DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 3 december 2020
IEFBE 3155
HvJ EU - CJUE ||
25 nov 2020
HvJ EU - CJUE 25 nov 2020, IEFBE 3155; ECLI:EU:C:2020:959 (SABAM tegen Weareone.World en Wecandance), https://ie-forum.be/artikelen/sabam-maakt-geen-misbruik-van-feitelijke-machtspositie

SABAM maakt geen misbruik van feitelijke machtspositie

HvJ EU 25 november 2020, IEF 19620, IEFbe 3155; ECLI:EU:C:2020:959 (SABAM tegen Weareone.world en Wecandance) Vervolg op [IEF 18572]. Sabam is een beheermaatschappij voor auteursrechten en heeft het recht een vergoeding te vragen voor het gebruik van haar repertoire. Weareone.World en Wecandance organiseren festivals waaronder Tomorrowland en Wecandance. In lijn met de conclusie van de A-G beslist het Hof dat SABAM geen misbruik maakt van haar feitelijke machtspositie door een auteursrechtelijke vergoeding te vragen die wordt gebaseerd op de bruto-ontvangsten van de ticketverkoop. Wel wordt het aan de nationale rechter overgelaten om per geval te oordelen of er geen alternatieve methoden bestaan om de daadwerkelijk uitgevoerde muziekwerken te identificeren. Hiermee zou een passender evenwicht kunnen worden bereikt tussen het belang van de bescherming van de auteurs en het belang van de gebruikers van die werken.

60

Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 102 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat er geen sprake is van misbruik van een machtspositie in de zin van dat artikel wanneer een collectieve beheerorganisatie die een feitelijk monopolie in een lidstaat heeft, jegens organisatoren van muziekevenementen voor het recht op mededeling aan het publiek van muziekwerken een vergoedingsmodel hanteert waarbij:

- de auteursrechtelijke vergoedingen worden berekend op basis van een tarief dat wordt toegepast op de bruto-ontvangsten uit de verkoop van toegangsbewijzen, zonder dat van die ontvangsten alle op de organisatie van het festival betrekking hebbende kosten die geen verband houden met de tijdens dat festival uitgevoerde muziekwerken kunnen worden afgetrokken, mits de door de beheerorganisatie op grond van dat model daadwerkelijk opgelegde vergoedingen, gelet op alle relevante omstandigheden van het geval, niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van met name de aard en reikwijdte van het gebruik van de werken, de economische waarde die door dit gebruik wordt gegenereerd en de economische waarde van de prestatie van die beheerorganisatie, hetgeen ter beoordeling van de nationale rechter staat, en

— er gebruik wordt gemaakt van een forfaitair systeem in schijven ter bepaling van het aandeel van de uitgevoerde muziekwerken dat uit het repertoire van die beheerorganisatie afkomstig is, mits er geen andere methode bestaat waarmee het gebruik van deze werken nauwkeuriger kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd en waarmee hetzelfde rechtmatige doel, te weten de bescherming van de belangen van de auteurs, componisten en muziekuitgevers, kan worden bereikt, zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van de auteursrechtelijk beschermde muziekwerken onevenredig te verhogen; het staat aan de nationale rechter om dit te beoordelen in het licht van het concrete geval en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens en de bestaande technologische hulpmiddelen.