IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 750

Gerecht EU week 14

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) Beroep SO gedeeltelijk toegewezen [tegen SÔ:UNIC]
B) Beroep FOCUS extreme afgewezen [tegen FOCUS]

Gerecht EU 3 april 2014, T-356/12 (SÔ:UNIC) - dossier
Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van de internationale, communautaire en nationale woord- en beeldmerken met het woordelement SO voor waren van klasse 3 en strekkende tot vernietiging van beslissing houdende verwerping van het beroep tegen de afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk SÔ:UNIC voor waren van klasse 3. Beroep gedeeltelijk toegewezen.

55      First, having regard to the considerations set out in paragraphs 16 to 33 above, from which it follows that the first plea is unfounded, the applicant’s application for annulment must be dismissed in so far as concerns the part of the contested decision which rejected the opposition based on Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009. As a result of that dismissal, it is not necessary to establish whether, by the assertions set out in the text of the application, which are not reflected in the form of order sought therein, the applicant is requesting the Court to exercise the power to alter decisions in order to uphold the opposition based on that provision, at least in respect of certain goods.

56      Secondly, in the light of the considerations set out in paragraphs 34 to 54 above, the contested decision must be annulled in so far as the Board of Appeal rejected as inadmissible the opposition based on Article 8(4) of Regulation No 207/2009, as regards the signs relied on by the applicant so far as the United Kingdom and Ireland are concerned, and the action dismissed as to the remainder. Since, in those circumstances, the Board of Appeal will have to examine the merits of the opposition in so far as it concerned those signs, it is not necessary to rule on the applicant’s request, made only in the text of the reply, that the Court alter the contested decision in order to give the applicant the opportunity to resubmit a notice of opposition based on that provision.

Gerecht EU 4 april 2014, T-568/12 (FOCUS extreme) - dossier
Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met de woordelementen FOCUS extreme voor waren van de klassen 5, 16 en 25, en strekkende tot vernietiging van beslissing houdende verwerping van verzoeksters beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot gedeeltelijke weigering van de inschrijving van dit merk in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het nationale woordmerk "FOCUS" voor waren van klasse 25. Het beroep is afgewezen.

47      The Board of Appeal held, in essence, that, since the earlier mark had an average distinctive character, the goods were identical and the marks at issue were similar, the likelihood of confusion in the minds of consumers could not be safely excluded.

48      The applicant claims that, since the marks at issue differ from one another and the goods which they cover are unrelated to each other, there is no likelihood of confusion.

49      As is apparent from paragraphs 26 to 30 above, the mark applied for and the earlier mark cover goods in Class 25 in an identical manner.

50      Furthermore, as has been observed in paragraphs 35 to 45 above, the Board of Appeal was fully entitled to take the view that the signs at issue were similar overall.

51      It must therefore be held that the Board of Appeal did not err in finding that there was a likelihood of confusion between the signs at issue in so far as they cover goods in Class 25. The identity of those goods covered by the two marks at issue and the degree of similarity between those marks, considered cumulatively, prove sufficient to make it possible to draw the conclusion that there is a likelihood of confusion, regardless of the degree of distinctive character of the earlier mark. It should, moreover, be noted, in this regard, that the Board of Appeal found that the earlier mark had a normal distinctive character, a finding which the applicant does not challenge.

52      The applicant’s argument that she was entitled to a ‘temporal priority’, on the ground that, unlike the intervener, she had lodged an application for registration of a Community trade mark, must likewise be rejected. As OHIM states, it follows from Article 8(2) of Regulation No 207/2009 that the mark applied for may be refused registration, including upon opposition by the proprietor of an earlier mark registered in a Member State, which is the case here.

53      In those circumstances, the first plea, alleging infringement of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009, must be rejected.

IEFBE 737

Sabam moet documentatie conform de verdeelsleutel voor You are not alone aanpassen

Hof van Beroep Brussel 11 juli 2013, IEFbe 737 (SABAM tegen Universal Music Holdings e.a. en Universal Music Holdings tegen X)

Uitspraak mede ingezonden door Tom De Cordier, Allen & Overy en Bart Van den Brande, Sirius Legal. Auteursrecht. Collectief beheer. Schadevergoeding. Verdeelsleutel. Het Hof bevestigt de in eerste aanleg opgelegde verdeelsleutel van de auteursrechten toekomende aan eisende en verwerende partijen op het werk “You are not alone” en veroordeelt vervolgens Sabam tot het aanpassen van haar documentatie conform deze verdeelsleutel. Sabam kan daarbij echter niet worden verplicht om wereldwijd deze Belgische verdeelsleutel af te dwingen bij buitenlandse beheersvennootschappen omwille van de territoriale werking van het auteursrecht.
Veroordeelt Sabam:
- Wat België betreft:
- tot het aanpassen van haar documentatie conform de verdeelsleutel die door het hof bepaald wordt door middel van onderhavig arrest wat de auteursrechten betreft die aan de heren [..] toekomen op het werk YANA.
- tot de mededeling van alle documenten die de heren [..] normaal zouden ontvangen hebben sinds 1995 indien ze toestemming hadden gegeven voor gebruik van delen van hun werk IF, in het bijzonder alle documenten houdende de repartitieplanningen sinds de aanvang van de exploitatie, de periodieke overzichten van de diverse exploitaties (mechanische reproductierechten, uitvoeringsrechten, online rechten, synchronisatierechten, enz.) van You are not alone en alle documenten waaruit de Reprobel-rechten en de bladmuziekrechten blijken, dit binnen de dertig na de betekening van het bestreden arrest en op straffe van een dwangsom van 250 euro per dag vertraging, met een maximum van 50.000 euro;
[..]
- om binnen de dertig kalenderdagen na de betekening van dit arrest, een schrijven te richten tot al haar zustervennootschappen met verzoek om, binnen de maand na ontvangst van voormeld schrijven:
- hun respectieve documentatie met betrekking tot "You are not alone" aan te passen door te vermelden dat die compositie als namaak moet beschouwd worden van "If we can start all over" en de heren [..] als de oorspronkelijke en exclusieve rechthebbenden te vermelden van de nagemaakte compositie, rekening houdend met en in verhouding tot de verdeelsleutel van de auteursrechten op dit nummer die door het hof bij onderhavig arrest wordt bepaald;
- aan Sabam te bevestigen dat alle toekomstige auteursrechten voortvloeiend uit de exploitatie van "You are not alone" aan de heren [..] zullen uitbetaald worden, in verhouding tot de verdeelsleutel van de auteursrechten op dit nummer die door het hof bij onderhavig arrest wordt bepaald;
- aan Sabam een overzicht te bezorgen van alle auteursrechten die in het verleden uitbetaald werden voor de exploitatie van "You are not alone";
[..]
Wijst de vorderingen van de partijen voor het overige af en verwerpt het incidenteel beroep van de heren [..].
IEFBE 736

La cour n'a pas à examiner si Cha ait figuré sur YELP

Cour d'appel de Bruxelles 27 juin 2013, IEFbe 736 (Cha contre Ecomail c.s.)
Arrêt definitif. Propriété intellectuelle. Droit de marques. Marque complexe. Contrefaçon partielle. Portant sur un élément déterminant. Oui. M.[..] est titulaire de la marque Benelux BIOFLORE. La cour n'a dès lors pas à examiner si Cha est responsable ou non du fait que l'ancienne enseigne du magasin de la chaussée de Charleroi ait encore figuré sur le site de référencement internet YELP jusqu'au 3 mai 2013, date à laquelle il y fut mis fin par la société gérant ce site.  La demande de M. [..] et d'Ecomail tendant à la condamnation de Cha à des dommages et intérêts pour appel téméraire et vexatoire doit dès lors être rejetée.

1. La demande de Cha tendant à l'interprétation et la réformation de l'ordre de cessation prononcé par le premier juge
[..] Il ne revient pas à la cour, dans le cadre de la procédure d'appel, d'interpréter ces motifs, ni le dispositif dont ils constituent le soutènement nécessaire, mais au contraire de réformer le jugement dont appel dans la mesure où l'ordre de cessation qu'il contient est obscur et dans la mesure où, dans l'une des deux interprétations dont il est susceptible, il ne fait pas une correcte application des droits qui appartiennent à M. [..] et Ecomail.

2. La demande nouvelle formulée en appel par Cha
23. Les demandes de Cha tendant (1) à condamner M. [..] et Ecomail à cesser immédiatement tout usage de la dénomination commerciale BIOFLORE, (2) à les condamner à retirer immédiatement de leur site internet la référence á la décision dont appel, et (3) à condamner M. [..] et Ecomail à lui payer une somme provisionnelle de 25.000,00 € à titre de réparation du préjudice créé par l'installation d'un magasin concurrent tenu par eux à proximité du magasin exploité par Cha ou pour exécution prétendument abusive de la décision dont appel, sont irrecevables par application des articles 807 et 812 du Code judiciaire, s'agissant de demandes nouvelles qui ne peuvent être formulées pour la première fois en degré d'appel [..].

3. La demande de Cha à dire pour droit que M. [..] et Ecomail n'avaient pas la possibilité d'exécuter la décision dont appel
24. [..] La cour n'a dès lors pas à examiner si Cha est responsable ou non du fait que l'ancienne enseigne du magasin de la chaussée de Charleroi ait encore figuré sur le site de référencement internet YELP jusqu'au 3 mai 2013, date à laquelle il y fut mis fin par la société gérant ce site.

4. Quant à la demande de M. [..] et d'Ecomail de condamner Cha à des dommages et intérêts pour appel téméraire et vexatoire
25. Quand bien même l'appel sera déclaré non fondé par le présent arrêt, il ne résulte de rien que cet appel ait été interjeté d'une manière qui excède manifestement les limites de l'exercice normal du droit d'appel par une personne prudente et diligente [..].

La demande de M. [..] et d'Ecomail tendant à la condamnation de Cha à des dommages et intérêts pour appel téméraire et vexatoire doit dès lors être rejetée.

5. Quant à la demande subsidiaire de Cha de réduire l'astreinte journalière à un montant raisonnable
[..] Le jugement dont appel étant réformé par le présent arrêt, il y a lieu de limiter les astreintes à la somme de 500,00 € par jour d'infraction et de ne faire courir ces astreintes qu'à partir de la signification du présent arrêt.

Cette mesure aura un effet dissuasif suffisant qui rend la mesure de publication demandée par M. [..] et Ecomail inutile.
IEFBE 735

Geen inbreuk werkwijze voor raamplaatsing in (vracht)auto

Hof van Beroep Gent 24 juni 2013, IEFbe 735 (Saint-Gobain Glass tegen Soliver N.V.)
Octrooirecht. Werkwijze-octrooi. Saint-Gobain Glass is houdster van EP 369. Werkwijze-octrooi productie van beglazing uit glas en/of kunststof, waarbij de beglazing wordt voorzien van een tussenstuk en zo de vereiste afmetingen heeft voor montage in een gegeven vensteropening. Procedure gaat over technologie voor het plaatsen van ramen in auto's en vrachtwagens.

21. [..] Een eventuele inbreuk kan niet afgeleid worden uit de aanwezige onnauwkeurigheden en het feit dat deze er noodzakelijkerwijze moeten zijn. Uit het enkele feit dat Soliver aan de vereisten van Renault Trucks voldoet, kan geen inbreuk afgeleid worden. Een eventuele inbreuk bestaat ook niet voor elke overbrugging die gerealiseerd wordt met een raam en een tussenstuk. De bekomen oplossing zelf is niet beschermd door het octrooi. Het is niet omdat Soliver ook een tolerantieprobleem zou oplossen dat zij daarom het octrooi schendt. Een eventuele inbreuk zou er zijn indien er een regelend tussenstuk zou gebruikt worden om tot de overbrugging te komen. Dit is niet het geval.

Het kopiëren van het tussenstuk is vrij, zolang daar geen begeleidende omstandigheden zijn, die het kopiëren onrechtmatig maken. Dergelijke onrechtmatigheid is hier niet aangetoond.

22. Uit al het voorgaande volgt dat er geen inbreuk is op de eerste en zevende onafhankelijke conclusies. Niet alle essentiële kenmerken van het octrooi zijn terug te vinden in de beglazing van Soliver.

23. Nu er geen ruimte is met regelbare afmetingen in de toepassing van Soliver, is er geen inbreuk op de tweede conclusie.

In de tweede conclusie word de zogeheten regelfunctie geïmpliceerd en uitgewerkt in de beschrijving van het tussenstuk.  Nu de regelfunctie afwezig is bij Soliver, is er geen inbreuk op de tweede conclusie.

Ook de afhankelijke conclusie 8 is niet geschonden nu deze kenmerken worden opgeëist met betrekking tot het tussenstuk, opdat dit de regelingsfunctie zou kunnen vervullen.

24. Hiervoor werd reeds geoordeeld dat het gebruik van lijm geen inbreuk maakt op het octrooi. De inbreuk op de conclusies 5, 9 en 11 wegens de (minstens gedeeltelijke) opvulling van een holte met lijm is niet bewezen.
IEFBE 734

Geen verwarring handelsnamen LILA GRACE en LITTLE GRACE

Hof van Beroep Antwerpen 24 juni 2013, IEFbe 734 (Olina c.s. tegen Blue Turtle Business Partners)
Uitspraak mede ingezonden door Steven Boeynaems en Nathalie Taeymans, DilawHens advocaten.
Merkenrecht. Handelsnamen. Domeinnamen. Geen verwarring. De eerste en tweede appellanten zijn houdster van het Benelux-beeldmerk en woordmerk LILA GRACE. Olina is houdster van domeinnaam lilagrace.be en de Facebookpagina LILA GRACE. Geïntimeerde heeft een winkel onder de naam LITTLE GRACE, die is gedeponeerd als Benelux-woordmerk. De overeenstemming van de activiteiten en geografische reikwijdte van de handelsnamen leveren gelijkenis op. Wat de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen en als dusdanig het verwarringsgevaar betreft, geldt ook hier zoals bij de beoordeling van de inbreuken op het BVIE dat er geen overeenstemming is tussen LILA GRACE en LITTLE GRACE.

Terecht oordeelde de eerste rechter dat LILA GRACE  bescherming verkreeg van haar handelsnaam door de inbezitneming ervan, inhoudende het publieke gebruik dat ervan gemaakt werd/wordt. LILA GRACE wordt publiek, zichtbaar en voortdurend gebruikt wat niet voor ernstige betwisting vatbaar is.

Of er gevaar voor verwarring bestaat moet beoordeeld worden aan de hand van de volgende elementen: (1) de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen en als dusdanig het verwarringsgevaar; (2) de mate van overeenstemming tussen de activiteiten alsook (3) de geografiche reikwijdte van de handelsnamen.

Voor de laatste twee elementen is er gelijkenis maar wat het eerste element betreft: de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen en als dusdanig het verwarringsgevaar, geldt ook hier zoals bij de beoordeling van de inbreuken op het BVIE dat er geen overeenstemming is tussen LILA GRACE en LITTLE GRACE. [..]
IEFBE 748

The clash of the Bulls - The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip ‘geldige reden’ nader verklaard door HvJ EU

H. Bongers, 'The clash of the Bulls - The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip ‘geldige reden’ nader verklaard door HvJ EU’, IEF 13720.

Parallel gepubliceerd van de website IE-Forum.nl; Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. Met de uitspraak van het Europese Hof op 6 februari [IEF 13512] jongstleden is het dan zo ver... Eindelijk de ‘geldige reden’ (nader) verklaard door het Europese Hof! Waar het Hof in het bekende Interflora [IEF 10209] arrest al een tip van de sluier oplichtte wordt er nu door het Hof specifiek ingegaan op het begrip ‘geldige reden’. Dient dit begrip restrictief te worden opgevat, in die zin dat er sprake moet zijn van een onontkoombare noodzaak of een objectief dwingende reden? Of kan het begrip een stuk ruimer worden opgevat en is het ook mogelijk om in andere omstandigheden, zoals gebruik te goeder trouw voordat het bekende merk gedeponeerd werd, een geslaagd beroep op de ‘geldige reden’ te doen?

(...) In navolging van het Interflora arrest is nu door het Hof duidelijk gemaakt dat het begrip ‘geldige reden’ niet restrictief geïnterpreteerd dient te worden. Er dient een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de merkhouder en de marktdeelnemer die een beroep doet op de geldige reden. Dit houdt in dat het begrip niet alleen objectief dwingende redenen kan omvatten maar ook kan aanknopen bij subjectieve belangen van een derde die het teken gebruik dat overeenstemt met het merk. Zo kan het de merkhouder uit hoofde van een geldige reden worden verplicht een derde te tolereren die een teken dat overeenstemt met het merk gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor dat merk is ingeschreven, indien vaststaat dat dat teken is gebruikt voordat het merk werd gedeponeerd en het gebruik ervan voor dezelfde waren te goeder trouw is. Heeft de Bull in The Bulldog nu gewonnen? Het lijkt er veel op maar het is nog niet geheel zeker. Om na te gaan of er sprake is van ‘gebruik te goeder trouw’ moet er in dat verband volgens het Hof in het bijzonder rekening worden gehouden met de inburgering en de reputatie van het teken bij het relevante publiek, de mate waarin de waren en diensten waarvoor het teken oorspronkelijk is gebruikt en de waren waarvoor het bekende merk is ingeschreven, gerelateerd zijn, en de economische en commerciële relevantie van het gebruik voor die waren van het teken dat overeenstemt met dat merk. Het is uiteraard aan de nationale rechter om te bepalen of aan deze voorwaarden is voldaan. And the story of the bulls will be continued…

Henrike Bongers

IEFBE 746

Oppositie BIT tegen BIT AGENCY alsnog afgewezen

Beschikking Hof Den Haag 11 februari 2014, IEFbe 746 (Bit vs. BIT AGENCY)
Merkenrecht. In de oppositieprocedure tegen de registratie van het Beneluxmerk BIT AGENCY voor de klassen 35 en 42 is aangenomen dat sprake is van gevaar voor verwarring met BIT (reclame, telecom, computersoftware). BIT AGENCY wordt enkel ingeschreven voor (reclame)diensten (klasse 35). Het hof oordeelt dat geen sprake is van reëel verwarringsgevaar doordat BIT elk onderscheidend vermogen mist. Het publiek zal veeleer menen te maken te hebben met een bedrijf dat computer-gerelateerde diensten aanbiedt. Niet is onderbouwd dat, ook als het merk beschrijvend is, toch reëel verwarringsgevaar zou zijn. De oppositie wordt alsnog afgewezen.

Leestip: punten 5, 6 en 7.
IEFBE 744

Brusselse rechter zet hakken in het zand: “Rode zool is geen merk”!

T.F. Westenbroek, ‘Brusselse rechter zet hakken in het zand: “Rode zool is géén merk!”, IEF 13716.
Een bijdrage van Tomas Westenbroek, VU Amsterdam / auteur. Op 20 maart 2014 schokt de Voorzieningenrechter te Brussel [IEF 13703] de wereld door het rode zool merk van Louboutin nietig te verklaren en de doorhaling ervan te bevelen in een zaak die door de Franse schoenmaker was aangespannen tegen Van Dalen Footwear B.V. Een jaar eerder besliste de Haagse Voorzieningenrechter nog in de zaak van Louboutin tegen Van Haren Schoenen B.V. dat inbreuk werd gemaakt op het merkenrecht van de Franse shoeturier. De Haagse rechter was daarbij gewoon uitgegaan van de geldigheid van het ingeschreven merk. Wederom een meer dan opmerkelijke discrepantie tussen Brussel en Den Haag in de rechtspraak over Benelux merken. Mag Anke Van dermeersch haar Louboutins weer dragen?

(...) Hoe dan ook, het lijdt geen twijfel dat Louboutin in hoger beroep komt tegen dit vonnis. De rechter in hogere instantie zou er verstandig aan doen om in alle rust af te wachten wat het HvJ EU te zeggen heeft over de wezenlijke waarde, alvorens hij merken op deze grond nietig verklaart en doorhaalt. De antwoorden van het HvJ EU zouden zomaar kunnen leiden tot de behoefte aan een ander begrip om de vrijhouding van bepaalde tekens in het economisch verkeer te kunnen waarborgen. Als de rode zool namelijk niet onder het begrip wezenlijke waarde gelezen kan worden, dan betreft het een teken dat in alle gevallen door inburgering een merk kan worden, conform de redenering van de Haagse rechter en de toetsende instantie die het merk inschreef, het BBIE. Valt de zool wel onder de grond van de wezenlijke waarde, dan is inburgering uitgesloten en had de stakingsrechter in Brussel gelijk.

Maar belangrijker dan wie er gelijk heeft is uiteraard dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over de toepassing van dit begrip in het merkenrecht. Hoewel het begrip lijkt te moeten fungeren als afbakening van het modellenrecht ten opzichte van het merkenrecht, net zoals de technische uitsluitingsgrond dit doet voor octrooirecht en merkenrecht, is de onduidelijkheid over de inhoud ervan dusdanig groot dat men zelfs bepleit het hele ding maar af te schaffen. En dat zou zonde zijn en een schoolvoorbeeld van een (Benelux) kind met het badwater weggooien, omdat het kind niet begrepen wordt. We wachten, met Anke Van dermeersch, in verwarring op begrip.

Tomas Westenbroek

IEFBE 733

Bijdrage uitvinderswerkzaamheid gekochte zakkensnij-installatie leidt tot mede-uitvinderschap

Hof van Beroep Gent 17 juni 2013, IEFbe 733 (Katoen Natie Bulk Terminals tegen Ayal Robotics & Engineering Ltd)
Octrooirecht. KTN mede-uitvinder van de installatie die ze gekocht heeft van Ayal en van de uitvinding opgeëist in de octrooiaanvraag EP 588. De (substantiële) bijdrage van KTN in de uitvinderswerkzaamheid van de zakkensnij-installatie die haar geleverd werd, gaat verder dan het aanbrengen van specificaties door een klant naar aanleiding van de bestelling van een toestel op maat. Samengestelde machine om zakken met bulkgoederen te openen en in bulk op te slaan. Verkocht naar Israëlisch recht.

40. De nieuwheid van de zakkensnij-installatie staat hier niet ter discussie.

KTN moet wel aantonen dat haar inbrengen inventief zijn.

Uit de feiten wordt duidelijk dat Ayal onder meer de aspecten van de uitvinding die KTN bijbracht in haar machine verwerkt en gecommercialiseerd heeft. Niet alleen voor KTN, maar ook voor andere klanten van Ayal hebben deze drie onderdelen van de machine bijgedragen tot een oplossing van een industrieel probleem.

De heftafel, het schudrooster en de volgorde van verwerking boden een oplossing voor het probleem van zo snel, goedkoop en zuiver mogelijk goederen uit de zakken halen om ze in bulk verder te behandelen. KTN leverde er een daadwerkelijke creatieve en intellectuele inbreng mee, vereist om het mede-uitvinderschap te kunnen opeisen (artikel 60 (1) EOV [..]).

[..]

Met betrekking tot het schudkader levert KTN een vrij zwak geschreven bewijs van haar bijdrage. Het Hof aanvaardt punt 19 van het schrijven van 17 februari 2005 [..] als bewijs van de bijdrage hieromtrent vanwege KTN. Ook de mail [..] is voldoende duidelijk. Daarin heeft KTN het duidelijk over "sectie 2: een zakkensnij- en schudgedeelte". Deze communicatie, in het licht van de constant geuite bezorgdheid dat alles in het werk gesteld moest worden om te voorkomen dat onderdelen van de installatie terecht zouden komen in de bulkgoederen, wordt aanvaard als bewijs van de bijdrage van KTN.

De (substantiële) bijdrage van KTN in de uitvinderswerkzaamheid van de zakkensnij-installatie die haar geleverd werd in juli 2005, gaat verder dan het aanbrengen van specificaties door een klant naar aanleiding van de bestelling van een toestel op maat.

41. Het feit dat de oorspronkelijke machine afkomstig is van Ayal verandert hieraan niets aan het feit dat ook KTN een aantal inbrengen in de machine heeft ingebracht.

[..]

Met gemeenschappelijke en gedeelde kennis is de zakkensnij-installatie tot stand gekomen. Het probleem van de zo zuiver mogelijke, zo snel mogelijke en zo goedkope mogelijke omzetting van goederen in zakken naar bulkgoederen is opgelost door een klein team van mensen, dat voor verschillende bedrijven werkt.

49. Uit al het voorgaande wordt besloten dat KTN mede-uitvinder is van de installatie die ze gekocht heeft van Ayal en van de uitvinding opgeëist in de octrooiaanvraag EP 588.

[..]

Het gevolg van dit alles is dat KTN mede-eigenaar is van de Europese octrooiaanvraag 05747588.1. [..] revindicatievordering van KTN met betrekking tot deze octrooiaanvraag gegrond.
IEFBE 732

Onrechtmatige reproductie van software Autodesk Architectural Desktop niet aangetoond

Hof van Beroep Brussel 11 juni 2013, IEFbe 732 (Autodesk tegen Van Besien Walter & co)
Auteursrecht op software. Software Autodesk Architectural Desktop en AutoCad LT. Beslag inzake illegale versies twee exemplaren Autodesk Architectural Desktop 3.3 bij Van Besien. Autodesk vordert verklaring voor recht dat inbreuk is gemaakt op haar auteursrecht op de software Autodesk Architectural Desktop 3.3. en een verbod tot gebruik van permanente en tijdelijke illegale reproducties en mededeling ervan aan het publiek. Van Besien voeren terecht aan dat Autodesk BV niet bewijst dat zij een officiële licentienemer is van Autodesk Inc. Bij gebrek aan voormeld bewijs kan Autodesk BV zich niet nuttig beroepen op artikel 86 bis 1 van de Auteurswet

10. Autodesk Inc. voert aan dat zij titularis is van de intellectuele eigendomsrechten op de softwareprogramma's AutoCad en Autodesk Architectural Desktop. Hierover bestond er geen betwisting voor de eerste rechter en bestaat er thans nog steeds geen betwisting.

Autodesk BV beweert de intellectuele rechten waarvan hiervoor sprake te exploiteren in België, wat door Van Besien wordt betwist.

Van Besien voeren terecht aan dat Autodesk BV niet bewijst dat zij een officiële licentienemer is van Autodesk Inc.

Door de eerste rechter werd terecht vastgesteld dat Autodesk BV niet bewijst dat zij over de auteursrechtelijke vermogensrechten op voormelde software op het Belgische grondgebied  beschikt. In de licentieovereenkomsten aanvaard door Autodesk worden de rechten integendeel enkel gesitueerd bij Autodesk Inc.

Bij gebrek aan voormeld bewijs kan Autodesk BV zich niet nuttig beroepen op artikel 86 bis 1 van de Auteurswet [..].

Aangaande het "schriftelijk bewijs" dat door Autodesk Inc. wordt geëist [..]
12. [..] Nu appellanten handelaars zijn, gelden voor het bewijs tegen hen, de bewijsregels van het handelsrecht. Het bewijs door middel van vermoedens wordt hierin aanvaard, voor zover het gaat om gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens (artikel 1353 BW).

Aangaande de grieven van Autodesk Inc. met betrekking tot de bij Van Besien & C ter gelegenheid van het beslag inzake namaak aangetroffen computerprogramma's
21. [..] Autodesk Inc. toont echter niet aan dat de heer Van Besien overging tot tijdelijke of permanente reproductie van het betrokken softwareprogramma [..]. Evenmin wordt aangetoond dat hij persoonlijk een kopie van dit computerprogramma voor commerciële doeleinden bezat of in het verkeer heeft gebracht [..].

De heer Van Besien kan niet worden geacht te weten dat één van deze medewerkers ten onrechte gebruik zou maken van de licentie van een collega (wat in casu het geval bleek), hoewel hij zelf over een geldige licentie beschikte. Autodesk Inc. toont niet aan dat de heer Van Besien handelde in strijd met de algemene zorgvuldigheid (artikel 1382 BW).