Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 898

Vraag aan HvJ EU over uitzending via directe injectie als mededeling aan het publiek

Hof van Beroep Brussel 17 juni 2014, IEFbe 898 (SBS Belgium tegen SABAM)
Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, ALTIUS. Het geschil betreft tussen een beheersvennootschap en een omroeporganisatie die niet rechtstreeks uitzendt, doch enkel via directe injectie en via verschillende types van distributeurs. De vraag rijst wie een auteursrechtelijk relevante handeling stelt: omroeporganisatie, distributeur of beiden? De volgende prejudiciële vraag wordt gesteld:

Verricht een omroeporganisatie die haar programma's uitsluitend uitzendt via de techniek van directe injectie, i.e. een tweeledig proces waarbij zij haar programmadragende signalen gecodeerd via satelliet, een glasvezelverbinding of enig ander transportmiddel aanlevert aan distributeurs (satelliet, kabel of xDSL-lijn), zonder dat de signalen tijdens of naar aanleiding van deze aanlevering toegankelijk zijn voor het publiek, en waarbij vervolgens de distributeurs de signalen naar hun abonnees sturen zodat deze laatsten de programma's kunnen bekijken, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 van [infosoc-richtlijn]?

Lees verder

IEFBE 895

Kopieën Bear Chair inbreukmakend

Hof van Beroep Antwerpen 23 juni 2014, IEFbe 895 (Bear Chair Europe B.V. tegen geïntimeerden)
Uitspraak ingezonden door Karen Ottelohe, Selexi.be. Auteursrecht. Bear Chair B.V. is importeur van houten tuinmeubelen, waaronder de zogenaamde gewone en hoekige "tête-à-tête"-"Bear Chair". Tussen Kuijer & Partners en de geïntimeerden bestond een distributieovereenkomst voor het kwestieuze tuinmeubilair voor België, Luxemburg, Noorwegen, Zweden en Finland waar door eerstgenoemde in 2012 een eind aan werd gemaakt. Appellante stelde vervolgens vast dat geïntimeerden kopieën aanbood. Appellante vordert terecht dat geïntimeerden zich door elke vorm van reproductie, het te koop aanbieden ervan, inclusief elke vorm van publiciteit ervoor, alsmede het effectief verkopen van het betreffende tuinmeubilair zich schuldig maakt aan auteursrechtinbreuk. Het hof beveelt bovendien de terugroeping van alle inbreukmakende tuinmeubelen die zich nog onverkocht bij de afnemers, inclusief dealers, van geïntimeerden bevinden.

Beoordeling
4.2.3.2. De geïntimeerden betwisten ten onrechte de originaliteit en dit om de volgende reden: (...) Anders dan de eerste rechter is het hof van oordeel dat de twee tuinstoelen gewone "tête-à-tête "-"Bear Chair" en de hoekige "tête-à-tête "-"Bear Chair"de vereiste originaliteit bezitten.
(...)
Met de appellant is het hof het dan ook eens dat het argument van de geïntimeerden dat de ingeroepen types van tuinmeubelen loutere bewerkingen en adaptaties zouden betreffen van de eenpersoonstuinmeubelen "Bear Chair" en aldus onder het meesterschap van de oorspronkelijke auteur zouden vallen ingevolge waarvan aan deze bewerkingen of adaptaties geen auteursrecht zou kunnen worden toegekend, naast de kwestie is.
(...)
Kortom er dient dan ook besloten te worden dat de geïntimeerden niet op afdoende wijze aantonen dat de appellante zich niet kan beroepen op originaliteit wegens het bestaan van eerdere creaties.
IEFBE 890

La vente par Amazon de supports et d’appareils pour la reproduction d'œuvres

Président Tribunal de Premiere Instance de Bruxelles 25 novembre 2013, IEFbe 890 (Auvibel contre Amazon)
Copie privée. Droit d'auteur. Cessation infractions La demande principale tend à constater que la vente par Amazon de supports et d’appareils pour la reproduction d'œuvres sonores et audiovisuelles à des utilisateurs finaux établis en Belgique, sans déclarer ces ventes à Auvibel, endéans le délai légal, et sans payer la rémunération pour copie privée y afférente, constitue une infraction à l'article 55 LDA. Reconventionnellement la partie défenderesse sollicite la production des études réalisées sur le comportement la copie privée sur l'ensemble des support et des appareils soumis à redevance pour copie privée (...). Qualité d'Amazon : en tant que destinataire de l'article 55 de LDA; Amazon doit donc être considérée comme un acquéreur communautaire et entre dans le champ d'application de l'article 55 de LDA (CJUE Thuiskopie/Opus Supplies). La conformité du cadre réglementaire belge au droit Européen: (...)

1. La détermination du niveau de la compensation équitable et les critères énoncés au "considérant" 35 et 39 de la directive; quant aux licences inclues dans certains appareils; Quant aux mesures techniques de protection; Quant à la prise en compte de l'évolution technologique et économique; Quant à la prise en compte ou non de copies illicites; Quant aux appareils et supports. 2. la réglementation belge et la distinction entre usage privé usage professionnel pour la perception de la compensation équitable; 3. double paiement; 4. destinaire du paiement.

Le président constate que la vente par Amazon de supports et appareils pour la reproduction d'œuvres sonores et visuelles à des utilisateur établis en Belgique sans déclarer ces ventes à Auvibel. Le président ordonne la cessation immédiate de ces infractions et condamne Amazon à déclarer à Auvibel ses ventes.

IEFBE 891

Hoptimist-figuur getuigt van eenvormige en duidelijk herkenbare stijl

Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 17 juni 2014, IEFbe 891 (Hoptimist)
Uitspraak ingezonden door Kristof Roox, Crowell & Moring. Eiser exploiteert het gecreëerde figuurtje 'HOPTIMIST' conform licentieovereenkomst met de erfgenamen van de ontwerper. Casa verkoopt de gelijkende SPRING DOLL en Blokker verkoopt de ROBOTMAN. Het figuurtje getuigt van een eenvormige en duidelijke herkenbare stijl die veruitwendigd wordt in een vormgeving die tot de persoonlijk uitdrukking van de ontwerper behoort. Er is geen enkele (of in elk geval uiterst beperkt zichtbare) wijziging. De staking en recall wordt bevolen, en CASA moet informatie geven over de mate van verkoop in en doorvoer via België.

VII.A. Auteursrechtelijke bescherming voor HOPTIMIST-figuur:
(...) De HOPTIMIST-figuur getuigt van eenvormige en duidelijke herkenbare stijl die veruitwendigd wordt in een vormgeving die tot de persoonlijk uitdrukking van de ontwerper behoort. CASA/BLOKKER HOLDING bewijst onvoldoende naar recht dat dergelijke stijl tot "het publiek domein" zou behoren en/of dat het ontwerp technische kenmerken zouden inhouden die een auteursrechtelijke bescherming zouden doorkruisen.
Zo heeft het gebruik van de veer geen technisch doel, doch een zuiver esthetisch.
(...)
Opvallend is trouwens dat één van de stukken waarnaar CASA/BLOKKER Holding zelf verwijst, aangeeft dat een ("Originele 60-er jaren vintage zeldzame en grappige lamp...) te koop wordt aangebode, waardoor zijzelf het auteursrechtelijk beschermd karakter (alsmede de periode van ontwerp) lijkt te bevestigen.

VII.C. Auteursrechtelijk inbreuk
- Reproducties waarbij het origineel (al dan niet ingrijpend) wordt gewijzigd, vallen onder het meesterschap zolang de vrom van het oorspronkelijk werk herkenbaar blijft. (...) In de onderhavige feitenconstellatie is er echter geen enkele (of in elk geval uiterst beperkt zichtbare) wijziging te vinden tussen de [figuurtjes].
IEFBE 886

Les droits d’auteur sur le logo de la Radio Jodoigne ont été implicitement cédés

Cour d'appel de Bruxelles 27 septembre 2013, IEFbe 886 (X contre Radio Centre Jodoigne)
Droit d'auteur. X, graphiste de profession, accepte d'établir des projets de logos pour Passion FM (un programme de radio locale). X était membre ainsi que trésorière du Radio Jodoigne. X démissionne de ses fonctions de trésorière et fait enregistrer le logo à l’OBPI. X soutient qu'elle n'a pas cédé ses droits d'auteur à l'association. X a commandé, pour le compte de Radio Jodoigne, des porte-clefs et des tapis de souris avec une reproduction dudit logo. Il résulte de ces éléments que X a implicitement cédé ses droits d'auteur sur le logo. La cour dit l'appel recevable et mais non fondé.

7 (...) Il résulte des courriers électroniques adressés par X à Radio Jodoigne qu'elle a accepté la mission de créer le logo de la radio et qu'une fois le logo établi, elle l'a mis à disposition de l'association en septembre 2010.
Cette transmission du logo faite à Radio Jodoigne sans aucune réserve impliquait nécessairement l'autorisation donnée à cette dernière de l'utiliser selon sa destination.
Cette autorisation donnée par X est d'ailleurs confirme par le fait qu'elle a elle-même commandé, pour le compte de Radio Jodoigne, des porte-clefs et des tapis de souris avec une reproduction dudit logo.
(...) Il résulte de ces éléments que X a cédé implicitement mais de manière certaine, à Radio Jodoigne ses droit d'auteur sur le logo.

10. X affirme que le logo serait utilisé pour des manifestation étrangères à l'activité de Radio Jodoigne. Il n'est toutefois pas établi que cette dernière aurait fait un usage du logo non conforme à sa destination.
IEFBE 884

De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?

H. Bongers, ‘De ene kabouter en piraat is de andere niet… of toch wel?', IE-Forum.be IEFbe 884.
Bijdrage ingezonden door Henrike Bongers, LinkedIn. De Vrolijke Kabouters en Pret Piraat uitgedanst- bescherming van characters. ‘Draai een keer in het rond. Stamp met je voeten op de grond.’ Dit zijn de eerste twee zinnen van een bekend kabouterdeuntje. Wie kent dit vrolijke kinderliedje, met de daarbij horende bewegingen, niet? Een organisator van kindershows in het westen van het land wordt er waarschijnlijk niet (meer) zo vrolijk van en heeft mogelijk zelf even hard op de grond gestampt na de uitspraak van de Amsterdamse rechter op 4 juni jl. [IEF 13912] waarin geoordeeld werd dat zij zich schuldig maakte aan inbreuk op de auteursrechten (en merkenrecht) van Studio 100 ten aanzien van de characters Kabouter Plop en Piet Piraat.

(...inkorting...) Het was al bekend dat characters zowel auteursrechtelijk als merkenrechtelijk gezien beschermd kunnen worden. Dit is echter in deze recente uitspraak, ten koste van de organisator van de kindershows, nogmaals bevestigd. Erg fijn voor de makers (rechthebbenden), minder fijn voor derden die hier niet bij stilstaan en achteloos (of is het schaamteloos?) van dergelijke characters gebruik maken. Niet alleen in de ‘offline’ wereld maar ook ‘online’ wordt er geprofiteerd van werken van derden waarop IE-rechten rusten, waaronder characters/personages. Zo ben ik de afgelopen tijd al meerdere keren sites tegengekomen waarop allerlei lekkere baksels voor kinderfeestjes worden aangeboden niet gewoon in een ‘kabouter’ of ‘piraten’ thema, nee met exact die Kabouter Plop en Piet Piraat characters waarover in deze zaak geoordeeld is. En ik kan mij vergissen, maar het lijkt mij sterk dat al deze partijen toestemming hebben voor het gebruik van dergelijke characters. Ik begrijp dat het in het kader van de verkoop van dergelijke baksels het voor de verkoper wenselijk is om bijvoorbeeld de ‘echte Kabouter Plop’ taart te verkopen, uiteraard inclusief een zo goed mogelijk nagebootste Kabouter Plop (en consorten) zelf. Dit om ‘neee dat is ‘m niet, ik wil een echte!!’ te voorkomen. Begrijpelijk vanuit het perspectief van de verkoper, maar het is ook begrijpelijk dat de IE-rechthebbenden hiertegen willen optreden. Hoewel commercieel gebruik geen vereiste is voor auteursrechtinbreuk, zijn het juist wel de commerciële praktijken die veelal het meest schadelijk voor de IE-rechthebbenden zijn. Zo lopen zij immers zelf inkomsten mis. Het moge duidelijk zijn, waar inspiratie mag, mag imitatie niet (tenzij er geen IE-rechten (meer) op een character rusten maar dat is een ander verhaal). Ja, het staat iedereen vrij om een kabouter character te verzinnen, met baard en een muts. En ja hetzelfde geldt voor een stoere piraat met een piratenhoed. Voeg je echter aan je kabouter character (een combinatie van) een muts met hangoren en bellen, een rond brilletje, een ringbaard, een lange neus met rood puntje toe (hé wacht eens is dat niet?) of aan je piraat een P op de piratenhoed, gouden accenten op een (rode) jas, een goud/witte bef en zwarte laarzen (hé wacht eens is dat niet?) dan heb je kans dat Studio 100 achter je aan komt! De ene kabouter en piraat is immers de andere niet… of (soms) toch wel?

Henrike Bongers

IEFBE 881

Jeux de cartes de tarot et des emballages presque identiques

Cour d'Appel de Liège 17 juin 2014, IEFbe 881 (France Cartes)
Décision envoyée par Benjamin Docquir, Simont Braun. Risque de confusion. Tarot. Emballages. Le premier juge maintient donc que H est coupable "en commercialisant en Belgique des jeux de cartes appelés "Oracle Belline" et "Ancien Tarot de Marseille", presque identiques et dans des emballages presque identiques aux produits (...) de la société FRANCE Cartes (...), de pratiques commerciales trompeuses et déloyales interdites par (...) LPMC. La Cour reçoit l'appel.

1. Le la réalité de la cople
Les cartes présentent une évidente ressemblance:
- leur nombre et leur dimension sont identiques
- La face imagée des cartes reprend exactement les même dessins, allégories, noms et chiffres, dans la même combinaison de couleurs primaires (jaune blue et rouge), le tout fond blanc encadré de noir
- Le dos des cartes est décoré du même motif géométrique de couleur bleue.
A l'inverse, on peut noter comme differénces:
- Quelques détails dans les face imagées, tenant selon l'appelant, à sa volonté d'en revenir aux versions originales du jeu,
- Le trait des dessins, d'inspiration plus moyenâgeuse chez l'intimee
- L'intensité du coloris du dos des cartes, plus claire chez l'appelant que chez l'intimée.
- L'apposition de la marque "GRIMAUD" sur chaque carte de l'intimée, en caractères toutefois si petits que la mention est extrêmement discrète.
IEFBE 876

Conclusie AG: Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten

Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IEFbe 876, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi) - dossier
Zie prejudiciële vragen: IEFbe 331. Uitlegging van artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn]. Geheugenkaarten, voor mobiele telefoons, die door een mobieletelefonie-operator worden ingevoerd en verkocht in een lidstaat. Verenigbaarheid met de richtlijn van een nationale regeling die voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor de kopieën die worden gemaakt op geheugenkaarten voor mobiele telefoons. Billijke compensatie. Conclusie AG:

1)      Artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat het in principe niet in de weg staat aan een regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op geheugenkaarten van mobiele telefoons ter financiering van de billijke compensatie, voor zover het rechtvaardige evenwicht wordt gehandhaafd (...), terwijl de hoofdfunctie of belangrijkste functie van genoemde kaarten wat dat betreft van geen belang is.
Richtlijn 2001/29 moet evenwel aldus worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op verwijderbare informatiedragers, zoals geheugenkaarten van mobiele telefoons, ter financiering van de billijke compensatie, terwijl de heffing op niet-verwijderbare dragers welke deel uitmaken van apparaten of installaties die specifiek zijn ontworpen en worden gebruikt als informatiedragers voor privédoeleinden wordt uitgesloten, zonder dat deze uitsluiting objectief gerechtvaardigd is.
De verwijzende rechter zal de mogelijke objectieve rechtvaardiging van deze uitsluiting moeten beoordelen en daaruit de conclusies moeten trekken.

2)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, ervan, op de reproducties voor privégebruik die zijn gemaakt vanaf een onrechtmatige bron, evenals op de reproducties voor privégebruik die door de rechthebbenden specifiek zijn toegestaan en die op grond daarvan aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding of enige andere vorm van billijke compensatie.

3)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat noch het gebruiken, noch het niet-gebruiken van doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen van bestanden van beschermde werken invloed heeft op de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, van genoemde richtlijn.

4)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op reproducties voor privédoeleinden, die voor de rechthebbenden slechts een minimale schade veroorzaken.

5)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in principe niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op informatiedragers bij de producenten en distributeurs daarvan, voor zover genoemde producenten en importeurs deze daadwerkelijk kunnen doorberekenen aan de gebruikers die genoemde dragers aanschaffen voor het maken van thuiskopieën of de terugbetaling ervan kunnen verkrijgen wanneer genoemde dragers worden aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het maken van thuiskopieën.

Het is aan de verwijzende rechter om deze omstandigheden te beoordelen en daaruit de conclusies te trekken.”

Gestelde vragen:

1)      Is het verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een nationale wet voorziet in compensatie van de rechthebbenden in geval van reproducties die zijn gemaakt vanaf een van de volgende bronnen:
[a)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant een vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud van bijvoorbeeld internetwinkels);
[b)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant geen vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud bijvoorbeeld in het kader van een marketingactie);
[c)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar geen doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[d)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[e)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer of een ander apparaat van een derde;
[f)]      onrechtmatig gekopieerde werken, van het internet of van andere bronnen;
[g)]      bestanden die op een andere wijze rechtmatig zijn gekopieerd van bijvoorbeeld het internet (uit rechtmatige bronnen, waarbij geen licentie is verleend)?
2)      Hoe moet rekening worden gehouden met doeltreffende technische voorzieningen (zie artikel 6 van [richtlijn 2001/29]) in de regelgeving van de lidstaten inzake billijke compensatie (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [genoemde] richtlijn)?
3)      Wanneer is bij de berekening van de compensatie voor kopieën voor privégebruik (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [richtlijn 2001/29]) sprake van ‚situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn’ als bedoeld in [punt 35 van] de considerans van de richtlijn, waardoor het niet verenigbaar zou zijn met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor dergelijke kopieën voor privégebruik (zie in dit verband het onderzoek waarnaar in punt 2 [van de verwijzingsbeslissing] wordt verwezen)?
4)      a)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik niet de hoofdfunctie of belangrijkste functie is van geheugenkaarten in mobiele telefoons, is het dan verenigbaar met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
b)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik een van de verscheidene hoofdfuncties of wezenlijke functies van geheugenkaarten in mobiele telefoons is, is het dan verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
5)      Is het verenigbaar met het begrip ‚rechtvaardig evenwicht’ als bedoeld in punt 31 van de considerans van de richtlijn en met de uniforme uitlegging van het begrip ‚billijke compensatie’ in artikel 5, lid 2, sub b, daarvan, waarbij moet worden uitgegaan van de ‚schade’, dat een regeling van een lidstaat voorziet in een vergoeding voor geheugenkaarten, terwijl geen vergoeding wordt verlangd voor interne geheugens zoals van mp3-spelers of iPods, die zijn ontworpen en hoofdzakelijk worden gebruikt voor het opslaan van kopieën voor privégebruik?
6)      a)      Staat richtlijn [2001/29] in de weg aan een regeling van een lidstaat die bepaalt dat de producent en/of de importeur, die geheugenkaarten verkoopt aan handelaren, die de geheugenkaarten op hun beurt doorverkopen aan zowel particulieren als aan handelaren, zonder dat genoemde producent en/of importeur weet of de geheugenkaarten worden verkocht aan particulieren dan wel handelaren, verplicht is een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen?
b)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a, relevant of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt; dat de producent, de importeur en/of de distributeur, die de vergoeding toch heeft betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt; en dat de producent, de importeur en/of de distributeur zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert?
c)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a of sub b, relevant
1)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar het begrip ‚gebruik voor professionele doeleinden’ als een aftrekmogelijkheid wordt opgevat die enkel bestaat voor ondernemingen die zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi, terwijl de vergoeding moet worden betaald voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt door andere zakelijke klanten die niet zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi;
2)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur, wanneer de vergoeding (in theorie) toch is betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar:
a)      in de praktijk alleen de koper van de geheugenkaart de terugbetaling van de vergoeding kan verkrijgen, en
b)      de koper van de geheugenkaart een verzoek om terugbetaling van de vergoeding moet indienen bij Copydan Båndkopi;
3)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeurs zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert, maar:
a)      Copydan Båndkopi de organisatie is die de vergoedingen beheert, en
b)      de geregistreerde ondernemingen niet weten of de geheugenkaarten zijn verkocht aan particulieren dan wel handelaren?
IEFBE 869

Display met 5 verdiepingen schappen is zuiver functioneel

Rechtbank van Koophandel Gent 27 maart 2014, IEFbe 869 (Digipack tegen Promeco)
Uitspraak ingezonden door Véronique Pede en Pieter Callens, Eubelius. Contractrecht. Promeco zet marketingprogramma's, zoals spaaracties voor detailhandel, op. Voor een display bestemd voor warenhuis Carrefour France/Guy Laroche diende Digipack de praktische haalbaarheid te onderzoeken. Na tweemaal offerte en prototype voor display, is op zoek gegaan naar mogelijk andere partners. Digipack beschuldigt Promeco onterecht van contractbreuk en inbreuk op het model/ontwerp van prototype. De originaliteit wordt niet gemotiveerd, eiseres onderneemt geen enkele poging om aan te tonen wat de in het oog springende karakteristieken die innovatief zouden zijn. De beschrijving van het display 'dat rechthoekig is en die beschikt over 5 verdiepingen schappen' is een zuiver functioneel kenmerk.

De beschrijving van een meubel of display 'dat rechthoekig is en die beschikt over 5 verdiepingen schappen', is de aanduiding van een zuiver functioneel kenmerk - vele meubels beschikken over meerdere niveaus van schappen, terwijl de meeste meubels rechthoekig gevormd zijn, zodat dergelijke karakteristieken niet bepaald getuigen van enige creatieve inbreng (...)
De specifieke kennis die het ontwerpen van een kast in Reboard materiaal zou vereisen, waarbij volgens eiseres verschillende factoren in rekening moeten worden gebruik, en met name verwezen wordt naar de indeling (schabben en tussenstukken), de kleur, de labeling, en de materiaalkeuze, zijn gerelateerd aan de vakkundige uitvoering van het ontwerp, en niet aan de creatie van de vormgeving.
IEFBE 859

Le résumé numérique d’un livre constitue une atteinte au droit d'auteur

Cour d'appel de Liège 16 mai 2013, IEFbe 859 (Primento contre X et Edition ETC)
Décision envoyée par Benjamin Docquir, Simont Braun. Droit d'auteur. Dans l’arrêt dont il est question, Primento demande qu'il soit dit pour droit que le résumé numérique du livre "Les 5 blessures qui empêchent d'être soi-même" commercialisé par (PRIMENTO) ne constitue pas une atteinte au droit d'auteur protégeant le livre "Les 5 blessures qui empêchent d'être soi-même" écrit par X et édité par les Editions E.T.C.. Primento ne parvient cependant pas à convaincre de la nécessité, pour son résumé numérique, d’être divisé en chapitres identiques à ceux de l'œuvre originale pour que soit ensuite opérée "l'analyse approfondie de chaque blessure [qui] nécessitait, pour chacune d'elles, un chapitre entier, de façon à pouvoir en donner une description détaillée complète". Cette méthode relève plus du plagiat que du résumé. En effet, Primento ne se borne pas à reprendre l'ordonnancement de l'ouvrage ; elle résume le contenu de chacun des sept chapitres en puisant largement dans le texte de l'ouvrage de X. Primento ne peut davantage s'abriter derrière le droit de citation d'une œuvre protégée par le droit d'auteur. La Cour d’appel confirme le jugement rendu en première instance.

Plus d'informations: voir les numero 3 et 4