IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 1935

HvJ EU: Vaststelling van verwarringsgevaar voor slechts een deel van de Unie

HvJ EU - CJUE 22 sep 2016, IEFBE 1935; ECLI:EU:C:2016:719 (Combit Software GbmH tegen Commit Business Solutions Ltd), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-vaststelling-van-verwarringsgevaar-voor-slechts-een-deel-van-de-unie

HvJ EU 22 september 2016, IEF 16263; IEFBE 1935; ECLI:EU:C:2016:719 (Combit Software GbmH tegen Commit Business Solutions Ltd) Uniemerk. Verwarringsgevaar. In haar hoedanigheid van houdster van de merken combit heeft combit Software een rechtsvordering ingesteld tegen Commit Business Solutions. Primair verzocht zij, op grond van het Uniemerk waarvan zij houdster is, Commit Business Solutions te gelasten het gebruik, in de Unie, van het woordteken „Commit” voor de door haar verkochte computerprogramma’s te staken. Subsidiair heeft zij met een beroep op haar Duitse merk verzocht, diezelfde vennootschap te gelasten om het gebruik van dit woordteken in Duitsland te staken. De rechter geeft in deze zaak antwoord op de vraag of het bestaan van een inbreuk op het Uniemerk moet worden erkend of afgewezen voor de hele Europese Unie indien slechts in een deel verwarringsgevaar bestaat, of dat er in dat geval een onderscheid gemaakt moet worden tussen de verschillende lidstaten. Het HvJ EU stelt dat wanneer gebruik van een teken leidt tot gevaar voor verwarring met een Uniemerk in een deel van het grondgebied van de EU, geoordeeld moet worden dat er sprake is van schending van het aan dit merk verbonden uitsluitende recht en de staking van dit gebruik moet gelasten voor het gehele grondgebied van de Europese Unie, met uitzondering van het deel van dit grondgebied waarvoor het ontbreken van verwarringsgevaar werd vastgesteld.

IEFBE 1933

Beroep m.b.t. beeldmerk van '3D' en '3D's' afgewezen

Gerecht EU - Tribunal UE 13 sep 2016, IEFBE 1933; ECLI:EU:T:2016:463 (Perfetti Van Melle Benelux BV - EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/beroep-m-b-t-beeldmerk-van-3d-en-3d-s-afgewezen

Gerecht EU 13 september 2016, IEF 16257; IEFBE 1933; ECLI:EU:T:2016:463 (Perfetti Van Melle Benelux BV - EUIPO) Merkenrecht. Afwijzing van het beroep omtrent beeldmerk voor graanproducten met woordelement 3D. Het ging om een beroep door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement “3D” voor waren in klasse 30 tegen de toegewezen oppositie door de houder van het beeldmerk met het woordelement “3D’s” ook ingeschreven voor waren in klasse 30. Het beroep wordt afgewezen en het gaat in deze zaak om verwarringsgevaar. De waren stemmen volgens het GEU minder dan gemiddeld overeen. De snacks hebben niet hetzelfde doel en niet dezelfde productiewijze. Verder is er geen spraken van concurrentie. Beide elementen bevatten ‘3D’ en stemmen daarom visueel overeen. Daarnaast stemmen de merken ook fonetisch overeen, ondanks de kleine verschillen. Verder staan beide merken voor driedimensionaliteit.

IEFBE 1932

Vraag aan HvJ EU: Impliceert de exceptie van onbevoegdheid van de nationale rechter een aanvaarding van de rechtsonbevoegdheid?

HvJ EU - CJUE 5 apr 2016, IEFBE 1932; C-433/16 (Bayerische Motoren Werke), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-impliceert-de-exceptie-van-onbevoegdheid-van-de-nationale-rechter-een-aanvaarding-v

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ 5 april 2016, C-433/16; IEF 16256; IEFbe 1932 (Bayerische Motoren Werke) Octrooirecht. Gemeenschapsmodel. Inbreuk. Acacia heeft verzoekster gedagvaard ter verkrijging van een uitspraak tot vaststelling van niet-inbreuk op gemeenschapsmodellen van allooivelgen voor autobanden, in eigendom of onder octrooi van verzoekster. Zij vordert dat vragen aan het HvJEU worden gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de ITA rechter. Verzoekster heeft (onder meer) de onbevoegdheid van de ITA rechter als exceptie opgeworpen, die beide de DUI rechtbanken als bevoegd aanwijzen. Voor wat betreft het verwijt van misbruik van machtspositie stelt zij dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet dezelfde is en niet dezelfde kan zijn als die waar de uiteindelijke economische schade aan het vermogen van de beweerde schadelijder zich heeft voorgedaan, aangezien aldus het forum van artikel 5, lid 3, van de Vo. Brussel I zou samenvallen met het forum actoris, hetgeen in strijd is met het algemeen criterium van de woonplaats van verweerder. Zij wijst op het feit dat verweerster geen enkele vordering tot schadevergoeding tegen haar heeft ingediend zodat de plaats van de schade zich niet in ITA kan bevinden. 

IEFBE 1931

Ingezonden door: Kirian Claeyé, Altius Advocaten

Kirian Claeyé - Rechtsplegingsvergoeding in IE-zaken : gaat het dak eraf?

Deze bijdrage licht de gevolgen toe van een spraakmakend arrest van het Hof van Justitie over de Belgische rechtsplegingsvergoeding (“RPV”). Volgens het Hof is dergelijk forfaitair stelsel met maximumbedragen in IE-zaken alleen toelaatbaar als het waarborgt dat de verliezende partij “minstens een significant en passend deel van de redelijke kosten” van de winnende partij draagt. De bijdrage diept een eerdere publicatie in samenwerking met DE JAEGER in De Juristenkrant van 16 september 2016 (nr. 333, pp. 1 en 3) verder uit, en sluit aan bij de waarschuwing van VISSER op (de Nederlandse tegenhanger van) dit forum.

De conclusie van deze bijdrage luidt dat (i) het Belgisch RPV-stelsel die waarborg niet biedt, (ii) de Belgische wetgever dit stelsel nu dient aan te passen zonder dat de slinger doorslaat in de andere richting, en (iii) de gevorderde kosten boven de maximale RPV in de tussentijd alleen kunnen worden bekomen van de overheid op grond van haar overheidsaansprakelijkheid.

IEFBE 1929

Uitspraak ingezonden door Thera Adam-van Straaten, Kneppelhout Korthals Advocaten

Winst voor de merkhouder in zaak over 'Portobello Road Gin'

EUIPO - BHIM - OHMI 15 jun 2016, IEFBE 1929; Case R 1105/2015-4 (Portobello Road Gin), https://ie-forum.be/artikelen/winst-voor-de-merkhouder-in-zaak-over-portobello-road-gin

EUIPO 15 juni 2016 IEF 16250; IEFBE 1929; Case R 1105/2015-4 (Portobello Road Gin) Merkenrecht. Geografische aanduiding. De Federatie van Porto producenten, houder van oorsprongsbenaming PORTO, heeft oppositie ingesteld tegen de CTM-aanvrage voor 'PORTOBELLO ROAD GIN' door Walker Morris. Het OHIM heeft eerder (op 17 april 2015) de oppositie toegewezen gezien de visuele, conceptuele en auditieve overeenkomsten. In het bezwaarschrift wordt door Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto ingegaan op artikel 8 ( 4) EUTMR.

De oppositie was gebaseerd op de benaming van oorsprong beschermd in Portugal voor het teken ' PORTO / PORT’, geclaimd in de handel te worden gebruikt voor ‘versterkte wijn’. De aanvrager beschuldigde de oppositieafdeling van een ongegronde vergelijking van conflicterende tekens. Eigenlijk is het omstreden teken een samengesteld merk met verschillende verbale elementen, voornamelijk ‘Portobello Road’, ‘LONDON DRY GIN’, en ‘gedistilleerd en gebotteld in Engeland.’ Dit geldt ook voor de figuratieve elementen, waaronder een rode leeuw, de nationale vlag van het Verenigd Koninkrijk. Dit leidt tot visuele en auditieve verschillen. Het publiek zou niet afgesplitst van de term 'PORTO' worden. De aanvrager verwierp ook dat 'gin’ als product te vergelijken is met ‘wijn.’ De merkhouder wordt in het gelijk gesteld.

IEFBE 1928

HvJ EU: Exploitant die gratis toegang verschaft is niet aansprakelijk voor auteursrechtinbreuken die door gebruiker worden gepleegd

HvJ EU - CJUE 15 sep 2016, IEFBE 1928; ECLI:EU:C:2016:689 (Tobias Mc Fadden tegen Sony Music Entertainment), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-exploitant-die-gratis-toegang-verschaft-is-niet-aansprakelijk-voor-auteursrechtinbreuken-die

HvJ EU 15 september 2016 IEF 16249; IEFBE 1928; IT 2135; ECLI:EU:C:2016:689 (Tobias Mc Fadden tegen Sony Music Entertainment) Netwerk beveiliging. Vrij verkeer van diensten. Tobias Mc Fadden is de bedrijfsleider van een bedrijf in licht- en geluidstechniek, waar hij het publiek gratis toegang verschaft tot een wifinetwerk om de aandacht van potentiële klanten op zijn waren en diensten te vestigen. In 2010 is een muziekwerk waar Sony de auteursrechten van bezit via dit netwerk illegaal voor het downloaden aan het publiek aangeboden. Het Landgericht München I, waarbij het geding tussen Sony en Mc Fadden aanhangig is, is van oordeel dat de laatstgenoemde niet zelf inbreuk op de betrokken auteursrechten heeft gepleegd. Het verklaart echter te overwegen Mc Fadden voor die inbreuk indirect aansprakelijk te houden omdat zijn wifinetwerk niet beveiligd was. Het Landgericht twijfelt echter over de vraag of de richtlijn inzake elektronische handel zich tegen een dergelijke indirecte aansprakelijkheid verzet en heeft het Hof een aantal vragen voorgelegd.

IEFBE 1927

Persbericht: Commissie verwelkomt arresten van het Hof in Lundbeck beslissing in eerste farma ‘pay-for-delay' zaak

8 sep 2016, IEFBE 1927; (Oordeel General Court n.a.v. de European Commission), https://ie-forum.be/artikelen/persbericht-commissie-verwelkomt-arresten-van-het-hof-in-lundbeck-beslissing-in-eerste-farma-pay-for

Persbericht European commission 8 september 2016, IEF 1624; IEFBE 1927; LS&R 1373; cases T-472/13, T-460/13, T-467/13, T-469/13, T-470/13, T-471/13 (Oordeel General Court n.a.v. de European Commission)

Op 8 september heeft het Gerecht het oordeel van de Commissie in de ‘Lundbeck decision’ gehandhaafd met betrekking tot de pay-for-delay overeenkomst over de EU antitrustregels. In een dergelijke overeenkomst betaalt een originele farmaceutische de fabrikant van generieke producten om weg te blijven van de markt.
Het gerecht heeft op 8 september de bevindingen van de Commissie bevestigd. Het is de eerste keer dat er geoordeeld wordt over de pay-for-delay overeenkomst in de farmaceutische sector. In het bijzonder is er geoordeeld dat de commissie had het bij het juiste eind door te stellen dat generics competitors instemde met Lundbeck om weg te blijven van de markt in ruil voor waardevolle transfers en andere stimulansen, waarmee er een ‘afkopen van concurrentie’ werd gevormd.
De Commissie heeft terecht vastgesteld dat de overeenkomst de concurrentiedruk van de generic competitors elimineerde en er sprake is van een beperking van mededinging. Bovendien was Lundbeck niet in staat om te verantwoorden waarom de specifieke overeenkomsten nodig zijn om haar intellectuele eigendom te beschermen.

IEFBE 1926

Ingezonden door: Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger

Dirk Visser - Het belangrijkste van het GS Media-arrest

HvJ EU - CJUE 8 sep 2016, IEFBE 1926; ECLI:EU:C:2016:644 (Voorpublicatie noot GS Media / Sanoma, Playboy & Britt Dekker), https://ie-forum.be/artikelen/dirk-visser-het-belangrijkste-van-het-gs-media-arrest

Voorpublicatie Ars Aequi: noot bij HvJ EU 8 september 2016, IEF 16235; IEFBE 1926; ECLI:EU:C:2016:644 (arrest GS Media/ Sanoma, Playboy & Britt Dekker) Auteursrecht. Grondrechten. Het belangrijkste nieuws van dit arrest is dat het Hof kennis van de illegaliteit van de onderliggende bron als doorslaggevende factor introduceert voor de bepaling of al dan niet sprake is van een mededeling aan het publiek. Dat roept veel vragen op en velen zullen het er niet mee eens zijn.

IEFBE 1924

Conclusie AG: Overeenkomst EU-Canadese doorgifte passagiersgegevens kan niet worden gesloten

HvJ EU - CJUE 8 sep 2016, IEFBE 1924; ECLI:EU:C:2016:656 (EU Canada PNR-overeenkomst), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-overeenkomst-eu-canadese-doorgifte-passagiersgegevens-kan-niet-worden-gesloten

Conclusie AG HvJ EU 8 september 2016, IT 2130; IEFBE 1924; ECLI:EU:C:2016:656 (EU Canada PNR-overeenkomst) Persoonsgegevens. Terrorisme bestrijding. Privé- en gezinsleven. De EU en Canada zijn in 2010 onderhandelingen gestart over een overeenkomst over de doorgifte en de verwerking van persoonsgegevens van passagiers (PNR-overeenkomst). De overeenkomst moet het mogelijk maken dat PNR-gegevens aan de Canadese autoriteiten worden doorgegeven met het oog op latere doorgifte van gegevens, teneinde terrorisme en andere grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden. Aan het Hof wordt gevraagd of de voorgenomen overeenkomst verenigbaar is met het recht van de Unie, dat de eerbiediging van het privé- en gezinsleven en de bescherming van persoonsgegevens waarborgt. Volgens de AG kan de tussen de Europese Unie en Canada voorgenomen overeenkomst inzake de doorgifte van persoonsgegevens van passagiers in haar huidige vorm niet worden gesloten. Conclusie AG:

1)      Het besluit van de Raad betreffende de sluiting van de voorgenomen overeenkomst tussen Canada en de Europese Unie inzake de doorgifte en verwerking van gegevens uit het passagiersnamenregister (PNR), ondertekend op 25 juni 2014, moet worden gebaseerd op artikel 16, lid 2, eerste alinea, en artikel 87, lid 2, onder a), VWEU, gelezen in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v), VWEU.

2)      De voorgenomen overeenkomst is verenigbaar met artikel 16 VWEU en de artikelen 7 en 8 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, op voorwaarde dat: