IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 855

HvJ EU: Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie

HvJ EU 5 juni 2014, IEFbe 854, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency) - dossier
Auteursrecht. Reproductierecht. Tijdelijke reproductie. Zie eerder IEF 12948. Uitlegging van artikel 5, lid 1, van (InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG). Beperkingen en uitzonderingen op reproductierecht. Begrip „tijdelijke reproductiehandelingen die van voorbijgaande of incidentele aard zijn en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedéˮ. Kopie van webpagina die automatisch in het cache-internetgeheugen wordt opgeslagen en op het scherm wordt weergegeven. HvJ EU verklaart voor recht:

Artikel 5 van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG moet aldus worden uitgelegd dat kopieën op het computerscherm van de gebruiker en kopieën in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, alsook aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van die richtlijn, en derhalve zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

Gestelde vragen:

In omstandigheden waarin:
1. een eindgebruiker een webpagina bekijkt zonder deze pagina te downloaden, te printen of op enige ander wijze een kopie ervan te maken;
2. kopieën van deze webpagina automatisch op het scherm verschijnen en in het cache-internetgeheugen van de harde schijf van de computer van de eindgebruiker worden opgeslagen;
3. het maken van deze kopieën noodzakelijk is voor het technische procedé dat correct en doeltreffend surfen op het internet mogelijk maakt;
4. de op het scherm weergegeven kopie aldaar blijft staan tot de eindgebruiker de betrokken pagina verlaat, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
5. de in het cachegeheugen opgenomen kopie aldaar blijft opgeslagen tot zij door andere gegevens wordt verdrongen doordat de eindgebruiker andere webpagina’s bekijkt, en zij dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;
6. de kopieën slechts worden bewaard voor de duur van de gewone procedés die met het sub (iv) en (v) hierboven beschreven internetgebruik gepaard gaan;
zijn dergelijke kopieën dan (i) tijdelijk, (ii) van voorbijgaande of incidentele aard, en (iii) vormen zij een integraal en essentieel onderdeel van het technische procedé in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG1 ?
IEFBE 854

Kabouter Plop en Piet Piraat beschermen hun karakters

Rechtbank Amsterdam 4 juni 2014, IEFbe 854 (Studio100 tegen Vrolijke Kabouters-Pret Piraat)
Uitspraak ingezonden door Natalie van der Laan en Anne Voerman, DLA Piper. Studio100 exploiteert de karakters Kabouter Plop en Piet Piraat. Gedaagden treden op als lookalike onder de namen de Vrolijke Kabouters en Pret Piraat. De combinatie van elementen in de characters en de wijze waarop deze worden gepresenteerd genieten auteursrechtelijke bescherming, waarop inbreuk wordt gemaakt. Geen inbreuk op woordmerk Kabouter Plop als derden dat teken gebruiken voor aankondigingen. Tussen PRET en PIET PIRAAT is een grote visuele en auditieve overeenstemming. Door het gedogen gedurende vijf opeenvolgende jaren is ex 2.4 sub f BVIE geen merkrecht verkregen als dat te kwader trouw is verricht. PRET PIRAAT wordt nietig verklaard en er moet informatie over optredens en boekingen worden gegeven.

4.9. Niet ter discussie staat dat Studio 100 bevoegd is op te komen tegen inbreuken op de woordmerken KABOUTER PLOP en PIET PIRAAT. Van een inbreuk op het woordmerk KABOUTER PLOP door gedaagde is evenwel niet gebleken. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde zelf dit woordmerk heeft gebruikt. Dat derden onder de naam Kabouter Plop hebben aangekondigd, maakt niet dat dit gebruik aan gedaagde kan worden toegekend. Dit geldt temeer, nu gedaagde onbetwist heeft aangevoerd dat zij in de algemene voorwaarden die zij bij de optredens hanteert heeft opgenomen dat zij als de Vrolijke Kabouters aangekondigd dient te worden.

4.12. Op grond van artikel 2.4 sub f BVIE wordt er geen recht op een merk verkregen door de inschrijving van een merk waarvan het depot te kwader trouw is verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat gedaagde op de hoogte was van het gebruik van het woordmerk PIET PIRAAT in de periode van drie jaar voorafgaand aan haar depot, nu dit niet door haar is betwist. Het televisieprogramma rond Piet Piraat wordt bovendien al sinds december 2001 uitgezonden en geniet grote bekendheid, ook in Nederland. Gedaagde heeft haar verweer, dat zij het merk PRET PIRAAT al sinds 2001 gebruikt op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat zij al in 2001 kleding voor het character Pret Piraat heeft aangeschaft, duidt immers niet op gebruik als woordmerk. Dit betekent dat Studio 100 met recht de nietigheid inroept van de inschrijving van het merk PRET PIRAAT.
IEFBE 853

Conclusions de l’AG: Les bibliothèques peuvent mettre des livres à disposition sur support électronique

Conclusions AG HvJ EU 5 juin 2014, IEFbe 853, l'affaire C-117/13 (TU Darmstadt) - dossier
Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. IEFbe 294. Interprétation de l'article 5, par. 3, sous n), de la directive INFOSOC 2001/29/CE. Exceptions et limitations aux droits de reproduction et de communication en cas d'utilisation à des fins de recherches et d'études privées. Livre mis à disposition, au moyen de terminaux spécialisés, à des particuliers dans une bibliothèque universitaire. Situation dans laquelle ledit livre peut être imprimé ou téléchargé vers une clé USB.

Communiqué de presse: Selon l’avocat général Niilo Jääskinen, un État membre peut autoriser les
bibliothèques à numériser, sans l’accord des titulaires de droits, des livres qu’elles détiennent dans leur collection pour les proposer sur des postes de lecture électronique. Si la directive sur le droit d’auteur ne permet pas aux États membres d’autoriser les utilisateurs à stocker sur une clé USB le livre numérisé par la bibliothèque, elle ne s’oppose pas, en principe, à une impression du livre à titre de copie privée.

Conclusie AG:

1)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la [InfoSoc-directive 2001/29/CE], doit être interprété en ce sens qu’une œuvre n’est pas soumise à des conditions en matière d’achat ou de licence, lorsque le titulaire du droit offre aux établissements visés dans cette disposition de conclure à des conditions adéquates des contrats de licence d’utilisation de cette œuvre.
2)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29, interprété à la lumière de l’article 5, paragraphe 2, sous c), de ladite directive, ne s’oppose pas à ce que les États membres accordent aux établissements visés dans cette disposition le droit de numériser les œuvres de leurs collections, si la mise à la disposition du public au moyen de terminaux spécialisés le requiert.

3)      Les droits prévus par les États membres conformément à l’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29 ne permettent pas aux usagers des terminaux spécialisés d’imprimer sur papier ou de stocker sur une clé USB les œuvres qui y sont mises à leur disposition.

Questions:

1. Une œuvre est-elle soumise à des conditions en matière d'achat ou de licence, au sens de l'article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29/CE , lorsque le titulaire du droit offre aux établissements visés dans cette disposition de conclure à des conditions adéquates des contrats de licence d'utilisation de cette œuvre ?
2. L'article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29/CE habilite-t-il les États membres à accorder aux établissements le droit de numériser les œuvres de leurs collections si la mise à disposition de ces œuvres au moyen de terminaux le requiert ?
3. Les droits prévus par les États membres conformément à l'article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29/CE peuvent-ils aller jusqu'à permettre aux usagers des terminaux d'imprimer sur papier ou de stocker sur une clef USB les œuvres qui y sont mises à leur disposition ?
IEFBE 852

BBIE mei/OBPI mai 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 12 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie april 2014.

20-05
BOSCH
BOSCH INVEKA
Gedeelt.
nl
13-05
ISIFIX
EASYFIKS
Afgew.
nl
13-05
Thalia
INFOTALIA THE CONTENT PORTAL
Gedeelt.
nl
13-05
KIKO
KIKAIS
Toegew.
nl

 

13-05
Thalia
INFOTALIA
Gedeelt.
nl
12-05
KENZO
ENZO label
Gedeelt.
nl
12-05
GREENPROOF GROENDAK GROEP
GREEN ROOF
Afgew.
fr
09-05
FARAH
FARAH&COCO
Gedeelt.
nl
08-05
VION
ZIVION
Gedeelt.
nl
08-05
ETRO
LUCIANO CAMELLI
Afgew.
fr
08-05
VG
VG
Gedeelt.
nl
05-05
BUGABOO
BUGABOO
Gedeelt.
nl

Behoefte aan een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.be

Nécessité d'une analyse plus approfondie? Note aux rédacteurs: redactie@ie-forum.be
IEFBE 851

Facturen en catalogi leveren bewijs tegen non-usus van SENSUS

OHIM 30 mei 2014, IEF 13906 (Swiss Sense tegen Rectitel)
Beslissing ingezonden door Gert Jan van de Kamp, Park Legal. Merkenrecht. Non-usus deels aangenomen. Swiss Sense roept ingevolge artikel 51 lid 1 onder a Gemeenschapsmerkenverordening (non-usus) het verval in van Gemeenschapsmerk SENSUS van Recticel. Het OHIM, onder verwijzing naar onder meer het arrest C-12/12 [IEF 12574](SM Jeans/Levi’s), oordeelt dat Recticel normaal gebruik heeft gemaakt van haar Gemeenschapsmerk SENSUS voor onder meer matrassen, matrasvullingen en hoofdkussens. De door Recticel overlegde facturen en catalogi leveren bewijs van (normaal) merkgebruik op voor onder andere Nederland, België, Luxemburg, Zweden en Frankrijk. Voor andere producten in de klassen 10, 17 en 20 volgt gedeeltelijk de nietigverklaring van het merk.

Place of use:
“The evidence shows that the place of use has been different member countries of the European Union. This can be inferred from, for example, the invoices, which are submitted to customers in Belgium, the Netherlands, Luxembourg, Sweden and France. Furthermore, the product catalogues are issued for the public in Benelux, which is indicated for example by the web address www.beka.be, which can be seen in the catalogues.  Consequently, as the use has been clearly shown in different member countries of the European Union, it is concluded that the evidence of use filed by the proprietor contains sufficient indications concerning the place of use.”

Nature of use:
“(...)The Cancellation Division also notices that the contested CTM is used together with other trade marks, such as “UBICA” or “BEKA”. However, there is no legal precept in the Community trade mark system which obliges the proprietor to provide evidence of the earlier mark alone when genuine use is required. Two or more trade marks may be used together in an autonomous way, with or without the company name, without altering the distinctive character of the earlier registered trade mark. The Court has confirmed that the condition of genuine use of a registered trade mark may be satisfied both where it has been used as part of another composite mark or when it is used in conjunction with another mark, even if the combination of marks is itself registered as a trade mark (judgment of 18/04/2013, C-12/12, ‘SM JEANS/LEVI’S’, para 36).”
Global assessment:
“When reviewing the evidence in its entirety, especially taking into account the invoices during the relevant time period and the fact that they indicate the economic extent of use relating to the genuine use of the earlier trade mark in part of the relevant market, it is considered that the evidence shows use of the earlier trade mark to a sufficient extent. This finding is supported by the evidence showing the catalogues of the products (indicating the nature of the use). “
IEFBE 850

Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?

H.T.L. Stockmann, ‘Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?’, IEF 13898.
Bijdrage ingezonden door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Verschenen op IE-Forum.nl. Onlangs heeft de AG van het HvJEU zich uitgesproken over de uitleg van het begrip ‘parodie’ door het nemen van een conclusie in de Suske & Wiske-zaak [IEF 13867]. In deze bijdrage niets over de parodie-exceptie. De conclusie van de AG deed mij denken aan eerdere juridische vraagstukken waarin Suske & Wiske ook een (bij)rol hebben gespeeld.

In 1982 oordeelde de president van de Amsterdamse rechtbank dat ‘Suske & Wiske’ geen merk kon zijn voor de stripboeken waarin zij figureren. Ook in 2004 kwam een bodemrechter tot een dergelijk oordeel omtrent het teken ‘Suske & Wiske’. Allereerst ga ik in op de vraag of namen en afbeeldingen van stripfiguren, gebruikt ter onderscheiding van stripverhalen waarin die figuren centraal staan, erkenning van het merkenrecht verdienen. Voor de beantwoording van bovenstaande vraag draag ik argumenten aan die m.i. ervoor zorgen dat er wel degelijk merkbescherming mogelijk is voor zulke tekens.

Dit standpunt werpt vervolgens weer andere – meer dogmatische - vraagstukken op. Zo kunnen de namen en afbeeldingen van stripfiguren natuurlijk ook auteursrechtelijk beschermd zijn. Zie voor een voorbeeld het arrest van de Hoge Raad uit 1984 inzake, jawel, de auteursrechtelijke bescherming van Suske & Wiske. Uit de jurisprudentie volgt dat samenloop in beginsel mogelijk is en dat een teken zowel merk als werk kan zijn.
Langer sta ik stil bij de merkenrechtelijke bescherming na afloop van de auteursrechtelijke bescherming. Wordt op deze manier niet kunstmatig de auteursrechtelijke beschermingsduur verlengd door inschrijving van een merkdepot? Het auteursrecht is immers een tijdelijk recht, daar waar het merkenrecht in beginsel oneindig verlengd kan worden. Staat de ratio van het auteursrecht eraan in de weg dat ‘het werk een merk wordt’?
Ik zal betogen dat er mijns inziens sprake kan zijn van een geldig merkdepot nadat de auteursrechtelijke beschermingsduur verlopen is.
Uiteindelijk wordt kort en bondig geconcludeerd.

Lees het gehele artikel

 

IEFBE 849

In de tijdschriften mei 2014

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:

AMI mei/juni 2014 BMM Bulletin 3/4 2013 Berichten IE mei 2014
GRUR Int

JIPLP 2014 vol 9 issue 6
  Mediaforum mei 2014
RDC-TBH N° 5/2014 - MEI    

AMI
Voorbaat of vermoeden? De rol van artikel 45d Auteurswet
Kanttekeningen bij het arrest NORMA/NLkabel
J.J.C. Kabel

Primaire of secundaire openbaarmaking, uitzending of heruitzending?
Kanttekeningen bij het arrest NORMA/NLkabel
J.H. Spoor

De kabeldoorgiftevergoeding is dood; leve de kabeldoorgiftevergoeding!
Het arrest NORMA/NLkabel en de voorgestelde wijziging van het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht
D.J.G. Visser

Jurisprudentie
Nr. 7 • HvJ EU 13 februari 2014 (Svensson/Retriever)
m.nt. K.J. Koelman
Nr. 8 • HR 17 januari 2014
(Ryanair/PR Aviation)
m.nt. E. Schmieman
Nr. 9 • HR 28 maart 2014
(NORMA/NLkabel)
m.nt. J.J.C. Kabel, J.H. Spoor en D.J.G. Visser

BMM Bulletin
Regulation 608/2013
Olivier Vrins
The new customs regulation, the Commission’s proposals relating to trademarks and transit
Frank Eijsvogel
An international trade perspective on transit seizures
Henning Grosse Ruse – Khan

Berichten IE mei 2014
Artikel
Het ex parte-bevel. Een kwantitatief statistisch onderzoek naar ex parte-procedures in de periode 2007 tot en met 2012 - Rolf de Jong, Pieter de Jonge en Charlotte Vrendenbarg
Interview met mr. P. Blok, Rolf de Jong en Pieter de Jonge
Rechtspraak
Merkenrecht.
nr. 27 Vzr. Rechtbank van KH Brussel 20 maart 2014, Louboutin/Van Dalen, IEF 13703, met noot van P.A.C.E. van der Kooij
Rechtspraak in het kort
octrooirecht
nr. 28 Rechtbank Den Haag 18 september 2013, Fluoron/DORC, IEF 13042
Merkenrecht
nr. 29 Benelux-Gerechtshof 3 februari 2014, ICI Paris XL/Publications France Monde, IEF 13565
Procesrecht
nr. 30 HR 25 oktober 2013, Eiser/De Gemeente de Ronde Venen, IEF 13181
nr. 31 Hof Arnhem-Leeuwarden 23 januari 2014, appellanten tegen ITW Eibergen, IEF 13460

GRUR INT
Torsten Körber
Internet search engines and competition law

Katharina de la Durantaye, Sebastian J. Golla, and Linda Kuschel
“Space Oddities”: copyright law and conflict of laws in outer space

JIPLP
Darren Smyth
Two gaps instead of one: the CJEU's effect on Supplementary Protection Certificate jurisprudence

Current Intelligence
Paul England
Patents: Disk brakes, hockey sticks and added matter

Janet Strath and Paul Harris
What makes someone a de facto director?

Stefano Barazza
When the description limits the scope of the invention: careful drafting really matters!

Valborg Kjartansdóttir
Trade marks: RUSSIAN STANDARD inherently registrable following Iceland appeal

Gino van Roeyen
‘Johnny Walker’, a case referred to CJEU by the Dutch Hoge Raad: recognition in the Netherlands of a Bulgarian EU trade mark law error and international exhaustion

Sarah Burke and Joel Smith
Technical result under trade mark law: is the KitKat bar protectable as a shape mark in the UK?

Heather Newton, Andrew Moir, and Rachel Montagnon
Copyright: CJEU increases burden on manufacturers of games consoles to prove the unlawfulness of devices circumventing technological protection measures and that their TPMs are proportionate

Enrico Bonadio and Angelo Maria Rovati
Use of dedicated meta-search engine infringes database right: the CJEU's stance in Innoweb v Wegener

Thomas Jochheim
Illegal download of a cinematographic work in a different language version

Leigh Smith
Passing Off: Court of Appeal confirms protection of the expression ‘Greek Yoghurt’

Sarah Burke and Joel Smith
Another ‘no’ from the Court of Appeal on survey evidence

Stefano Barazza
Licensing standard essential patents, part one: the definition of F/RAND commitments and the determination of royalty rates

Owen H. Dean and Mabel Jansen
‘Is the spear mightier than the artist's brush?’: Umkhonto v Umdwebi Bhulashi in perspective

Alexander Tsoutsanis
Why copyright and linking can tango
Journal of Intellectual Property Law &
Eira Mishra
Cover versions and the new copyright regime in India

Mediaforum nr 5:
Opinie
Consternatie bij de afdeling Vermiste en Gevonden Telefooons
Ot van Daalen
Rechtspraktijk
Press regulation in the United Kingdom; the struggle to implement the Leveson Report
Thomas Gibbons
Rechtspraktijk
De Raad voor de Journalistiek vindt zichzelf opnieuw uit
Folkert Jensma
Jurisprudentie
Nr. 10 CBB 30 januari 2014, Broadcast Newco Two/Minister van EZ m.nt. C.J. Wolswinkel
Nr. 11 Rb. Gelderland 27 maart 2014, A/CBP m.nt. Q.R. Kroes
Nr. 12 Vzr. Rb. Rotterdam 6 februari 2014, A/B&W Rotterdam m.nt. M.Ch. Kaaks en O.M.B.J. Volgenant

Revue de Droit Commercial Belge-Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht
RECHTSLEER - intellectuele eigendom, recht en technologie / droits intellectuels, droit et technologie

p. 409 Evoluties in het octrooirecht – Overzicht van rechtspraak 2011-2013
Philippe de Jong , Kristof Neefs et Christophe Ronse

p. 462 La responsabilité des intermédiaires en droit des marques et en droit d’auteur à la lumière de la récente jurisprudence européenne
Virginie Fossoul

RECHTSPRAAK
p. 490
Hof van Justitie 11 juli 2013
MARKTPRAKTIJKEN – Informatie van de markt – Reclame – Algemeen – Richtlijnen nr. 84/450/EEG en nr. 2006/114/EG – Misleidende reclame en vergelijkende reclame – Begrip “reclame” – Registratie en gebruik van domeinnaam – Gebruik van metatags in metadata van website
p. 493 Noot : Patrick Van Eecke, Antoon Dierick - Het gebruik van domeinnamen en metatags als reclame – De Belgische rechtspraktijk getoetst na BEST v. Visys
p. 498 Hof van Cassatie 5 januari 2012
OCTROOI – Europees octrooi – Europees octrooiverdrag – Algemeen – Beslissing van de oppositiekamer – Hoger beroep – Schorsende werking – Behoud van de exclusieve rechten
p. 499 Noot : Patricia Cappuyns - De prima facie geldigheid van octrooien en de schorsende werking van het beroep: de recente cassatierechtspraak vergeleken met die van onze buurlanden
p. 509 Cour de cassation 24 juin 2013
OCTROOI – Europees octrooi – Europees octrooiverdrag – Algemeen – Namaak – Beslissing tot nietigverklaring waartegen beroep – Rechter in kort geding
p. 513 Cour d’appel de Mons 3 février 2014
AUTEURSRECHT – Beschermingsvoorwaarden auteursrecht – Originaliteit – Muziekwerk – Namaak (nee) – Redelijke twijfel – Originaliteitsschadelijke voorbekendheid – Bewijslast van de originaliteit
p. 519 Noot : Julien Cabay - L’originalité d’une oeuvre musicale

IEFBE 848

Beeldmerk ZeroHuis maakt inbreuk op het woordmerk ZERO

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 21 maart 2014, IEFbe 848 (Mopac tegen gedaagde)
Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Woordmerk. Beeldmerk. Mopac is sinds 2010 houdster van Benelux woordmerken "Zero" en "Zero Ready". Gedaagde deponeerde het Benelux beeldmerk "Zerohuis ZeroReady/Zero/Zero+" voor soortgelijke producten en is houdster van www.zerohuis.be. Mopac vond dat er sterke gelijkenissen waren tussen de merken, onder meer omdat het beeldmerk het merk "Zero Ready" omvat. De Rechtbank verklaart de hoofdvordering gegrond, verklaart het beeldmerk nietig en beveelt de doorhaling. Mopac toont niet aan dat ´zero´ in de domeinnaam het onderscheidende en dominante bestanddeel is; deze vordering is ongegrond. Tot slot verbiedt de Rechtbank het gebruik van het bestreden beeldmerk, en dit op straffe van een dwangsom van 2.500,00 euro per inbreuk en per dag, met een maximum van 75.000,00 euro.

Beoordeling
4.1 Ouder merk
Hiervoor werd reeds aangegeven dat Mopac merkhouder is van de oudere Benelux woordmerken "Zero" voor klasse 37 en "Zero Ready" voor klassen 6, 19 en 37 ten opzichte van het beeldmerk "Zerohuis Zeroready/Zero/Zero+" voor de klassen 19, 36 en 37.

Economisch verkeer
Het staat vast dat voormelde tekens in het economisch verkeer gebruikt worden.

Soortgelijkheid
De waren en diensten waarvoor de merkinschrijvingen werden genomen zijn soortgelijk. De inschrijvingen van partijen worden onder dezelfde klassen 19 (onder 'waren', bouwmaterialen, niet van metaal; onbuigzame buizen, niet van metaal, voor bouw; asfalt, pek en bitumen; verplaatsbare constructies, niet van metaal; monumenten, niet van metaal), wat het beeldmerk van verweerders betreft en de inschrijving voor "Zero Ready" en 37 (onder 'diensten' bouw, reparaties, installatiewerkzaamheden), wat het beeldmerk en de inschrijvingen voor "Zero" en "Zero Ready" betreft. De inschrijvingen van Mopac hebben dus niet enkel betrekking op bouwmaterialen (waren), zoals verweerders voorhouden, maar ook op diensten. Daarenboven kunnen diensten en waren ook soortgelijk zijn. Het is duidelijk dat partijen zich tot dezelfde markt, met name de bouw van passiefwoningen, richt.

Overeenstemming
(...) Het is duidelijk dat een dominant onderdeel in het woordmerk en het beeldmerk, "Zero" en "Zero Ready" betreft. In deze context komen de merken zowel visueel, begripsmatig en auditief overeen. Uiteraard wordt dit versterkt door het feit dat het beeldmerk van verweerders letterlijk de woordmerken "Zero" en "Zero Ready" van Mopac bevat. Het beeldmerk bestaat overigens voornamelijk uit woordelementen, waarbij de beeldelementen ondergeschikt zijn.
Het is onmiskenbaar dat het woord "Zero" het beeldmerk domineert. In die zin is het niet relevant dat het gaat om een woordmerk versus een beeldmerk. Het beeldmerk wordt gekenmerkt door de dominantie van het woord "zero". De (ondergeschikte) beeldelementen beïnvloeden de gemiddelde consument niet.

Verwarringsgevaar
Een gemiddelde geïnformeerde consument kan zich vergissen en van oordeel zijn dat het beeldmerk met de woorden "ZeroHuis ZeroReady/Zero/Zero+" verwijst naar de producten van Mopac. Waarbij die consument zou kunnen denken dat huizen die Ultra-Bouw worden gebouwd met bouwmaterialen van Mopac. Hij kan dus in verwarring gebracht worden omtrent de herkomst van de producten.
(...) De bewering dat in de bouwsector de term "zero" een ingeburgerd begrip is dat verwijst naar woningen die weinig energie van buitenaf nodig hebben wordt niet aangetoond.

Gelet op het voorgaande is aan de toepassingsvoorwaarden van art. 2.20, lid 1 b) BVE voldaan en kan Mopac het gebruik van he beeldmerk door verweerders verbieden. Daarnaast leidt het hiervoor beschreven verwarringsgevaar, tot potentiële misleiding in de van art. 2.4 b BVIE, zodat de vordering tot nietigheid van het merk, gegrond is op basis van art. 2.28, 1, e BVIE.

Zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van overeenstemming, zodra de vordering tot nietigverklaring voor zover gestoeld op art. 2.28, 3, a BVIE, nu de inschrijvingen van Mopac ouder zijn, eveneens gegrond is.

4.2 (...) De domeinnaam is een samenstelling, die een geheel vormt, en als dusdanig werd geregistreerd. Het moet dan ook als een geheel worden beschouwd. Mopac toont niet aan dat "zero" in de samenstelling het onderscheidende en dominante bestanddeel zou zijn. Dit is anders bij het beeldmerk, die letterlijk de woordmerken "Zero" en "ZeroReady" bevat en daarnaast nog tweemaal bijkomend, in de samenstelling "ZeroHuis" en "Zero+", een verwijzing naar "zero" bevat. Dit deel van de vordering is bijgevolg ongegrond.

IEFBE 847

Vaderschapsrechten en co-auteursrecht op lampen niet bewezen

Hof van Beroep Gent 17 maart 2014, IEFbe 847 (Ibens en Bataille tegen bvba V)
Uitspraak mede ingezonden door Jean-Marie Verschelden, Lagrou, Verschelden, Clement & Reynaert. Auteursrecht. Namaak. Ibens en Bataille is actief in de wereld van interieurinrichting en design. Ibens en Bataille stelde bij aangetekende brief Tekna in gebreke wegens het commercialiseren onder de naam "Butterfield" van het ontwerp voor de lampen die zij voor het restaurant 'Radis Noir' zou hebben ontwikkeld. Deze aantijging van namaak werd door Tekna betwist en zij verklaarde hierbij tevens dat het model was ontwikkeld door bvba V. Ibens en Bataille stelde hierop bvba V in gebreke om de commercialisering van de lamp te stoppen. Ibens en Bataille beroept zich op haar auteursrecht op de lampen. Het Hof oordeelt dat niet alleen het vaderschap op de lamparmaturen niet bewezen is, maar dat ook een co-auteurschap niet bewezen is.

Het Auteursrecht op de lamparmaturen
9. Hoewel de geïntimeerden in hun syntheseconclusie in hoger beroep in de voorwaardelijke wijze schrijven over de vraag of de tafellamp wel auteursrechtelijke bescherming toekomt (randnummer 20 ervan), gaan zij niet verder in op dit onderdeel. De appellante stelt zonder meer dat de tafellamp auteursrechtelijke bescherming verdient. Geen der partijen lijkt derhalve echt te betwisten dat de lamparmaturen in aanmerking kunnen komen voor auteursrechten. Dit punt lijkt van betwisting uitgesloten door de partijen. Het Hof mag dit dan ook niet ambtshalve opwerpen.

De betwisting met betrekking tot het vaderschap ligt wel duidelijk voor: wie ontwierp de lampen (en aan wie werden de vaderschapsrechten eventueel overgedragen) en aan wie komt op grond daarvan de auteursrechten toe?

De vaderschapsrechten op de lamparmaturen
13. Het is niet omdat een lamp gemaakt en gebruikt werd en wordt, dat ook noodzakelijkerwijze een auteursrecht erop aan een bepaalde (rechts)persoon moet toegekend worden. De vaststelling dat de partijen het bestaan van auteursrechten op de lamparmaturen als zodanig buiten de huidige betwisting lijken gelaten te hebben, is hier niet mee in strijd.

14. Uit al het voorgaande volgt dat niet alleen het vaderschap op lamparmaturen niet bewezen is, maar dat ook een co-auteurschap niet bewezen is.(...)
IEFBE 846

The Trade Secrets Directive - the new council proposal

Wouter Pors, The Trade Secrets Directive - the new council proposal, IEF 13895.
Bijdrage ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird. Een update sinds IEF 13607. The law on trade secrets varies widely even among EU Member States. For instance, in The Netherlands it has always been a part of the general law on tort and to a limited extent of employment law, whereas Sweden has a specific law on trade secrets. Although the WTO Agreement on the Trade Related Intellectual Property Rights (TRIPs) has proclaimed in Article 1(2) and Article 39 that trade secrets are intellectual property rights, that does not mean that they are always well-protected throughout the world. [draft 19 May; changes nov 2013- may 2014]
Lees verder