IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 781

Vragen aan HvJ EU: Niet verzetten tegen technische beperking gemeenschappelijk geautomatiseerd informatiesysteem.

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 17 januari 2014, zaak C-74/14 (Eturas e.a. tegen Litouwen) - dossier
Mededingingsrecht. Korting in IT-systeem. Niet verzetten is stilzwijgend instemmen, is afgestemde feitelijke gedraging 101 lid VWEU. Verzoekster is een dienstverlenend bedrijf ten behoeve van de reisbranche. Zij beheert een geautomatiseerd informatiesysteem over reizen en aanverwante diensten. Het systeem draait sinds 2008 en wordt door verzoekster steeds bijgehouden. Veel reisbureaus maken gebruik van het ‘E-Turas-systeem’. Zij krijgen toegangsrecht na het sluiten van een standaarddienstenovereenkomst met Eturas. De Raad voor de mededinging komt erachter dat gebruikers van het systeem onderlinge prijsafspraken maken voor georganiseerde pakketreizen die online via E-Turas geboekt kunnen worden. Er is echter geen ‘hard bewijs’. ETuras bouwt dan technische beperkingen in op het verlenen van kortingen in het systeem. Dit wordt aan alle deelnemers bekend gemaakt maar ook hiervan is geen bewijs in het dossier te vinden.

De in totaal 20 verzoekers komen op tegen het besluit van de Litouwse Mededingingsraad van 7 juni 2012 tot oplegging van geldboetes wegens inbreuk (‘onderling afgestemde feitelijke gedragingen’) op artikel 5 van de LIT Mededingingswet alsmede op VWEU artikel 101. Zij worden gedeeltelijk in het gelijk gesteld door de bestuursRb die de boetes matigt, maar de Raad gaat in hoger beroep waarbij hij vasthoudt aan het verwijt dat verzoeksters het E-Turas-systeem gebruiken om hun gedragingen onderling af te stemmen.

De verwijzende Litouwse rechter overweegt dat het vaste rechtspraak van het HvJ EU is om bij een geschil over het bestaan van een schending van de mededingingsregels het de taak van de Europese Commissie is om de inbreuken te bewijzen. Het Gerecht heeft in zaak T-295/94 geoordeeld dat een onderneming aansprakelijk kan worden gehouden voor deelname aan een kartel wanneer zij van het bestaan ervan wist, of had moeten weten. Hij vraagt zich dan ook af of het rondsturen door E-Turas van een systeemmededeling zoals in onderhavige zaak is gebeurd voldoende is, en stelt de volgende vragen aan het HvJ EU:

1. Moet artikel 101, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat kan worden aangenomen dat wanneer  ondernemingen een gemeenschappelijk geautomatiseerd informatiesysteem als in deze zaak aan de orde gebruiken en de Raad voor de Mededinging heeft bewezen dat in het systeem een mededeling over de beperking op het verlenen van kortingen is opgenomen en een technische beperking ten aanzien van het invoeren van een kortingspercentage is aangebracht, deze ondernemingen wisten, of hadden moeten weten, dat deze mededeling in het geautomatiseerde informatiesysteem voorkwam en dat zij, door zich niet tegen de toepassing van deze beperking op het verlenen van kortingen te verzetten, stilzwijgend met deze beperking op het verlenen van prijskortingen hebben ingestemd en dus aansprakelijk kunnen worden gehouden voor onderling afgestemde feitelijke gedragingen krachtens artikel 101, lid 1, VWEU?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, welke factoren moeten dan in aanmerking worden genomen om te bepalen of de ondernemingen die een gemeenschappelijk geautomatiseerd informatiesysteem gebruiken, in omstandigheden als die in het hoofdgeding, hun gedragingen onderling hebben afgestemd in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU?

IEFBE 761

Merkinbreuk DE SPECIALIST en Specialistenkrant voor gratis tijdschriften medische sector

Hof van Beroep Brussel 4 november 2013, IEFbe 761 (Gambel tegen ActuaMedica)

Merkenrecht. Beide partijen zijn actief in de verdeling van gratis tijdschriften aan de medische sector, inzonderheid aan geneesheren en geneesheerspecialisten. Gambel is houdster van de Benelux-beeldmerken DE SPECIALIST en LE SPECIALISTE. ActuaMedica maakt gebruik van de tekens 'Specialistenkrant/le Journal du Spécialiste'. Het hof veroordeelt ActuaMedica tot de staking van het gebruik van de tekens voor tijdschriften bestemd voor de medische sector.
25. [..] Het is voldoende aannemelijk dat het risico bestaat dat het relevante publiek of minstens een deel daarvan er van zal uitgaan dat het tijdschrift dat door ActuaMedica onder de titel de "Specialisten/les Spécialistes" werd uitgegeven, een tijdschrift is dat uitgegeven werd door Gambel, zijnde de houder van de merken "De Specialist/Le Spécialiste", die deze merken voor een medisch tijdschrift gebruikt heeft minstens tijdens de jaren 2002 tot 2007 en 2009 tot 2011 [..].

26. Het hof besluit dat Gambel zich nuttig kan beroepen op artikel 2.20.1.a BVIE om de staking te horen bevelen van het gebruik door ActuaMedica van de hiervoor afgebeelde en besproken tekens "de Specialisten/les Spécialistes".
IEFBE 780

DVB beslist over regie, post-productie en camerawerk als auteursrechtelijk "bijdragen"

Ruling Dienst Voorafgaande Beslissingen in Fiscale Zaken 15 april 2014, IEFbe 780 (Fiscaliteit en auteursrechten)
Bijdrage ingezonden door Tijs Laurens, Astrea. Auteursrecht. Bijdragen. Fiscale zaken. Dhr X voert in opdracht van de gcv verschillende opdrachten uit (montage, regie post-productie, camerawerk, regie en overhandiging materiële drager). De gcv stelt vast dat zij nooit apart heeft vergoed voor de auteursrechtelijke prestaties. De regie post-productie, het camerawerk, de regie en de reproductie van audiovisiuele werk op materiële drager kwalificeren als "bijdrage" in de zin van artikel 14 Auteurswet. De montage geldt echter niet als bijdrage, omdat dit slechts een technische uitvoering van post-productie-instructies betreft.

19. Aanvrager is van oordeel dat de auteursrechtelijke bescherming op een audiovisueel werk dus zelden zal worden geweigerd en bijgevolg dient nagegaan te worden welke personen van deze auteursrechtelijke bescherming kunnen genieten.

21. De geringste bijdrage aan een audiovisueel werk volstaat derhalve om als natuurlijke persoon co-auteur te zijn van het uiteindelijke werk.

23.1. Montage
(...) Integendeel, montage betreft de technische uitvoering van post-productie-instructies en geldt niet als "bijdrage" in de zin van artikel 14 van de Auteurswet.

23.3. Regie post-productie
(...) Regie post-productie betreft immers de intellectuele arbeid, ontdaan van een materiële uitvoering, die wordt vormgegeven in de finale materiële drager. Bijgevolg geldt regie post-productie normaliter wel als auteursrechtelijk beschermbaar, nu dit wel sporen draagt van een zeker intellectuele activiteit neergelegd in zodanige eigen vorm dat men er het stempel in kan zien van een bepaalde persoon. Aanvrager is van mening dat de regie post-productie kwalificatie als "bijdrage" in de zin van artikel 14 van de Auteurswet.

23.3. Camerawerk en regie
Hetzelfde geldt voor camerawerk en regie.

23.4. Overhandiging materiële drager
De overhandiging van de materiële drager op zich is geen auteursrechtelijk beschermd werk. Op die drager kunnen uiteraard wel auteursrechtelijk beschermde werken voorkomen, waarvoor desgevallend een bijkomende reproductievergoeding (auteursrechtvergoeding kan worden aangerekend).

29. Nu auteursrechtelijk aan een voor dhr X gunstiger fiscaalrechtelijk regime zijn onderworpen dan de normale bezoldiging die dhr X ontvangt van de gcv, dient er nauwlettend te worden toegezien dat de verhouding van de auteursrechtvergoedingen (royalty's) en de prestatievergoedingen (bezoldiging) de rechten van derden, waaronder de fiscus, niet miskent.

99. Gelet op de concrete omstandighede van het geval kan de DVB akkoord gaan met de door de aanvrager gedane voorstel om de vergoeding als volgt te splitsen:
 AuteursrechtDiensten
Montage0%100%
Regie post-productie25%75%
Camerawerk25%75%
Regie25%75%
Overhandiging duplicaat materiële drager100%
(onder aftrek van de reële kosten: drager en verzending)
Reële kosten (drager en verzending)
IEFBE 760

Vordering afhandig maken octrooiderivaten voor behandeling kanker ongegrond

Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 18 oktober 2013, IEFbe 760 (Celgene Corporation tegen NV Dafra Pharma)

Octrooirecht. Celgene is een biotechnologiebedrijf met een aanzienlijke octrooiportefeuille met betrekking tot geneesmiddelen voor kanker en ontstekingsaandoeningen. Dafra Pharma is een farmaceutisch bedrijf en houdster van EP 10.9, bestaande uit de samenstelling thalidomide en artemisinine (derivaten) voor de behandeling van kanker. Celgene eist het octrooi op. Vorderingen ongegrond. Onvoldoende bewijs naar recht omtrent het afhandig maken.
V.B.4. [..] Gezien een samenhang van (externe) omstandigheden vaak de aanleiding is voor een bepaalde uitvinding en/of de oplossing van technische problemen vaak door verschillende onderzoekscentra parallel worden nagestreefd, is het niet uitzonderlijk dat uitvindingen rond hetzelfde ogenblik bij verschillende personen ontstaan (onafhankelijk van elkaar).
Tegen deze achtergrond dient het tweede bewijs (het afhandig maken) niet onderschat te worden in de beoordeling omtrent een opeisingsvordering. Immers octrooibescherming zal enkel toekomen aan hem/hen die eerst overgaat/overgaan tot octrooiaanvraag (zelfs indien de niet-aanvrager uitvinder eerder tot de uitvinding zou gekomen zijn). De eerdere uitvinder kan enkel nog de "octrooieerbare" uitvinding opeisen indien hij kan bewijzen dat aan de voorwaarden van artikel 9.1 BOW voldaan zijn.
[..]
Op grond van onvoldoende bewijs naar recht omtrent het afhandig maken wordt de vordering tot opeising afgewezen als ongegrond.
IEFBE 779

Un brevet annulé en première instance peut encore être prima facie valable

Hof van Cassatie 24 juni 2013, IEFbe 779 (Eurogenerics tegen H. Lundbeck) - français
Arrêt envoyé par Frédéric Lejeune, Hoyng Monegier. IEFbe 104. Brevet - Juge du fond - Décision d'annulation - Décision susceptible d'opposition ou d'appel - Effets - Juge des référés - Contrefaçon - Droits apparents - Appréciation - Fondement.

Aux termes de l’article 51, § 2, de la loi du 28 mars 1984, en cas d’annulation des brevets, le pourvoi en cassation est suspensif. Il ressort des travaux préparatoires de la loi du 28 mars 1984 que le législateur a adopté cette disposition vu la gravité de la décision d’annulation car le tribunal ne peut restaurer un brevet annulé.

Il s’ensuit que le juge des référés, appelé à interdire provisoirement des actes de contrefaçon, peut raisonnablement, pour établir l’existence des droits apparents de la demanderesse, avoir égard au brevet européen dont elle est titulaire même s’il a été annulé par une décision du tribunal de commerce, aussi longtemps qu’il n’a pas été statué définitivement sur l’appel dirigé contre cette décision d’annulation.

IEFbe 104. Gerechtelijke Wetboek. Octrooirecht. ABC voor geneesmiddelen. Escitalopram.

Naar luid van artikel 51, § 2, van de wet van 28 maart 1984 heeft de voorziening in cassatie, ingeval van nietigverklaring van de octrooien, schorsende werking. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 28 maart 1984 blijkt dat de wetgever die bepaling heeft opgenomen gelet op de ernst van de beslissing tot nietigverklaring, vermits de rechtbank een nietig verklaard octrooi niet kan herstellen.
Daaruit volgt dat de rechter in kortgeding, aangewezen om de handelingen van namaak voorlopig te verbieden, om het bestaan van de ogenschijnlijke rechten van de eiseres vast te stellen, redelijkerwijs rekening kan houden met het Europees octrooi, waarvan zij houdster is, zelfs als een beslissing van de rechtbank van koophandel dat octrooi nietig heeft verklaard, zolang geen definitieve uitspraak is gedaan over het hoger beroep tegen die beslissing van nietigverklaring.
Het middel dat van het tegendeel uitgaat, faalt naar recht.
IEFBE 778

Actualiteitenlunch Recente IE-zaken uitgelicht

De Balie, Amsterdam, woensdag 23 april, 12.00 tot 14.00 uur. The Pirate Bay weer toegankelijk, hyperlinken en embedden toegestaan en niet meer betalen voor secundaire openbaarmaking; in drie recent gewezen arresten gaat het auteursrecht, zoals we dat kennen, op de schop. In twee uur tijd lichten Arnoud Engelfriet, Christiaan Alberdingk Thijm en Bas Le Poole de praktische toepassing van deze arresten toe.

Hier aanmelden

In Nederland werd The Pirate Bay blokkade opgeheven voor een aantal providers [IEF 13467], met andere providers is een (voorlopige) schikking getroffen. Volgens het Hof van Justitie EU staan grondrechten een websiteblokkade zonder precisering van de maatregelen niet in de weg [IEF 13690]. Wat zal het eindoordeel van de Hoge Raad worden, nu cassatie wordt overwogen?

Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming [IEF 13540], maar onder welke omstandigheden? Is embedded linken nu wel of niet een toegestane handeling. Door de uitspraak in de zaak Svensson/Retriever lijkt iedere band met het auteursrecht doorbroken [IEF 13705]. Wat doet de meer recente jurisprudentie hiermee [IEF 13685]?

Ook de vergoeding voor het secundair openbaarmakingsrecht lijkt van de baan, het heruitzenden van programma's is niet (meer) gebonden aan een verplichte vergoeding [IEF 13696]. Heeft dit effect op de verdere (en vrije) verspreiding van radio- en televisieprogramma's via andere kanalen?

Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis. Er is volop gelegenheid tot discussie.

Programma
11.45 - 12.00 Intekenen/lunch
12.00 - 12.40 Hof Den Haag The Pirate Bay-blokkade en opheffing, Arnoud Engelfriet, ICTRecht.
12.40 - 13.20 HvJ EU Svensson e.a./Retriever, Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.
13.20 - 14.00 HR Norma/NL Kabel, Bas Le Poole, Houthoff Buruma.


Er zijn 2 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten.

Locatie
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10 te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren op 2 minuten loopafstand.

Kosten deelname
€ 225,00 per persoon,
€ 185,00 sponsors IE-Forum, en
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschap (fulltime).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, inclusief lunch, koffie, thee en documentatie. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging.

Hier aanmelden
IEFBE 759

Octrooi voor scheiden aardappels nietig

Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent 10 oktober 2013, IEFbe 759 (BVBA AVR en NV Dewulf tegen Grimme Landmaschinenfabriek GMBH & CO)
Uitspraak mede ingezonden door Pieter Callens en Véronique Pede, Eubelius. Octrooirecht. AVR en Dewulf zijn producent en distributeur van landbouwmachines, en brengen onder meer machines op de markt voor het rooien van aardapplen. Zij vorderen nietigverklaring van het octrooi EP 399 van Grimme voor de "Inrichting voor het scheiden van aardappels van bijmengsels". In de mate dat het technisch effect van tegen elkaar in aangedreven rollichamen in EP 399 wordt omgeschreven als zijnde "het scheiden van aardappels van bijmengsels zoals aarde, kluiten, stenen, loof of dergelijk materiaal" dient te worden vastgesteld dat dit geen uitvinding van Grimme, maar reeds deel uitmaakte van de stand van de techniek. Er is hoger beroep aangetekend.

3.5. Op grond van hetgeen hierboven werd uiteengezet, dient te worden besloten dat de inrichting zoals beschreven in EP 399 voor een vakman op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, dat de conclusies  1, 14 en 15 van EP 399 niet inventief zijn en dat hun technische kenmerken reeds del uitmaakten van de stand van de techniek vóór de indieningsdatum van EP 399. [..]
In de mate dat het technisch effect van tegen elkaar in aangedreven rollichamen in EP 399 wordt omgeschreven als zijnde "het scheiden van aardappels van bijmengsels zoals aarde, kluiten, stenen, loof of dergelijk materiaal" dient te worden vastgesteld dat dit geen uitvinding van Grimme is maar ten tijde van de aanvraag van EP 399 reeds deel uitmaakte van de stand van de techniek.
Bijgevolg is EP 399 voor wat België betreft nietig wegens het gebrek aan uitvinderswerkzaamheid in de zin van artikelen 6 BOW en 56 EOV.
IEFBE 777

Les pièces de monnaie dans un gris relativement uniforme sont protégés

Cour de cassation 17 mars 2014, IEFbe 777 (Tradart Institut)
Droit de l'auteur. Photo des pièces de monnaie au catalogue. Imitation servile. L'arrêt considère qu'« alors que les pièces de monnaie sont de couleurs différentes (argent clair ou fonce, bronze, or, cuivre oxyde ou non), [le défendeur] les a présentées dans un gris relativement uniforme afin de donner au catalogue une impression d'homogénéité, ce qui lui permettait en même temps d'accentuer le relief des visages représentes sur l'avers et celui des scènes figurant sur le revers.

Il déduit de ces considérations de fait qu' « en l'espèce, [le défendeur]ne s'est pas contente de photographier servilement les pièces de monnaie qui devaient figurer dans le catalogue `[...]' ; [qu']il a opère des choix qui témoignent que les photographies qui ont été publiées constituent une création intellectuelle qui est propre à son auteur » et que « les photographies litigieuses présentent bien le caractère original requis par la loi relative au droit d'auteur et aux droits voisins ».

Il justifie ainsi légalement sa décision que les photographies litigieuses bénéficient de la protection de la loi relative au droit d'auteur et aux droits voisins.

IEFBE 773

Gebruik databank Pinakes via derde onrechtmatig

Hof van Beroep Brussel 27 januari 2014, IEFbe 773 (Pinakes tegen Active en Effective Media)
Uitspraak mede ingezonden door Dries Pattyn, Van Aerde & Partners. Bijdrage ingezonden door Carly van der Beek, LinkedIn. Databankenrecht. Tijdschrift toezending. Feiten Het gaat in dit hoger beroep om het onrechtmatig gebruik van een databank met contactgegevens van besturen, mandatarissen en ambtenaren in België. Producent en eigenaar van de databank is Pinakes. Zij stelt deze databank ter beschikking aan haar klanten in de vorm van het verlenen van een gebruiksrecht tegen betaling. Geïntimeerden hebben als activiteit de uitgave van tijdschriften voor de automobiel- en transportsector en wagenparkbeheerders.

Pinakes voegt controleadressen (fictieve namen op een bestaand adres) toe aan de inhoud van de door haar geleverde en de door de klant gedownloade gegevens. Op een van deze controleadressen ontving Pinakes het tijdschrift Fleet, aflevering 60, juni 2008, met als afzender de NV Effective Media. Op hetzelfde controleadres ontving Pinakes het tijdschrift In Motion, jaargang, aflevering 25, augustus 2008. Op het bijgevoegde verzendingsblad wordt vermeld: verzonden door: General Motors Belgium NV. In de colofon wordt de NV Active vermeld in de rubriek Concept en Creatie. Bij aangetekend schrijven van 18 september 2008 heeft Pinakese NV Effective Media in gebreke gesteld wegens ongeoorloofd gebruik van de Pinakes databank met betrekking tot de tijdschriften Fleet en In Motion. Hierop reageert de managing director van NV Effective Media en NV Active, met de mededeling over zijn eigen databank van adressen te beschikken. De NVs stellen dat de adressen in hun bestand zijn gekomen via General Motor Belgium, die een gebruiksrecht heeft op de databank van Pinakes.

Op 29 oktober 2008 stuurt Pinakes een aangetekende ingebrekestelling waarin Effective Media wordt beschuldigd van inbreuk op zijn intellectuele eigendomsrecht door gebruik maken van Pinakes’ databank zonder voorafgaande toestemming. De NVs reageren met de stelling dat het gaat om een bestaand commercieel adres welke door GM zelf is gevonden, en dus dat Pinakes daar onmogelijk eigendomsrecht op kan claimen. Pinakes stelt dat het feit dat er gebruik is gemaakt van hun fictieve naam bewijst dat het adres uit hun databank komt. Op 23 maart 2009 worden beide geïntimeerden gedagvaard.

Rechtsvragen
In het bestreden vonnis van 1 september 2011 zijn de vorderingen van Pinakes afgewezen. Deze vordering bestaat uit de eis voor recht te stellen dat NV Active en NV Effective Media door gegevens van de databank Pinakes onrechtmatig te raadplegen, op te halen, op te slaan en te gebruiken voor de verzending van het tijdschrift In Motion en Fleet een inbreuk heeft gepleegd op de intellectuele eigendomsrechten van appellante op de databank Pinakes, namelijk het auteursrecht en het recht van de producenten van databanken van appellante. Pinakes eist staking van deze inbreuk en vernietiging van de gegevens op last van dwangsom. Tevens dienen geïntimeerden alles wat hun bekend is omtrent herkomst en distributiekanalen van de inbreukmakende diensten mee te delen en te verstrekken. Daarnaast eist Pinakes nog schadevergoeding op grond van de morele schade die zij heeft geleden.

Pinakes claimt auteursrecht te hebben op haar databank. Geïntimeerden stellen dat de databank niet auteursrechtelijk beschermd is omdat haar structuur gebaseerd is op de technologie van een Excel spreadsheet.

De beoordeling
Inbreuk auteursrecht
Artikel 20bis van de Auteurswet bepaalt:
"Databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de auteur vormen, worden als zodanig door het auteursrecht beschermd.

De bescherming van databanken op grond van het auteursrecht geldt niet voor de werken, de gegevens of de elementen zelf en laat de bestaande rechten op de werken, gegevens of andere elementen vervat in de databank onverlet.
Onder "databank" wordt een verzameling verstaan van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk net elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn'.
Uit deze bepalingen vloeit voort dat auteursrechtelijke bescherming ziet op de vorm van het werk. Dit wordt bevestigd in zowel wetgeving als rechtspraak. Op grond hiervan oordeelt het Hof dat Pinakes auteursrechtelijke bescherming geniet op haar databank, gezien deze door de vorm, de structuur, de schikking en de voorstellingswijze ervan een eigen intellectuele schepping van Pinakes vormt.

Is er sprake van sui generis bescherming?
Hiervan is slechts sprake wanneer Pinakeseen substantiële investering in de verkrijging, controle of de presentatie van de inhoud van de databank zou hebben gedaan. Dit moet worden opgevat als betrekking hebbend op de investering ten behoeve van het aanleggen van deze databank als zodanig. De investering kan duiden op het verzamelen van de gegevens, de systematische of methodische ordening ervan in de databank, de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid en de controle van de juistheid gedurende de gehele periode waarin de databank functioneert.
Op grond van voorgaande oordeelt het hof dat de databank Pinakes een databank is waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering in de zin van artikel 3 van de Databankenwet.

Pinakes stelt dat er inbreuk is gemaakt op haar auteursrecht en op haar recht als producent van de databank. De producent van een databank heeft het recht om de opvraging en/of het hergebruik van de gehele of een substantieel deel van de inhoud van de databank te verbieden. Het sui generis recht is dan ook beperkt tot deze handelingen.

Inbreuk sui generis recht
Het opvragen en hergebruik van informatie verwijst naar iedere handeling die bestaat in het zich toe-eigenen respectievelijk ter beschikking stellen aan publiek zonder toestemming van de samensteller van de databank van de resultaten van diens investering. Dit dient als gevolg te hebben dat laatstgenoemde inkomsten worden ontnomen waarmee hij wordt geacht de kosten van de investering te kunnen dekken.

Vaststaat dat NV Effective Media een substantieel deel van de databank heeft opgevraagd, waarmee bedoeld wordt het permanent of tijdelijk overbrengen op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Het feit dat NV Effective Media deze gegevens heeft verkregen van General Motors Belgium welke een gebruiksrecht op deze gegevens heeft gekocht doet hieraan geen afbreuk, daar contractueel vast is gelegd dat gebruikers gegevens niet aan derden mogen doorspelen. Het gebruik van deze gegevens is dan ook een inbreuk op het sui generis recht van Pinakes. Het te goeder trouw handelen van NV Effective Media doet hieraan geen afbreuk.

NV Active voert aan dat niet zij maar General Motors Belgium het magazine In Motion verstuurt, waardoor zij dus geen inbreuk heeft gemaakt op het sui generis recht van Pinakes. Echter blijkt uit correspondentie dat NV Active gebruiker is van de adresbestanden welke eigendom zijn van NV Effective Media. Deze stelling wordt aldus door het Hof verworpen. NV Active heeft tevens inbreuk gemaakt op het sui generis recht van Pinakes.

Daarnaast hebben beide NV’s een inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Pinakes door zonder toestemming over te gaan tot reproductie van een deel van Pinakes’ databank.

Resultaat
Partijen worden veroordeeld tot staking van de inbreuken, vernietiging van de opgevraagde inhoud, en het meedelen van wat bekend is van de herkomst en distributiekanalen van de inhoud op last van dwangsom.
De door Pinakes geëiste schadevergoeding van €5000 wordt tevens toegewezen op grond van morele schade die zij heeft geleden door miskenning van haar rechten en door miskenning van door Pinakes verrichte substantiële inspanningen en investeringen.

Carly van der Beek

IEFBE 771

Droit d’auteur et compétence internationale, une simple piqûre de rappel?

Frédéric Lejeune, 'Droit d’auteur et compétence internationale, une simple piqûre de rappel?', IEFbe 771.
Contribution envoyée par Frédéric Lejeune, Hoyng Monegier. Ces derniers temps, les conflits de juridictions ont surtout retenu l’attention lorsque les (quasi-)délits en cause étaient commis par l’intermédiaire d’Internet (cf. l’arrêt Pinckney, C-170/12 ;   l’arrêt Wintersteiger, C‑523/10;  et l’arrêt eDateC-509/09 et C-161/10).

Le récent arrêt Hi Hotel HCF SARL contre Uwe Spoering (dont il a déjà été fait écho ici: [IEFbe 751] atteste cependant de ce que les conflits de juridictions issus d’atteintes commises dans le monde réel (par opposition au monde virtuel) peuvent, eux aussi, susciter des difficultés.

Les faits à l’origine de cet arrêt peuvent être résumés comme suit :

- M. Spoering est un photographe qui, en 2003, a réalisé des photographies de différentes pièces d’un hôtel niçois baptisé "Hi Hotel"
- En 2008, M. Spoering se rend dans une librairie à Cologne et y découvre un livre d’architecture qui reprend 9 des photographies qu’il avait prises pour le compte de Hi Hotel
- M. Spoering introduit, en Allemagne, une action en justice contre Hi Hotel afin que celui-ci soit condamné (i) à "cesser de reproduire ou de faire reproduire, de diffuser ou de faire diffuser, d’exposer ou de faire exposer, sur le territoire allemand (…)" les photographies litigieuses et (ii) à "indemniser tout dommage que [M. Spoering] aurait subi et subirait en raison du comportement de Hi Hotel"
- Devant le juge allemand, Hi Hotel soutient que les éditions Phaidon, à qui il a remis les photographies litigieuses, ont également un établissement à Paris, sous-entendant par là même que le lieu du fait dommageable imputable à Hi Hotel se trouverait exclusivement en France, ce qui ôterait, à l’encontre de ce dernier, toute juridiction aux cours et tribunaux allemands sur la base de l’article 5 (3) du règlement 44/2001
- Selon le Bundesgerichtshof qui a adressé la question préjudicielle à la Cour de justice de l’Union européenne, "la compétence internationale des juridictions allemandes au titre de l’article 5, point 3, du règlement n° 44/2011 doit être vérifiée sur le fondement des propos factuels selon lesquels les éditions Phaidon de Berlin ont diffusé les photographies en question en Allemagne en violation du droit d’auteur et que Hi Hotel y a contribué par la remise de celles-ci aux éditions Phaidon de Paris"

Autrement dit: les juridictions allemandes ont-elles compétence internationale, sur la base de l’article 5 (3) du règlement 44/2001, pour connaître d’une demande dirigée contre Hi Hotel, alors que Hi Hotel a remis les photographies litigieuses aux éditions Phaidon en France (et donc que le seul fait qui puisse être reproché à Hi Hotel a été posé en France)?
 
La réponse de la CJUE est la suivante: "Au vu des considérations qui précèdent, il y a lieu de répondre à la question posée que l’article 5, point 3, du règlement n° 44/2001 doit être interprété en ce sens que, en cas de pluralité d’auteurs supposés d’un dommage allégué aux droits patrimoniaux d’auteur protégés dans l’État membre dont relève la juridiction saisie, cette disposition ne permet pas d’établir, au titre du lieu de l’événement causal de ce dommage, la compétence d’une juridiction dans le ressort de laquelle celui des auteurs supposés qui est attrait n’a pas agi, mais elle permet d’établir la compétence de cette juridiction au titre du lieu de matérialisation du dommage allégué à condition que celui-ci risque de se matérialiser dans le ressort de la juridiction saisie. Dans cette dernière hypothèse, cette juridiction n’est compétente que pour connaître du seul dommage causé sur le territoire de l’État membre dont elle relève."
 
Si la réponse de la CJUE n’est pas des plus limpides, nous croyons pouvoir inférer de cet arrêt que les juridictions allemandes ont compétence internationale à l’égard de Hi Hotel:
 
- en tant que juridictions du lieu où le dommage s’est matérialisé  (ou risque de se matérialiser);
- dans la mesure où il n’est question que du préjudice s’étant matérialisé (ou risquant de se matérialiser) sur le territoire allemand.

La solution retenue par la CJUE n’a donc – à première vue – rien de révolutionnaire, et ne semble être qu’une application à un cas d’espèce très factuel de sa très riche jurisprudence relative à l’article 5 (3) du règlement 44/2001, et en particulier des arrêts Mines de potasse d’Alsace (C-21/76), Shevill (C-68/93), Melzer (C‑228/11) et Pinckney (C-170/12).
 
En réalité, il se pourrait que l’arrêt Hi Hotel HCF SARL contre Uwe Spoering dépasse largement tout ce qui avait déjà été décidé à propos de l’article 5 (3) du règlement 44/2001 (à l’occasion d’atteintes commises dans le monde "réel"), et il faudra assurément réfléchir, en profondeur, aux conséquences de cet arrêt (mais cette ambition excède l’objectif assigné à la présente contribution).

Frédéric Lejeune