Gepubliceerd op maandag 19 januari 2015
IEFBE 1147
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Succesvolle pauliana tegen overdracht "Bodystyling+"

Hof van beroep Brussel 4 november 2014, IEFbe 1147 (Appellante q.q. tegen Splendido)
Merkenrecht. Pauliana. De overdracht van het Benelux-merk Bodystyling+ kan niet tegen de boedel van het failliete Donato worden ingeroepen. De context van overdracht is dusdanig verdacht dat een bedrieglijke intentie wordt aangenomen om de belangen van schuldeisers van Donato te schaden.Het beroep is gegrond.

(...) Boystyling+ werd verkocht voor een bedrag van 1.239,47 euro. Een dertigtal studio’s betaalden jaarlijks gemiddeld 2.726,83 euro als licentiegeld. Op basis van deze cijfers komt de curator tot een waarde van minstens 223.104,17 euro (...).

De bewering van SA Splendido dat de verkoop tegen deze voorwaarden geen verarming van de nV Donato met zich meebracht omdat NV Donato alle licentiegelden zelf kon blijven innen en er haar een soort van “masterlicentie” werd verleend, kan niet worden bijgetreden. De verkoop van het merk gebeurde immers op het moment dat de NV Donato reeds virtueel failliet was. Bovendien had de verkoop plaats net voor de verdachte periode van 6 maanden voor de datum van het faillissement. Spreidde kon het gebruiksrecht van Donato van het merk eenzijdig herroepen, zonder enige vorm van schadevergoeding. Dit gebruiksrecht eindigde alleszins onmiddellijk en zonder verdere aanmaning bij de staking van betaling of het faillissement van de NV Donato. Reeds op de dag zelf van het faillissement van de NV Donato werden alle studio-uitbaters door de SA Splendido aangeschreven tot betaling van de licentiegelden. X waren aandeelhouder en bestuurder van NV Donato. Zij waren ook bestuurder bij SA Splendido. (...)

Al deze elementen tonen aan dat de verkoop van het merk een abnormale transactie was en kaderde in een constructie die werd opgezet met de bedrieglijke intentie om de belangen van de schuldeisers van de NV Donato te schaden. Zowel de NV Donato als de SA Splendido waren perfect op de hoogte van de nadelige gevolgen van de verkoop voor de schuldeisers van de NV Donato. De zogenaamde “marterlicentie” was slechts schijn: beide partijen wisten dat het faillissement van de NV Donato onafwendbaar was en de “marterlicentie”, voor zover die al bestond, niet lang zou standhouden. Zij hebben met kennis van zaken een constructie opgezet om ervoor te zorgen dat het merk onttrokken werd aan de activa van de NV Donato op een manier die nadelig was voor de schuldeisers van de NV Donato.