Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?
H.T.L. Stockmann, ‘Merkregistratie op stripfiguren na het auteursrecht: Kunstmatig of rechtmatig?’, IEF 13898.
Bijdrage ingezonden door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Verschenen op IE-Forum.nl. Onlangs heeft de AG van het HvJEU zich uitgesproken over de uitleg van het begrip ‘parodie’ door het nemen van een conclusie in de Suske & Wiske-zaak [IEF 13867]. In deze bijdrage niets over de parodie-exceptie. De conclusie van de AG deed mij denken aan eerdere juridische vraagstukken waarin Suske & Wiske ook een (bij)rol hebben gespeeld.
In 1982 oordeelde de president van de Amsterdamse rechtbank dat ‘Suske & Wiske’ geen merk kon zijn voor de stripboeken waarin zij figureren. Ook in 2004 kwam een bodemrechter tot een dergelijk oordeel omtrent het teken ‘Suske & Wiske’. Allereerst ga ik in op de vraag of namen en afbeeldingen van stripfiguren, gebruikt ter onderscheiding van stripverhalen waarin die figuren centraal staan, erkenning van het merkenrecht verdienen. Voor de beantwoording van bovenstaande vraag draag ik argumenten aan die m.i. ervoor zorgen dat er wel degelijk merkbescherming mogelijk is voor zulke tekens.
Dit standpunt werpt vervolgens weer andere – meer dogmatische - vraagstukken op. Zo kunnen de namen en afbeeldingen van stripfiguren natuurlijk ook auteursrechtelijk beschermd zijn. Zie voor een voorbeeld het arrest van de Hoge Raad uit 1984 inzake, jawel, de auteursrechtelijke bescherming van Suske & Wiske. Uit de jurisprudentie volgt dat samenloop in beginsel mogelijk is en dat een teken zowel merk als werk kan zijn.
Langer sta ik stil bij de merkenrechtelijke bescherming na afloop van de auteursrechtelijke bescherming. Wordt op deze manier niet kunstmatig de auteursrechtelijke beschermingsduur verlengd door inschrijving van een merkdepot? Het auteursrecht is immers een tijdelijk recht, daar waar het merkenrecht in beginsel oneindig verlengd kan worden. Staat de ratio van het auteursrecht eraan in de weg dat ‘het werk een merk wordt’?
Ik zal betogen dat er mijns inziens sprake kan zijn van een geldig merkdepot nadat de auteursrechtelijke beschermingsduur verlopen is.
Uiteindelijk wordt kort en bondig geconcludeerd.
In de tijdschriften mei 2014
Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:
AMI mei/juni 2014 | BMM Bulletin 3/4 2013 | Berichten IE mei 2014 |
GRUR Int | JIPLP 2014 vol 9 issue 6 | Mediaforum mei 2014 |
RDC-TBH N° 5/2014 - MEI |
AMI
Voorbaat of vermoeden? De rol van artikel 45d Auteurswet
Kanttekeningen bij het arrest NORMA/NLkabel
J.J.C. Kabel
Primaire of secundaire openbaarmaking, uitzending of heruitzending?
Kanttekeningen bij het arrest NORMA/NLkabel
J.H. Spoor
De kabeldoorgiftevergoeding is dood; leve de kabeldoorgiftevergoeding!
Het arrest NORMA/NLkabel en de voorgestelde wijziging van het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht
D.J.G. Visser
Jurisprudentie
Nr. 7 • HvJ EU 13 februari 2014 (Svensson/Retriever)
m.nt. K.J. Koelman
Nr. 8 • HR 17 januari 2014
(Ryanair/PR Aviation)
m.nt. E. Schmieman
Nr. 9 • HR 28 maart 2014
(NORMA/NLkabel)
m.nt. J.J.C. Kabel, J.H. Spoor en D.J.G. Visser
BMM Bulletin
Regulation 608/2013
Olivier Vrins
The new customs regulation, the Commission’s proposals relating to trademarks and transit
Frank Eijsvogel
An international trade perspective on transit seizures
Henning Grosse Ruse – Khan
Berichten IE mei 2014
Artikel
Het ex parte-bevel. Een kwantitatief statistisch onderzoek naar ex parte-procedures in de periode 2007 tot en met 2012 - Rolf de Jong, Pieter de Jonge en Charlotte Vrendenbarg
Interview met mr. P. Blok, Rolf de Jong en Pieter de Jonge
Rechtspraak
Merkenrecht.
nr. 27 Vzr. Rechtbank van KH Brussel 20 maart 2014, Louboutin/Van Dalen, IEF 13703, met noot van P.A.C.E. van der Kooij
Rechtspraak in het kort
octrooirecht
nr. 28 Rechtbank Den Haag 18 september 2013, Fluoron/DORC, IEF 13042
Merkenrecht
nr. 29 Benelux-Gerechtshof 3 februari 2014, ICI Paris XL/Publications France Monde, IEF 13565
Procesrecht
nr. 30 HR 25 oktober 2013, Eiser/De Gemeente de Ronde Venen, IEF 13181
nr. 31 Hof Arnhem-Leeuwarden 23 januari 2014, appellanten tegen ITW Eibergen, IEF 13460
GRUR INT
Torsten Körber
Internet search engines and competition law
Katharina de la Durantaye, Sebastian J. Golla, and Linda Kuschel
“Space Oddities”: copyright law and conflict of laws in outer space
JIPLP
Darren Smyth
Two gaps instead of one: the CJEU's effect on Supplementary Protection Certificate jurisprudence
Current Intelligence
Paul England
Patents: Disk brakes, hockey sticks and added matter
Janet Strath and Paul Harris
What makes someone a de facto director?
Stefano Barazza
When the description limits the scope of the invention: careful drafting really matters!
Valborg Kjartansdóttir
Trade marks: RUSSIAN STANDARD inherently registrable following Iceland appeal
Gino van Roeyen
‘Johnny Walker’, a case referred to CJEU by the Dutch Hoge Raad: recognition in the Netherlands of a Bulgarian EU trade mark law error and international exhaustion
Sarah Burke and Joel Smith
Technical result under trade mark law: is the KitKat bar protectable as a shape mark in the UK?
Heather Newton, Andrew Moir, and Rachel Montagnon
Copyright: CJEU increases burden on manufacturers of games consoles to prove the unlawfulness of devices circumventing technological protection measures and that their TPMs are proportionate
Enrico Bonadio and Angelo Maria Rovati
Use of dedicated meta-search engine infringes database right: the CJEU's stance in Innoweb v Wegener
Thomas Jochheim
Illegal download of a cinematographic work in a different language version
Leigh Smith
Passing Off: Court of Appeal confirms protection of the expression ‘Greek Yoghurt’
Sarah Burke and Joel Smith
Another ‘no’ from the Court of Appeal on survey evidence
Stefano Barazza
Licensing standard essential patents, part one: the definition of F/RAND commitments and the determination of royalty rates
Owen H. Dean and Mabel Jansen
‘Is the spear mightier than the artist's brush?’: Umkhonto v Umdwebi Bhulashi in perspective
Alexander Tsoutsanis
Why copyright and linking can tango
Journal of Intellectual Property Law &
Eira Mishra
Cover versions and the new copyright regime in India
Mediaforum nr 5:
Opinie
Consternatie bij de afdeling Vermiste en Gevonden Telefooons
Ot van Daalen
Rechtspraktijk
Press regulation in the United Kingdom; the struggle to implement the Leveson Report
Thomas Gibbons
Rechtspraktijk
De Raad voor de Journalistiek vindt zichzelf opnieuw uit
Folkert Jensma
Jurisprudentie
Nr. 10 CBB 30 januari 2014, Broadcast Newco Two/Minister van EZ m.nt. C.J. Wolswinkel
Nr. 11 Rb. Gelderland 27 maart 2014, A/CBP m.nt. Q.R. Kroes
Nr. 12 Vzr. Rb. Rotterdam 6 februari 2014, A/B&W Rotterdam m.nt. M.Ch. Kaaks en O.M.B.J. Volgenant
Revue de Droit Commercial Belge-Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht
RECHTSLEER - intellectuele eigendom, recht en technologie / droits intellectuels, droit et technologie
p. 409 Evoluties in het octrooirecht – Overzicht van rechtspraak 2011-2013
Philippe de Jong , Kristof Neefs et Christophe Ronse
p. 462 La responsabilité des intermédiaires en droit des marques et en droit d’auteur à la lumière de la récente jurisprudence européenne
Virginie Fossoul
RECHTSPRAAK
p. 490
Hof van Justitie 11 juli 2013
MARKTPRAKTIJKEN – Informatie van de markt – Reclame – Algemeen – Richtlijnen nr. 84/450/EEG en nr. 2006/114/EG – Misleidende reclame en vergelijkende reclame – Begrip “reclame” – Registratie en gebruik van domeinnaam – Gebruik van metatags in metadata van website
p. 493 Noot : Patrick Van Eecke, Antoon Dierick - Het gebruik van domeinnamen en metatags als reclame – De Belgische rechtspraktijk getoetst na BEST v. Visys
p. 498 Hof van Cassatie 5 januari 2012
OCTROOI – Europees octrooi – Europees octrooiverdrag – Algemeen – Beslissing van de oppositiekamer – Hoger beroep – Schorsende werking – Behoud van de exclusieve rechten
p. 499 Noot : Patricia Cappuyns - De prima facie geldigheid van octrooien en de schorsende werking van het beroep: de recente cassatierechtspraak vergeleken met die van onze buurlanden
p. 509 Cour de cassation 24 juin 2013
OCTROOI – Europees octrooi – Europees octrooiverdrag – Algemeen – Namaak – Beslissing tot nietigverklaring waartegen beroep – Rechter in kort geding
p. 513 Cour d’appel de Mons 3 février 2014
AUTEURSRECHT – Beschermingsvoorwaarden auteursrecht – Originaliteit – Muziekwerk – Namaak (nee) – Redelijke twijfel – Originaliteitsschadelijke voorbekendheid – Bewijslast van de originaliteit
p. 519 Noot : Julien Cabay - L’originalité d’une oeuvre musicale
Beeldmerk ZeroHuis maakt inbreuk op het woordmerk ZERO
Rechtbank van Koophandel Antwerpen 21 maart 2014, IEFbe 848 (Mopac tegen gedaagde)
Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Woordmerk. Beeldmerk. Mopac is sinds 2010 houdster van Benelux woordmerken "Zero" en "Zero Ready". Gedaagde deponeerde het Benelux beeldmerk "Zerohuis ZeroReady/Zero/Zero+" voor soortgelijke producten en is houdster van www.zerohuis.be. Mopac vond dat er sterke gelijkenissen waren tussen de merken, onder meer omdat het beeldmerk het merk "Zero Ready" omvat. De Rechtbank verklaart de hoofdvordering gegrond, verklaart het beeldmerk nietig en beveelt de doorhaling. Mopac toont niet aan dat ´zero´ in de domeinnaam het onderscheidende en dominante bestanddeel is; deze vordering is ongegrond. Tot slot verbiedt de Rechtbank het gebruik van het bestreden beeldmerk, en dit op straffe van een dwangsom van 2.500,00 euro per inbreuk en per dag, met een maximum van 75.000,00 euro.
Beoordeling
4.1 Ouder merk
Hiervoor werd reeds aangegeven dat Mopac merkhouder is van de oudere Benelux woordmerken "Zero" voor klasse 37 en "Zero Ready" voor klassen 6, 19 en 37 ten opzichte van het beeldmerk "Zerohuis Zeroready/Zero/Zero+" voor de klassen 19, 36 en 37.
Economisch verkeer
Het staat vast dat voormelde tekens in het economisch verkeer gebruikt worden.
Soortgelijkheid
De waren en diensten waarvoor de merkinschrijvingen werden genomen zijn soortgelijk. De inschrijvingen van partijen worden onder dezelfde klassen 19 (onder 'waren', bouwmaterialen, niet van metaal; onbuigzame buizen, niet van metaal, voor bouw; asfalt, pek en bitumen; verplaatsbare constructies, niet van metaal; monumenten, niet van metaal), wat het beeldmerk van verweerders betreft en de inschrijving voor "Zero Ready" en 37 (onder 'diensten' bouw, reparaties, installatiewerkzaamheden), wat het beeldmerk en de inschrijvingen voor "Zero" en "Zero Ready" betreft. De inschrijvingen van Mopac hebben dus niet enkel betrekking op bouwmaterialen (waren), zoals verweerders voorhouden, maar ook op diensten. Daarenboven kunnen diensten en waren ook soortgelijk zijn. Het is duidelijk dat partijen zich tot dezelfde markt, met name de bouw van passiefwoningen, richt.
Overeenstemming
(...) Het is duidelijk dat een dominant onderdeel in het woordmerk en het beeldmerk, "Zero" en "Zero Ready" betreft. In deze context komen de merken zowel visueel, begripsmatig en auditief overeen. Uiteraard wordt dit versterkt door het feit dat het beeldmerk van verweerders letterlijk de woordmerken "Zero" en "Zero Ready" van Mopac bevat. Het beeldmerk bestaat overigens voornamelijk uit woordelementen, waarbij de beeldelementen ondergeschikt zijn.
Het is onmiskenbaar dat het woord "Zero" het beeldmerk domineert. In die zin is het niet relevant dat het gaat om een woordmerk versus een beeldmerk. Het beeldmerk wordt gekenmerkt door de dominantie van het woord "zero". De (ondergeschikte) beeldelementen beïnvloeden de gemiddelde consument niet.
Verwarringsgevaar
Een gemiddelde geïnformeerde consument kan zich vergissen en van oordeel zijn dat het beeldmerk met de woorden "ZeroHuis ZeroReady/Zero/Zero+" verwijst naar de producten van Mopac. Waarbij die consument zou kunnen denken dat huizen die Ultra-Bouw worden gebouwd met bouwmaterialen van Mopac. Hij kan dus in verwarring gebracht worden omtrent de herkomst van de producten.
(...) De bewering dat in de bouwsector de term "zero" een ingeburgerd begrip is dat verwijst naar woningen die weinig energie van buitenaf nodig hebben wordt niet aangetoond.
Gelet op het voorgaande is aan de toepassingsvoorwaarden van art. 2.20, lid 1 b) BVE voldaan en kan Mopac het gebruik van he beeldmerk door verweerders verbieden. Daarnaast leidt het hiervoor beschreven verwarringsgevaar, tot potentiële misleiding in de van art. 2.4 b BVIE, zodat de vordering tot nietigheid van het merk, gegrond is op basis van art. 2.28, 1, e BVIE.
Zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van overeenstemming, zodra de vordering tot nietigverklaring voor zover gestoeld op art. 2.28, 3, a BVIE, nu de inschrijvingen van Mopac ouder zijn, eveneens gegrond is.
4.2 (...) De domeinnaam is een samenstelling, die een geheel vormt, en als dusdanig werd geregistreerd. Het moet dan ook als een geheel worden beschouwd. Mopac toont niet aan dat "zero" in de samenstelling het onderscheidende en dominante bestanddeel zou zijn. Dit is anders bij het beeldmerk, die letterlijk de woordmerken "Zero" en "ZeroReady" bevat en daarnaast nog tweemaal bijkomend, in de samenstelling "ZeroHuis" en "Zero+", een verwijzing naar "zero" bevat. Dit deel van de vordering is bijgevolg ongegrond.
Vaderschapsrechten en co-auteursrecht op lampen niet bewezen
Hof van Beroep Gent 17 maart 2014, IEFbe 847 (Ibens en Bataille tegen bvba V)
Uitspraak mede ingezonden door Jean-Marie Verschelden, Lagrou, Verschelden, Clement & Reynaert. Auteursrecht. Namaak. Ibens en Bataille is actief in de wereld van interieurinrichting en design. Ibens en Bataille stelde bij aangetekende brief Tekna in gebreke wegens het commercialiseren onder de naam "Butterfield" van het ontwerp voor de lampen die zij voor het restaurant 'Radis Noir' zou hebben ontwikkeld. Deze aantijging van namaak werd door Tekna betwist en zij verklaarde hierbij tevens dat het model was ontwikkeld door bvba V. Ibens en Bataille stelde hierop bvba V in gebreke om de commercialisering van de lamp te stoppen. Ibens en Bataille beroept zich op haar auteursrecht op de lampen. Het Hof oordeelt dat niet alleen het vaderschap op de lamparmaturen niet bewezen is, maar dat ook een co-auteurschap niet bewezen is.
Het Auteursrecht op de lamparmaturen
9. Hoewel de geïntimeerden in hun syntheseconclusie in hoger beroep in de voorwaardelijke wijze schrijven over de vraag of de tafellamp wel auteursrechtelijke bescherming toekomt (randnummer 20 ervan), gaan zij niet verder in op dit onderdeel. De appellante stelt zonder meer dat de tafellamp auteursrechtelijke bescherming verdient. Geen der partijen lijkt derhalve echt te betwisten dat de lamparmaturen in aanmerking kunnen komen voor auteursrechten. Dit punt lijkt van betwisting uitgesloten door de partijen. Het Hof mag dit dan ook niet ambtshalve opwerpen.
De betwisting met betrekking tot het vaderschap ligt wel duidelijk voor: wie ontwierp de lampen (en aan wie werden de vaderschapsrechten eventueel overgedragen) en aan wie komt op grond daarvan de auteursrechten toe?
De vaderschapsrechten op de lamparmaturen
13. Het is niet omdat een lamp gemaakt en gebruikt werd en wordt, dat ook noodzakelijkerwijze een auteursrecht erop aan een bepaalde (rechts)persoon moet toegekend worden. De vaststelling dat de partijen het bestaan van auteursrechten op de lamparmaturen als zodanig buiten de huidige betwisting lijken gelaten te hebben, is hier niet mee in strijd.
14. Uit al het voorgaande volgt dat niet alleen het vaderschap op lamparmaturen niet bewezen is, maar dat ook een co-auteurschap niet bewezen is.(...)
The Trade Secrets Directive - the new council proposal
Wouter Pors, The Trade Secrets Directive - the new council proposal, IEF 13895.
Bijdrage ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird. Een update sinds IEF 13607. The law on trade secrets varies widely even among EU Member States. For instance, in The Netherlands it has always been a part of the general law on tort and to a limited extent of employment law, whereas Sweden has a specific law on trade secrets. Although the WTO Agreement on the Trade Related Intellectual Property Rights (TRIPs) has proclaimed in Article 1(2) and Article 39 that trade secrets are intellectual property rights, that does not mean that they are always well-protected throughout the world. [draft 19 May; changes nov 2013- may 2014]
Lees verder
Om te lezen: The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty
C. Mulder, The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty, editie 2014.
Cees Mulder heeft de twaalfde editie van zijn boek “The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty” gepubliceerd (uitgegeven door Helze BV). Het boek omvat 330 pagina’s (A4-formaat) en geeft de wetstekst van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (ook wel “Octrooisamenwerkingsverdrag” genoemd; Engels: “Patent Cooperation Treaty”; afkorting: PCT).
Het grote aantal onderlinge verwijzingen in de wetsteksten maakt het PCT moeilijk te lezen. Ook is door frequente aanpassingen in het uitvoeringsreglement (“Regulations under the PCT”) de tekst van de PCT regels in de loop der jaren steeds meer uit de pas gaan lopen met de oorspronkelijke bedoeling van de PCT artikelen. “The Cross-Referenced PCT” beoogt door het toevoegen van een veelheid van kruisverwijzingen aan zowel de artikelen als aan de regels, de lezer een beter overzicht van de structuur van het PCT te geven waardoor hij gemakkelijker de juiste wetstekst kan identificeren. Daarnaast wordt verwezen naar de “PCT Applicant’s Guide – International Phase” en de “PCT Applicant’s Guide – National Phase” met steeds een korte samenvatting van de inhoud van de betreffende referentie, zodat de lezer nog meer informatie tot zijn beschikking heeft.
Het boek is als volgt gestructureerd: de volledige tekst van de PCT artikelen en van het PCT uitvoeringsreglement wordt gegeven. Verwijzingen naar de artikelen en regels zijn opgenomen in een kolom naast de wetstekst. Om te laten zien naar welk wetsartikel of regel wordt verwezen, is dat een deel van de zin vet gedrukt.
GHet merendeel van de verwijzingen in “The Cross-Referenced PCT” is naar het PCT. Echter, omdat het Europees Octrooibureau (EOB) kan optreden als internationale autoriteit onder het PCT als Ontvangend Bureau (= Receiving Office), als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek (= International Searching Authority), als instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling (= International Preliminary Examining Authority) in de internationale fase, en ook als een Aangewezen Bureau (= Designated Office) en als Gekozen Bureau (= Elected Office) in de regionale fase, zijn ook verwijzingen naar de relevante bepalingen van het Europees Octrooiverdrag (EOV) opgenomen. In het bijzonder, wordt verwezen naar de "Guidelines for Examination in the European Patent Office” (voor zover relevant voor het PCT).
De 2014 editie van de “The Cross-Referenced PCT” is bijgewerkt rekening houdend met het PCT Uitvoeringsreglement dat op 1 juli 2014 van kracht wordt. Ook is de set van bijlagen bijgewerkt, waarin allerlei relevante aspecten van het PCT worden belicht.
“The Cross-Referenced PCT” wordt met name gebruikt door octrooigemachtigden en door octrooigemachtigden in opleiding die zich voorbereiden op het Examen Europees octrooigemachtigde.
Weblinks
Octrooisamenwerkingsverdrag
PCT Resources
PCT Treaty
PCT Applicant’s Guide
EPO Guidelines
Samples van het boek kunnen worden gedownload
Bibliotheken mogen videogames uitlenen onder de uitzondering van het openbaar uitleenrecht
Hof van Beroep Gent 19 mei 2014, IEFbe 844 (BEA, Sega en Ubisoft tegen Bibnet, VVBAD en Stad Kortrijk)
Uitspraak ingezonden door Joris Deene, Everest, mede ingezonden door Emmanuel Van Melkebeke, JVM. Cassatieberoep wordt overwogen. Auteursrecht. Videospelen. Maakt de openbare bibliotheek een inbreuk op het auteursrecht van spelontwikkelaars in het geval zij videospellen uitleent aan haar leden en hen de mogelijk biedt dergelijke computerspellen te spelen? Dit is de vraag die het Hof dient te beantwoorden. Daarvoor is tevens van belang of een computerspel is te kwalificeren als videospel of als audiovisueel werk. Het hof concludeert dat een videogame een audiovisueel werk is en dat de uitzondering van artikel 23, paragraaf 1 Auteurswet van toepassing is. Openbare bibliotheken mogen videogames uitlenen aan hun leden, zonder dat de toestemming van de auteursrechthebbende, op het spel en de software erin, verder nodig zijn. Appellanten kunnen de uitlening niet verbieden.
9.(....) Een videospel, dat met behulp van een schijf op een console of pc kan gespeeld worden, is dus een complex geheel van een of meerdere werken die voor gemeenrechtelijke auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen en een computerprogramma. Het is onterecht het videospel te reduceren tot een computerprogramma.
10. Het meervoudige karakter brengt niet met zich mee dat het geheel onder de rechtsbescherming van de Softwarerichtlijn en de Softwarewet valt.
Deze wetgeving vormt de uitzondering op het gemeenrechtelijke auteursrecht, de Richtlijn 2001/29 van 22 mei 2001 op het auteursrecht in de informatiemaatschappij en de Auteurswet (EHJ, 23 januari 2014, Nintendo, C-355/12, op www.curia.eu, nr. 23). Een uitzondering dient beperkend te worden toegepast.
(...) Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat richtlijn 2009/24 een lex specialis vormt ten opzichte van richtlijn 2001/29 (zie EHJ 3 juli 2012, UsedSoft, C-128/11, nr. 56). Overeenkomstig artikel 1, lid 1 van richtlijn 2009/24 is de bescherming van deze richtlijn immer beperkt tot computerprogramma's. Videogames vormen complex materiaal, dat niet alleen een computerprogramma bevat, maar ook grafische en geluidselementen, die, hoewel zij in computertaal zijn gecodeerd, een eigen scheppende waarde hebben, die niet tot deze codering kan worden beperkt. Voor zover delen van een videogame, in casu de grafische geluidselementen, bijdragen aan de oorspronkelijkheid van het werk, worden zij samen met het volledige werk auteursrechtelijk beschermd op grond van de bij richtlijn 2001/29 ingestelde regeling. (EHJ, 23 januari 2014, Nintendo, C-355/12, op www.curia.eu, nr. 23-cursivering toegevoegd door het Hof)
11. Er is geen rechtsgrond om tegenover een openbare bibliotheek een onderscheid te maken tussen het spel zelf, in zijn geheel, en de software ervan. De openbare bibliotheek gaat niet aan het werk met het computerprogramma als zodanig. De bron- en objectcode laat zij ongemoeid. Zij voert haar wettelijke taak uit, dit is het uitlenen van informatie aan haar leden.
14. (...) Het argument van appellanten dat er elektronische spelen zijn die tekstgebaseerd zijn en weinig of geen visuele elementen bevatten en dus geen audiovisueel werk kunnen zijn, wordt niet aanvaard. In de eerste plaats sluiten appellanten niet uit dat het auditieve element heel belangrijk kan zijn in tekstgebaseerde spelen. Bovendien kan een dergelijk werk onder de brede term van werk van letterkunde vallen. Daarvoro is een eigen uitzondering opgenomen in artikel 23 paragraaf 1 Auteurswet.
15. Uit dit alles concludeert het Hof dat een videogame een audiovisueel werk is en dat de uitzondering van artikel 23, paragraaf 1 Auteurswet van toepassing is.
Openbare bibliotheken mogen videogames uitlenen aan hun leden, zonder dat de toestemming van de auteursrechthebbende, op het spel en de software erin, verder nodig zijn. Appellanten kunnen de uitlening niet verbieden. Hun vordering is ongegrond, zoals de eerste rechter terecht besliste.
TV Oost krijgt verbod op uitzenden beelden van woning/communicatiekantoor
Beschikking Voorz. Rechtbank van Eerste Aanleg Dendermonde 21 mei 2014, IEFbe 841 (BVBA Haisja tegen TV Oost)
Verzoekers zijn door de correctionele Rechtbank op 20 mei 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor opzettelijke brandstichting bij hun buurvrouw. TV Oost heeft op 21 mei beelden van hun woning en straat genomen, waar vanuit ook een goeddraaiend communicatiekantoor met personeelsleden wordt gevoerd. TV Oost wordt verboden de aangekondigde reportage met beelden van de woning uit te zenden op straffe van een dwangsom van €10.000 per overtreding.
Uit het verzoekschrift: "De vordering is hoogdringend, vermits TV Oost de beelden zal gebruiken in haar nieuws van vandaag 21/05/2014 om 17u30, en daarna bij de herhalingen van het nieuws.
De volstrekte noodzakelijkheid van het instellen van de vordering bij verzoekschrift blijkt uit de omstandigheid dat een procedure op tegenspraak onmogelijk kan gevoerd worden vóóraleer de reportage en de beelden worden uitgezonden."
Persoonlijk gehouden voor vennootschap in oprichting maakt hen nog geen handelaar
Vzr. Rechtbank Antwerpen 28 februari 2013, IEFbe 840 (Life Solutions tegen Body in Style c.s.)
Uitspraak ingezonden door Karin Ottelohe, Selexi.be. Eindvonnis zie IEFbe 731. Wet Marktpraktijken. Auteursrecht. Bevoegdheid rechtbank van eerste aanleg of koophandel. Definitie handelaar. Inbreuken op de auteurswet kunnen door de voorzitter worden behandeld (575 Ger.W.) De rechtbank van eerste aanleg beslecht geschillen indien verweerder geen handelaar is. De voorzitter van de rechtbank in eerste aanleg blijft bevoegd inbreuken op het auteursrecht van niet-handelaars vast te stellen. De gestelde daden van koophandel zijn voor rekening van de vennootschap in oprichting. Het feit dat oprichters persoonlijk gehouden zijn voor de vennootschap in oprichting maakt van hen nog geen handelaars. Deze Rechtbank van Koophandel is onbevoegd.
4. Dit betekent meteen dat een vordering tot vaststelling van een inbreuk op het auteursrecht van een niet-handelaar en stakingsbevel (voorzitter rechtbank van eerste aanleg) die ook de staking van een inbreuk op de WMPC tot voorwerp heeft, uitsluitend gebracht wordt voor de rechtbank die bevoegd is voor de inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht (dus de rechtbank van eerste aanleg).
5. (...) Handelaar is hij die daden van koophandel uitoefent en daarvan zijn gewoon beroep maakt. De wet voorziet dus het stellen van de in art. 2 en 3 W.Kh. opgesomde daden en het beroepsmatige karakter daarvan, maar hieraan dient ook toegevoegd het stellen van deze daden in eigen naam en voor eigen rekening.
(...) De door eiseres als daden van koophandel aangemerkte praktijken zijn allen gesteld voor rekening van de vennootschap in oprichting:
- de overeenkomst met SUMABE is gesteld op naam van PURE-VIE
-= de promotie e-mails zijn ondertekend door derde en vierde verweerders maar in naam en voor rekening van PURE-VIE en vanuit het e-mail adres van PURE VIE;
- de raadsman treedt op namens PURE-VIE in oprichting
- de domeinnaam en website maken enkel gewag van PURE-VIE.
Het feit dat oprichters persoonlijk gehouden zijn voor de vennootschap in oprichting maakt van hen nog geen handelaars.
Lancering IE-Forum.be gevierd
Vorige week woensdag 21 mei is de lancering van IE-Forum.be gevierd met een bijeenkomst in Tours & Taxis in Brussel [klik afbeelding voor vergroting]. Zo'n 50 advocaten, academici, merken- en octrooigemachtigden hoorden toe hoe de uitgever, kernredactie en hoofdredacteur zijn gekomen tot het lanceren van deze website. Waarbij de kernredacteuren met een korte anekdote hebben aangeduid wat IE-Forum.be volgens hen kan doen voor het maatschappelijk bewustzijn over IE, juridisch taalgebruik, voor manieren waarop informatie door advocatenkantoren wordt gedeeld, voor de transparantie in juridische documenten en voor de lachspieren. Wij bedanken nogmaals alle deelnemers vanaf deze plaats en nodigen u uit om actief mee te doen met dit initiatief. Bij vragen of voor het inzenden van stukken: redactie@ie-forum.be.