor de BMM-opleidingspunten (pilot)

Locatie
High Tech Campus 1 (The Strip), 5656 AE Eindhoven (1 uur reistijd vanaf Antwerpen)
Er is parkeergelegenheid op het terrein, plattegrond / routebeschrijving.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum.be
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van koffie, thee, documentatie en borrel.

Hier inschrijven voor de cursus

IEFBE 919

Beslissingen JEP tweede trimester 2014

Een alfabetisch trimesteroverzicht van de beslissingen van de JEP. De Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame is het zelfdisciplinair orgaan van de reclamesector in België. Alle beslissingen worden opgenomen, de beslissingen met een opmerking krijgen een korte weergave met afbeelding.

123autoservice COLRUYT FORD MOTOR
RESIDENCE CHRISTALAIN TELENET VOO

1,2,3 AUTOSERVICE (2014-06-27) - aanbeveling - De boodschap van de TV-spot, namelijk “Een 1,2,3 AutoService garage opstarten, da’s eigenlijk heel eenvoudig. Je neemt de garage van een groot automerk en je haalt er al het overbodige uit”, wordt geïllustreerd door mannen die achtereenvolgens een tapijt, lampen, een bokaal met een vis en vervolgens een jonge vrouw op een bureaustoel die bezig is met haar nagels te vijlen uit een garage halen. Aan het eind van de spot duwt een man de stoel voort waarop de vrouw nog steeds haar nagels zit te vijlen en laat haar achter op een brug. De klacht is dat een vrouw op deze manier wordt gelijkgesteld aan een voorwerp.

De Jury is enerzijds van mening dat de spot op deze manier een vrouw gelijkstelt aan een ding, dat men zelfs kan achterlaten aan de kant van de weg. De Jury is anderzijds van mening dat de spot het stereotype van de secretaresse die niets doet en haar tijd doorbrengt met het vijlen van haar nagels oproept. De Jury is van oordeel dat de spot op deze manier een stereotype bestendigt dat devaloriserend en denigrerend is voor vrouwen en voor het beroep van secretaresse.
AB INBEV (2014-05-06) - geen opmerking - advertentie is niet van aard om vrouwen te denigreren en niet seksistisch. Daarnaast draagt deze ook geen stereotypen uit die ingaan tegen de evolutie van de maatschappij. 
BACARDI-MARTINI (2014-04-23) - Jury onbevoegd - de klacht heeft betrekking op een artikel over Bacardi en Bacardi rum in het tijdschrift MagNed. Het artikel bevat slechts redactionele inhoud. Het artikel betreft geen alcoholreclame. De jury verklaart zich onbevoegd voor het dossier.
BASIC-FIT (2014-04-03)  - geen opmerkingen - TV-spot waarin een vrouwelijke coach een man en vrouw ontvangt in een fitnessclub. De Jury oordeelt dat de vrouw in deze reclame niet negatief wordt voorgesteld, dit is evenmin het geval wat mensen met overgewicht betreft. De spot is niet van aard om een bepaalde groep van personen te kleineren en niet in strijd met JEP-regels inzake de afbeelding van de mens.
BIVV (2014-04-23)  - geen opmerkingen - De Jury is van oordeel dat er een rechtstreeks verband is tussen de affiches en het audiovisuele materiaal en het nagestreefde doel, namelijk chauffeurs wijzen op de risico's van te snel rijden enerzijds en de gevolgen voor hun naasten in geval van een dodelijk ongeval anderzijds. Het is verdedigbaar om op deze manier beroep te doen op de emotie.
C&A (2014-04-23)  - geen opmerkingen - radiospot in kwestie beoogt uitdrukking te geven aan het zich goed in zijn vel voelen met de juiste kleding. De Jury is derhalve van oordeel dat de spot niet van aard is om een bepaalde groep personen te kleineren en niet in strijd met de JEP-regels inzake de afbeelding van de mens.
COLRUYT (2014-05-22) - aanbeveling - Het gaat om een reclame per mail om een communielijst aan te leggen bij Dreamland met een aantal promoties. De klacht heeft betrekking op het feit dat de beperking van de geldigheidsduur van de promotie met betrekking tot de huur van een springkasteel onvoldoende duidelijk was voor de consument.

De Jury is derhalve van oordeel dat deze reclame van aard is om de gemiddelde consument te kunnen misleiden op het vlak van de geldigheidsduur van de betrokken promotie, wat strijdig is met de artikels 3 en 5 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel.
DESIGUAL (2014-05-20) - geen opmerkingen -  in de spot wordt een vrouw getoond die een kussen onder haar kleedje steekt zodat ze zwanger lijkt, vervolgens een speld vasthoudt en daarna een strip condooms. De Jury is van oordeel dat de spot niet aanspoort tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of de veiligheid en evenmin getuigt van een gebrek aan behoorlijk maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
ETHIAS (2014-04-03) - geen opmerkingen - het gaat om een radiocampagne die uit 2 versies bestaat: enerzijds mevrouw die belt voor haar beschadigde schoenen en anderzijds meneer die belt voor zijn geëlektrocuteerde televisie. De spots zijn gezien hun overdreven karakter niet van aard om letterlijk begrepen te worden en de opgeroepen situaties als zodanig zullen begrepen worden door de gemiddelde consument.
FIAT (2014-05-20) - geen opmerkingen - Affiche die het voertuig in kwestie geparkeerd toont op rotsblokken voor een huis, naast de oprit. Het privékarakter van de plaats waar het voertuig geparkeerd staat komt ondubbelzinnig naar voren, conform artikel 4 van de Febiac-code dat de reclame onder bepaalde voorwaarden toestaat om een plaats, die duidelijk niet tot het wegennet behoort, af te beelden om eigenschappen van een voertuig voor te stellen. 
FORD MOTOR BELGIUM (2014-06-27) - advies van voorbehoud - Het gaat om een radiospot voor de Active Park Assist technologie van Ford, waardoor de auto zichzelf parkeert. De vrouw in deze spot wordt voorgesteld als onnozel aangezien ze de kluts kwijtraakt voor niets en niet op de hoogte is van deze optie van de wagen.  De klager is van mening dat het mogelijk is om deze functie te benadrukken zonder een stupide vrouw te gebruiken.

De Jury is evenwel van oordeel dat het in casu van slechte smaak getuigt om een dergelijke cliché – humoristisch uitvergroot of niet – inzake geslacht op deze manier in te zetten in een commerciële communicatie. Op basis hiervan en gelet op het feit dat een dergelijke vorm van communicatie negatieve reacties kan veroorzaken bij het publiek, heeft de Jury dan ook gemeend een advies van voorbehoud te moeten formuleren overeenkomstig artikel 2 van haar reglement en doet zij een beroep op de verantwoordelijkheid van de adverteerder.
LIEFMANS (2014-05-13) - geen opmerkingen - Het gaat om een reclame voor Liefmans bier. Het feit dat de spot net voor een reclame voor een Ketnet cd uitgezonden wordt leidt er niet toe dat de spot gericht is op minderjarigen.
LUST (2014-05-20) - geen opmerkingen - In de advertentie wordt reclame gemaakt voor pikante pakketjes en geschenkdozen als cadeau voor moederdag.  De Jury is van oordeel dat de advertentie niet gericht is tot kinderen maar tot echtgenoten die een geschenk willen geven ter gelegenheid van moederdag. De reclame bevat eveneens geen visuele of tekstuele elementen die strijdig zouden zijn met de geldende fatsoensnormen of die het risico zouden lopen om morele schade toe te brengen aan kinderen.
MEDIA MARKT (2014-05-06) - geen opmerkingen - De spot toont de ochtend na een feestje. Men ziet de rugzijde van een vrouw in slip die een jongeman verrast die in zijn tablet verdiept is en ze neemt de tablet van hem af om haar borsten te verbergen. De spot tast de waardigheid van de vrouw niet aan en doet geen afbreuk aan de geldende fatsoensnormen. Tevens is de spot niet van aard is om door de gemiddelde consument als seksistisch of denigrerend voor vrouwen ervaren te worden.
MERCEDES-BENZ (2014-04-23) - geen opmerkingen - De TV-spot toont volgens klager het voertuig waarvoor reclame wordt gemaakt, waarin volgens hem geen enkele passagier een veiligheidsgordel draagt. Dit is echter onjuist, omdat inzittenden wel degelijk hun gordel dragen.
NUTRICIA (2014-05-27) - geen opmerkingen - Een spot waarin een baby wordt getoond die zich in een danspose vasthoudt aan een wiegje met op de achtergrond een ballerina en een baby aan een telraam met op de achtergrond een mathematicus is niet seksistisch en evenmin denigrerend voor de vrouw. Deze spot suggereert slechts mogelijkheden vertrekkend vanuit een gebaar van de baby of van een element uit zijn omgeving.
PIZZA BELGIUM (2014-04-30) - geen opmerkingen - De spot waarin een nieuw product wordt gepresenteerd bevat geen aansporingen om overdreven porties te consumeren of om het product regelmatig te consumeren en evenmin elementen die kinderen of ouders ertoe zouden aanzetten om er slechte eetgewoonten op na te houden.
RESIDENCE CHRISTALAIN (2014-05-21) - aanbeveling - De radiospot vermeldt de verschillende karakteristieken van het rusthuis en, onder andere, “une section spéciale pour Alzheimer et déments”. De Jury is van mening dat men, door de termen “Alzheimer et déments” te gebruiken, verwijst naar personen en niet naar de ziekte in kwestie en dat de personen aldus herleid worden tot hun ziekte.

De Jury is van oordeel dat de gebruikte formulering het risico loopt geïnterpreteerd te worden als een gebrek aan respect voor de menselijke persoon en dat de spot aldus van aard is om de menselijke waardigheid aan te tasten, wat in strijd is met artikel 4, alinea 1 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel. Gelet op het voorgaande heeft de Jury de adverteerder verzocht om de formulering « une section spéciale pour Alzheimer et déments » in de reclame te wijzigen en bij gebreke hieraan de reclame niet meer te verspreiden. 
SANOMA MAGAZINES (2014-05-13) - geen opmerkingen - De radiospot kondigt een mini-vibrator aan bij een nummer van het magazine waarvan één van de bijdragen gewijd is aan het orgasme. De spot is niet in strijd met de geldende fatsoensnormen en tast de waardigheid van de vrouw niet aan. De reclame is eveneens niet van aard om morele schade te berokkenen aan kinderen of adolescenten.
TELENET (2014-06-10)  - aanbeveling - Reclame voor Whoppa op de website: “6 maanden lang € 8,35 korting”; “Voor nieuwe all-in Telenet-klanten”. Klager beschikte over een tweedehandse Telenet-digicorder en wenste een Whoppa-abonnement aan te gaan op basis van de op de website aangekondigde promotie. De klager bleek evenwel geen aanspraak te kunnen maken op de 6 maanden lang €8,35 korting of op de €20 online korting. Door de klantendienst werd aan hem meegedeeld dat de promotie veronderstelt dat één van de vereiste drie nieuwe diensten digitale TV met inbegrip van de huur van een HD digicorder is.

De Jury is van oordeel dat de marketingcommunicatie door toedoen van deze ambiguïteit van aard is om de gemiddelde consument te kunnen misleiden op het vlak van de draagwijdte van de betrokken promotie, wat strijdig is met artikel 5 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel.
THINK MEDIA OUTDOOR (2014-04-23) - geen opmerkingen - Gelet op het overdreven karakter van het affiche met daarop de tekst “Assez de talent pour vendre ta mère?” en een afbeelding van een lachende oudere vrouw met een zonnebril die het duivelsteken maakt, is deze niet van aard om letterlijk te worden begrepen. De reclame is niet denigrerend voor een bepaalde groep van personen en tast evenmin de menselijke waardigheid aan.
TOURING (2014-06-03) - geen opmerkingen - De spot gebruikt geluidselementen om de verschillende bestanddelen van de spot te illustreren (een toeter voor een auto, gegiechel voor een meisje en de uitdrukking ‘meisjes zijn stom’ voor een jongen). De uitdrukking in kwestie in deze context is een humoristische verwijzing die door de gemiddelde consument niet letterlijk zal worden opgevat en die niet riskeert om kinderen aan te zetten tot het overnemen van negatief gedrag.
VOLVO (2014-04-23) - geen opmerkingen - De radiospot in kwestie waarin in de Franse versie onder meer wordt vermeld: “tant qu’on ne pourra pas passer au travers des conducteurs fantômes et tant que les femmes aimeront se faire belles dans le rétroviseur”.  In deze spot worden verschillende situaties naast elkaar voorgesteld en vrouwen worden niet op gelijke voet gezet met spookrijders. De Jury is eveneens van mening dat de vrouw in deze reclame niet negatief wordt voorgesteld.
VOO (2014-04-03) - aanbeveling - In de radiospot is een kind verontwaardigd wanneer zijn vader voorstelt om boeken te kopen. De Jury is van oordeel dat de reclame aldus het lezen denigreert en een positieve levensstijl ondermijnt, wat strijdig is met artikels 12 en 18 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel. De Jury is eveneens van oordeel dat de reclame getuigt van een gebrek aan sociale verantwoordelijkheid.
VOO (2014-04-23) - geen opmerkingen - De spot toont een adolescent die verschillende listen bedenkt om zijn moeder te overtuigen om over te stappen naar een snellere internetverbinding. Deze reclame brengt het ouderlijk gezag niet in diskrediet en een positief gedrag, levensstijl of houding wordt niet ondermijnt.

IEFBE 973

De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…

H. Abraham, 'De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…', IE-Forum.be IEFbe 973
Bijdrage ingezonden door Hannes Abraham, NautaDutilh. Noot onder Hof van beroep Antwerpen 28 april 2014, IEFbe 959 (B & T Textilia tegen NV Artesutto Indecor). Het hof van beroep te Antwerpen heeft op 28 april 2014 uitspraak gedaan in het (voorlopig) laatste luik van de saga tussen Artesutto (eerste geïntimeerde) en B&T Textilia (appellante). Artesutto commercialiseert o.a. kussens en wandtapijten waarin tekeningen zijn verwerkt die stadsgezichten voorstellen, zoals bv. de volgende tekening:

B&T Textilia werkte aanvankelijk samen met Artesutto en stond in voor het weven van de tekeningen in het textiel. Nadat de samenwerking werd stopgezet, ging B&T Textilia verder met het produceren van producten met gelijkaardige tekeningen, onder andere voor rekening van Indecor-Europe (tweede geïntimeerde).

Artesutto beschuldigde B&T Textilia vervolgens van namaak van de tekening die hierboven wordt afgebeeld, en ging in 2005 over tot een beslag inzake namaak. De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft de vordering van Artesutto wegens inbreuk op haar auteursrechten ontvankelijk en gegrond verklaard. In graad van beroep kwam het hof van beroep te Gent evenwel tot het besluit dat de tekening in kwestie niet origineel is en bijgevolg niet beschermd is door het auteursrecht.

Daarop ging Artesutto in cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigde op 26 januari 2012  het bestreden arrest en verwees de zaak door naar het hof van beroep te Antwerpen, dat het geannoteerde arrest velde. Vanuit auteursrechtelijk oogpunt is dit arrest om verschillende redenen opmerkelijk.

1.    NEGEREN VAN HET CASSATIEARREST

Een eerste opvallend, doch weinig verrassend, element in het geannoteerde arrest is dat het (weliswaar geheel terecht) het verwijzingsarrest van het Hof van Cassatie volledig naast zich neer legt.

In principe is het verwijzingsgerecht niet gebonden door de cassatie-uitspraak, behalve in geval van een tweede cassatie op dezelfde gronden (artikel 1120 Ger. W.), hetgeen hier niet het geval was.

In het betreffende cassatiearrest besliste het Hof dat het, bij de beoordeling van de originaliteit van een werk, “niet vereist [is] dat het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur [draagt]”.

Dit arrest leek een grote ommekeer te vormen in de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie . Daarenboven leek het volledig in te gaan tegen de jongste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die in zijn Painer arrest van 1 december 2011 reeds besliste dat de voorwaarde van 'originaliteit' een autonoom Unierechtelijk begrip is, waardoor het in principe niet aan de nationale rechter toekomt om er een afwijkende interpretatie op na te houden . Volgens het Hof van Justitie dient sindsdien in alle lidstaten van de EU een werk als origineel te worden beschouwd wanneer het gaat om “een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan” en daarvan is sprake “wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid”.

Het betreffende cassatiearrest werd dan ook terecht op heel wat kritiek onthaald in de rechtsleer.

Uiteindelijk heeft het Hof van Cassatie dit euvel rechtgezet en heeft het zich in zijn arresten van 31 oktober 2013  en 17 maart 2014 , zonder al te veel commentaar, aangesloten bij de autonome Unierechtelijke interpretatie van het Hof van Justitie, die zeer dicht aanleunt bij de invulling die in België werd gehanteerd voor het cassatiearrest van 26 januari 2012.

Reden te meer waarom het hof van beroep te Antwerpen het verwijzingsarrest bewust naast zich neerlegt en, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie en de hierboven aangehaalde recente rechtspraak van het Hof van Cassatie, de juiste beoordelingsmethode toepast.

2.    STRENGE INVULLING VAN 'DE UITDRUKKING VAN DE PERSOONLIJKHEID'

Nu vaststaat dat bij de beoordeling van originaliteit, eveneens moet nagegaan worden of het werk de uitdrukking vormt van de persoonlijkheid van de auteur, stelt zich de vraag hoe deze voorwaarde moet worden ingevuld.

Het Hof van Justitie geeft alvast een aanwijzing : het is vereist dat de auteur “bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen”.

In casu wordt opnieuw beslist dat er geen sprake is van een oorspronkelijk werk.

Het hof van beroep te Antwerpen volgt hiermee de overwegingen van het hof van beroep te Gent in het arrest dat door het Hof van Cassatie werd vernietigd : “Zeer belangrijk bij de beoordeling van het geheel van de tekeningen zijn de kleuren […]. Artesutto kan zich niet op een eigen intellectuele schepping beroepen met betrekking tot de kleuren, nu deze precies van B&T Textilia afkomstig zijn”. “De variaties die Artesutto aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van [de auteur]. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk karakter vertoont”.

Het hof van beroep te Antwerpen gaat evenwel verder en stelt dat de auteur “geen oorspronkelijke werken heeft ontworpen, maar zich ertoe beperkt heeft om tekeningen te maken van bestaande, eeuwenoude stadsgezichten, dit uitgaande van de concrete omgeving en daarenboven in een traditionele stijl”. En verder : “De door haar gemaakte keuzes inzake lichtinval, sites waarop water te zien is, zomertaferelen, kleurschakeringen in bomen, herfstsfeer, bewolking, afboording, … kunnen niet als uitingen van de persoonlijkheid van de auteur worden beschouwd”.

Deze overwegingen verdienen enkele kanttekeningen.

Ten eerste, neemt het feit dat 'bestaande' 'eeuwenoude stadsgezichten' als thema wordt gekozen geenszins weg dat het werk origineel kan zijn. Dat doet het feit dat van een 'concrete omgeving' wordt uitgegaan evenmin. Zo niet zouden foto's van 'bestaande' objecten of zelfs van mensen niet voor bescherming door auteursrecht in aanmerking komen.

Daarenboven moet worden herinnerd dat, zelfs indien bestanddelen van een werk bestaan uit elementen die, afzonderlijk beschouwd, als dusdanig geen intellectuele schepping vormen van de auteur die ze gebruikt, de auteur via de keuze, de schikking en de combinatie van deze elementen op een oorspronkelijke wijze, de uitdrukking aan zijn creatieve geest kan geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt.

Ten tweede, mag ook het feit dat in een 'traditionele stijl' wordt gewerkt er niet aan in de weg staan dat een werk vatbaar is voor bescherming. Een stijl op zich komt inderdaad niet in aanmerking voor bescherming, maar individuele werken die binnen een bepaalde stijl worden gemaakt wel. Dit zorgt er evenwel voor dat de auteur beperkt wordt in zijn mogelijkheden om binnen de gekozen stijl te blijven. Niettemin kunnen ook subjectieve elementen geïncorporeerd worden die wel voldoen aan de eis dat zij de persoonlijke stempel dragen van de auteur.

Ten derde, verwijst het hof van beroep te Antwerpen uitdrukkelijk naar de keuzes die door de auteur werden gemaakt (weliswaar binnen het beperkte kader van de afbeelding van stadsgezichten), om dan toch te beslissen dat deze geen uiting zijn van de persoonlijkheid van de auteur.

De vraag stelt zich of het hof met deze strenge beoordeling geen stap te ver heeft gezet. Men kan immers verwijzen naar talloze uitspraken waarin beslist werd dat werken, en in het bijzonder gebruiksvoorwerpen, origineel zijn, terwijl vaak veel minder 'creatieve' keuzes gemaakt werden dan in huidig geval.

Het komt ons dan ook voor dat het hof, bij de invulling van het begrip 'uitdrukking van de persoonlijkheid' een groter of zelfs doorslaggevend belang had moeten hechten aan de vrije en creatieve keuzes die de auteur heeft gemaakt, des te meer nu dit criterium daarvoor – als enige –uitdrukkelijk door het Hof van Justitie wordt aangereikt. In dat geval had het geannoteerde arrest er mogelijks anders uitgezien.

3.    ORIGINALITEIT IS NIET GELIJK AAN NIEUWHEID

Tot slot nog deze bemerking. Het hof maakt de volgende overweging, die weliswaar weinig invloed had op de verdere beoordeling, maar niettemin aan de principes van het auteursrecht raakt : “Degene die de auteursrechtelijke bescherming betwist kan het tegenbewijs leveren door voorlegging van minstens één anterioriteit (waaruit blijkt dat het werk waarvan de auteursrechtelijke bescherming wordt betwist, alle kenmerken van het oudere werk heeft overgenomen)”.

Deze overweging is op zijn minst verwarrend.

In het auteursrecht bestaat immers geen nieuwheidsvereiste. Het eigen karakter van een jonger onafhankelijk werk zal niet worden beïnvloed door het bestaan van een ouder werk, aangezien originaliteit een subjectieve voorwaarde is en niet kan worden geassimileerd met nieuwheid . Het is dus mogelijk dat de auteur van een jonger werk zijn eigen persoonlijke en individuele stempel drukt op zijn werk, ook al komt deze toevallig overeen met de auteursrechtelijk beschermde elementen van het oudere werk.

In geval een anterioriteit kan aangetoond worden, zal evenwel een weerlegbaar vermoeden ontstaan dat het jongere werk niet origineel is. De maker van een later werk mag dan nog steeds bewijzen dat zijn werk onafhankelijk van het eerste werk tot stand gekomen is.

Bovenstaande overweging van het hof dient aldus met het nodige korreltje zout te worden geïnterpreteerd.

1. Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336, noot F. BRISON, IRDI 2012, 199, noot F. GOTZEN, JLMB 2012, 977, noot A. JOACHIMOWICZ, Jaarboek Marktpraktijken 2012, 939, noot A. HALLEMANS, Pas. 2012, 202, RW 2012-13, 578, noot H. VANHEES, TBH 2012, 610, noot B. MICHAUX,  IEFbe 150.
2. Zie bv. Cass. 11 maart 2005, AM 2005, 396; Cass. 27 april 1989, RW 1989-90, 362; Cass. 25 oktober 1989, RW 1989-90, 1061.
3. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punten 87-88.
4. Zie bv. F. GOTZEN, "Het Hof van Cassatie en het begrip 'oorspronkelijkheid' in het auteursrecht", IRDI 2012, 203 ; B. MICHAUX, "La notion d'originalité en droit d'auteur: une harmonisation communautaire en marche accélérée", TBH 2012, 599 ; F. BRISON, noot onder Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336. Zie eveneens ons commentaar bij dit arrest (H. ABRAHAM, "Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?", IEFbe 150 ).
5. Cass. 31 oktober 2013, RW 2013-14, 1464.
6. Cass. 17 maart 2014, ICIP 2014, 251.
7. F. GOTZEN, op. cit., 203; B. MICHAUX, op. cit., 601.
8. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punt 89. Zie ook HvJ EU, 1 maart 2012, C-604/10, Football Dataco Ltd/Yahoo! UK Ltd, punt 38.
9. Zie Voorz. Kh. Antwerpen (staking), 25 september 2012, A/11/10734, IEFbe 296, onder verwijzing naar HvJ, 16 juli 2009, C-5/08, Infopaq, punt 45
10. M.-C. JANSSENS, "Auteursrechtelijke originaliteit en gebruiksvoorwerpen: geen evidentie", DAOR 2009, 313.
11. Zie bv. het recent overzicht van rechtspraak door S. FLECIJN en E. VAN MELKEBEKE, "Intellectuele rechten kroniek 2012", NjW 2013, 528.
12. Gent, 9 februari 2004, RABG 2005, 1845. Zie eveneens A. HALLEMANS, "De rechtsfiguur van de onafhankelijke creatie in het auteursrecht: Was Michael Jackson toch alleen?", IRDI 2008, 111.
13. idem.