IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 1091

Nietigheid CHUNK vanwege registratie te kwader trouw

OHIM Invalidity division 10 december 2014, IEFbe 1091 (CHUNK - Noosa tegen Desir)
Uitspraak ingezonden door Marlou van de Braak en Ivy de Bruijn, Hoyng Monegier. Merkenrecht. Noosa is met succes een nietigheidsprocedure gestart tegen Europees woordmerk CHUNK. Er is voldoende bewijs overlegd (waaronder KvK-inschrijving, domeinnaam-whois, Benelux en EU-merken) waaruit blijkt dat het merk identiek aan dat van Noosa te kwader trouw is geregistreerd. Merkhouder had van Noosa al een cease and desist-letter ontvangen. Het feit dat merknamen niet werken genoemd, is geen legitieme reden om het teken te registreren, wetende dat een ander het al gebruikt.

The evidence is indicative of bad faith since it demonstrates that the proprietor knowingly filed an registered a Community trade mark, identical to that of the applicant's and covering identical goods and services. The applicant had already contacted the proprietor via the cease and desist letter informing them of the breach of their design and copyright rights. The fact that trade marks were not mentioned at that time is not a legitimate reason for the proprietor to register a sign, knowing that another party is using it, particularly when they are already infringing other rights. Moreover there is evidence that the CTM proprietor has already encountered problems and face fines due to infringing intellectual property rights that belong to ohters.
IEFBE 1090

Chiever Letterquiz 2014

Ruim 15 jaar maakten wij rond Kerst de Letterquiz voor onze klanten. Deze traditie zetten wij nu met Chiever voort. Herkent u de merken achter het alfabet? Speel mee met de meest uitdagende Letterquiz van het jaar. Mail uw antwoorden vóór 15 februari 2015 aan nieuwsbrief@chiever.com en ding mee naar een diner voor twee ter waarde van € 100,-.

Mail uw antwoorden vóór 15 februari 2015 aan nieuwsbrief@chiever.com en ding mee naar een diner voor 2 ter waarde van € 100,-.

A:
B:
C:
D:
E:
F:
G:
H:
I:
J:
K:
L:
M:
N:
O:
P:
Q:
R:
S:
T:
U:
V:
W:
X:
Y:
Z:

IEFBE 1089

De jaarlijkse kerstpuzzel van Novagraaf

Denk je dat je weet welke merken er bij de (deel)logo’s horen? Vul de antwoorden in en maak kans op een e-reader! Veel mensen hebben rond de kerstdagen vrij en genieten dan van een heerlijke vakantie. Novagraaf heeft dit jaar weer een leuke kerstpuzzel samengesteld om de hersenen toch nog een beetje aan het werk te zetten. De puzzel bestaat uit 25 logo’s waar een gedeelte van is weggelaten.

Hoe werkt het precies?
- Klik op het uitklapmenu bij het logo, daarin vindt je meerdere merken waar je een keuze uit kunt maken.*
- Selecteer het merk dat bij het logo hoort en klik deze aan. Dit merk staat nu boven het logo.
- Als je een merk hebt geselecteerd, kan je deze niet nogmaals gebruiken.
- Gebruik de ‘Opnieuw’-button als je alle antwoorden wilt wissen.
- Als je alle merken bij de logo’s hebt ingevuld, klik je op de ‘Verstuur’-button. Je dient vervolgens nog je naam, emailadres en telefoonnummer op te geven (voor correspondentiedoeleinden).

IEFBE 1088

Geen uitputting kwekers- en merkrecht Kanzi

Hof van Beroep Gent 1 december 2014, IEFbe 1088 (Jean Hustin & Jo Goossens tegen Greenstar-Kanzi)
Uitspraak en samenvatting aangebracht door Ben Hermans, Frederik Ringoot en Nicole Segers, Monard-D'Hulst. Kwekersrecht. Merkenrecht. Inzake selectief distributiesysteem van het via een communautair kwekersrecht beschermde appelvariëteit “Nicoter” gecommercialiseerd onder het (Benelux)merk “Kanzi” – uitputting door (sub)licenties.

Na raadpleging van het Hof van Justitie IEFbe 406 oordeelde het Hof van Cassatie [IEFbe 163] in deze zaak dat "...de houder of de licentiehouder [van een EU kwekersrecht] een vordering wegens inbreuk kan instellen tegen een derde die het (kweek)materiaal heeft verkregen via een andere licentiehouder die zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden of de beperkingen die zijn opgenomen in de licentieovereenkomst die laatstgenoemde licentiehouder eerder met de houder had gesloten, voor zover de betrokken voorwaarden of beperkingen rechtstreeks zien op de wezenlijke elementen van het betrokken communautair kwekersrecht.”

Het Hof van Cassatie (in navolging van het Hof van Justitie) vervolgde “dat het voor de beoordeling van de inbreuk van geen belang is dat de derde die handelingen met betrekking tot het verkochte of afgestane materiaal heeft verricht, op de hoogte was of geacht werd op de hoogte te zijn van de in de licentieovereenkomst opgelegde voorwaarden of beperkingen.”

Het Hof van Cassatie verbrak daarop het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 24 april 2008 en de zaak werd doorverwezen naar het Hof van Beroep te Gent, 7de kamer.

In zijn arrest van 1 december 2014 oordeelde het Hof van Beroep te Gent (zaak 2012/AR/2038) dat de licentiehouder zich contractueel had verbonden om geen enkel licentieproduct over te dragen of te verkopen indien de betrokken tegenpartij niet voorafgaandelijk schriftelijk een contractueel vastgelegde teeltlicentie of vermarktinglicentie had onderschreven.
Het Hof stelt vast dat 7.000 bomen van de variëteit “Kanzi-Nicoter (cov”)” aan een teler werd verkocht zonder dat deze een teeltlicentie had onderschreven.

Een andere partij had onder de merknaam “Kanzi” appels te koop aangeboden en verkocht van het ras “Nicoter”.
De inbreukmakende partijen voerden voor het Hof van Beroep te Gent aan dat zowel het kwekersrecht als het merkenrecht van de  aanleggende partij waren uitgeput.

Dienaangaande oordeelt het Hof van Beroep te Gent inzake het communautair kwekersrecht met verwijzing naar rechtsoverweging 41 van het hoger aangehaalde arrest van het EU Hof van Justitie (arrest van 20 oktober 2011, zaak C-140/10) “...dat er uitputting is wanneer een bepaling van de licentieovereenkomst geschonden is, die geen betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen. Wordt een bepaling uit de licentieovereenkomst geschonden, die wel betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen, dan is er geen uitputting en kan de rechthebbende […] de derde in rechte aanspreken om de verhandeling van de variëteit en het oogstmateriaal stop te doen zetten.
Tot het wezenlijk element van het kwekersrecht behoort de toestemming om te telen en het geteelde materiaal (plant en vruchten) te verkopen.”

Uit het feit dat geen teeltlicentie werd ondertekend, besluit het Hof dat er geen sprake is van uitputting en bijgevolg een inbreuk voorligt door het te koop aanbieden en verkopen van Nicoter-appels. Het stakingsbevel (uitgesproken door de eerste rechter) wordt bevestigd inclusief de dwangsom ad 1000 EUR per inbreuk met een maximum van 500.000 EUR.
Het Hof concludeert op basis van een analoge redenering eveneens tot afwezigheid van uitputting inzake het gebruik van het Beneluxmerk Kanzi en bevestigt het vonnis van de eerste rechter - o.a. op grond van artikel 2.20 b) BVIE - dat door het gebruik van de beschermde merknaam Kanzi en de verkoop van appels onder deze beschermende benaming, een merkinbreuk voorligt.

IEFBE 1087

Frankrijk: ISP's moeten The Pirate Bay blokkeren voor abonnees

Tribunal de grande instance de paris 4 décembre 2014,  IEFbe 1087 (SCCP contre Orange, Free, SFR, Bouygues)
Bijdrage ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN: De rechtbank in Parijs heeft de vier grootste Franse ISP's die tezamen 90% van de markt bedienen, opgedragen de toegang tot The Pirate Bay te blokkeren evenals verscheidene mirror en proxy sites die dienen om blokkering te omzeilen.

Het argument dat blokkering moet worden afgewezen omdat die omzeild kan worden is uitdrukkelijk niet door de rechter gehonoreerd. The Pirate Bay wordt nu in 11 EU landen geblokkeerd. In Nederland ligt de blokkering voor aan de Hoge Raad. Het hof had de blokkering in hoger beroep afgewezen omdat gebruikers naar andere illegale sites zouden gaan. Nederlands bezoek aan The Pirate Bay was wel met 80% afgenomen gedurende de periode dat die voor de afwijzing geblokkeerd was.
Lees verder

IEFBE 1086

Quand l’apposition de la marque n’élimine pas le risque de confusion

Cour de Cassation, Chambre commercial, 21 octobre 2014, 13-14210, IEFbe 1085 (Zadig & Voltaire)
Resumé par Brigitte Spiegeler et Camille Rideau, Spiegeler avocats. Dans un système de libre concurrence, les entreprises n’hésitent pas, et ce à bon droit, de profiter de la compétition économique ouverte à tous et leur permettant d’aller jusqu’à tenter de capter la clientèle de leurs concurrents. Ce jeu d’attraction des consommateurs est tout à fait légal jusqu’au moment où le compétiteur, mal intentionné ou trop vaillant, en abuse.

C’est là que la victime de cet abus pourra intenter devant le juge une action en concurrence déloyale dont la théorie est une de ces constructions prétoriennes par excellence s’il en fut.

Les juges ont construit pièce par pièce depuis le 19e siècle cette action et la Cour de cassation dans son arrêt en date du 21 octobre 2014 confirmant l’arrêt de la Cour d’appel de Paris du 15 février 2013 n’y fait pas exception.

Dans cette affaire, la société Sartore & Compagnie commercialisait une paire de chaussure de type derby et, il lui était apparu que la société directement concurrente, SAS ZV France (exerçant sous le nom commercial de Zadig & Voltaire), offrait à la vente des chaussures reprenant les mêmes caractéristiques que les siennes. La SAS ZV France contestant la similitude des chaussures invoquait à cette fin l’apposition du logo « Zadig & Voltaire » incrusté à l’arrière de la chaussure.

Afin de caractériser la concurrence déloyale, les juges regardent, en l’absence de copie servile, si l’imitation des produits du concurrents entraine une similitude de nature à entrainer une confusion dans l’esprit de la clientèle normalement avertie.

Quand il s’agit de chaussure, le consommateur n’est généralement pas en mesure d’effectuer une comparaison technique d’autant plus que les chaussures en litiges ne sont souvent pas vendues ensemble dans les mêmes boutiques.

En l’espèce, la mise sur la marché de modèles présentant les mêmes combinaisons, le même agencement ainsi que les mêmes couleurs créent sans aucun doute un risque de confusion et, la Cour précise, quand bien même le concurrent aurait pris la peine d’apposer son logo.

Rappelons que la précision par la Cour d’appel selon laquelle la reprise des combinaisons des différents éléments traduit la « volonté délibérée » de la société ZV d’entretenir la confusion n’était pas utile. En effet, l’intention de nuire n’est pas une condition de la concurrence déloyale et pour reprendre Mr Yves Picod ce qui importe n’est pas « la loyauté du concurrent mais la loyauté dans la concurrence ».

Ainsi la vente de chaussures reprenant les caractéristiques de sa concurrente directe constitue un acte de concurrence déloyale et l’apposition du logo ne sauraient supprimer tout risque de confusion.

Brigitte Spiegeler – Camille Rideau

IEFBE 1085

BBIE november/OBPI novembre 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 20-tal oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE oktober/OBPI octobre 2014.

27-11
Moszkowicz Moszkowicz Moszkowicz en Moszkowicz Advocaten
Moszkowicz
Afgew.
nl
21-11
DAVINCI GOURMET
DA VINCI ROYAL
Toegew.
nl
10-11
STRIVA
STRADA
Afgew.
nl
07-11
(fig.)
EHBO
Afgew.
nl

 

IEFBE 1084

Svea HR: Elwood does not meet the required level of originality

Svea Court of Appeal 6 november 2014, IEFbe 1084 (G-Star Raw tegen H&M)
Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, BANNING en Henrik Wistam, Lindahl. Eerdere 'Elwood-zaken' op IE-Forum.nl. ‘The conclusion by the Court of Appeal is therefore that an assessment of the facts, which G-Star has invoked constitute OrignalElwood – including the five design elements – leads up to the conclusion that the work, in the manner being alleged by G-Star, does not meet the required level of originality.

Accordingly, the work invoked by G-Star, in the manner claimed by G-Star, does not have copyright protection. In its assessment the Court of Appeal takes into consideration that G-Star, against the denial of H&M, has not succeeded in proving in detail what the five particularly invoked design elements on OriginalElwood looked like.’
Lees verder

IEFBE 1083

Conclusie AG: Auteur kan door distributierecht anderen verbieden verkoopaanbod te doen

Conclusie AG 4 december 2014, IEFbe 1083 zaak C-516/13 (Dimensione Direct Sales en Labianca) - dossier
Zie eerder IEF 13252. Auteursrecht. Distributierecht. Begrip 'distributie onder het publiek', door verkoop of anderszins, van het origineel van een werk of een kopie daarvan – Aanbod tot sluiting van een overeenkomst – Website waarop reproducties van beschermde meubelen te koop worden aangeboden zonder toestemming van de houder van het exclusieve distributierecht – Invitatio ad offerendum – Reclame. Antwoord:

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet uitgelegd worden in de zin dat het distributierecht op grond van deze bepaling inhoudt dat de houder van het auteursrecht op het origineel of de kopieën van een beschermd werk eenieder kan verbieden om dat origineel of die kopieën zonder zijn instemming te koop aan te bieden, ook indien het betreffende aanbod niet tot koop leidt, voor zover een dergelijk aanbod gedaan wordt met de uitdrukkelijke bedoeling om koopovereenkomsten te sluiten of op andere wijze een eigendomsoverdracht te bewerkstelligen.

Gestelde vragen:

1. Omvat het distributierecht bedoeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden?

 

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
2. Omvat het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden niet enkel aanbiedingen tot sluiting van een overeenkomst, maar ook reclame?
3. Wordt het distributierecht ook geschonden wanneer op grond van het aanbod geen koop van het origineel of van kopieën van het werk tot stand komt?

Op andere blogs:
The 1709 blog

IEFBE 1080

Bouwsoft.com maakt ook inbreuk op jonger merk bouwsoft

Hof van Beroep Antwerpen 27 november 2014, IEFbe 1080 (C.T.K. tegen USE IT GROUP)
Uitspraak aangebracht door Geert Philipsen, GSJ advocaten. Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Inbreuk. Op basis van de merkregistratie 'bouwsoft' uit 2010 wordt gebruik van een in maart 2003 geregistreerde domeinnaam www.bouwsoft.com verboden. Grondslag is ongerechtvaardig voordeel (2.20 lid 1 sub d BVIE) en anterioriteit in gebruik door de merkhouder van www.bouwsoft.be (maart 2003). Inbreuk op basis van art. XII.22 en XII.23 WER wordt niet aangenomen, omdat niet is aangetoond dat kwade trouw aanwezig was tijdens registratie. Wel is er sprake van verwarring, dus een inbreuk op art. VI.104 WER. Het Hof verwerpt het beroep met als enige wijziging de vaststelling van inbreuk op het woordmerk 'bouwsoft'.

Inzake Domeinnamenwet en WER:

De partijen zijn voorbij gegaan aan het feit dat de Domeinnamenwet is opgeheven bij Wet van 15 december 2013 houdende invoeging van Boek XII, “Recht van de elektronische economie”, in het Wetboek van Economisch Recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XII en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek XII, in de Boeken I en XV van het Wetboek van Economisch Recht.
Deze wet trad in werking op 31.05.2014.

Het WER voorziet inzake het verbod van registreren van domeinnamen in artikelen XII.22 en XII.23 soortgelijke bepalingen als in artikelen 3 en 4, lid 2 van de Domeinnamenwet. De opgeven bepaling van de Domeinnamenwet inzake de mogelijkheid tot staking, doorhaling, overdracht en publicatie zijn in grotendeels gelijkluidende bewoordingen overgenomen in art. XVII.23 §2, §3 en §5 WER.

Deze bepalingen, net als die van de opgeheven Domeinnamenwet, laten evenwel enkel toe op te treden tegen de registratie te kwader trouw van een domeinnaam en niet tegen het latere gebruik ervan te kwader trouw. Door voorwaarden moeten beoordeeld worden op het ogenblik van registratie.

Door Use It is onvoldoende aangetoond dat de registratie op 6 december 2003 door C.T.K. plaats vond met het doel om haar te schaden of een ongerechtvaardigd voordeel uit de domeinnaam te halen. Dat zij hieruit later een ongerechtvaardigd voordeel heeft getrokken, zoals hoger is uiteengezet, bewijst nog niet haar kwade trouw op het ogenblik van de registratie.

Volledigheidshalve merkt het hof op dat, vermits de Domeinnamenwet enkel de wederrechtelijke registratie van de domeinnaam viseert en niet de wederrechtelijke instandhouding ervan, en de wet pas op 19 september 2003 in werking trad, de stakingsvordering ingesteld tegen een registratie daterend 6 maart 2003 in elk geval niet op die grond kan worden toegestaan.