Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1063

Overzichten prejudicieel gestelde (en beantwoorde) vragen HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU vanaf 2011, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt. In deze serie HvJ EU-overzichten: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht.

IEFBE 1054

Nieuwsblad pleegt plagiaat met nieuwsartikel

RvdJ 13 november 2014, IEFbe 1054 (Ruysschaert tegen Het Nieuwsblad en Brouwers)
Mediarecht. Auteursrecht. Aanleiding is een artikel in Het Nieuwsblad van 19 mei 2014 onder de titel ‘Op consultatie in een stukje Kempens erfgoed’. Klager meent dat het artikel in Nieuwsblad veel informatie en een aantal passages nagenoeg ongewijzigd en zonder bronvermelding overneemt uit zijn artikel in Medi-Sfeer. De Raad acht de klacht gegrond:

Een vergelijking van het artikel in Het Nieuwsblad met het artikel in Medi-Sfeer maakt duidelijk dat grote delen van het artikel bijna letterlijk zijn overgenomen. Medi-Sfeer wordt nergens als bron vermeld. Artikel 18 van de code bepaalt: ‘De journalist pleegt geen plagiaat’.

 

IEFBE 1042

Analyse Antwerpse Bhaalu-uitspraak

Bijdrage ingezonden door Luc Van Caneghem, Caneghem Peeters. In een vonnis van 4 november heeft de Antwerpse rechtbank van koophandel [IEFbe 1038] het ‘Collaboratieve Video Recorder’ (CVR) systeem van de aanbieder Bhaalu (de NV Right Brain Interface) onrechtmatig verklaart. Het CVR-systeem bestaat eruit dat abonnees van hetzij Telenet hetzij TV-Vlaanderen via het internet aan Bhaalu opdracht konden geven een uitzending te registreren die ze dan nadien op hun vraag in streaming konden bekijken. De uitzendingen werden opgenomen en tijdelijk opgeslaan in het datacentrum van Bhaalu. De Vlaamse omroepen vechtten dit systeem aan.

Een eerste belangrijke stelling van de rechtbank is dat Bhaalu zelf niet als de kopieerder kan worden beschouwd. Het is de gebruiker die opdracht tot de opnames geeft en de gebruiker kan enkel die uitzendingen bekijken waarvan hij de opname geïnitieerd heeft. Daaruit besluit de rechtbank dat de gebruikers zelf de kopieerders zijn en niet Bhaalu.

De gebruikers, als abonnees,  hebben recht op het maken van een private (thuis) kopie.  Het is een voorwaarde voor dit recht dat het gaat om kopieën die gemaakt zijn uit een geoorloofde bron. Voor het capteren van hun signaal van heeft Bhaalu echter geen toestemming van Telenet of TV-Vlaanderen en bovendien gebruikt het smartcards of ontvangers die door abonnees ter beschikking werden gesteld in weerwil  van de algemene voorwaarden. Daaruit besluit de rechtbank dat er voor het leveren van de Bhaalu dienst geen gebruik werd gemaakt van rechtmatige thuiskopieën en dat de gebruikte kopie dus ongeoorloofd was.

Bijkomend oordeelt de rechtbank ook dat het Bhaalu systeem een ongeoorloofde mededeling aan het publiek inhoudt. Het werkt immers met een (weder)doorgifte die in zijn technische werkwijze verschilt van de doorgifte waartoe de omroeporganisaties toestemming gegeven hebben.  Of het al dan niet om een nieuw publiek gaat wordt door de rechtbank niet relevant geoordeeld.

Het argument van de omroepen dat Bhaalu hun rechten schendt als producenten van de databanken aan de hand waarvan zij hun programmatie opstellen werd niet weerhouden omdat er geen sprake is van onrechtmatig rechtstreeks putten uit deze databanken.

Luc Van Caneghem

IEFBE 1038

Bhaalu-systeem kopieert de uitzendingen onrechtmatig

Voorz. Rechtbank van Koophandel (en afd.) Antwerpen 4 november 2014, IEFbe 1038 (VRT, Medialaan, SBS Belgium tegen Right Brain Interface)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers, Fabienne Brison, Hoyng Monegier en Kristof Neefs, Altius. Zie anders: IEFbe 927. Auteursrecht. Tussenpersoon. Feitelijke vereniging. Geen databankenbescherming. Het netwerk van een CVR bestaat uit al de bhaalu-boxen die bij de andere bhaalu-kijkers thuis staan in combinatie met infrastructuur die zich in de cloud bevindt.

Besluit: In dit vonnis werd vastgesteld dat het BHAALU-systeem, net als de leden van de feitelijke vereniging die ter exploitatie ervan werd opgericht, op verschillende vlakken in aanvaring komen met de regelgeving die erop van toepassing is. Het toekennen van de stakingsvordering van de Omroepen is hiervan het logisch gevolg: zij mogen niet verstoken blijven van de rechten die de wetgever hen heeft toegekend.

De rechtbank wenst te benadrukken dat zij respect opbrengt voor Right Brain Interface, haar oprichters en de initiatieven die zij hier ontplooit. Dit neemt niet weg dat zij de geldende regelgeving (waar er vanuit beleidsopzicht zowel voor als tegen kan worden geargumenteerd) moet toepassen en moet instaan voor de handhaving ervan.

44. Dat de Omroepen veel tijd en aandacht en dus middelen besteden aan het ontwikkelen van hun respectieve databanken staat vast. Dat wil daarom niet zeggen dat deze investeringen, hoe substantieel ook, kunnen worden onderscheiden van hun normale programmatieactiviteiten als omroeper. Deze activiteit brengt inherent met zich mee dat zij keuzes dienen te maken naargelang welke programma's te vertonen en dus aan te kopen, te bestellen of zelf te produceren. (...)
Zelfs al zou dit kunnen worden aanvaar wat betreft het Ardome-systeem van de VRT (...) dan nog moet worden vastgesteld dat hier geen sprake is van rechtstreeks onrechtmatig putten uit deze databank. (...)
45. Dit hoogstens onrechtstreeks gebruik komt dan ook niet in aanmerking voor bescherming onder de sui generis databankenbescherming.

De concrete maatregel
56. De rechtbank oordeelt dan ook dat Right Brain Interface de Bhaalu-gebruikers, leden van de feitelijke vereniging, in kennis moet stellen van de vastgestelde inbreuk. Zij zal dan ook de tekst (...) per mail aan alle leden bezorgen, alsook op de ingangspagina van haar website.
Het staat Right Brain Interface vrij aan deze tekst duiding toe te voegen over de vraag hoe zij één en ander ziet naar de toekomst toe. Dit zal zij vanzelfsprekend te goeder trouw doen zonder de vaststellingen en beslissingen in dit vonnis te minimaliseren of te verdoezelen.

Op andere blogs:
Mondaq  Van Bael & Bellis

IEFBE 1036

Geen auteursrechten op veiligheidsbarrière, kleurcombi is voorgeschreven

Hof van Beroep Brussel 24 juni 2014, IEFbe 1036 (A-Fax A-Safe tegen Boplan)
Modelrecht vernietigd, geen auteursrecht, kleurcombinatie wettelijk voorgeschreven. A-Fax ontwikkelt innovatieve plastieken veiligheidsbarrières, Boplan handelde in A-Fax-producten, maar tot een distributieovereenkomst kwam het niet. Afbeeldingen van A-safe en video's van veiligheidstesten werden nog door Boplan gebruikt. Over en weer worden domeinnamen geregistreerd met elementen van tegenpartijen in de naam. De rechtbank spreekt de nietigheid van (niet-geregistreerde) Gemeenschapsmodellen uit en verwijt ongenuanceerde uitspraken van appellanten als ongeoorloofde slechtmaking (art. 95 marktpraktijken).

Het Hof van Beroep erkent geen auteursrechten op de combinatie van elementen van de veiligheidsbarrière. De kleurcombinatie (ingeroepen als kenmerk), is voorgeschreven door de Richtlijn etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Het Hof bevestigt het vonnis en legt appellanten een verbod op mededelen dat Boplan producten zou namaken en/of onrechtmatig kopieert; fleximpact.co moet worden overgedragen.

p. 22. Daarenboven voert Boplan in verband met het gebruik van de kleuren geel en zwart terecht aan dat het gebruik van deze kleuren voorgeschreven is door Richtlijn 92/58/EEG (thans Richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad, teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG nr. L27212008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (cfr. het K.B. d.d. 17 juni 1997, gepubliceerd in het B.S. van 19 september 1997). Ten onrechte voeren appellanten aan dat deze Richtlijn in casu niet van toepassing zou zijn. De producten die de partijen produceren en verhandelen hebben immers betrekking op de veiligheid en/of gezondheid op het werk (cfr. bijvoorbeeld, doch niet limitatief, de "Handrail" van appellanten).
p. 35 Appellanten verwijzen tevens naar de volgende "begeleidende omstandigheden" die volgens hen indruisen tegen de eisen van de eerlijke marktpraktijken:
    - het gebruik door Boplan van (quasi) identieke product benamingen;
    - het gebruik door Boplan van dezelfde referentienummers;
    - het gebruik van het Adword "A-Safe" voor Boplan producten;
    - de compatibiliteit van de Boplan met de A-Safe producten;
    - geen enkele expliciete of impliciete communicatie naar cliënten van Boplan na de beëindiging van de handelsrelaties tussen partijen, om te melden dat Boplan haar eigen producten produceert en geen producten meer aankoopt bU A-Fax;
    - het gebruik van A-safe video's en afbeeldingen van A-safe producten om Boplan producten te promoten.
De productnamen die door appellanten worden gebruikt zijn beschrijvend. Het hof verwijst bij wijze van voorbeeld naar de "Handrail", die de naam is van de handrail van appellanten, of nog naar de "Pedestrian Barrier", die de naam is van de barrière voor voetgangers van appellanten.

p. 37 Het hof stelt vast dat appellanten niet betwisten dat alle producten van Boplan voorzien zijn van diens eigen merk en dat zij onder de naam van Boplan verkocht worden, zodat er in hoofde van andere personen dan consumenten, redelijkerwijze geen verwarring of risico op verwarring kan bestaan aangaande de herkomst van de producten.
p. 37 Het gebruik van een video van appellanten om Boplan producten te promoten, wordt door Boplan niet betwist. Zij bewijst echter dat zij de nodige stappen ondernomen heeft om dit gebruik te doen stopzetten, Er is in casu dan ook geen herhalingsgevaar, zodat er geen aanleiding is om de stopzetting van het gebruik van de betrokken video te bevelen. Wat de brochure betreft, waarin een foto van A-Fax producten werd gebruikt, stelt het hof vast dat het gelaakte gebruik niet gebeurde door Boplan, doch wel door een Franse vennootschap, die niet in zake is. Aan Boplan, waarvan niet bewezen wordt dat zij enige opdracht tot gebruik van de betrokken foto gegeven heeft, kan zodoende geen verwijt worden gericht.
IEFBE 1033

Contrefaçon de droit d'auteur sur des interrupteurs avec mauvaise foi

Cour d'appel Liège 24 juin 2014, IEFbe 1033 (Lithoss contre Luxonov)
Décision envoyée par André D'Halluin et Francis Van Remoortel, D'Halluin - Lattrez & Van Remoortel.
Droit d'auteur. Concurrence déloyale et parasitaire. La cour dit que les interrupteurs de la gamme KYOTO de LUXONOV constituent des violations des droits d'auteurs de LITHOSS (DESIGNED SWITCHES). La cour dit que les actes de contrefaçon constatés par l'arrêt du 5 decembre 2013 ont été commis avec mauvaise foi par LUXONOV. La Cour faire injonction à la LUXONOV de cesser la contrefaçon constatée et de retirer du commerce des objets contrefaits déjà mis en circulation. La cour désigne un expert.
Lees verder

IEFBE 1032

La traduction de certains titres de TinTin

Cour d'appel de Bruxelles 12 juin 2014, IEFbe 1031 (X contre Moulinsart)
Moulinsart est la titulaire, pour le monde entier, de l'ensemble des droit patrimoniaux d'exploitation des œuvres d'Hergé. La demande a été étendue afin de voir le tribunal constater que la traduction de certains titres des œuvre de X constituait une traduction non-autorisée et une violation des droits patrimoniaux sur l'œuvre.

La cour ... dit l'action prescrite en ce qu'elle vise les ouvrages "Les débuts d'Hergé. Du dessin à la bande dessinée" et "Hergé. Chronologie d'une œuvre. Tome 1 - 1907 - 1931" écrits par Monsieur Philippe Godin.
Dit l'action non fondée en ce qu'elle vise les ouvrages "De Kunst van Hergé" et "The Art of Hergé" écrit originairement en français par le même auteur et traduits par A et M.
Ordonne que l'ouvrage de Philippe Godin "Les débuts d'Hergé. Du dessin à la bande dessinée" dédicacé à X soit conservé par le greffe, au coffre, après que procès-verbal ad hoc aura été dressé.
IEFBE 1028

Auteursrechtinbreuk door nalaten speellijsten op te stellen

Hof van beroep Antwerpen 2 juni 2014, IEFbe 1028 (Sabam tegen BVBA ID&T)
Auteursrecht. Naburige rechten. Muziekrechten. Zie eerder IEFbe 460. ID&T organiseert verschillende muziekfestivals, waaronder het evenement Tomorrowland. Deze zaak gaat over de toepassing van de door SABAM gehanteerde tarieven, met als resultaat dat ID&T in het verleden te weinig, of geen auteursrechten betaalde. SABAM vordert dat ID&T geen muzieknummers uit haar repertoire mag mededelen aan het publiek, in het bijzonder tijdens het festival Tomorrowland. De rechtbank verklaart het verzet van de geïntimeerde toelaatbaar en gegrond. Hiertegen wordt hoger beroep ingesteld. Het hof besluit dat ID&T de haar in ruil voor de toestemming van SABAM om het door haar beheerd repertoire te gebruiken opgelegde verplichting tot mededeling van speellijsten per manifestatie, niet nakomt. Er is inbreuk op de auteursrechten bewezen. Het hof verklaart het hoger beroep toelaatbaar en gegrond.

4.2.2. Het hoger beroep

4.2.2.1. Anders dan de geïntimeerde is het hof van oordeel dat de appellante bewijst dat de geïntimeerde meerdere inbreuken pleegde op de auteursrechten van de appellante.

(...)

Aangezien het concept van de door de geïntimeerde georganiseerde evenementen sedert 25 november 2008 niet gewijzigd is, kan het hof de bewering van de geïntimeerde als zou zij materieel in de onmogelijkheid zijn deze speellijsten te bezorgen, niet aanvaarden. Haar verbintenis in de overeenkomst van 26 november 2008 om deze speellijsten per manifestatie te zullen bezorgen aan de appellante houdt immers de erkenning in dat de opstelling van dergelijke speellijsten mogelijk is.

Het hof besluit dat de geïntimeerde de haar in ruil voor de toestemming van de appellante om het door haar beheerd repertoire te gebruiken opgelegde verplichting tot mededeling van speellijsten per manifestatie, niet nakomt.

4.2.2.2. Uit het voorgaande volgt het besluit dat de appellante het bestaan bewijst van de inbreuken door de geïntimeerde op de auteursrechten van de appellante. De geïntimeerde leefde de op haar rustende verplichtingen die de appellante haar in de overeenkomst van 26 november 2008 oplegde om het door haar beheerde repertorium te gebruiken op Tomorrowland 2010 en 2011 en Qontinent 2011 niet na. Dat de geïntimeerde te goeder trouw zou hebben gehandeld, speelt geen rol.

4.2.2.4. Gelet op de schending door de geïntimeerde van de auteursrechten van de appellante, dient bij toepassing van artikel 87 51 van de Auteurswet de staking daarvan te worden bevolen. Het valt niet te verwachten dat de geïntimeerde zich in de toekomst akkoord zal verklaren met de door de appellante toegepaste tarieven. De geïntimeerde is immers de mening toegedaan dat zij voor het festival Tomonowland recht heeft op een afwijking zowel van de overeenkomst van 26 november 2008 als van de tarieven die de appellante aan de festivals oplegt omdat dit festival niet zou kunnen gekwalificeerd worden als een "muziekfestival conform tarief 271". Nochtans schrijft de geïntimeerde zelf in haar conclusie dat op dit festival gedurende "3 dagen DJ's muziek spelen over 16 podia en dit vanaf 12.00 uur tot 01.00 uur of gedurende 13 uur per dag, waar elke DJ ca 1,5 a 2 uur speelt." Het hof oordeelt dat de appellante in de gegeven omstandigheden Tomorrowland terecht kwalificeert als een festival conform tarief 211. Dat er op het festival door de geïntimeerde een "feeërieke sprookjeswereld" wordt gecreëerd, kan aan het voorgaande niets veranderen. Bovendien blijft de geïntimeerde staande houden dat ze niet bij machte zou zijn speellijsten te bezorgen, terwijl ze zich hiertoe verbond in de overeenkomst van 26 november 2008.

4.2.2.5. Het hof kan het standpunt van de geïntimeerde dat de appellante zich door het instellen van haar stakingsvordering schuldig zou maken aan rechtsmisbruik omdat zij de geïntimeerde het recht van verdediging en betwisting zou ontnemen en haar zonder meer zou dwingen akkoord te gaan met haar afrekeningen, alsook met de door haar eenzijdig opgelegde, deels onuitvoerbaar en onredelijke voorwaarden, niet aanvaarden.

In beginsel handelt de titularis van een subjectief recht bij de uitoefening hiervan rechtmatig. Van rechtsmisbruik is alleen sprake wanneer het subjectief recht wordt uitgeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. Een dergelijk rechtsmisbruik veronderstelt dat, wanneer een partij, uitsluitend in haar eigen belang gebruik maakt van een subjectief recht zij daaruit een voordeel treft dat buiten verhouding is met de correlatieve last van de andere partij.

Dat laatste is niet het geval. Als beheersvennootschap van auteursrechten vraagt de appellante voor het gebruik van de muziek die tot haar repertoire behoort aan de geïntimeerde de tarieven 210 en 211.

Anders dan de geïntimeerde laat gelden, leidt de lectuur van de tarieven 210 en 211 niet tot het besluit dat de appellante haar toestemming om de door haar beheerde werken te gebruiken afhankelijk maakt van onuitvoerbare voorwaarden. Het is de geïntimeerde die moeilijk doet over de voorwaarden en die het er moeilijk mee heeft. De geïntimeerde blijft in gebreke op grond van objectieve gegevens haar bewering te bewijzen dat het onmogelijk zou zijn na de festivals speellijsten op te stellen.

Dat het opstellen van deze lijsten zou gepaard gaan met onevenredig nadeel en last voor de geïntimeerde ten voordele van de appellante, acht het hof niet bewezen.

4.2.2.6. Om dezelfde reden oordeelt het hof dat er geen sprake is van misbruik van machtspositie. De appellante beoogt duidelijk alleen met deze procedure te bekomen dat de geïntimeerde niet langer haar auteursrechten schendt en dat ze de appellante vergoedt overeenkomstig de op haar website vastgestelde tariferingsregels. Naar het oordeel van het hof zijn de door de appellante gevraagde tarieven niet als onbillijk te kwalificeren en zijn de opgelegde voorwaarden, die de appellante moeten toelaten de verschuldigde rechten op juiste wijze te berekenen en de door haar geïnde vergoedingen uit te keren aan de respectieve rechthebbenden, niet onmogelijk uit te voeren.

4.2.2.7. Het hof besluit dat het bestreden vonnis moet worden hervormd. De stakingsvordering wordt toegekend zoals hierna bepaald.

5. Beslissing

Het hof beslist bij arrest op tegenspraak.

De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.

Het hof:

- verklaart het incidenteel beroep van de geïntimeerde toelaatbaar, maar ongegrond

- verklaart het hoger beroep toelaatbaar en gegrond;

- hervormt het bestreden vonnis;

- doet opnieuw recht als volgt:

- zegt voor recht dat de geïntimeerde inbreuk heeft gepleegd op de auteursrechten van de appellante;

IEFBE 1025

HvJ EU: framing en embedden is geen inbreuk

HvJ EU 21 oktober 2014, IEFbe 1025, zaak C-348/13 (BestWater) - dossier
Auteursrecht. Hyperlinks. Framing-techniek. Zie eerder: IEF 12669. Prejudiciële vraag: Vormt de opneming van een op een website van een derde voor het publiek beschikbaar gesteld werk van een derde in de eigen website onder omstandigheden als in het hoofdgeding, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG, ook als het werk van een derde daardoor niet aan een nieuw publiek wordt meegedeeld en de mededeling niet met behulp van een specifieke technische werkwijze plaatsvindt die verschilt van die van de oorspronkelijke mededeling?

Antwoord:

Die Einbettung eines auf einer Website öffentlich zugänglichen geschützten Werkes in eine andere Website mittels eines Links unter Verwendung der Framing-Technik, wie sie im Ausgangsverfahren in Frage steht, allein stellt keine öffentliche Wiedergabe im Sinne von Art. 3 Abs. 1 der Richtlinien 2001/29/EG (...) dar, soweit das betreffende Werk weder für ein neues Publikum noch nach einem speziellen technischen Verfahren wiedergegeben wird, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet.

Onofficiële vertaling:

Het embedden op een website van een openbaar toegankelijk beschermd werk op een andere website middels een link en onder gebruikmaking van de framing-techniek, zoals in deze procedure bedoeld, is geen weergave in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, voor zover het werk noch voor een nieuw publiek noch via een speciale technische procedure wordt weergegeven, dat zich onderscheid van de oorspronkelijke weergave.

Op andere blogs:
IPnews.be Bestwater : ordonnance de la CJUE concernant les liens sur Internet

IEFBE 1018

Geen morele schade voor rechtspersoon vertalingsdiensten

Hof van Beroep Gent 2 oktober 2014, IEFbe 1018 (Wolters Kluwer Belgium NV tegen Ann De Winne & CO BVBA)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers en Carl De Meyer, Hoyng Monegier LLP. Wolters Kluwer is uitgever van o.a. het Sociaal Zakboekje, Ann De Winne heeft de Franse vertaling hiervoor verzorgd. Een onbetaalde rekening inzake auteursrechten, die kort na dagvaarding in eerste aanleg werd betaald, en het staken van de vertalingsdiensten is voorwerp van geschil. Nu wordt hervorming gevraagd en herleiden van de schadevergoeding tot een redelijk bedrag dat overeenstemt met een 6 maanden opzegtermijn. De inkomensschade wordt bevestigd, de vervangende opzeggingsvergoeding is deels gegrond en de morele schadevergoedingsvordering is ongegrond. Geen bewijs dat de rechtspersoon morele schade heeft geleden.

 

2.2. De vordering van geïntimeerde bestaat uit volgende drie onderdelen.
(1) inkomensschade
De overeenkomst werd opgezegd op 10 juni 2009. Uit de stukken blijkt dat er inderdaad reeds zeer concrete afspraken gemaakt waren rond de vertaling van het Sociaal Zakboekje 2009/2 in juli-augustus 2009 en dat geïntimeerde ook haar vakantie gepland had in functie van deze vertaling. Deze afspraken waren weliswaar gemaakt met de medewerksters van prof. dr. W. Van Eeckhoutte, doch dit was kennelijk gebruikelijk. (...) Ze mocht er terdege van uitgaan dat ze de vertaling van hat Sociaal Zakboekje 2009/2 voor haar rekening zou nemen en dat ze dus daaraan verbonden normale inkomsten zou verwerven. Ze had op dat ogenblik allerminst moeten verwachten dat appellante de samenwerking na 26 jaar zou stopzetten. Appellante was ook niet meer in de mogelijkheid op die korte termijn (vlak voor de zomervakantie) in een vervangingsinkomen te voorzien.

(...)
De inkomensschade ingevolge de onmogelijkheid om het Sociaal Zakboekje 2009/2 te vertalen werd door de eerste rechter correct (ex aequo et bono) begroot op het bedrag dat geïntimeerde normaliter had kunnen factureren voor de vertaling van dit Sociaal Zakboekje 2009/2. (...)

(2) vervangende opzeggingsvergoeding
De samenwerking tussen appellante en (de rechtsvoorganger van) geïntimeerde duurde 26 jaar. Dit vertegenwoordigd, zoals de eerste rechter terecht aanhaalt, meer dan de helft van een normale beroepsloopbaan van een natuurlijk persoon.

Anderzijds was de samenwerking wel beperkt tot twee 'opdrachten' per jaar (van telkens een twintigtal pagina's per opdracht) en kan het hof er redelijkerwijze van uitgaan dat geïntimeerde ook voor andere opdrachtgevers/uitgevers werkt (zie ook de uitprint van haar website).

In die omstandigheden kan aan geïntimeerde een vervangende opzeggingsvergoeding worden toegekend ten belope van een half jaar vergeoding, hetzij € 8.579,44. Een periode van zes maanden was voor geïntimeerde voldoende geweest een andere opdrachtgever (voor een gelijkwaardig werk) te vinden.

Dit onderdeel van de vordering van geïntimeerde is slechts deels gegrond.

(3) morele schadevergoeding
Anders dan de eerste rechter is het hof van oordeel dat aan geïntimeerde geen morele schadevergoeding toekomt. Zij bewijst immers niet dat zij - rechtspersoon zijnde - enige morele schade heeft geleden.

Dit onderdeel van de vordering is ongegrond.