IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 1535

Les caractéristiques de l'aspect du profilé sont exclusivement imposées par leur fonction technique

Tribunal de commerce de Liège 5 octobre 2015, IEFbe 1535 (Thiebaut-Sonnet, Virage, Région Wallonne)
Jugement envoyée par Hakim Haouideg & Stijn Debaene, Field Fisher. Droit des dessins et modèles. Thiebaut-Sonnet, société spécialisée dans la fabrication de panneaux de circulation routière, est titulaire d'un enregistrement international de dessins et modèles, portant sur deux modèles de profilés. Le tribunal annule l'enregistrement d'un modèle Benelux dont l'aspect est exclusivement imposé par sa fonction technique.

p. 9: En effet, et comme le soutient à juste titre la RÉGION WALLONNE, même si la rigidité d'un panneau peut être atteinte par l'usage d'autres formes de profilé, il n'en demeure pas moins vrai que les caractéristiques de l'aspect du profilé litigieux sont exclusivement imposées par leur fonction technique et non dans un souci esthétique. Cela est tellement vrai que le profilé litigieux est invisible après assemblage!

En l'espèce, le besoin d'atteindre la fonction technique était le seul facteur recherché lors de l'éboration de la caractéristique du profilé litigieux.

C'est donc à bon droit que VIRAGE et la RÉGION WALLONNE invoquent la nullité sur base de l'article 3.2. CBPI.
IEFBE 1533

De etikettering mag niet onterechte de indruk wekken dat het een bepaald ingrediënt bevat

HvJEU 4 juni 2015, IEFbe 1533; ECLI:EU:C:2015:361; zaak C-195/14 (Teekanne)
Zie IEFbe 856. De etikettering van een levensmiddel mag de consument niet misleiden door de indruk te wekken dat het een ingrediënt heeft dat het product in werkelijkheid niet bevat. Zelfs indien de lijst van ingrediënten juist en volledig is, kan deze ongeschikt zijn om de verkeerde of dubbelzinnige indruk die voortvloeit uit een dergelijke etikettering, genoegzaam te corrigeren. De nationale rechter zal dus moeten nagaan, door de verschillende elementen van de etikettering van de vruchtenthee te onderzoeken, of een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument kan worden misleid ten aanzien van de aanwezigheid van frambozen - en vanillebloesembestanddelen of van uit die ingrediënten verkregen aroma’s.

De Duitse onderneming Teekanne verhandelt een vruchtenthee met de benaming „ Felix framboos - vanille avontuur”. De verpakking bevat onder meer afbeeldingen van frambozen en vanillebloesem en de vermeldingen „vruchtenthee met natuurlijke aroma’s” , „vruchtenthee met natuurlijke aroma’s – vanille - frambozensmaak” en „ enkel natuurlijke ingrediënten ” . In werkelijkheid bevat de vruchtenthee geen va n vanille of framboos afkomstige ingrediënten en evenmin daaruit verkregen aroma’s . De lijst van ingrediënten, die op een van de zijkanten van de verpakking staat, luidt : „hibiscus, appel, zoete bramenblaadjes, sinaasappelschil, rozenbottel, natuurlijk aro ma met vanillesmaak, citroenschil, natuurlijk aroma met frambozensmaak, bramen, aardbeien, bosbessen, vlierbessen”. Een Duitse vereniging voor consumentenbescherming verwijt Teekanne dat zij de consument middels de elementen op de verpakking heeft misleid over de samenstelling van de vruchtenthee. Vanwege die elementen zou de consument immers verwachten dat de vruchtenthee bestanddelen van vanille en framboos bevat of op zijn minst natuurlijk vanille - en frambozenaroma. De vereniging eist derhalve van Teeka nne dat zij niet langer reclame maakt voor de vruchtenthee. Het Bundesgerichtshof , waarbij de zaak in laatste aanleg aanhangig is gemaakt , vraagt het Hof van Justitie of de etikettering van een levensmiddel de consument kan misleiden wanneer deze etiketter ing suggereert dat het levensmiddel een bepaald ingredi ënt bevat terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is en de consument dit alleen kan vaststellen door de lijst van ingrediënten te lezen. In het arrest van heden brengt het Hof in herinnering dat he t Unierecht 1 vereist dat de koper over juiste, neutrale en objectieve informatie beschikt die hem niet misleidt en dat de etikettering van een levensmiddel niet misleidend mag zijn . Hoewel de consument wordt verondersteld de lijst van ingrediënten te lezen voordat hij een product koopt, sluit het Hof niet uit dat de etikettering van het product voor de koper misleidend kan zijn wanneer sommige elementen van de etikettering leugenachtig, verkeerd, dubbelzinnig, tegenstrijdig of onbegrijpelijk zijn . Het Hof p reciseert dat in een dergelijk geval de lijst van ingrediënten, ook al is deze juist en volledig, ongeschikt kan zijn om de verkeerde of dubbelzinnige indruk die voor de consument voortvloeit uit de etikettering van dat levensmiddel, genoegzaam te corrigeren Wanneer de etikettering van een levensmiddel de indruk wekt dat dit levensmiddel een ingrediënt bevat dat het in werkelijkheid niet bevat (en dit enkel uit de lijst van ingrediënten blijkt ), kan een dergelijke etikettering de koper dus misleiden ten aanzien van de kenmerken van dat levensmiddel.

De nationale rechter zal dus moeten nagaan, door de verschillende elementen van de etikettering van de vruchtenthee te onderzoeken, of een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument kan worden misleid ten aanzien van de aanwezigheid van frambozen - en vanillebloesembestanddelen of van uit die ingrediënten verkregen aroma’s. In dat onderzoek zal de nationale rechter met name rekening moeten houden met de gebruikte bewoordingen en afbeeldingen en met de plaats, de omvang, de kleur, het lettertype, de taal, de zinsbouw en de gebruikte leestekens van de verschillende elementen op de verpakking van de vruchtenthee.

Op andere blogs:
Liedekerke

IEFBE 1531

HvJ EU: Datum kennisbrenging vergunningsbesluit aan adressaat is eerste vergunning

HvJ EU 6 oktober 2015, IEFbe 1531; C-471/14; ECLI:EU:C:2015:659 (Seattle Genetics )
ABC voor medische producten. Het hof verklaart voor recht:
1)      Artikel 13, lid 1, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de [Europese Unie]” wordt bepaald door het Unierecht.
2)      Artikel 13, lid 1, van verordening nr. 469/2009 moet aldus worden uitgelegd dat de „datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de [Unie]” in de zin van die bepaling de datum is waarop van het besluit tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen, ter kennis is gebracht aan de adressaat ervan.

Gestelde vragen:
1)      Wordt de datum van de eerste [VHB] in de [Unie] als bedoeld in artikel 13, lid 1, van verordening nr. 469/2009 door het [Unie]recht bepaald of verwijst deze bepaling naar de datum waarop de vergunning volgens het recht van de betrokken lidstaat van kracht wordt?

2)      Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie voor recht verklaart dat de in de eerste vraag bedoelde datum door het [Unie]recht wordt bepaald, welke datum moet dan in aanmerking worden genomen: die waarop de vergunning is afgegeven of die waarop de kennisgeving heeft plaatsgevonden?

IEFBE 1516

RvdJ update september

RvdJ 10 september 2015, IEFbe 1516; 2015-20 (Uplace tegen De Morgen)
De titel ‘Uplace vergroot kans op kanker’ geeft de inhoud van het artikel te algemeen en te ongenuanceerd weer, wat de lezer een verkeerd beeld kan geven. De ondertitel “Expert waarschuwt voor schadelijke gevolgen van extra verkeer rond winkelcomplex” compenseert dat ook onvoldoende. Bovendien komt de titel over als een citaat, maar de oorsprong ervan blijft voor de lezer onduidelijk. Anderzijds zijn er geen redenen om te twijfelen aan het onafhankelijke optreden van de journalist.

RvdJ 10 september 2015, IEFbe 1516; 2015-19 (Lov tegen DeMorgen.be en Lizen) en 2015-18 (Lov tegen HLN)
De Raad van de Journalistiek stelt vast dat de journalist het verhaal van zijn bron voldoende gecheckt heeft. Aangezien klager geantwoord heeft op vragen van de journalist, is de Raad van oordeel dat het in die omstandigheden geen beroepsethische fout is om de volledige naam van klager te vermelden. Dat hij niet vermoedde dat de journalist een artikel zou schrijven, maakt ook geen beroepsethische fout uit.

IEFBE 1532

Belgisch deel van het octrooi wordt nietig verklaard vanwege ontbreken van uitvinderswerkzaamheid

Hof van Beroep Brussel 15 september 2015, IEFbe 1531 (Puratos tegen Dum Dum Doughnuts)
Uitspraak ingezonden door Stijn Debaene en Hakim Haouideg, Fieldfisher. Puratos is een Belgisch bedrijf dat ingrediënten en halffabricaten vervaardigt en verkoopt aan brood- en banketbakkerijen. Haar klanten zijn artisanale bakkers, industriele bedrijven, supermarkten en restaurantketens. Een van de producten die Puratos op de markt wilde brengen was een met gist gerezen donut die de smaak en textuur had van een gefrituurde donut, doch zonder deze te frituren, waardoor het minder vetstoffen zou bevatten. Puratos gaat over tot dagvaarding van DDD tot nietigverklaring van EP'291 "method for a new doughnut". Het Hof oordeelt dat een gerechtsdeskundige enkel vaststellingen doet of een technisch advies geeft. De rechter zal de geldigheidsvoorwaarden beoordelen. Het Hof verklaart alle conclusies van EP '291 nietig, omdat de uitvindingen geen uitvinderswerkzaamheid hebben ten opzichte van de stand van de techniek. Het Belgisch deel van het octrooi wordt nietig verklaard.

 

17. (...) De uitvindingen voorwerp van conclusies 4 en 5 getuigen dus minstens niet van uitvinderswerkzaamheid.
18. (...) De 'uitvindingen' voorwerp van conclusies 6,7 en 8 getuigen dus niet van uitvinderswerkzaamheid.
24. Het hof besluit tot de nietigheid van EP'291.  
IEFBE 1530

Beschikking dat VS passend beschermingsniveau persoonsgegevens waarborgt, is ongeldig

HvJ EU 6 oktober 2015, IEFbe 1530; ECLI:EU:C:2015:650; C-362/14 (Maximillian Schrems/Data Protection Commissioner)
Uit het persbericht: Het Hof verklaart de beschikking van de Commissie dat de Verenigde Staten een passend niveau van bescherming van doorgegeven persoonsgegevens waarborgen, ongeldig. Terwijl het Hof als enige bevoegd is om een handeling van de Unie ongeldig te verklaren, mogen de nationale toezichthouders waarbij een verzoek is ingediend, ook wanneer er een beschikking van de Commissie is waarbij wordt vastgesteld dat een derde land waarborgen voor een passend niveau van bescherming van de persoonsgegevens biedt, onderzoeken of de doorgifte van de gegevens van een persoon naar dat land voldoet aan de vereisten van de Unieregelgeving over de bescherming van deze gegevens en zich, zoals de betrokkene, tot de rechter wenden met het oog op een prejudiciële verwijzing om de geldigheid van die beschikking te laten onderzoeken

IEFBE 1529

Nieuwe BBMM Beroepsopleiding 2016-2017

In februari 2016 gaat, bij voldoende inschrijvingen, een nieuwe  Beroepsopleiding Benelux Merken- en Modellengemachtigden van start. De tweejarige opleiding leidt kandidaten op tot het zelfstandig uitoefenen van het beroep van Merken- en Modellengemachtigde in de Benelux. Er is veel aandacht voor praktische vaardigheden en objectieve toetsing. Samen met het vervullen van de eis van drie jaar relevante werkervaring geeft het diploma van de opleiding toegang tot het gebruik van het BMM keurmerk. De kosten van de opleiding zijn EUR 5.750,= excl. BTW.

- Losse modules
Het is voor geïnteresseerden ook mogelijk om dagdelen van het programma van het eerste jaar als losse modules bij te wonen. De
kosten voor het volgen van een module bedragen € 240,= excl. BTW per dagdeel.

- Tweedaagse paralegalcursus in Breda
Op 17 november en 1 december wordt in Breda wederom een tweedaagse Nederlandstalige Paralegalcursus gehouden.

Meer informatie over de BBMM cursussen vindt u op de website www.bbmm.info of neem contact op met het BBMM secretariaat

IEFBE 1528

Ondertekening Protocol bij UPC-verdrag en verwachte startdatum

Protocol to the UPC Agreement
Van de website: Today, October 1st 2015, a protocol to the UPC Agreement has been signed by representatives of member states in the margins on the Competitiveness Council meeting. This protocol will allow some parts of the UPC Agreement to be applied early. This includes final decisions on the practical set up of the Court, for example, the recruitment of judges and testing of IT systems. The provisional application phase will also be used to allow for early registration of opt-out demands.

This is the latest step towards bringing the Unified Patent Court into operation. In practice there is no immediate impact on business, however, the Preparatory Committee aims to complete its work by June 2016 with a view to the UPC opening at the start of 2017.

IEFBE 1527

AQUACLEAN est descriptive et donc dépourvu de caractère distinctif

Cour d'appel Bruxelles 18 septembre 2015 & Hof van Cassatie 21 oktober 2010 & Cour d'appel Bruxelles 16 mai 2008, IEFbe 1527 (Blueplanet contre OBPI)
La marque verbale Aquaclean pour des mélanges destinés à la biodégradation de déchets organiques est descriptive. Le public pertinent est composé non seulement des professionnels mais également des consommateurs désireux de purifier des eaux de citernes ou des piscines. Ils comprendront les mots “aqua” et “clean” dans le sens de “eau” et de “propre”. Le vocable peut désigner la qualité ou la destination des produits. Les termes séparément en la combinaison sont descriptifs de la destination des produits et par conséquent dépourvus de caractère distinctif.

4. (…) Les motifs absolus de refus à l’enregistrement d’une marque doivent être appréciés par rapport aux produits ou aux services pour lesquels l’enregistrement est demandé et par rapport à la perception qu’en a le public pertinent.
Le public pertinent comprendra les mots “aqua” et “clean” dans le sens de “eau” et de “propre”. 

7. Les termes “aqua” et “clean” sont descriptifs de la destination des produits concernés.

Quant au syntagme “aquaclean”, il ne crée pas une impression d’ensemble suffisamment éloignée de celle produite par la simple réunion des indications apportées par les éléments qui le composent.

9. Il découle de l’ensemble de ces considérations que c’est à juste titre que l’OBPI a refusé l’enregistrement dus signe litigieux pour des produits en classe 1.

10. (…) Une marque verbale qui est descriptive des caractéristiques de produits ou de services est nécessairement dépourvue de caractère distinctif au regard de ces mêmes produits ou services.
IEFBE 1526

Deze lettercombinatie heeft nauwelijks zeggingskracht

Hof Den Haag 29 september 2015, IEFbe 1526; ECLI:NL:GHDHA:2015:2616 (Pacogi tegen Balenciaga)
Merkenrecht. Beschikking. Pacogi heeft een Benelux-depot voor woord/beeldmerk ingediend. Balenciaga stelt oppositie in op baiss van haar gemeenschapswoord- en beeldmerken. Het BBIE wijst de oppositie toe. De grote letters van het woordelement BALENGIANNI is dominerend, de lettercombinatie heeft nauwelijks zeggingskracht. Er is verwarringsgevaar vanwege de mate van overeenstemming tussen het teken en de merken, de gelijkheid tussen de betrokken waren alsmede het onderscheidend vermogen van de merken. Beroep wordt afgewezen.

9. Dat oordeel van het BBIE is, naar het oordeel van het hof, ook juist. In het teken is het woordelement ‘Balengianni’ centraal en in grote letters weergegeven; dit springt het meest in het oog en is aan te merken als het dominerende element in het teken. Het element ‘fragrances’ is daaraan ondergeschikt en in kleine letters weergegeven; het is bovendien beschrijvend. In het figuratieve element valt een B te ontwaren. De gespiegelde G ter linkerzijde van deze B is nauwelijks als zodanig te herkennen voor de gemiddelde consument. Dat geldt ook voor de F die zich daartussenin bevindt; dit element van in elkaar gevlochten letters is daarom naar het oordeel moeilijk als lettercombinatie te herkennen, althans twee van de drie letters zijn moeilijk te ontcijferen. Dit element heeft daarom als lettercombinatie nauwelijks zeggingskracht. Naar het oordeel van het hof is het aan te merken als een ondergeschikt element. Al met al wordt de totaalindruk van het teken met name bepaald door zijn dominerende element, het woordelement ‘Balengianni’.

21. Bij de auditieve vergelijking tussen BALENCIAGA en BALENGIANNI komt het naar het oordeel van het hof met name aan op het eerste deel, BAA-LÈN, welke twee lettergrepen identiek zijn en identiek worden uitgesproken. Aangenomen moet immers worden dat het eerste deel meer aandacht krijgt van het relevante publiek. Daar komt bij dat de woorden BALENCIAGA en BALENGIANNI tamelijk complex zijn waarbij het relevante publiek het eerste deel BALEN zal kunnen uitspreken en onthouden, doch veelal zal afhaken bij de resterende delen CIAGA respectievelijk GIANNI, ongeacht hoe (in welke taal) die woorddelen worden uitgesproken. Tezamen genomen is er naar het oordeel van het hof derhalve (in ruime mate) gelijkenis in auditief opzicht.

23. Tezamen genomen is er dus zowel in auditief als in visueel opzicht (in ruime mate) sprake van gelijkenis tussen het bestreden teken en de merken 2 en 3, terwijl begripsmatige gelijkenis niet aan de orde is. Dat betekent dat het bestreden teken en de merken 2 en 3 overeenstemmen. Grief II treft dus geen doel.