Ontwerprichtlijn ter bescherming vertrouwelijke bedrijfsinformatie
Uit het persbericht: De Europese Commissie heeft vandaag nieuwe regels voorgesteld voor de bescherming van geheime knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.
De ontwerprichtlijn voorziet in een gemeenschappelijke definitie van bedrijfsgeheimen, alsmede in middelen waarmee slachtoffers van onrechtmatige verkrijging of openbaarmaking of onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen verhaal kunnen halen. De richtlijn maakt het voor nationale rechters eenvoudiger om zich over dergelijke onrechtmatige gedragingen uit te spreken. Ook maakt zij het eenvoudiger om de producten waarmee inbreuk op een bedrijfsgeheim wordt gemaakt, uit de markt te halen en kunnen slachtoffers nu gemakkelijker schadevergoeding voor illegale praktijken krijgen.
Uit het persbericht: De richtlijn voorziet in maatregelen tegen onwettig verkrijgen, gebruik en onthullen van bedrijfsgeheimen en doelt op een soepel werkende interne markt zonder afbreuk te doen aan fundamentele rechten of vrijheden, zoals openbare veiligheid, consumentenbescherming, volksgezondheid, milieu en mobiliteit van werknemers. Speciale bepalingen voor journalistieke bronbescherming, de mobiliteit van werknemers, klokkenluiders en compensatiemogelijkheden voor houders van bedrijfsgeheimen.
Protection of media investigations
While the directive provides for measures preventing the disclosure of information to protect the confidentiality of trade secrets, the new measures fully ensure that investigative journalism can be exercised without any new limitations including with regard to the protection of journalistic sources.
The directive is in compliance with the EU's Charter of Fundamental Rights, which preserves freedom and pluralism of the media.
Mobility of employees
The directive will not impose any restrictions on workers in their employment contracts, where national law will continue to apply. Therefore there will be no limitation to employees' use of the experience and skills honestly acquired in the normal course of their employment.
Furthermore, the autonomy of social partners and their rights to enter into collective agreements will not be affected by the implementation of the new conditions.
Whistle-blowers
Persons acting in good faith that reveal trade secrets for the purpose of protecting the general public interest, commonly known as “whistle-blowers”, will enjoy adequate protection. It will be up to national competent judicial authorities to judge whether the disclosure of a commercial secret was necessary to denounce a misconduct, wrongdoing or illegal activity.
Compensation to trade secret holders
In accordance with the new legal framework, EU member states will have to provide for the measures, procedures and remedies necessary to ensure the availability of civil redress against illegal acquisition, use and disclosure of trade secrets.
These will have to be fair, effective and dissuasive. Not unnecessarily complicated or costly, or entail unreasonable time-limits or unwarranted delays. The limitation period for claims will not exceed six years.
Trade secret holders will be entitled to apply for remedies in case of damages following cases of illegal appropriation of documents, objects, materials, substances or electronic files containing the trade secret or from which the trade secret can be deduced.
Where necessary, confidentiality of trade secrets will also be preserved during the course of and after the legal proceedings.
Twee strepen op mouw of onder bepaalde hoek op broekspijp niet onderscheidend
Gerecht EU 15 december 2015, IEFbe 1619; T-64/15; ECLI:EU:T:2015:973 (Twee strepen op broekspijp) en T-63/15 ECLI:EU:T:2015:972 (strepen op mouw)
Merkenrecht. Shoe Branding verricht een merkdepot voor twee parallelle strepen op een broek / mouw. Dit wordt geweigerd op absolute gronden, vanwege het niet onderscheidend vermogen. Het patroon is extreem eenvoudig, aanvrager heeft ook niet aangetoond dat onder een bepaalde hoek plaatsen van de lijnen onderscheidend vermogen geven aan het patroon. Het beroep wordt verworpen.
20 First, as the Board of Appeal correctly observed in the contested decision, the pattern concerned is extremely simple which, as such, lacks a distinctive character (paragraphs 22, 32 and 33 of the contested decision).
21 Second, the Board of Appeal was also correct in considering that the applicant had not established that such a pattern would acquire a distinctive character from the fact that it was affixed, at a certain angle, to a specific part of the pants (paragraphs 24 to 26 and 28 of the contested decision).
22 Contrary to what the applicant maintains, the fact that the two stripes in question are placed along the lower lateral side of a pair of pants, that they are distinct lines that seem to come alive when the person who wears the pants moves and these lines are inclined relative to the axis of these pants is not likely to distinguish that pattern from other purely decorative patterns which can be used on the products at issue.
Uit de mouw-zaak:
29 Moreover, accepting that any geometric shape, including the simplest one, has a distinctive character because it is affixed to a particular portion of the sleeve of a sport shirts would result in some manufacturers being able to appropriate simple, primarily decorative, shapes, which must remain accessible to all, except where the distinctive character of the sign has been acquired through use.
Octrooi op baktechniek donuts nietig wegens gebrek uitvinderswerkzaamheid
Hof van beroep Brussel 15 september 2015, IEFbe 1618 (Puratos tegen Dum Dum Doughnuts)
Octrooirecht. DDD is houdster van EP ‘291, een octrooi op een bepaalde sproei en baktechniek voor het vervaardigen van donuts. Puratos stelt dat dit octrooi nietig is bij gebrek aan nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid en vordert nietigverklaring van het Belgische deel. Als bewijs legt zij een recept uit een kookboek uit 1996 over. Het Hof oordeelt dat de vakman geen intensieve arbeid had hoeven te verrichten om tot de in het octrooi neergelegd oplossing te komen. Het octrooi wordt nietig verklaard.
Het kan dus niet ernstig betwist worden dat D1 de meest nabije stand van de techniek is en derhalve het te hanteren uitgangspunt voor de probleem-oplossing toets. Het feit dat D1 niet werd vermeld in het octrooi doet niets daar aan af.
Het enige octrooirechtelijk relevante verschil tussen D1 en conclusie 1 in de hierboven aangehaalde lezing van conclusie 1 (met name deze die door DD wordt vooropgesteld), zijnde het verschil tussen de in conclusie 1 opgeëiste stappen en de daarmee overeenstemmende stappen in D1, bestaat er in dat in D1 de eerste sproeistap wordt uitgevoerd net vóór het rijzen van de deegballetjes terwijl in voornoemde lezing van conclusie 1 de eerste sproeistap wordt uitgevoerd net ná het rijzen van de balletjes.
(…)
Het kan niet ernstig betwijfeld worden dat een vakman, met name is casu iemand met een goede kennis van baktechnieken, in het bijzonder van technieken om donuts te bakken, die op zoek zou gaan naar een oplossing voor voornoemd probleem, op basis van zijn algemene vakkennis ertoe zou komen om de donuts te besproeien met vet nadat ze zijn gekoeld (en dus nadat ze zijn gerezen) in plaats van daarvóór omdat het tot de algemene kennis van de vakman behoort dat er op die manier een huid zal gevormd worden en dat het eveneens tot de algemene kennis van de vakman behoort dat die huid er voor zorgt dat er minder vet in het deeg dringt. Voor zover als nodig blijkt dit uit het octrooi zelf waar bij de beschrijving van de werkwijze uit de stand van de techniek om donuts klaar te maken, wordt aangegeven dat het deeg na het rijzen wordt gekoeld opdat zich een huid zou kunnen vormen vooraleer de donut worden gefrituurd.
Ook wat dit probleem betreft [waar het tweede technische effect op ziet], is het voldoende aannemelijk dat de vakman die op zoek zou gaan naar een oplossing voor voornoemd probleem, op basis van zijn algemene vakkennis of gewoon zijn of haar gezond verstand ertoe zou komen om de donuts te besproeien met vet nadat ze zijn gerezen in plaats van daarvoor omdat iedereen in het vak weet dat een gelijke verdeling van een vetstof op een deeg leidt tot een effen gebakken oppervlak en dat het eveneens tot de algemene vakkennis of het gezond verstand behoort dat het aanbrengen van een vetstof voor het rijzen niet tot een gelijke verdeling leidt in tegenstelling met het aanbrengen van het vet na het rijzen.
Gelet op hetgeen voorafgaat, lijdt het dus geen twijfel dat de vakman - verstrekkende vanuit D1 en dus slechts geconfronteerd met een zeer klein technisch probleem (cfr. supra) - tot de ‘uitvinding’ voorwerp van conclusie 1 zou zijn gekomen zonder enige inventieve arbeid te hoeven verrichten.
Vijfstrepen op een sportschoen is een banaal generieke verfraaiing
Gerecht EU 4 december 2015, IEFbe 1617; ECLI:EU:T:2015:937 (K-Swiss tegen OHIM)
Merkenrecht. K-Swiss verzoekt via een internationale registratie voor de EG om een positie-beeldmerk voor vijf strepen op een schoen. Het BHIM weigert (terecht) de inschrijving vanwege gebruik aan onderscheidend vermogen. De strepen zijn niets meer dan een nogal banaal generieke verfraaiing gezien de wijdverbreide praktijk van het plaatsen van streeppatronen op sportschoenen. Beroep wordt verworpen.
33 In any event, even if it were accepted that the average consumer pays particularly close attention to the shapes placed on the side of the shoe, to the point that that consumer considers that those shapes generally constitute trade marks, the applicant has not adduced sufficient evidence to establish that, in view of the banal nature of the sign at issue, the average consumer would consider that sign to be an indication of the origin of the goods at issue and not a mere decorative element.
34 Moreover, to accept that every geometric shape, even the most simple, has distinctive character because it features on the side of a sports shoe would make it possible for some manufacturers to appropriate simple, and above all decorative, shapes, which must remain accessible to everyone, with the exception of those situations in which the distinctive character of the sign has been acquired by use.
36 The Court has already found, in relation to the clothing sector, that this comprises goods which vary widely in quality and price and that, while it is possible that the consumer may be more attentive to the choice of mark when he or she buys a particularly expensive item of clothing, such an approach on the part of the consumer cannot be presumed without evidence with regard to all goods in that sector (judgment of 6 October 2004 in New Look v OHIM — Naulover (NLSPORT, NLJEANS, NLACTIVE and NLCollection), T‑117/03 to T‑119/03 and T‑171/03, ECR, EU:T:2004:293, paragraph 43).
37 That finding also applies to the sector of sports shoes and casual shoes.
Op andere blogs:
IP Kat
Commission takes first steps to broaden access to online content and outlines its vision to modernise EU copyright rules
Uit het persbericht: Making EU copyright rules fit for the digital age. Delivering on its Digital Single Market strategy, the Commission today presents a proposal to allow Europeans to travel with their online content and an action plan to modernise EU copyright rules. [Pijler I, IEF 14928]
At present, Europeans travelling within the EU may be cut off from online services providing films, sports broadcasts, music, e-books or games that they have paid for in their home country. Today's proposed Regulation on the cross-border portability of online content services addresses these restrictions in order to allow EU residents to travel with the digital content they have purchased or subscribed to at home. Cross-border portability, a new EU right for consumers, is expected to be a reality in 2017, the same year as the end of roaming charges in the EU (press release). Since it is a proposal for a Regulation, once adopted it will be directly applicable in all 28 EU Member States.
In addition, the Commission today outlines its vision of a modern EU copyright framework. This "political preview" will be translated into legislative proposals and policy initiatives in the next six months, taking into account all inputs from several public consultations.
Overall, the Commission wants to make sure that Europeans can access a wide legal offer of content, while ensuring that authors and other rights holders are better protected and fairly remunerated. The key sectors of education, culture, research and innovation will also benefit from a more modern and European framework. [FACTSHEET 1 / FACTSHEET 2]
Lees verder >
Vanwege oudere handels- en domeinnaam is KOYLU-merk nietig
NL Rechtbank van Koophandel Brussel 21 augustus 2015, IEFbe 1615 (Köylü Kip tegen verweerder)
Uitspraak ingestuurd door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP Technology Advocaten. Merkenrecht. Benelux woordmerk. Depot ter kwader trouw. Verweerder is houder van Beneluxmerk KÖYLÜ en de domeinnaam koylufood.be. Enkele jaren voor het depot van dit merk registreerde Köylü Kip reeds de domeinnaam www.koylufood.com en voerde zij de handelsnaam rechtmatig. Köylü Kip vordert met succes de nietigverklaring van het Beneluxwoordmerk KÖYLÜ op grond van depot ter kwader trouw. Eiser heeft rechtmatig en eerder het teken feitelijk gebruikt. Rechtbank acht het, mede vanwege de registratie van haar domeinnaam, niet aannemelijk dat hij niet van dit gebruik op de hoogte was. De vordering wordt toegewezen.
Het staat vast dat bij een correct uitgevoerd antecedentenonderzoek het bestaan van de website www.koylufood.com, die op 23.03.05 werd geregistreerd door KOYLO KIP, en het eerder feitelijk gebruik van KOYLO aan het Iicht zouden zijn gekomen.
Bovendien zou verweerder , voor zover hij onwetend zou zijn geweest van het gebruik van II KOYLO" in een door de op halal voeding gerichte consument beperkte markt in de Benelux, door een eenvoudige opzoeking op internet zelf en voorafgaand aan het depot van het merk met inschrijvingsnummer 0854809 dit feitelijk gebruik en het bestaan van "KOYLU" achterhaald hebben zodat hij behoorde te weten, voorafgaand aan zijn depot, dat er minstens voor wat kipproducten betreft eerder gebruik was.
Verweerder registreerde op 09.05.11 zelf de website www.koylufood.be : aldus acht de rechtbank niet aannemelijk dat hij niet minstens vanaf deze registratie op de hoogte was van het bestaan van www.koylufood.com.
Kan nationale ABC verkort worden tot 15 jaar vanwege toetreding tot de EU
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU, IEFbe 1614; C-572/15 (F. Hoffman-La Roche)
Van gov.uk: A request for a preliminary ruling in a case which concerns a claim for refraining from conduct infringing the exclusive right of the owner of supplementary protection of a medicinal product, or for terminating that conduct, and destroying the infringing medicinal products.
Van Minbuza: Verzoekster heeft op 08-12-2014 een vordering ingesteld tegen Accord Healthcare OÜ (VK) wegens schending van haar rechten als houdster van het ABC voor geneesmiddel Xeloda, en verweerster te verbieden om geneesmiddelen met capecitabine als werkzame stof in EST op de markt te brengen, er reclame voor te maken enz., alsmede vernietiging van de reeds in EST ingevoerde producten. Verzoekster heeft het ABC in 2001 verkregen; het vervalt op 08-06-2016. Verweerster heeft een via de centrale procedure verleende vergunning verkregen voor het geneesmiddel Capecitabine Accord, een generiek geneesmiddel. Zij heeft in 2014 EST MinSZW gevraagd het geneesmiddel op de lijst van geneesmiddelen (conform de wet op de ziektekostenverzekering) waardoor de verzekeraar de betalingsplicht voor het middel overneemt. Dat verzoek is ingewilligd en zal voor verzoekster aanzienlijke gevolgen hebben: zij verwacht een omzetdaling van 50%. Verweerster stelt een tegenvordering in tot nietigverklaring van verzoeksters ABC. De kantonrechter stelt verzoekster 15-12-2014 in het gelijk op grond van artikelen 4 en 5 van Vo. 469/2009. Verweerster wil in beroep omdat verzoekster niet tot 08-06-2016 over een uitsluitend recht voor capecitabine zou beschikking. Zij leidt uit de beschikking in zaak C-555/13 af dat de termijn van het octrooi inmiddels (in 2013) is verstreken (geldigheidsduur ABC 15 jaar). De kantonrechter wijst het verzoek tot beroep af, maar de Rb wijst het toe (26-02-2015) en vernietigt het oordeel van de kantonrechter: hij oordeelt op grond van artikel 13 van de Vo., jo. overweging 9, dat de eerste vergunning op 10-06-1998 in ZWI werd afgegeven; (voor gelijkstelling EER-certificaat zie artikel 13 Vo. ). Verzoekster gaat in cassatieberoep omdat zij de uitleg door de Rb van artikel 21, lid 2 van de Vo. onjuist acht: die wijkt af van die van het DUI Bundespatentgericht en van de richtsnoeren van de EURCIE, en ook voor wat betreft de terugwerkende kracht die strijdig is met het Handvest. Het ABC is afgegeven onder EST recht (EST was toen nog geen EU-lid). Artikel 21 Vo. regelt niet uitdrukkelijk dat de termijn (na EST toetreding) moet worden herberekend.
1. Moet artikel 21, lid 2, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (gecodificeerde versie) aldus worden uitgelegd dat de duur van een aanvullend beschermingscertificaat wordt verminderd wanneer bedoeld certificaat in een lidstaat vóór de toetreding ervan tot de Europese Unie op grond van het nationale recht is afgegeven en de duur ervan voor een werkzame stof volgens de gegevens van dit certificaat langer zou zijn dan 15 jaar vanaf het tijdstip van de afgifte van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Unie van een geneesmiddel dat uit deze werkzame stof is samengesteld of deze bevat?
2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: is artikel 21, lid 2, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (gecodificeerde versie) in overeenstemming met het Unierecht, in het bijzonder met de algemene beginselen van het Unierecht inzake de bescherming van verworven rechten, het verbod van terugwerkende kracht en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?
Merkaanvraag FC Barcelona-schild mist onderscheidend vermogen
Gerecht EU 10 december 2015, IEFbe 1613; ECLI:NL:EU:T:2015:952; T-615/14 (FC Barcelona)
Merkenrecht. FC Barcelona heeft merkaanvraag gedaan voor de de omlijning van haar FCB-logo. Het OHIM verwierp deze aanvraag en het Gerecht gaat hierin mee. Volgens het Gerecht bezit het teken geen karakteristieken die de aandacht van de consument kan trekken en zal slechts als een vorm worden waargenomen. Het beroep wordt afgewezen op grond van gebrek aan onderscheidend vermogen.
58. Il convient de considérer que quasiment aucun des éléments de preuve ne concernent spécifiquement la marque demandée. En effet, ils se rattachent surtout à l’écusson du club de football de Barcelone, aux lettres majuscules « F », « C » et « B », initiales du nom du club, à la combinaison des couleurs bleu et rouge, qui sont celles du tee-shirt de l’équipe de football, et au drapeau catalan ainsi qu’à celui de la ville de Barcelone. En ce qui concerne les éléments de preuve consistant en des impressions du site « www.fcbarcelona.es », où apparaissent uniquement l’écusson de la requérante, il y a lieu d’observer que, au regard des impressions des sites Internet, ces preuves ne concernent pas les produits et services en cause. De même, s’agissant des éléments de preuve consistant en des publications du club de football de Barcelone, par lesquels la requérante cherche à démontrer qu’elle a utilisé la marque demandée pour la prestation des services éducatifs ou culturels compris dans la classe 41, il n’est pas possible d’établir, sur la base de ceux-ci, quel est le public pertinent auquel ils ont été adressés. En tout cas, ce public pertinent semble être limité à la communauté autonome de Catalogne (Espagne) ou à l’Espagne, étant donné que le texte est écrit en catalan, tandis que les signes utilisés consistent en un écusson coloré dont les contours coïncident avec ceux de la marque demandée et sur lequel se superposent les slogans suivants, rédigés en catalan : « Som el que mengem » (nous sommes ce que nous mangeons), « Som el que respectem » (nous sommes ce que nous respectons), « Som el que ens proposem » (nous sommes ce que nous nous proposons) ou « Som el que fem » (nous sommes ce que nous faisons).
59. En tout état de cause, la requérante n’a produit aucune déclaration des milieux concernés permettant d’établir que le signe en question était perçu par le public pertinent comme une indication de l’origine commerciale des produits et services en cause dans l’ensemble de l’Union.
60. Ainsi, il y a lieu de juger que, eu égard à la jurisprudence citée au point 48 ci-dessus, même si l’on considérait que la marque avait été utilisée comme un signe, aucun des éléments de preuve présentés par la requérante ne permet d’établir que les milieux intéressés ou, à tout le moins, une fraction significative de ceux-ci, identifient grâce à la marque demandée les produits et services visés par celle-ci. Les éléments de preuve présentés permettent seulement d’établir que le signe dont l’enregistrement a été demandé a été utilisé par la requérante tant en ce qui concerne lesdits produits et services que dans le cadre de différentes activités promotionnelles. Cependant, ils ne permettent pas d’établir que ledit signe sera perçu par le public pertinent comme une indication de l’origine commerciale des produits et services en cause.
Merkdepot eigen achternaam GELDOF nietigverklaard
Rechtbank van Koophandel Gent 9 april 2015, IEFbe 1612 (Engicon e.a. tegen Geldof)
Merkenrecht. Recht op gebruik eigen naam. Depot ter kwader trouw. Eiseressen exploiteren een bedrijf in metaalconstructies onder de handelsnaam “Geldof metaalconstructie”. Zij vorderen, op grond van deze oudere handelsnaam, de doorhaling van het door mevrouw Geldof gedeponeerde Benelux merk GELDOF en beroepen zich hierbij op depot ter kwader trouw. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake van kwader trouw is nu zonder toestemming en concrete intentie tot gebruik is gedeponeerd en vernietigt het merkdepot. De vordering tot een verbod op nieuwe registratie wijst de rechtbank af, omdat zij niet kan ingrijpen op uitoefening van hypothetische rechten.
Registratie ter kwader trouw
Kwade trouw wordt in ieder geval uitgesloten wanneer de merkhouder, dan wel een andere relevante voorgebruiker, de toestemming tot gebruik zou hebben gegeven. Te dezen komt het gebruik van de benaming "GELDOF". in de overeenkomst van overdracht van aandelen afgesloten tussen partijen, op twee plaatsen aan bod.
(…)
Het staat vast dat er in hoofde van verweerster ten tijde van het depot geen concrete intentie was het zelf als merk te gebruiken voor de aanduiding van waren of diensten, maar eerder als een instrument om de activiteiten van eiseressen te belemmeren in hun (verdere) gebruik van de handelsnaam "GELDOF" terwijl de ingebrekestelling zelf bewijst dat dit gebruik in hoofde van eiseressen nog actueel was.Elke uittegging van de overeenkomst die erop zou neerkomen dat de voornoemde relevante bepalingen ervan een toestemming uitmaken voor verweerster en verkopende partu, om tot een onmiddellijk depot als Benelux woordmerk over te gaan, is niet bestaanbaar met het overige van de inhoud van de overeenkomst.
Het staat vast dat verweerster niet de toestemming van de houder van de oudere handelsnaam had bekomen tot depot van een identieke benaming voor soortgelijke waren of diensten.Ten overvloede bieden de na tussenvonnis van 26.06.2014 door verweerster bijgebrachte stukken, ongeacht of zij voldoen aan het tegensprekelijk karakter van de procedure, geen bewus van het feit dat zij voorbereidingen getroffen heeft om na 1 januari 2014 onder de eisen naam "GELDOF" zelfstandige activiteiten te ontwikkelen: de interne nota's, haalbaarheids- en opportuniteitsstudies bevatten niet de minste verwijzingen naar een toekomstige bedrijvigheid onder de benaming "GELDOF".
Een en ander is niet van aard haar kwade trouw te weerleggen.De omstandigheid van kwade trouw dient beoordeeld te worden op het tijdstip van het depot en rekening houdend met alle begeleidende omstandigheden (HvJ 11juni 2009, Lindt & Sprtigli/ Franz Hauswirth, C-529l07, BIE 2009, 59)
(…)Deze omstandigheden worden zonder ultzondering aangetroffen in het concreet litigieus geval: er is sprake van een gelijk teken voor dezelfde concurrerende activiteiten in een beperkte markt waar het verwarringrisico acuut is, terwijl de ware bedoelingen van de deposant ten tijde van het depot niet stroken met de goede trouw.
Het volstaat dat deze voorwaarden verenigd zijn om van een depot ter kwader trouw te kunnen spreken: de sanctie is geen andere dan de nietigverklaring van de registratie'
Aan het onderdeel van de vordering om verweerster verbod op te leggen om de naam "GELDOF", of enige daarmee overeenstemmende naam op enigerlei wijze als merk' in welk register dan ook, te deponeren voor identieke of soortgelijke waren en diensten als de waren en diensten waarvoor eiseressen het teken "GELDOF" gebruiken, op straffe van een dwangsom, kan geen gevolg gegeven worden gegeven.
De rechtbank is niet bij machte om anticipatief in te grijpen op de uitoefening van hypothetische toekomstige rechten.
BMM Student Award 2016
Studenten die een scriptie of een artikel hebben geschreven over een onderwerp dat voor BMM-leden van belang kan zijn, worden van harte uitgenodigd deze in te zenden, via hun scriptiebegeleider of per email: secretariaat@bmm.nl. Om mee te dingen naar de student award 2016 dient de inzending uiterlijk op 31 december 2015 door de jury te zijn ontvangen.
De winnende bijdrage zal in zijn geheel worden gepubliceerd op de BMM- website en, al dan niet in verkorte vorm, in het BMM-Bulletin. Het reglement kan geraadpleegd worden op www.bmm.nl. De BMM Student award wordt komend jaar tijdens de voorjaarsvergadering uitgereikt.