IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 1010

UPC IT e-Filing available to test

The prototype e-filing / case management system is now available to test. If you would like to test it and provide feedback please visit https://prototype.unified-patent-court.org/. Testers can supply feedback using the 'BugHerd' feedback application using the button at the bottom right-hand of the screen (this allows you to click on and highlight certain parts of the prototype, such as fields in forms, and write notes about them).

Purpose of the prototype The prototype is being configured using an off-the-shelf product, based on UPC draft Rules of Procedure 13-28, allowing testers to file an infringement claim. Feedback from testers is being used over October and November 2014 to help us continue configuration in an iterative way and to then evaluate lessons to inform the procurement process. The purpose of the prototype is to test the viability of a cloud-based, off-the-shelf, configured system for the UPC, where data is stored by a supplier and can be accessed securely from any location. We are also learning lessons about user-friendliness, and how to ensure the system might support the UPC Rules of Procedure. Further information on the prototype and what we hope it will achieve can be found on the prototype site.

Next steps We will use lessons from the prototype to inform the tender for the UPC e-Filing and case management solution. We plan a full, open procurement process, with publication of the procurement notice in the Official Journal of the European Union in November 2014 and contract award in summer 2015.

IEFBE 1009

Infozines douche-wc's worden slechts vluchtig gelezen

NL Rechtbank van Koophandel Brussel 17 september 2014, IEFbe 1009 (Geberit tegen Alsan)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers, Hoyng Monegier LLP. Merkenrecht. Reclamefunctie. Advertorials. Geberit is producent van sanitaire systemen, waaronder de AquaClean douche-wc. Alsan is een aankoopgroepering waarmee een samenwerking ontstond. In een gratis magazine HERBRON.JE staat een artikel met daarin het 'I love water'-merk in een advertentie die hoofdzakelijk betrekking had op de voor Geberit concurrerende Sensowash. De gemiddelde consument zal de indruk hebben dat de advertentie over de Sensowash douche-wc gaat. Geberit heeft toestemming gegeven voor merkgebruik in vorige edities, maar wel op een correcte manier, i.e. exclusief ter promotie van douche-wc's van Geberit. Een stakingsvordering is nog wel relevant, nu Herbron.je via de website online wordt verspreidt.

De stakingsrechter beveelt de staking van deze inbreuken, en verbiedt in het bijzonder Geberit elk inbreukmakend teken (...) te gebruiken in het kader van hun handelsactiviteiten of anderszins, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend op websites, op de Facebook pagina's die worden beheerd door verwerende partij, op verpakkingen, winkelramen, folders en andere materialen, en dit op straffe van een dwangsom van 10.000 euro per dag in strijd met dit verbod wordt gebruikt vanaf de vijfde werkdag na de betekening van dit vonnis.
IEFBE 1008

BBIE september/OBPI septembre 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 7 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie augustus 2014.

22-09

2008849

LIVE

Live Life

1268185

Gedeelt.

nl

22-09

2008130

GROENE BOEKJE

ING Groen Boekje

1254250

Gedeelt.

nl

12-09

2008668

O2

O2 for you

1264852

Toegew.

nl

10-09

2008685

HELLO!

HELO MAANDELIJKS MAGAZINE

1264619

Toegew.

nl

04-09

2007467

BILLABONG

BillyBo

1240158

Toegew.

nl

29-08

2007125

KINAIR

KINSAR

1095307(int)

Afgew.

fr

29-08

2008465

I see

iSee

1259871

Toegew.

nl

Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.be.

IEFBE 1007

BMM 40 jaar - Jubileumnieuws

De feestelijke editie van het BMM Lustrum komt steeds dichterbij. We ontvingen reeds meer dan 185 inschrijvingen voor het feest op donderdag in Den Bosch. Daartussen bevinden zich ook oud-voorzitters uit de voorbije 40 jaar. Er zijn op donderdag tal van verrassingen gepland en het optreden van een band bestaande uit BMM-leden.

La BMM a été créée il y a 40 ans.
Nous ne pouvons pas laisser cet évènement passer inaperçu! Le Conseil d'administration et la commission Jubilé sont donc heureux de vous inviter à la Réunion jubilaire d'Automne de notre Association qui sera organisée les 6 et 7 novembre 2014 à Bois-le-Duc aux Pays-Bas. Pour vous inscrire: www.bmm.nl/fr/inscription

Bent u nog niet ingeschreven, doe dit dan meteen via bmm.nl/lustrum aan het ledenvoordeeltarief van slechts €100 voor de twee dagen (niet leden betalen €290). Spreek ook af met collega’s of jaargenoten om een tafel te vormen voor het feest. Het secretariaat zal aan de initiatiefnemer die 8 tot 10 namen doorgeeft een tafel toewijzen.

Wij zien er naar uit u op onze 40 jarige Lustrumbijeenkomst te mogen begroeten voor het concert, het lustrumfeest en/of het academisch gedeelte van vrijdag over “Merk en Muziek”.

IEFBE 1006

WIPO-selectie juli-augustus 2014

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures [dossier instanties - WIPO]. Heeft u ideeën over deze rubriek, laat het ons weten: redactie@ie-forum.nl. Ditmaal over:
A) Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij sinds 1983 rechten op de naam “Nationwide” voor autoleningen heeft
B) Door de domeinnaam als familie e-mail te gebruiken sprake van eigen recht/legitiem belang
C) Eiseres kan geen rechten ontlenen aan de term “Bleach stain”
D) Segway-domeinnamen stemmen niet verwarringwekkend overeen met het merk Segway
E) Eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam Challenger-info.com
F) Modeontwerper Plein niet succesvol tegen Peopleinneed
G) Peopleincasinos stemt niet verwarringwekkend overeen met modeontwerper Plein
H) Eigen recht/legitiem belang nu er geen links op de website staan die verwijzen naar eiseres en haar concurrenten
I) De termen “shadi” en “shaadi” hebben een andere betekenis
Deze selectie is samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten
.

WIPO D2014-0655 (nationwideautoapproval.com, nationwideautocredit.com, nationwideautolending.com)  > Complaint denied
A) Eiseres is een verzekeringsmaatschappij die het merk “Nationwide” in 1968 in de VS heeft geregistreerd voor verzekerings- en andere financiële diensten. Hierna volgden nog andere merkregistraties zoals “Nationwide Financial Services” en “Nationwide Financial”. Verweerder (uit de VS) biedt online autoleningen aan. De domeinnamen zijn geregistreerd in de periode 2006 – 2010. Met uitzondering van de domeinnaam <nationwideautoapproval.com> verwijzen alle domeinnamen naar websites van verweerder die autoleningen en financiering aanbieden. Eiseres slaagt er niet in aan te tonen dat de verweerder de domeinnamen te kwader trouw heeft geregistreerd. Volgens de geschillenbeslechter heeft eiseres onvoldoende aangetoond dat zij sinds 1983 rechten op de naam “Nationwide” voor autoleningen heeft. Verweerder heeft op haar beurt weer voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de beschrijvende merknaam – waarvan de geschillenbeslechter wel zegt dat deze een sterke reputatie heeft - van eiseres wegens het beschrijvende karakter voor haar diensten heeft geregistreerd. Eis wordt afgewezen.

“After careful consideration of the totality of facts and circumstances in the record, the Panel concludes that the Complainant has not satisfied its burden of demonstrating that the Respondent registered the disputed domain names in bad faith.4Notwithstanding the acknowledged strength and reputation of the Complainant’s NATIONWIDE mark, a plausible good faith basis for the Respondent’s registration of the disputed domain names has been asserted (and not rebutted), and a sufficient showing has not been made that the Respondent’s proffered explanation more likely than not is a pretext, or that the Respondent’s objective in registering the disputed domain names more likely than not was cybersquatting. As noted earlier, the Policy was not intended to permit a party who elects to register or use a common term or terms as a trademark to bar others from using the common term in a domain name, unless it is clear that the use involved is seeking to capitalize on the goodwill created by the trademark owner. See Match.com, LP v. Bill Zag and NWLAWS.ORG, supra. See also National Trust for Historic Preservation v. Barry Preston, supra.”

WIPO D2014-0676 (repossi.org) > Complaint denied
B) Eiseres is sinds 1988 merkhouder van het internationale merk “Repossi”. Onder dit merk worden door eiseres sieraden verkocht. Verweerder, de heer Mauro Repossi, heeft de domeinnaam op 11 mei 2010 geregistreerd om door zijn familie als e-mailadres te laten gebruiken: […]@repossi.org. Eis wordt afgewezen. Door de domeinnaam als familie e-mail te gebruiken sprake van eigen recht/legitiem belang. Ook geen sprake van kwader trouw.

“The Respondent has submitted evidence that his surname is "Repossi" and that the Domain Name is being used as an email address which reflects his family name for him and members of his family – "[...]@repossi.org", "[...]@repossi.org", "[...]@repossi.org" and "[...]@repossi.org". The Panel finds that this falls within the circumstances in the Policy which establishes that the Respondent has rights or legitimate interests in the Domain Name.”

WIPO D2014-0843 (bleachstains.com, carpetbleachstains.com) > Complaint denied
C) Eiseres stelt dat zij in 2000 begon met de verkoop van een systeem om bleek vlekken uit tapijten te verwijderen via de domeinnaam <bleachstain.com>. Eiseres is van mening dat zij rechten heeft op de naam “Bleach stain”, ook al heeft zij deze niet als merknaam geregistreerd. Zij gebruikt de term bijvoorbeeld voor het unieke vlekverwijderingsproces. Eiseres stelt verder dat nadat zij begon met het voeren van deze term, de term “Bleach stain” steeds meer werd gebruikt. Verweerder heeft de domeinnamen geregistreerd in 2006 en 2012 en biedt onder de domeinnamen tapijtreinigingsdiensten aan. Eis loopt stuk op het eerste vereiste: geen verwarringwekkende overeenstemming met merk. Eiseres kan geen rechten ontlenen aan de term “Bleach stain”. De geschillenbeslechter merkt daartoe een aantal dingen op. Het feit dat de term wordt gebruikt om een uniek systeem te onderscheiden, maakt niet dat de term ook uniek is. Daarnaast is komt de term alleen voor in de domeinnaam, in het e-mailadres en slechts eenmaal in de beschrijving van het systeem. De term is slechts gebruikt om de dienst van eiseres te verwijderen: bleekvlekken verwijderen. Als merk is de term niet gebruikt. 

“Complainant alleges that in October 2000, he began selling a system for repairing permanent stains either caused by carpet color loss or from additional color added. He sold that system on a website having the associated domain name <bleachstain.com>. On the portion of the website provided to the Panel from the WayBackMachine, the only use of "bleachstain.com" was as a domain name, not a trademark. Complainant also alleges on that early website he used the phrase "bleach stain carpet repair" in describing the process. Indeed, he did use that descriptive phrase to describe a "NEW and Improved method for restoring color to regions of missing color on nylon carpet." The phrase "bleach stain carpet repair" was not used as a trademark on the website. Complainant did not provide the Panel with evidence of its use of "bleachstain.com" for the last thirteen years on his company website. If the use is akin to its early usage, then it is solely as a domain name and not as a trademark. Looking at the current website, the only use of "bleachstain.com" is as the website's domain name and in Complainant's email address: "[…]@bleachstain.com". On the Home Page the question is posed: "Have you been searching for a way to repair your bleach stained carpet? … we will help you fix your stained carpet, so it will be back to its original color that it once was when you purchased it." On the Products Page it states: "Unlike most other products that repair bleach coloring stains, our product does not require the consumer to mix or match dyes. There are no color charts used in our repair process. We have made it very simple for everyone to use, since our process restores only the lost ratio of the missing primary color." Accordingly, as used on Complainant's website, "bleachstain" describes Complainant's business and at least one of its products – getting rid of bleach stains on carpets. That term alone or with ".com" has not been used as a trademark.”

WIPO D2014-0670 (segs4kids.com, segs4kids.org, segwaycostarica.com, segwaysantacruz.com, segwayxperience.com) > Complaint denied, transfer in part
D) Eiseres is het bedrijf Segway Inc. dat houder is van meerdere merkrechten op de naam “Segway”. Verweerder was in de periode 2007 – 2010 distributeur van Segway in Costa Rica en gebruikte daartoe de domeinnaam <segwaycostarica.com>. De distributie relatie is bij brief van februari 2011 beëindigd. in de brief wordt verweerder opgedragen het gebruik van de Segway merken te staken. Na het beëindigen van de relatie is verweerder rondleidingen per Segway gaan organiseren in Santa Cruz: Segway Santa Cruz. Hiertoe heeft verweerder de domeinnaam <segwaysantacruz.com> geregistreerd. De overige domeinnamen zijn naderhand ook door verweerder geregistreerd. Onder de domeinnamen <segwayexperience.com>, <segs4kids.com> en <segs4kids.org> hangt geen website. De domeinnaam <segwaycostarica.com> wordt momenteel door de nieuwe distributeur van Segway in Costa Rica gebruikt. Op  De geschillenbeslechter oordeelt over het lot van de verschillende domeinnamen als volgt:

<segs4kids.com> en <segs4kids.org>
De geschillenbeslechter oordeelt dat deze domeinnamen niet verwarringwekkend overeenstemmen met het merk van eiseres. Eiseres bewijst onvoldoende dat de merkrechten zich uitstrekken tot de term “seg”. Eis loopt ten aanzien van deze domeinnamen stuk op het eerste vereiste.

“With respect to the disputed domain names <segs4kids.com> and <segs4kids.org>, the Panel concludes that such names are not identical or confusingly similar to a trademark in which Complainant has rights. While the evidence indicates that Complainant uses the terms "segsolutions" and "segcessories" in connection with its products and accessories, the evidence falls far short of establishing a "seg" family of marks.2 The evidence also falls far short in establishing that Complainant has unregistered trademark rights in the term "seg" itself. As noted in the WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition, paragraph 1.7, to successfully assert unregistered trademark rights, a "complainant must show that the name has become a distinctive identifier associated with the complainant or its goods or services. … [A] conclusory allegation of common law … rights (even if undisputed) would not normally suffice; specific assertions of relevant use of the claimed mark supported by evidence as appropriate would be required." There is no such evidence in this case.”

<segwaycostarica.com>
Deze domeinnaam wordt momenteel gebruikt door de opvolgend distributeur in Costa Rica. In een brief aan de geschillenbeslechter deelt hij mede dat hij de domeinnaam voor $ 1.500,= van verweerder heeft gekocht. Deze heeft de domeinnaam blijkbaar niet overgedragen nu hij nog als houder staat ingeschreven.  Geen eigen recht/legitiem belang, maar geen sprake van kwader trouw: als distributeur mocht de verweerder de domeinnaam immers registreren. Eis wordt ten aanzien van deze domeinnaam afgewezen.

“The Panel concludes that the disputed domain name <segwaycostarica.com> was not registered and is not being used in bad faith. At the time of registration, Respondent was an authorized distributor of Complainant's products in Costa Rica, specifically required to establish an Internet website using the SEGWAY mark and implicitly authorized to include the term "Segway" as part of the domain name.”

<segwaysantacruz.com>
Deze domeinnaam wordt door de verweerder gebruikt voor haar rondleidingen per Segway in Santa Cruz. De domeinnaam is twee maanden na het versturen van de voornoemde beëindigingsbrief geregistreerd. De geschillenbeslechter is van oordeel dat verweerder eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam heeft teneinde haar diensten aan te bieden. Het feit dat in de beëindigingsbrief verweerder is opgedragen het gebruik van de Segway merken te staken doet er niet aan af dat er momenteel onder de regels van de geschillenprocedure sprake is van eigen recht/legitiem belang. Domeinnaam is immers pas nadat de beëindigingsbrief is verstuurd geregistreerd.

“As Complainant notes, however, as a former authorized distributor of Complainant's products, Respondent may be found to have knowledge of Complainant's efforts to control the use of the SEGWAY mark. The issue then arises as to whether such general knowledge bars Respondent from asserting any rights under the Policy.

Upon review of the applicable Policy, the Panel concludes that the Parties' previous relationship does not preclude Respondent from successfully asserting that she and/or her business is commonly known by the disputed domain name <segwaysantacruz.com>, within the meaning of paragraph 4(c)(ii) of the Policy. The Panel notes that the Policy provides that if any of the circumstances set forth in paragraph 4(c) of the Policy is found to have been established, including that one is commonly known by the domain name, such shall demonstrate one's rights or legitimate interests to the disputed domain name. Such language appears clear and, unlike some other provisions of the Policy relating to "rights" and "bad faith," unqualified. Indeed, one may establish rights through the "commonly known" provision even if one has not acquired trademark rights.”

<segwayexperience.com>
Deze domeinnaam wordt niet gebruikt door verweerder. Ten aanzien van deze domeinnaam oordeelt de geschillenbeslechter dat geen sprake is van eigen recht/legitiem belang. Er is wel sprake van kwader trouw gezien de eerdere relatie tussen partijen en de kracht van het merk. Deze domeinnaam moet worden overgedragen. 

“The Panel finds that the disputed domain name <segwayxperience.com> was registered and is being used in bad faith. While Respondent indicates that she continues to consider opportunities to use this domain name, such bare contention is insufficient to avoid a finding of passive holding. Such passive holding, when viewed in the context of the relative strength of the SEGWAY mark and the parties' prior relationship (including Respondent's knowledge of Complainant's contractual right to control use of the SEGWAY mark) supports a finding of the requisite bad faith with respect to the disputed domain name <segwayxperience.com>.”

WIPO D2014-0852 (challenger-info.com) > Complaint denied with dissenting opinion
E) Eiseres, een financiële dienstverlener, is in Australië merkhouder van het merk “Challenger”. Ook in de UK is eiseres onder deze naam actief. Verweerder heeft de domeinnaam in februari 2013 geregistreerd. Verweerder exploiteert onder de domeinnaam een website waarop de eerlijkheid en de ethiek van de CEO van eiseres, de heer Benari, in twijfel wordt getrokken. Klaagsites zijn in principe toegestaan onder de WIPO-procedure. De geschillenbeslechters leggen deze zaak langs de daarvoor geldende criteria en komen daarmee tot de conclusie dat de verweerder een eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam heeft. Eén geschillenbeslechter is het hier echter niet mee eens en is van mening dat de eis moet worden afgewezen. Hij is van mening dat verweerder geen eigen recht of legitiem belang bij de domeinnaam heeft nu de verweerder deze niet gebruikt om te klagen over het merk van eiseres, maar 'slechts' over de CEO. Verweerder heeft zelfs nooit zaken met eiseres gedaan. Interessante dissenting opinion.

“I wholeheartedly agree. The second scenario is not hypothetical, of course. It is this proceeding. Nothing in the record or on the Respondent’s website indicates that the Respondent is or was a customer of the Complainants; in fact the Respondent expressly denies it. His beef is with Mr. Benari, who in addition to his business arrangements with the Respondent happens to be the chief executive officer of the first Complainant. While I will not quarrel with my Australian colleagues about that country’s current concern over proper management of its financial institutions, I simply cannot read the Respondent’s site’s content as criticism of the Complainants. Rather it is a forum for the Respondent to broadcast a private grievance with Mr. Benari, a forum intentionally chosen for the reasons and with the consequences I have noted above. The Respondent’s disclaimer of any ulterior motive and characterization of his site as fair warning to the Complainants’ customers in the Response,1 neither of which may be found on his website, both miss the point and are at best disingenuous.

Legitimate criticism on a topic completely unrelated to a complainant or its mark is not bona fide under paragraph 4(a)(ii) of the Policy, see PepsiCo, Inc. v. “The Holy See,” WIPO Case No. D2003-0229 (food and beverage complainant; anti-abortion website). What about an indirect connection? Would it be legitimate under paragraph 4(a)(ii) to allow a man whose wife is having an adulterous affair with the CEO of a major bank to register and use <majorbank-info.com> to broadcast that fact on the Internet? (“Think twice before you do business with a bank run by a philanderer.”) How about using <internationalcharity-info.org> to air a charge that the local charity officer swindled the domain name owner? (“Why donate to an organization that employs a crook?”) I’d quickly find either such use illegitimate and plain bad faith.”

WIPO D2014-0779 (supportpeopleinneed.org) > Complaint denied
F) Zie samenvatting volgende domeinnaamcase.

WIPO D2014-0778 (peopleincasinos.com) > Complaint denied
G) Eiser is de Duitse modeontwerper Philippe Plein, sinds 2012 houder van het Gemeenschapsmerk “Plein”. De domeinnamen zijn geregistreerd door verschillende verweerders. Beide domeinnamen zijn geregistreerd in 2014. Op de websites die onder de domeinnamen hangen wordt reclame gemaakt voor – vermoedelijk – namaak Philippe Plein kleding. Zo op het eerste gezicht een voor de WIPO-procedure zaak. Echter, de eis loopt, in beide gevallen stuk op de eerste eis: de domeinnamen stemmen niet verwarringwekkend overeen met een merknaam. De domeinnamen bestaan uit een goed lopende zin die 'toevalligerwijs' tevens de merknaam van eiser vormt. Hierdoor is het niet waarschijnlijk dat internetgebruikers de domeinnaam op het eerste gezicht verwarren met het merk van eiser.

“The disputed domain name is not identical with the Complainant’s trademark. The disputed domain name incorporates the Complainant’s PLEIN trademark entirely. However, this is not a typical case where a domain name includes a trademark in its entirety together with a descriptive prefix or suffix, negative term or another trademark. Rather the disputed domain name consists of a meaningful phrase (“support people in need”), and is likely to be pronounced in that way by an Internet user. The trademark (consisting of the last three letters of “people” and the word “in”) appears in the disputed domain name as entered in the web browser.

The WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition (“WIPO Overview 2.0”), paragraph 1.2 states that “The threshold test for confusing similarity under the UDRP involves a comparison between the trademark and the domain name itself to determine likelihood of Internet user confusion. In order to satisfy this test, the relevant trademark would generally need to be recognizable as such within the domain name, with the addition of common, dictionary, descriptive, or negative terms [...] typically being regarded as insufficient to prevent threshold Internet user confusion. Application of the confusing similarity test under the UDRP would typically involve a straightforward visual or aural comparison of the trademark with the alphanumeric string in the domain name. While each case must be judged on its own merits, circumstances in which a trademark may not be recognizable as such within a domain name may include where the relied-upon mark corresponds to a common term or phrase, itself contained or subsumed within another common term or phrase in the domain name (e.g. trademark HEAT within domain name theatre.com.”)”

WIPO D2014-0744 (ritchey.com) > Complaint denied
H) Eiseres is een onderneming die handelt in fietsonderdelen. Zij is actief in de VS onder de naam “Ritchey” sinds 1974. Eiseres heeft ook meerdere merkregistraties onder deze naam. Verweerder heeft de domeinnaam in 2007 verkregen. Voor die tijd verwees de domeinnaam naar een website waarop links naar producten van eiseres en haar concurrenten werden getoond. Sinds 2007 – na het verkrijgen van de domeinnaam door verweerder – worden er geen links meer getoond die zich richten op de fietsbranche. De geschillenbeslechter oordeelt dat de domeinnaam verwarringwekkend overeenstemt met de merknaam van eiser. De geschillenbeslechter oordeelt echter dat verweerder een eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam heeft nu er geen links op de website staan die verwijzen naar eiseres en haar concurrenten. Tenslotte oordeelt de geschillenbeslechter ook nog dat er geen sprake is van registratie en gebruik te kwader trouw. Ritchey is een veelvoorkomende voornaam. Eiseres slaagt er niet in te onderbouwen dat verweerder bij registratie van de domeinnaam haar onderneming in het achterhoofd had. Eis wordt afgewezen.

“In a case where the domain name unequivocally indicated the complainant, such as <ritcheybicyles.com>, the link would be obvious and by purchasing the domain name even as part of a large portfolio the respondent must have intended to target the complainant. However, if the domain name was <brown.com> any business using the name "Brown" would be unlikely to bring a complaint as it would be unclear which "Brown" amongst the many uses of the common surname Brown was meant. There are other businesses out there using the "Ritchey" name and many people called "Ritchey" who might be interested in purchasing <ritchey.com> if they started a business. Upon examining the evidence in this case, unfortunately, the Complainant has failed to show that on the balance of probabilities that it was a Ritchey business in the contemplation of the Respondent at the time of the registration or that the Respondent has any link with the bad faith use made of the Domain Name showing knowledge of the RITCHEY trade mark for bicycles before it was acquired by the Respondent. Further, the Panel agrees with the Respondent that sale of domain names containing common surnames without proof of targeting of a trade mark and use of privacy services are normal business practices and since there has been no suggestion of the Respondent giving false contact details or not participating in these proceedings this is not evidence of bad faith in itself. Finally, the list of other domain names purchased at the same time as the Domain Name are predominately generic and descriptive suggesting, as the Respondent suggests, good faith purchase of a descriptive portfolio.”

WIPO D2014-0932 (shadhi.com) > Complaint denied
I) Eiseres is sinds meerdere jaren merkhouder van merken die de term “Shaadi” en/of “Shaadi.com” bevatten. Verweerder heeft de domeinnaam in 2003 geregistreerd. Ondanks dat de domeinnaam en de merknaam slechts één letter verschillen (de 'a' ontbreekt) komt de geschillenbeslechter tot het oordeel dat de domeinnaam niet verwarringwekkend overeenstemt met een merknaam. De termen “shadi” en “shaadi” hebben een andere betekenis. Andere vereisten worden door eiseres onvoldoende onderbouwd. Eis wordt afgewezen.

“Despite Complainant's assertions, the Panel is not convinced that the Disputed Domain Name is identical or confusingly similar to Complainant's SHAADI Marks. The Disputed Domain Name uses a different word and is therefore not identical to Complainant's Marks. Complainant's use of the word "shaadi," meaning "wedding," corresponds with Complainant's business which consists of match making services. The word "shadhi" used in the Disputed Domain Name has no such corresponding meaning and the terms are notper se confusingly similar. In any event, given the Panel's findings under the second and third element, it is not necessary to make a final determination as to whether the Disputed Domain Name is identical or confusingly similar to Complainant's Marks pursuant to the Policy.”

IEFBE 1005

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de EU-lidstaten

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie, Nederlandse Tweede Kamerstukken II 2014-2015, 22 112, nr. 1911 en 1912
nr. 1911 - Fiche 1: Mededeling bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen. Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Handel, groei en intellectuele eigendom – Strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen.
nr. 1912 - Fiche 2: Mededeling EU-actieplan Handhaving intellectuele Eigendomsrechten. Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten: een EU-actieplan.
Lees verder

IEFBE 1003

Prejudici&euml;le vraag over onbehandelde privacyklacht over Facebook en NSA

Prejudiciële vraag aan HvJ 17 juli 2014, IEFbe 1003, zaak C-362/14 (Schrems) - dossier
Verzoeker Maximilian Schrems heeft de Oostenrijkse nationaliteit. Hij komt op tegen een besluit van de Ierse Commissie gegevensbescherming om een door hem op grond van de Ierse gegevensbeschermingswet in juni 2013 ingediende klacht niet in behandeling te nemen.

Verzoeker is sinds 2008 gebruiker van Facebook. (Veel) gegevens van facebookgebruikers worden doorgezonden naar en bewaard op servers die zich fysiek in de VS bevinden. Verzoeker klaagt dat, in het licht van de onthullingen van Snowden over de activiteiten van de NSA de wetgeving en de praktijk in de VS geen effectieve bescherming bieden op het punt van toegang tot de doorgezonden gegevens. De Commissie oordeelt de klacht rechtens ongegrond wegens het ontbreken van bewijs dat de NSA zich toegang zou hebben verschaft tot verzoekers gegevens (ontbrekend procesbelang) en dat de Europese Commissie in haar ‘safe haven’-beschikking (van 26 juli 2000, nr 2000/520/EG) heeft vastgesteld dat de VS geacht worden een passend beschermingsniveau voor de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, in overeenstemming met RL 95/46. Volgens de Ierse Commissie staat dit communautaire besluit in de weg aan eigen onderzoek naar verzoekers klacht.

De verwijzende Ierse rechter (High Court) verwerpt de exceptie van ontbreken van procesbelang omdat verzoeker zeker gerechtigd is bezwaar te maken tegen een situatie waarin zijn gegevens worden doorgegeven aan een rechtsgebied waar gegevensbescherming te wensen overlaat. Hij stelt vast dat het doorgeven van gegevens aan de VS legitiem en noodzakelijk is in het licht van terrorismebestrijding maar dat (door de onthullingen van Snowden duidelijk is geworden dat) de NSA hierin te ver is gegaan. Er is weliswaar enig toezicht door de Foreign Intelligence Services Court maar dit Hof staat voornamelijk in dienst van de administraties en werkt in het geheim. Unieburgers kunnen er niet terecht. Het is hem uit het hem ter beschikking gestelde bewijsmateriaal duidelijk geworden dat (onder meer) de NSA onbeperkt toegang heeft gekregen tot de aan bedrijven als Facebook doorgegeven persoonsgegevens.
Zowel Facebook als Facebook Ireland heeft zelfcertificeringsbrieven afgegeven in overeenstemming met de ‘Safe Haven’-beschikking. Het Ierse recht verbiedt het doorgeven van persoonsgegevens naar het buitenland behalve wanneer aldaar passende bescherming van de privacy wordt geboden. Het betreft het grondrecht: bescherming van de onschendbaarheid van de woning. Dit grondrecht moet pas wijken voor handhaving van de staatsveiligheid. Hij oordeelt dat gezien de beperkte bescherming in de VS de Ierse Commissie wel verplicht was de zaak te onderzoeken.
Partijen zijn het eens dat de Ierse Commissie de vraag of de bescherming door de derde staat toereikend is moet worden beantwoord in overeenstemming met EU-recht. Of de Ierse Commissie terecht heeft besloten de zaak niet te behandelen hangt af van nadere uitleg van RL 95/46 en het daarop gebaseerde Europese Commissie-safe haven-besluit, alsmede het toepassingsgebied van het Handvest.

Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

„Wanneer bij een onafhankelijke ambtsdrager, aan wie bij de wet de toepassing en de uitvoering van de wetgeving inzake gegevensbescherming is opgedragen, een klacht wordt ingediend dat persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land (in casu de Verenigde Staten van Amerika) waarvan het recht en de praktijk volgens de klager de betrokkenen geen passende bescherming bieden, is die ambtsdrager dan absoluut gebonden aan de communautaire bevinding van het tegendeel [in de beschikking van de Commissie van 26 juli 2000 (2000/520/EG)], gelet op de artikelen 7, 8 en 474 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2000/C 364/01), niettegenstaande artikel 25, lid 6, van richtlijn 95/46/EG?

Of kan en/of moet de ambtsdrager overgaan tot een eigen onderzoek van de zaak in het licht van de feitelijke ontwikkelingen die zich sinds de bekendmaking van die Commissiebeschikking hebben voorgedaan?”

IEFBE 1002

Ook naar buitenlandse uitspraken kijken voor de ogenschijnlijke geldigheid EU octrooi

Hof van Cassatie 12 september 2014, IEFbe 1002 (Syral tegen Roquette Freres)
Uitspraak aangebracht door Fernand de Visscher, Caroline De Baets en Eric De Gryse, Simont Braun. Eerder: IEFbe 794 en IEFbe 616. Beslag inzake namaak. Door te oordelen dat vernietiging van een bepaald luik van een EU octrooi enkel territoriale werking heeft en door definitieve vernietigingsuitspraken van buitenlandse (Engelse) rechtbanken terzijde te laten bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het Belgische luik van het EU octrooi, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht. Het arrest wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen naar het Hof van Beroep te Brussel.

8. (...) Krachtens artikel 138 par 1, van het voormeld Verdrag kan een Europees octrooi met rechtsgevolgen in een Verdragsluitende Staat slechts nietig worden verklaard in de aldaar bepaalde gevallen zodat de geldigheid van een Europees octrooi in elke Verdragsluitende Staat waarvoor het octrooi werd verleend op grond van dezelfde criteria moet worden getoetst.

Hieruit volgt dat, hoewel de nietigverklaring van een Europees octrooi, verleend voor een bepaalde Staat, enkel uitwerking heeft op het territorium van die Staat en dienvolgens geen rechtsgevolgen sorteert in een andere Staat, deze nietigverklaring en de daaraan ten grondslag liggende motieven pertinent kunnen zijn bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het octrooi in een andere staat waarvoor het werd verleend.

10. Door te oordelen dat de vernietiging van een bepaald luik van een Europees octrooi enkel territoriale werking heeft en op die grond de definitieve uitspraken van de Engelse rechtbanken waarbij het Engelse luik van het Europees octrooi nietig werd verklaard, terzijde te laten bij de beoordeling van de ogenschijnlijke geldigheid van het Belgische luik van het Europese octrooi, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht.

Op andere blogs:
Eubelius

IEFBE 1001

Gebruik verslag tot beslag inzake namaak in eender welke procedure beperkt

Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent (afd. Gent) 22 september 2014, IEFbe 1001 (Stereyo)
Beschikking ingezonden door Karen Ottelohe, Advocant. Derdenverzet. Procesrecht. Beslag. Voorzitter "(zoals) in kort geding". Stereyo tekent derdenverzet aan tegen een op eenzijdig verzoekschrift (ex parte) verleende machtiging tot beslag inzake namaak. Zij vordert met succes een verbod om proces-verbaal van beslag inzake namaak vrij te geven en/of te gebruiken in een procedure of kort geding die niet is gericht om beweerde inbreuk op IE-rechten.

11. Bij een verzoekschrift tot beslag inzake namaak of bij een derdenverzet daartegen zetelen wij noch "in kort geding", noch "zoals in kort geding". We zetelen er als voorzitter en onze bevoegdheid als voorzitter is geënt op artikel 588, 15 van het Gerechtelijk Wetboek.

Bovendien bepaalt artikel 702, 4 van het Gerechtelijk Wetboek dat het exploot melding moet maken van de "rechter voro wie de vordering aanhangig gemaakt moet worden" (hier dus de voorzitter). Dit artikel bepaalt neit dat ook melding gemaakt moet worden van de hoedanigheid waarin de rechter dan zeteld.

12. Bijgevolg brengt louter het feit dat het exploot melding maakt van de "voorzitter zetelend zols in kort geding" (in plaats van de "voorzitter zonder meer") niet met zich dat het derdendverzet daardoor ontoelaatbaar zou zijn.

14. Voorafgaandelijk merken wij op dat de bewering van X, als zou de beschikking op haar eenzijdig verzoek een bevestiging inhouden van het feit dat zij het verslag in eender welke procedure kan gebruiken, niet aanvaard kan worden.
IEFBE 1000

Vragen aan HvJ EU over video&#039;s op een subdomein van elektronische krant

Prejudiciële vragen aan HvJ EU, 26 juni 2014, IEFbe 1000, zaak C-347/14 (Tiroler Tageszeitung Online) - dossier
Mediarecht. Verzoekster exploiteert een elektronische krant (Tiroler Tageszeitung Online). Op deze website kunnen via een link naar een subdomein ook video’s worden opgeroepen, in totaal meer dan 300. Deze video’s betreffen korte filmpjes bijvoorbeeld over Lokale gebeurtenissen en evenementen, sportberichten, filmtrailers, knutselhandleidingen voor kinderen, straatinterviews over actuele onderwerpen, of door de redactie geselecteerde video’s van lezers die al dan niet verband houden met het geschrevene.

De Oostenrijkse communicatieautoriteit, KommAustria, verweerster, stelt bij besluit van 9 oktober 2012 vast dat dit subdomein een audiovisuele dienstverlening betreft die valt onder de wettelijke meldingsplicht. Zij ziet geen onderscheid met bijvoorbeeld televisieprogramma’s waarmee om hetzelfde publiek wordt geijverd als voor de video’s. Zij acht de aangeboden dienst op zichzelf staand en niet slechts als aanvulling op de aangeboden teksten. Het betreft een aparte afdeling „Video”, waarin een catalogus van programma’s in de zin van RL 2010/13 met een op zichzelf staand aanbod met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programma’s ter informatie, vermaak of educatie.
Verzoekster gaat in beroep bij het competente onafhankelijke arbitrageorgaan maar dat wordt (op dezelfde gronden) afgewezen. Verzoekster gaat in beroep bij de verwijzende rechter. Zij betwist dat het hier om een zelfstandige dienst gaat, maar slechts om ondersteuning en aanvulling van haar website (de online krant). Het aanbod kan bovendien niet vergeleken worden met televisie-uitzendingen omdat het slechts om korte videofilms betreft.

Volgens de verwijzende Oostenrijkse Verwaltungsgerichtshof is het onomstreden dat verzoekster een dienst in de zin van VWEU artikelen 56 en 57 aanbiedt (mogelijkheid tot het bekijken van programma’s op verzoek). De vraag is echter of deze korte videofilms onder de definitie van programma in artikel 1, lid 1, sub b van RL 2010/13 vallen en welke betekenis moet worden toegekend aan het criterium van de vergelijkbaarheid naar vorm en inhoud met televisie-uitzendingen. Daarnaast moet worden onderzocht of het hoofddoel van het aanbieden van deze video’s in het kader van een elektronische versie van een krant los van het aanbod van de online-krant als geheel mag worden beoordeeld. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Moet artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat de vorm en de inhoud van een te beoordelen dienst kunnen worden geacht vergelijkbaar te zijn met televisie-uitzendingen indien dergelijke diensten ook door televisieomroepdiensten worden aangeboden die als massamedia kunnen worden beschouwd en bestemd zijn voor ontvangst door, en een duidelijke impact kunnen hebben op, een significant deel van het publiek?
2. Moet artikel 1, lid 1, sub a-i, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat voor de beoordeling van het hoofddoel van een aangeboden dienst in de elektronische versies van kranten kan worden uitgegaan van een onderdeel waarin hoofdzakelijk een verzameling korte video’s ter beschikking wordt gesteld, die in andere onderdelen van de website van dit elektronische medium alleen ter aanvulling van schriftelijke bijdragen van de online-krant dienen?