DOSSIERS
Alle dossiers

Collectief beheer - Gestion collective  

IEFBE 3943

HvJ EU in UPFR/DADA Music: Geen Unierechtelijke plicht tot forfaitaire minimumvergoeding voor fonogramproducenten, mits vergoeding billijk blijft

HvJ EU - CJUE 10 jul 2025, IEFBE 3943; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-in-upfr-dada-music-geen-unierechtelijke-plicht-tot-forfaitaire-minimumvergoeding-voor-fonogramproducenten-mits-vergoeding-billijk-blijft

HvJEU 10 juli 2025, IEF 22814, IEFbe 3943; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music). De zaak betreft een geschil tussen de Uniunea Producătorilor de Fonograme din România (hierna: UPFR), een organisatie voor collectief beheer van de naburige rechten van fonogramproducenten, en DADA Music SRL (hierna: DADA Music), exploitant van een lokaal radiostation.De UPFR (Roemeense collectieve beheerorganisatie voor naburige rechten van fonogramproducenten) sloot op 20 oktober 2011 een niet-exclusieve licentieovereenkomst met DADA Music. Deze overeenkomst verleende DADA Music het recht om commerciële fonogrammen via de radio uit te zenden. De vergoeding was afhankelijk van de inkomsten of uitgaven van de omroepactiviteiten, met een minimale forfaitaire vergoeding van 250 EUR per kwartaal (lokaal station) of 500 EUR (nationaal station). Na de inwerkingtreding van Roemeense wet nr. 74/2018, die de wettelijke basis voor deze minimumvergoedingen introk, weigerde DADA Music deze nog te betalen. UPFR bleef echter van mening dat deze verplichting bleef gelden totdat een nieuwe vergoedingsmethode werd vastgesteld. In het kader van deze zaak heeft de verwijzende rechter de prejudiciële vragen gesteld aan het Hof [zie IEF 21961]. Hiermee wenst de rechter opheldering over de reikwijdte van het recht op een billijke vergoeding voor fonogramproducenten bij mededeling aan het publiek (artikel 8, lid 2), en over de toelaatbaarheid van een nationale regeling die voorziet in een forfaitaire minimumvergoeding, in het licht van het Handvest en de regels inzake collectief beheer.

IEFBE 3831

Preduciële vragen over rechtstreekse werking van een richtlijn voor een privaatrechtelijke vereniging

HvJ EU - CJUE 14 nov 2024, IEFBE 3831; ECLI:EU:C:2024:951 (Reprobel tegen Copaco), https://ie-forum.be/artikelen/preduciele-vragen-over-rechtstreekse-werking-van-een-richtlijn-voor-een-privaatrechtelijke-vereniging

HvJ EU 14 november 2024, IEF 22389, IEFbe 3831; ECLI:EU:C:2024:951 (Reprobel tegen Copaco). Reprobel is een collectieve beheersorganisatie voor de rechten van auteurs en uitgevers die door de Belgische Staat is belast met de inning en verdeling van de vergoeding ter billijke compensatie van auteurs en uitgevers. Copaco weigert Reprobel de bedragen te betalen die zij verschuldigd is. Volgens Copaco heeft artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29 directe werking en kan het hierdoor worden ingeroepen tegen Reprobel, waardoor Copaco de bedragen niet hoeft te betalen. Als distributeur van IT-producten voor ondernemingen en consumenten verkoopt Copaco namelijk ook reproductieapparatuur, zoals fotokopieerapparaten en scanners. Tot eind 2016 was zij Reprobel om die reden forfaitaire vergoedingen verschuldigd voor de reproductie van door auteursrechten of naburige rechten beschermde werken. Reprobel betwist het standpunt van Copaco door erop te wijzen dat lidstaten zelf bevoegd zijn om deze bepalingen vast te stellen en de compensatie te bepalen. Daarnaast stelt Reprobel dat deze richtlijn niet van toepassing is op haar, omdat zij een privaatrechtelijke vereniging is. Hierdoor heeft de ondernemingsrechtbank Gent de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing over deze vragen te nemen.

IEFBE 3718

Conclusie AG na prejudiciële vragen over het begrip mededelingshandeling

HvJ EU - CJUE 22 feb 2024, IEFBE 3718; ECLI:EU:2024:151 (GEMA tegen GL), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-na-prejudiciele-vragen-over-het-begrip-mededelingshandeling

HvJEU AG 22 februari 2024, IEF 21904, IEFbe 3718; ECLI:EU:2024:151 (GEMA tegen GL) Conclusie van advocaat-generaal Szpunar naar aanleiding van een verzoek om een prejudiciële beslissing betreffende het begrip ‘mededelingshandeling’. De Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und mechanische Vervielfältigungsrechte eV (hierna: GEMA), een organisatie voor het collectieve beheer van auteursrechten, heeft bij de rechter in eerste aanleg in Duitsland een vordering tot schadevergoeding ingesteld tegen GL. GL is de exploitant van een appartementgebouw en stelt in deze appartement televisietoestellen ter beschikking die zijn uitgerust met een kamerantenne waarmee uitzendingen kunnen worden ontvangen. De Duitse rechter twijfelt eraan of een dergelijke beschikbaarsteling, zonder dat er sprake is van een ‘centrale ontvangst’, een mededeling is aan het publiek en stelt deze vraag aan het Hof. Hij wenst te vernemen of artikel 3 lid 1 van richtlijn 2001/29 zo moet worden uitgelegd dat de exploitant van huurappartementen die televisietoestellen met kamerantenne installeert hiermee een mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken aan het publiek doet doordat er televisie-uitzendingen ontvangen kunnen worden.

IEFBE 3155

SABAM maakt geen misbruik van feitelijke machtspositie

HvJ EU - CJUE 25 nov 2020, IEFBE 3155; ECLI:EU:C:2020:959 (SABAM tegen Weareone.World en Wecandance), https://ie-forum.be/artikelen/sabam-maakt-geen-misbruik-van-feitelijke-machtspositie

HvJ EU 25 november 2020, IEF 19620, IEFbe 3155; ECLI:EU:C:2020:959 (SABAM tegen Weareone.world en Wecandance) Vervolg op [IEF 18572]. Sabam is een beheermaatschappij voor auteursrechten en heeft het recht een vergoeding te vragen voor het gebruik van haar repertoire. Weareone.World en Wecandance organiseren festivals waaronder Tomorrowland en Wecandance. In lijn met de conclusie van de A-G beslist het Hof dat SABAM geen misbruik maakt van haar feitelijke machtspositie door een auteursrechtelijke vergoeding te vragen die wordt gebaseerd op de bruto-ontvangsten van de ticketverkoop. Wel wordt het aan de nationale rechter overgelaten om per geval te oordelen of er geen alternatieve methoden bestaan om de daadwerkelijk uitgevoerde muziekwerken te identificeren. Hiermee zou een passender evenwicht kunnen worden bereikt tussen het belang van de bescherming van de auteurs en het belang van de gebruikers van die werken.

IEFBE 2554

HvJ EU: Voor vaststelling 'nadeel bij mededinging' bij stroomafwaartse markt door collectieve beheersvennootsschap is geen bewijs van daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering vereist

HvJ EU - CJUE 19 apr 2018, IEFBE 2554; ECLI:EU:C:2018:270 (MEO tegen Autoridade da Concorrência), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-voor-vaststelling-nadeel-bij-mededinging-bij-stroomafwaartse-markt-door-collectieve-beheersve

HvJ EU 19 april 2018, IEF 17641; IEFbe 2554; C-525/16; ECLI:EU:C:2018:270 (MEO tegen Autoridade da Concorrência) Begrip  ,nadeel bij de mededinging’. Discriminerende prijzen op de stroomafwaartse markt. Vennootschap voor het beheer van de naburige rechten van het auteursrecht. PT Comunicações SA, rechtsvoorganger van MEO, heeft bij de mededingingsautoriteit een klacht ingediend tegen GDA wegens eventueel misbruik van machtspositie. GDA zou buitensporig hoge prijzen hanteren voor het gebruik van de naburige rechten van de auteursrechten en dat GDA tevens ongelijke voorwaarden toepaste op MEO in vergelijking met een andere leverancier van betaaldiensten voor het uitzenden van televisiesignalen en de inhoud ervan. HvJ EU:

Het begrip „nadeel bij de mededinging” in de zin van artikel 102, tweede alinea, onder c), VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het, in het geval waarin een onderneming met een machtspositie discriminerende prijzen toepast op haar handelspartners op de stroomafwaartse markt, ziet op de situatie waarin deze gedraging een verstoring van de mededinging tussen deze handelspartners tot gevolg kan hebben. Voor de vaststelling van een dergelijk „nadeel bij de mededinging” is geen bewijs van een daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering van de mededingingspositie vereist, maar die vaststelling moet worden gebaseerd op een analyse van alle relevante omstandigheden van het concrete geval die de slotsom rechtvaardigt dat die gedraging invloed heeft op de kosten, winsten, of enig ander relevant belang van een of meer van voornoemde partners, zodat deze gedraging die mededingingspositie kan aantasten.

IEFBE 2550

Uitspraak ingezonden door Philippe Campolini, Simont Braun.

Sabam schuldig aan oneerlijke marktpraktijken door verhogen van tarieven voor festivals tot een aanzienlijk niveau

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 12 apr 2018, IEFBE 2550; (Muziekfestivals tegen Sabam), https://ie-forum.be/artikelen/sabam-schuldig-aan-oneerlijke-marktpraktijken-door-verhogen-van-tarieven-voor-festivals-tot-een-aanz

Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 12 april 2018, IEFbe 2550 (Muziekfestivals tegen Sabam) Collectief beheer. Auteursrechten. Naburige rechten. Eisende partijen zijn allemaal actief in de sector van de organisatie van concerten en/of festivals. De stakingsrechter stelt vast dat Sabam zich schuldig maakt aan oneerlijke marktpraktijken en hierdoor een inbreuk maakt op de artikels VI.104 WER, IV.2 WER en 102 VwEU onder meer door (i) de tarieven voor festivals te verhogen tot een aanzienlijk niveau (tot 37%), (ii) te weigeren andere kosten dan reservatiekosten, BTW, gemeentebelastingen, openbaar vervoer kosten af te trekken van de berekeningsbasis van de vergoedingen, (iii) onvoldoende rekening te houden met het aantal werken uit het repertoire van Sabam dat wordt uitgevoerd en (iv) zeer hoge minimumtarieven toe te passen die niet in verhouding staan tot de werken die werden uitgevoerd. Stakingsrechter beveelt de onmiddellijke stopzetten onder verbeurte van een dwangsom van €5.000 per individuele inbreuk, met een maximum van €1.000.000.

IEFBE 2543

Muziekevenement Studio 54 in Sportpaleis maakte inbreuk en de stakingsrechter mocht daarover oordelen

Antwerpen - Anvers 16 jan 2017, IEFBE 2543; (STAR Events tegen SABAM), https://ie-forum.be/artikelen/muziekevenement-studio-54-in-sportpaleis-maakte-inbreuk-en-de-stakingsrechter-mocht-daarover-oordele

Hof van Beroep Antwerpen 16 jan 2017 en Voorz. Rechtbank van Koophandel (en afd.) Antwerpen, 10 februari 2016, IEFbe 2543 (STAR Events tegen SABAM) Auteursrecht. Naburige rechten. Appellant organiseert evenementen, waaronder Studio 54 in het Antwerpse sportpaleis, zonder toestemming tot mededeling van werken uit het door SABAM beheerde repertoire. De voorzitter stelt de inbreuk vast en beveelt staking van mededeling aan het publiek van muzieknummers. Het argument van appellante dat de eerste rechter zijn stakingsbevoegdheid veel te ruim zou hebben opgevat door niet te specificeren welke toelatingsvoorwaarden moeten worden nageleefd, wordt afgewezen. Terecht argumenteert de geïntimeerde dat hier herhalingsgevaar naar de toekomst toe bestaat. Aan de stakingsrechter behoort het niet te bepalen aan welke voorwaarden het voorafgaand verlenen van toelating wordt onderworpen. Enkel en alleen de rechthebbende of zijn gemachtigde bepaalt immers onder welke voorwaarden hij akkoord gaat met mededeling aan het publiek van zijn beschermde werken. De rechter heeft wel de bevoegdheid a posteriori het al dan niet rechtmatige karakter van het concreet optreden te beoordelen. Het hof bevestigt het bestreden vonnis.

 

IEFBE 2198

HvJ EU: Indexeringssite met zoekmotor The Pirate Bay doet mededeling aan het publiek

HvJ EU - CJUE 14 jun 2017, IEFBE 2198; ECLI:EU:C:2017:456 (Stichting Brein tegen Ziggo-XS4ALL), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-indexeringssite-met-zoekmotor-the-pirate-bay-doet-mededeling-aan-het-publiek

HvJ EU 14 juni 2017, IEF 16859; IEFbe 2198; IT 2301, zaak C‑610/15; ECLI:EU:C:2017:456 (Stichting Brein tegen Ziggo BV, XS4ALL Internet BV) Zie eerder IEF 16572, IEF 15422; IEF 14976 en IEF 13467. Auteursrecht. Peer-to-peer. Indexeringssite met behulp waarvan beschermde werken zonder toestemming van rechthebbenden kunnen worden gedeeld – Artikel 8, lid 3 – Gebruik door een derde van diensten van een tussenpersoon om inbreuk te maken op het auteursrecht – Verzoek om een verbod. Uit het persbericht: De beschikbaarstelling en het beheer van een online platform voor het delen van beschermde werken als „The Pirate Bay” kunnen een inbreuk op het auteursrecht vormen De betrokken werken worden weliswaar geüpload door de gebruikers van dat platform, maar toch spelen de beheerders een onontkoombare rol bij de beschikbaarstelling van deze werken. HvJ EU:

Het begrip „mededeling aan het publiek”, in de zin van artikel 3, lid 1, van [InfoSocRl] moet aldus worden uitgelegd dat, in omstandigheden als die van het hoofdgeding, het beschikbaar stellen en het beheer, op internet, van een platform voor de uitwisseling van bestanden dat, door de indexering van meta-informatie inzake beschermde werken en de verstrekking van een zoekmotor, de gebruikers van dit platform in staat stelt deze werken te vinden en deze in het kader van een peer-to-peernetwerk te delen, hieronder valt.

IEFBE 2018

Vragen aan HvJ EU: Is er slechts “nadeel berokkenend bij de mededinging” indien de benadeelde onderneming de capaciteit niet heeft of invloed op winstgevendheid

HvJ EU - CJUE 13 jul 2016, IEFBE 2018; (MEO), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-is-er-slechts-nadeel-berokkenend-bij-de-mededinging-indien-de-benadeelde-ondernemi

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 13 juli 2016. IEF 16433; IEFbe 2018; C-525/16 (MEO) Auteursrecht. Mededingingsrecht. Verzoekster is aanbieder van elektronische communicatiediensten. Zij heeft in 2014 een klacht ingediend bij verweerster (de Portugese mededingingsAutoritieit ‘PMa’) tegen GDA, een organisatie zonder winstoogmerk voor collectief beheer van naburige rechten van artiesten (en de enige die in Portugal op dat gebied actief is) die zij misbruik van machtspositie verwijt. GDA biedt in het bijzonder diensten aan degenen die gebruik willen maken van werken van het repertoire van de aangesloten leden. Het gaat om ‘wholesale’diensten voor de collectieve exploitatie van naburige rechten waarbij GDA een monopoliepositie inneemt, en in deze zaak met name om de ‘retail’dienst voor abonnementen op televisiesignalen waar verzoekster aanbieder van is: zij heeft het grootste marktaandeel op het gebied van contracten met consumenten voor pakketten. Verzoekster verwijt GDA verschillende tarieven voor haar diensten op haar en haar directe concurrenten toe te passen.

IEFBE 1975

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Reprobel

HvJ EU Reprobel, NJ 2016/370, p. 4962-4964,m.nt. Hugenholtz. In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie [IEF 15411] vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 (Staat/NORMA), HvJ EU 10 april 2014 (ACI Adam) en HvJ EU 5 maart 2015 (Copydan Båndkopi), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopi- eervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebben- den een vergoeding wordt betaald. (...)