IEFBE 3835
28 november 2024
Uitspraak

Vacature Doctoraatsonderzoeker intellectuele rechten Universiteit Gent

 
IEFBE 3832
27 november 2024
Artikel

UPC overzicht: 19 t/m 25 november 2024

 
IEFBE 3834
25 november 2024
Uitspraak

Aanvraag uniebeeldmerk 'Russian Warship, Go F**k Yourself' terecht afgewezen

 
IEFBE 830

La Cour de Justice Benelux devient compétente pour les litiges relatifs aux marques

Lees verder voor Nederlandse versie. Grâce à la signature d'un protocole par les pays du Benelux, les entreprises pourront désormais s'adresser à la Cour de Justice Benelux pour les litiges relatifs aux marques, plutôt qu'aux tribunaux nationaux. Une procédure judiciaire plus rapide permettra aux entreprises d'économiser du temps et de l'argent.

Chaque année, plus de 22.000 courtiers d'assurances, usines de torréfaction, sociétés informatiques, magasins de vêtements, etc., déposent leur marque auprès de l'Office Benelux de la Propriété intellectuelle (OBPI) à La Haye en suivant une procédure simple. Pour 240 euros environ, ils sont assurés que leur marque commerciale sera protégée pendant dix ans dans le Benelux.

Cependant, s’ils ne sont pas satisfaits d'une décision de l'OBPI, par exemple en cas de refus d'enregistrement d'une marque, la procédure est plus complexe. Pour obtenir gain de cause, les entreprises pouvaient jusqu'à présent s'adresser à trois juges, à La Haye, à Bruxelles ou à Luxembourg.

Ces procédures ont pour conséquence que chaque État membre développe sa propre jurisprudence et que les jugements divergent fortement entre les trois pays. Les utilisateurs sont donc confrontés à différentes procédures et interprétations en fonction du pays où ils entament une action en justice. En outre, le délai de traitement de ces affaires varie également selon les pays.

Ce protocole permet d'améliorer la sécurité juridique et la protection des entrepreneurs et de raccourcir, grâce à une procédure plus simple, les délais de traitement des recours. Il prévoit de transférer les recours contre les décisions de l'OBPI à une seule juridiction centrale, la Cour de Justice Benelux. Les entreprises pourront donc s'adresser directement à cette Cour pour les litiges relatifs aux marques. Il devrait s'agir de vingt-cinq procès par an environ.

Cette modernisation génère des avantages directs pour toute une série de sociétés au sein du Benelux. Le protocole entraînera une accélération des actions en justice et une économie de temps et d'argent pour les entreprises.

Un espace Benelux de la propriété intellectuelle voit ainsi le jour pour les entreprises, résultat de l'application uniforme des règles et de la jurisprudence ainsi créée.

Le protocole doit encore être approuvé par les parlements des trois pays.

Uit het persbericht: Met de ondertekening van een protocol door de Benelux-landen kunnen ondernemers voor geschillen rond merken in plaats van bij nationale rechtbanken terecht bij het Benelux-Gerechtshof. Een snellere gerechtelijke procedure zal bedrijven kosten en tijd besparen.

Meer dan 22.000 verzekeringsmakelaars, koffiebranderijen, ICT bedrijven, kledingzaken, … per jaar deponeren via een eenvoudige procedure hun merk bij het Benelux-Bureau voor Intellectuele Eigendom (BBIE) in Den Haag. Voor pakweg 240€ zijn ze gedurende 10 jaar gerust dat hun bedrijfsmerk in de Benelux beschermd is.

Is men echter niet tevreden met een beslissing van het BBIE, bijvoorbeeld in geval van een weigering van de registratie van een merk, is de procedure complexer. Om hun gelijk te halen kunnen ondernemers tot nog toe bij drie rechters terecht, in Den Haag, Brussel of Luxemburg.

Het resultaat daarvan is dat elke lidstaat zijn eigen rechtspraak ontwikkelt en uitspraken sterk verschillen tussen de drie landen. Gebruikers worden dus geconfronteerd met verschillende procedures en interpretaties naargelang in welk land zij een rechtszaak beginnen. Bovendien verschilt de termijn waarbinnen zaken worden afgehandeld nogal per land.

Dankzij dit protocol wordt de rechtszekerheid en bescherming van ondernemers sterk verhoogd en zullen, door een eenvoudigere procedure, kortere behandeltermijnen gelden in beroepszaken. Het voorziet in de overheveling van beroepszaken tegen beslissingen van het BBI naar één rechtsprekende instantie, het Benelux-Gerechtshof. Bedrijven kunnen dan bij geschillen over merken rechtstreeks naar dit Hof stappen. Verwacht wordt dat het zal gaan om een 25tal rechtszaken per jaar.

Deze modernisering levert voor allerhande firma’s in de Benelux rechtstreekse voordelen op. Het protocol zal leiden tot een snellere gerechtelijke procedure en een besparing van tijd en kosten voor bedrijven.

Hierdoor ontstaat voor bedrijven een Benelux-zone voor Intellectuele Eigendom door eenvormige toepassing van regels én rechtspraak.

Het protocol moet nog door de parlementen van de drie landen goedgekeurd worden.

IEFBE 829

Slogan composée de 17 mots n'est pas distinctif

Cour d'appel de Bruxelles 8 mai 2013, IEFbe 829 (Table 14 contre OBPI)
Droit des marques. Le recours est dirigé contre la décision de l'OBPI qui radie l'enregistrement accéléré d'une marque verbale contenant un slogan 'Le plus important au poker, ce ne sont pas les cartes, c'est ce que vous en faites' (1216438). Le signe est dépourvu de caractère distinctif et est descriptif. Il est composé exclusivement d'une phrase banale issue du langage courant (2.11.1.b BVIE). En général vu l'absence de caractère distinctif. La demande n'est pas fondée. La cour reçoit le recours mais le rejette.

25. Par ailleurs, en tant que slogan, la phrase n'est pas suffisamment brève, ni saillante, ni concise, ni originale pour qu'elle puise s'inscrire facilement dans l'esprit du public.

Ne sortant pas de la banalité, la phrase n'est pas susceptible de déclencher dans l'esprit du public un processus de perception d'un signe distinctif qui renvoie au dépositaire de la marque, car le public n'est certainement pas habitué à rechercher dans une phrase composée de 17 mots l'identité d'une entreprise.

Dès lors le signe déposé par la demanderesse est inapte à faire fonction de marque.
IEFBE 789

Persoonlijkheidsrecht getattoëerde staat boven auteursrecht tatoeëerder

Hof van Beroep Gent 5 januari 2009, IEFbe 789  (J.D'H tegen J.M.)
Archief via IPKat. Auteursrecht op tatoeage. Rechten van tatoeëerder, fotograaf en persoonlijkheidsrecht getatoeëerde. De heer DH laat grote delen van zijn lichaam tatoeëren door heer M.. M. gebruikt een foto van door hem gezette tatoeages ter promotie, maar wordt verzocht dit te staken. Hem wordt in eerste aanleg en in hoger beroep verboden de foto te gebruiken onder last van een gemaximeerde dwangsom van €500 per inbreuk.

I. Auteursrecht op een tatoeage - onderscheid tussen de ontworpen en de uitgevoerde tatoeage - onderscheid tussen de vermogens- en de morele rechten.
De tatoeërder kan geen morele auteursrechten laten gelden op een uitgevoerde tatoeage. Het reproductierecht van een tatoeëerder beperkt zich tot het al dan niet opnieuw uitvoeren van de ontworpen tekening op een ander lichaam, van een ander persoon.
II. Schending artikel 10 van de Auteurswet en van het recht op afbeelding. De toestemming moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn en is restrictief te interpreteren. De omvang van de foto en de aanwezigheid van een zwart balkje zijn niet voldoende om geen schending te hebben.
III. Criteria van originaliteit van een foto. Intellectuele inspanning en persoonlijke inbreng van de auteur-fotograaf blijkt uit de keuze van belichting, achtergrond, punt van waaruit de foto getrokken is.
IV. Rechtsherstel: de vordering tot publicatie van het arrest is in deze in strijd met de ingeroepen schending van de privacy, waartoe het recht op afbeelding behoort.

Introductie Auteurs & Media:
Een onderscheid moet gemaakt worden tussen het auteursrecht op de tekening van de tatoeage zoals ze is aangebracht op het lichaam.
Het reproductierecht van een tatoeëerder beperkt zich tot het al dan niet opnieuw uitvoeren van de ontworpen tekening op een ander lichaam, van een andere persoon. Het reproductierecht van een tatoeëerder mag niet zo worden begrepen dat het getatoeëerde lichaam niet mag getoond worden of gefotografeerd worden zonder de instemming van de auteur-tatoeëerder. Het reproductierecht van een tatoeage is beperkt door de persoonlijkheidsrechten van de getatoeëerde. Eens de tekening is aangebracht  op het lichaam, beschikt de tatoeëerder niet over de morele rechten die verbonden zijn aan het auteursrecht.
Het persoonlijkheidsrecht van de (bewegings)vrijheid die een mens heeft om over zijn lichaam te beschikken, primeert op het auteursrecht van de auteur-tatoeëerder.
In het kader van de beoordeling van het portretrecht op basis van artikel 10 auteurswet is het irrelevant dat een zwart balkje is aangebracht over de zijkant van het hoofd van de geportretteerde, omdat dit de identiteit van de betrokkene niet verbergt. Om een inbreuk te maken op het recht op afbeelding is het niet nodig dat de aandacht gevestigd wordt op het gezich op de foto. Een algemene herkenbaarheid is voldoende.
Uit de aard van het recht op afbeelding volgt dat de toestemming om een foto te publiceren duidelijk, ondubbelzinnig en restrictief te interpreteren is.
Een foto is origineel en geniet bescherming van het auteursrecht wanneer deze de uitdrukking is van de intellectuele inspanning van de auteur en de stempel van zijn persoonlijkheid draagt. Dit blijkt uit de keuzes die gemaakt zijn voor de belichting, de opnamehoek en de achtergrond.
Wanneer de kunstenaar in opdracht heeft gewerkt en de opdrachtgever eigenaar wordt van het werk, behoudt de kunstenaar, tenzij hij er afstand van heeft gedaan, zijn auteursrechten op het werk en dus ook op zijn reproductierechten. De afstand van rechten kan geenszins worden afgeleid uit de afgifte van de originele foto.

IEFBE 828

Ces signes n'ont de similaire que le vocable 'legalia'

Cour d'appel de Bruxelles 8 mai 2013, IEFbe 828 (Legalia)
Droit des marques. Requête en application 2.17 CBPI contre la décision de l'OBPI. La décision attaquée reçoit l'opposition et la déclare fondée, le risque de confusion entre les marques complexe figurative L Legalia et Legalia - legal interim management étant considéré comme réel. La cour reçoit le recours et le déclare fondé et annule la décision attaquée sauf en ce qu'elle reçoit l'opposition et déclare l'opposition non fondée. La cour enjoint l'office de l'OMPI à l'enregistrement de la marque déposée sous le numéro 1202739 uniquement pour les service d'avocat en classe 45.

38 (...) D'un point de vue visuel, ces signes n'ont de similaire que le vocable 'legalia', tout le reste étant différent.

39. (...) Il s'ensuit que dans l'impression d'ensemble, le seul élément similaire étang la présence du mot 'legalia' qui n'occupe pas de place prépondérante, la similarité au niveau visuel est limitée.
IEFBE 827

Google Spain: CJEU confirms strong dataprotection rights

Dirk Voorhoof, Judgment CJEU in case Google v. Spain - CJEU confirms strong dataprotection rights, 13 mei 2014.
See esp. the reasoning of the CJEU [IEFbe 818] regarding the right of the data subject to have his or her data erased from a search engine containing links to webpages. According to the CJEU this right overrides, as a rule, not only the economic interest of the operator of the search engine but also the interest of the general public in finding that information upon a search relating to the data subject’s name. Only in "particular reasons, such as the role played by the data subject in public life", the interference with his fundamental rights is justified by the "preponderant interest of the general public" in having access to the information in question. Here is the relevant reasoning of the CJEU:
Lees verder

 

IEFBE 825

Usage l'image dans le cadre de offre en vente sur l'internet

Président du Tribunal de Commerce de Mons 19 avril 2013, IEFbe 825 (Lovemyfantasmes.be)
La demanderesse demande de cesser immédiatement tout usage de l'image, de supprimer de son site web www.lovemyfantasmes.be toute reproduction de l'image litigieuse et (aussi) de retirer du marché les produits étiquetés sous l'image litigieuse afin de les ré-étiqueter. Le président ordonne à la société TROCINVEST de cesser immédiatement tout usage et/ou reproduction de l'image sur laquelle X détient des droit d'auteur à quelque titre que ce soit et notamment dans le cadre de toute vente ou offre en vente sur internet ou dans le cadre de foires professionelles ou de ventes à domicile.

III Décision du juge faisant fonction de président:
Constate l'existence dans le chef de la société TROCINVEST, d'une atteint aux droits d'auteur de X sur l'image représentant le bas d'un visage et une bouche maquillés tenant entre les dent un plume blanche tels que consacrés par l'article 1er de la loi du 30 juin 1994.

Constate qu'un tel usage, non autoriseé par X par la société TROCINVEST dans le cadre de son activité commerciale constitue un acte contraire aux pratiques du marché tel que visé à l'article 95 de la loi du les pratiques du Marché.

Ordonne à la société TROCINVEST de cesser immédiatement tout usage et/ou reproduction de l'image sur laquelle X détient des droit d'auteur à quelque titre que ce soit et notamment dans le cadre de toute vente ou offre en vente sur internet ou dans le cadre de foires professionelles ou de ventes à domicile.

Lui ordonne de supprimer de son site web www.lovemyfantasmes.be et de tout autre support électronique, toute reproduction de l'image litigieuse.
IEFBE 826

Gerecht EU week 20/Tribunal UE semaine 20

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU:

Gerecht EU 14 mei 2014, zaak T-160/12, IEF 13855 (Marine Blue) - dossier
Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk "MARINE BLEU" strekkende tot vernietiging OHIM-beslissing houdende gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld door de houder van diverse "BLUMARINE"- merken. Beroep wordt afgewezen. Leestip: overweging 58 en 65.

Gerecht EU 15 mei 2014, zaak T-366/12, IEF 13855 (Yoghurt-Gums) - dossier
Vernietiging van OHIM-beslissing houdende verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de onderzoeker om het beeldmerk met het woordelement „Yoghurt-Gums” in te schrijven voor waren van de klassen 6, 24 en 30. Beroep wordt afgewezen.

31 À cet égard, il convient de relever que l’élément figuratif du signe en cause tient notamment à l’utilisation d’une police de caractère peu distinctive, ce qui a pour effet de conférer un caractère dominant aux éléments verbaux constituant ce signe. En effet, eu égard à la nature récurrente des caractéristiques typographiques que présente la marque demandée et à l’absence de tout élément distinctif particulier, la police employée ainsi que l’épaisseur des caractères ne permettent pas à la marque demandée de renvoyer de manière certaine et exclusive, dans l’esprit du public pertinent, à l’origine des produits sur lesquels porte la demande d’enregistrement. Le fait qu’un mot soit placé en dessous de l’autre ne saurait infirmer cette conclusion. Ainsi, les éléments figuratifs sont d’une nature tellement peu caractéristique qu’ils n’apportent aucun caractère distinctif à l’ensemble de la marque demandée. Lesdits éléments, en effet, ne présentent aucun aspect, notamment en termes de fantaisie ou quant à la manière dont ils sont combinés, permettant à ladite marque d’accomplir sa fonction essentielle en ce qui concerne les produits sur lesquels porte la demande d’enregistrement (voir, en ce sens, arrêt de la Cour du 15 septembre 2005, BioID/OHMI, C‑37/03 P, Rec. p. I‑7975, points 71 et 74).
IEFBE 824

WIPO-selectie maart-april 2014

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures [dossier instanties - WIPO]. Heeft u ideeën over deze rubriek, laat het ons weten: redactie@ie-forum.nl. Ditmaal over:
A) Opdracht tot domeinverkrijging?
B) Recessionista is een beschrijvende term voor modebewuste personen met beperkt budget
C) Volgens Google zijn de bezoekers vooral uit landen waarin O2 niet actief is 
D) De stad Quebec verkrijgt quebec.com niet
E) Rotterdam The Hague Airport krijgt RTHA.nl niet van Running Team Heemstede-Aerdenhout
F) Robert Kennedy College maakt zijn connectie met Robert Kennedy University niet duidelijk
G) businessmodel is om voornamelijk drie-letter-domeinnamen te registreren, legitiem belang
Deze selectie is samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

WIPO D2014-0211 (purdeys.com) > Complaint denied
A) Bijzondere situatie, waarin eiser verweerder eerst de opdracht geeft om de domeinnaam voor hem te verkrijgen. Domeinnaam is geregistreerd op 8 mei 2009. Merkhouder (Verenigd Koninkrijk) is houder van het merk Purdey's sinds 13 januari 1995. Verweerder is een partij die voor derden domeinnamen registreert en probeert te verkrijgen. Begin januari 2014 benadert eiser verweerder per e-mail met de vraag: “We would be interested to purchase purdeys.co.uk & am also interested in purdeys.com if you could supply this also? What would be the process to get hold of these?” Verweerder – die de domeinnaam klaarblijkelijk nog niet bezat – vatte de e-mail van eiser op als opdracht en ging aan de slag om de domeinnaam te verkrijgen. Uiteindelijk koopt zij de domeinnaam voor 3000 USD. Zij biedt de domeinnaam, tezamen met de domeinnaam purdeys.co.uk dan ook te koop aan aan eiser. Nu verweerder de opdracht van eiser kreeg om de domeinnaam te kopen, is er geen sprake van (registratie) te kwader trouw.

The Respondent also submitted in his Response copies of email exchanges between himself and domains@mail.tradenames.com between January 14, 2014 and January 21, 2014, which provide tangible evidence that he actually purchased the disputed domain name <purdeys.com> for USD 3,000 after and pursuant to the request from the Complainant’s representative. In these circumstances, the offer made by the Respondent to the Complainant on January 17, 2014 to sell both the recently acquired <purdeys.com> domain name and the <purdeys.co.uk> domain name for GBP 2,995 is not behaviour which can be viewed as abusive. The documents in evidence suggest that the Respondent was doing exactly what he believed the Complainant asked him to do.
Therefore, the Panel finds that the Respondent was not acting in bad faith when it acquired the disputed domain name <purdeys.com> in January 2014 or when he subsequently offered to sell it for the amount described above.

WIPO D2013-2254  (therecessionista.net) > Complaint denied
B) Eiser is merkhouder van meerdere « The Recessionista« merken. Oudste merk is een merk dat sinds 2009 is geregistreerd in het Verenigd Koninkrijk. Verweerder heeft de domeinnaam eind 2012 geregistreerd en gebruikt de website voor een weblog over mode in de recessie. Op het weblog wordt geadverteerd naar producten die eiser aanbiedt op eBay. Eiser toont onvoldoende aan dat er geen sprake is van een eigen recht of legitiem belang, daarnaast ook geen sprake van registratie en gebruik te kwader trouw. Belangrijke overweging bij beide elementen is dat het woord « Recessionista« een beschrijvende term is voor modebewuste personen met een beperkt budget.

Having said that, though, Internet searching also demonstrates that “recessionista” is a defined descriptive term in numerous online dictionaries, referring to fashion-conscious individuals with limited financial means. Consequently, even if the Respondent had been aware of the Complainant’s trademarks, it seems entirely possible that the Respondent may have adopted the disputed domain name in the belief that it comprised descriptive terms directly relevant to the content of a website offering economical fashion tips and discounted second-hand fashion merchandise for sale, which is the use to which the Respondent put the disputed domain name. It is not clear, therefore, that the Respondent has used the disputed domain name to intentionally attract Internet users by creating a likelihood of confusion with the Complainant’s trademark for commercial gain in a way that would amount to registration and use in bad faith under the Policy.

WIPO D2014-0070 (o2cinemas.com; o2tvseries.com; o2videos.com) > Complaint denied
C) Eiser is een bekend telecombedrijf dat in meerdere landen het merk « O2« heeft geregistreerd. De oudste registratie dateert van 1999. De door verweerder geregistreerde domeinnamen bevatten allen het merk van eiser gevolgd door een toevoeging die te maken heeft met televisie en film. De oudste domeinnaam dateert van 2008. Geschillenbeslechter oordeelt dat de domeinnaam verwarringwekkend overeenstemt met het merk. De eis loopt echter stuk op het tweede vereiste : de geschillenbeslechter oordeelt dat verweerder een eigen recht en/of legitiem belang bij de domeinnaam heeft. De geschillenbeslechter beoordeelt de argumenten van eiser hierbij als « speculatief« . Verweerder is actief onder de domeinnamen en heeft blijkens Google veel bezoekers uit India, Pakistan, Nigeria, Bangladesh en Indonesië. Dit zijn landen waarin eiser niet actief is. Eis wordt afgewezen.

Complainant’s arguments can be characterized as somewhat speculative in nature, suggesting without any evidentiary basis that Respondent did not have any “actual interest” in the domain names, and positing that sale of the websites to third parties would not be “far-fetched”.
Respondent has provided evidence of at least some basis for rights or legitimate interests in the domain names, including:
(1) the Respondent’s websites are active, with a significant number of users;
(2) Respondent has developed some form of independent reputation, evidenced for example by a large number of Facebook followers;
(3) Respondent has denied any intention of trading on the reputation of Complainant;
(4) data from Google Analytics and Alexa for the Respondent’s principal website “www.o2cinemas.com” shows a high percentage of users (over 90%) from India, Pakistan, Nigeria, Bangladesh and Indonesia, countries where Complainant has no business presence, and no evidence of search keywords linked to Complainant’s business;
(5) the Respondent has never attempted to sell the disputed domain names; to the contrary, Respondent is evidently “working hard” to develop its own associated websites.

WIPO D2013-2181 (quebec.com) > Complaint denied
D) Eiser is de Canadese plaats Quebec, vertegenwoordigd door een minister. Eiser heeft sinds 1968 meerdere merken onder de naam “Quebec” geregistreerd. Verweerder heeft de domeinnaam in 1998 geregistreerd. Op de website die onder de domeinnaam hangt staat allerhande informatie over de regio Quebec, wordt geadverteerd over producten en diensten in de regio en wordt bijvoorbeeld verwezen naar een website waar tickets naar Quebec kunnen worden aangeschaft. Door verweerder wordt niet gedaan alsof hij op enige wijze gelieerd is aan het bestuur van Quebec. Er wordt geen verwarring gewekt. Derhalve sprake van eigen recht en/of legitiem belang en geen sprake van gebruik en registratie te kwader trouw. De geschillenbeslechter merkt nog op dat wanneer verweerder deze intentie wel had gehad, zij in de afgelopen 15 jaar genoeg tijd had gehad om een dergelijke website te maken. Daar is nu geen sprake van. Eis wordt afgewezen.

“Likewise, the facts of the case do not bring it easily within sub-paragraph 4(b)(iii) of the Policy. Again, the fact that Respondent registered and used the Disputed Domain Name for an apparently legitimate purpose and retained it for 15 years, continuing to do the same thing with it during that period does not fit comfortably with the notion of Respondent wanting to disrupt Complainant’s business. Again it must be remembered that this intention must be shown to be the registrant’s primary intention. There is no evidence that Respondent had any such intention or evidence of any facts from which such an inference could be drawn.

WIPO DNL2013-0062 (rtha.nl) > Complaint denied
Eiser is Rotterdam The Hague Airport (RTHA). Eiser stelt handelsnaamrechten te hebben in de afkorting RTHA. Verweerder heeft de domeinnaam geregistreerd in 2010 om te gaan gebruiken voor zijn hardloopclub (Running Team Heemstede – Aerdenhout). Daar is tot op heden weinig mee gebeurd. Geschillenbeslechter oordeelt dat eiser geen handelsnaamrechten heeft op de afkorting RTHA en dat zij de domeinnaam derhalve niet kan claimen. Eis loopt stuk op eerste element.

Eiseres stelt dat zij rechthebbende is op de handelsnaam RTHA, die als zodanig in het handelsregister staat vermeld. Verweerder heeft bewijs overgelegd waaruit blijkt dat Eiseres de handelsnaam pas op 4 oktober 2013 heeft ingeschreven, weliswaar met terugwerkende kracht tot 10 februari 2010. Verweerder heeft tevens bewijs overgelegd waaruit blijkt dat Eiseres de domeinnaam <rtha.com> eerst in december 2010 heeft geregistreerd. Uit de stellingen van beide partijen blijkt verder dat Eiseres deze domeinnaam daarna snel in gebruik heeft genomen.
Omdat, blijkbaar anders dan Eiseres meent, een recht op een handelsnaam niet ontstaat doordat zij in het handelsregister wordt ingeschreven, maar door daadwerkelijk gebruik om de onderneming in het economisch verkeer te onderscheiden, moet de Geschillenbeslechter vaststellen of “RTHA” daadwerkelijk door Eiseres als handelsnaam wordt gebruikt (zie Meubelvoordeel VOF v. Meubelvoordeel Oldenzaal, WIPO Zaaknr. DNL2010-0070 en Vermeeren Advocatuur & Mediation B.V., h.o.d.n. De Letselschade Raetsman v. K. Rodenberg, WIPO Zaaknr. DNL2013-0032). Omdat Eiseres hierover niets anders heeft aangevoerd dan dat de handelsnaam in het handelsregister staat ingeschreven (hetgeen, zoals gezegd niet relevant is) en dat zij om praktische redenen de domeinnaam <rtha.com> voert, heeft de Geschillenbeslechter de website van Eisereskortbezocht. Gebruik van het internetadres “www.rtha.com” blijkt automatisch door te linken naar het internetadres “www.rotterdamthehagueairport.nl”. Op de bijbehorende website wordt alleen de handelsnaam “Rotterdam The Hague Airport” gevoerd. Indien “rtha” in het zoekvenster wordt ingetypt verschijnen er zeventien “hits”, die op één na naar emailadressen onder de domeinnaam <rtha.com> verwijzen. De tekst onder het hoofdje “Project Startbaan” vermeldt onder meer “Dát is het doel van het werkgelegenheidsproject dat Rotterdam The Hague Airport (RTHA), de politie Eenheid Rotterdam en de Gemeente Rotterdam gaan organiseren en uitvoeren.” , “Al eerder draaide RTHA samen met de politie soortgelijke werkgelegenheidsprojecten: (..)”, en “Toen Roland Wondolleck (algemeen directeur RTHA) en Frank Paauw (politiechef Eenheid Rotterdam) elkaar recentelijk spraken (..)”. Er plegen weliswaar lage eisen te worden gesteld aan de intensiteit van het gebruik van een handelsnaam, maar in casu is het gebruik van de aanduiding RTHA meer een afkorting dan een handelsnaam en overigens ook dermate incidenteel dat niet aannemelijk is dat RTHA door Eiseres als handelsnaam wordt gevoerd.

WIPO D2014-0031 (kennedyuniversity.com) > Complaint denied
Eiser is het Zwitserse 'Robert Kennedy College'. Eiser stelt merkhouder te zijn van de Zwitserse merknaam «Robert Kennedy University » welke in 1999 is geregistreerd. De geschillenbeslechter bemerkt echter dat de houder van deze merknaam niet 'Robert Kennedy College' is maar 'Robert Kennedy University'. Ook de door de eiser opgegeven contactgegevens komen niet met de contactgegevens van de merkhouder overeen. Door eiser wordt in zijn eis niet zijn connectie met de merkhouder duidelijk gemaakt. Daarnaast worden er door de eiser ook geen stukken overgelegd waaruit een link zou blijken (sterker nog er worden geen stukken overgelegd). Eiser bewijst dus niet dat hij rechten heeft op de naam. Hiermee gaat de hele eis ten onder.

The Complainant claims that it is the owner of a Swiss registered trademark for the word mark ROBERT KENNEDY UNIVERSITY. However, as noted in the Factual Background section above, this trademark is not in the Complainant’s name but is owned by an entity named “Robert Kennedy University” which has a different address in Zurich from the one supplied by the Complainant. The Complainant does not explain the connection between it and the owner of this mark. Are “Robert Kennedy College” and “Robert Kennedy University” interchangeable names for the same institution? Does the trademark belong to a related entity of which the Complainant is a subsidiary or parent? The Panel does not know on the available record. Furthermore, although the Complainant asserts that it is also the owner of other marks, copies of these are not produced, such that the Panel cannot find any support for the Complainant’s contentions from the manner in which the other marks are held.

WIPO D2013-1817 (agl.com) > Complaint denied
G) Eiser is een Australische energiemaatschappij dat sinds 1999 merkhouder is van diverse (Australische) “AGL” merken. Verweerder is een Amerikaanse domeinnaamhandelaar die vooral domeinnamen registreert die uit drie-letter-combinaties bestaan. De domeinnaam is eveneens in 1999 geregistreerd en in 2011 door verweerder verkregen. Sindsdien bevindt zich onder de domeinnaam een pay-per-click website waarvan de links de laatste tijd verwijzen naar websites die te maken hebben met de corebusiness van eiser. Geschillenbeslechters zijn het niet met elkaar eens. Meerderheid (twee geschillenbeslechters) is van mening dat er aan de zijde van verweerder sprake is van een eigen recht/legitiem belang nu het het businessmodel is van verweerder om voornamelijk drie-letter-domeinnamen te registreren. Eén geschillenbeslechter is het hiermee oneens. Hij is van mening dat dit feit geen eigen recht of legitiem belang in deze domeinnaam met zich brengt. De verweerder moet volgens hem meer naar voren brengen. Met name niet nu de links op de website naar concurrerende websites verwijzen. Echter, de meerderheid wordt gevolgd. Eis wordt derhalve afgewezen.

Panelist Christie considers that the Respondent must show something other than mere commercial attractiveness of the disputed domain name to establish rights or legitimate interests in it. In particular, the Respondent must establish some bona fide connection between its activities (actual or proposed) and the disputed domain name, such as those specified in paragraph 4(c) of the Policy – that is, such as by using the disputed domain name in connection with a bona fide offering of goods or services, being commonly known by the disputed domain name, or making a legitimate non-commercial or fair use of the disputed domain name. The Respondent has not and, in Panelist Christie’s view, cannot in this case make out any such connection between the disputed domain name and its business activity – which is to capitalize on the value of the Complainant’s trademark by using the disputed domain name to obtain pay-per-click revenue by linking to third party websites most or all of which are related to the Complainant’s field of business, in the most recent version of the Respondent’s website.
IEFBE 823

Toepassing van jurisprudentie 3D-vormmerken op 2D-representatie beeldmerk is toegestaan

HvJ EU 15 mei 2014, zaak C-97/12P, IEFbe 823 (Vuitton Malletier / BHIM) - dossier
Hogere voorziening tegen Gerecht EU [IEFbe 127], waarbij het Gerecht gedeeltelijk het beroep van houdster van het gemeenschapsbeeldmerk, dat een sluitmechanisme weergeeft, heeft toegewezen. Het beroep wordt afgewezen. Het Gerecht EU heeft geen fout begaan door de toepassing van jurisprudentie over driedimensionale merken op een tweedimensioneel beeldmerk.

The first part of the single ground of appeal: the General Court erred in law in applying to the mark at issue the case-law relating to three-dimensional marks
54      It follows from that latter finding that the case-law relating to three-dimensional marks must be applicable also where only part of the product designated is represented by a mark. As the General Court noted in paragraph 25 of the judgment under appeal, such a mark no more consists of a sign independent of the appearance of the product it designates than a figurative mark representing the entire product (order in Wilfer v OHIM, paragraph 59).

55      Contrary to Louis Vuitton’s submissions, even if the application of the case-law relating to three-dimensional and figurative marks constituted, respectively, by the shape of the product concerned or by a representation of that shape presupposes the existence of a link between the mark and that product which will be recognised by the relevant public, such a mark need not be perceived as an essential part of the product concerned. Accordingly, the General Court correctly held in paragraph 27 of the judgment under appeal that a figurative mark constituted by part of the shape of the product which it designates is not independent of the appearance of the product it designates in so far as the relevant public perceives it, immediately and without particular thought, as a representation of a particularly interesting or attractive detail of the product in question rather than as an indication of its commercial origin.

56      Consequently, the General Court did not err in law in referring to the case-law applicable to three-dimensional marks. Accordingly, the argument relied upon in this connection in support of the first part of the single ground of appeal must be rejected as unfounded.

64      It follows from the foregoing considerations that the first part of that single ground, which is in part unfounded and in part inadmissible, must be rejected in its entirety.

IEFBE 786

Akte van akkoordconclusie overdracht merken Allinox

Hof van Beroep Gent 20 januari 2014, IEFbe 786 (Allinox tegen Koninklijke van Kempen en Begeer tegen BK Cookware)
Merkenrecht. Licenties. Zie eerder [IEFbe 102]. In hoger beroep hebben partijen ter terechtzitting een gezamenlijk "akkoordconclusie" neergelegd. Partijen vragen dat van dit akkoord akte verleend zou worden bij arrest. Het hof neemt hiervan akte: dat ALLINOX uitdrukkelijk de geldigheid en de afdwingbaarheid erkent van VAN KEMPEN & BEGEER merken in de Benelux; deze zal overdragen en laten inschrijven; het merk Beka zal intrekken dan wel overdragen aan de Nv BEKAERT; het gebruik als merk of op enige andere onderscheidende manier van het teken "ALVA" met koksmuts staakt; partijen er akte van te verlenen dat VAN KEMPEN & BEGEER aan ALLINOX een exclusieve en niet-overdraagbare licentie verstrekt op het gebruik, op het Belgisch en Luxemburgs grondgebied van de beeldmerken Beka en Bekaline.

Lees verder