DOSSIERS
Alle dossiers

Merkenrecht - Droit des marques  

IEFBE 1039

Stakingsvordering kauwsticks in een X-vorm

NL Rechtbank van Koophandel Brussel  29 oktober 2014, IEFbe 1039 (Mars tegen Gedon Pet)
Uitspraak aangebracht door Paul Maeyaert en Jeroen Muyldermans, Altius. Merkenrecht. Vormmerk. Modellenrecht. Oneerlijke en verwarringstichtende marktpraktijk. Inbreuk door gebruik te maken van de aangevochten kauwstok (3D-gemeenschapsmerk en Beneluxmodellen 1, 2 en 3). Gedon Pet heeft in België en Nederland snacks op de markt gebracht die eveneens gekarakteriseerd worden door een X-vorm. Deze vorm is niet een gebruikelijke vorm voor deze waren en evenmin functioneel bepaald. De stakingsvordering wordt uitgebreid toegelicht en toegewezen.
Lees verder

IEFBE 1031

Le signe MULTY interdit pour les produits d'entretien

Cour d'appel de Liège 5 juin 2014, IEFbe 1031 (Eco Multy contre Multy Mousse)
Multy group est titulaire de trois marques (contenant le signe) MULTY pour des ustensiles de cuisine et pour des articles de ménage. ECO MULTY vend, quant à elle, toutes les gammes de produits et de machines d'entretien. La Cour d'appel de Liège confirme le jugement entrepris sous l'émendation que la somme allouée en principal à titre de dommage et intérêts est portée à €2.500 et interdit à la SPRL ECO MULTY tout usage du signe "MULTY".
Lees verder

IEFBE 1026

INTA Roundtable on new Trademarks Directive

Presentaties en verslag INTA Roundtable, 8 October 2014. Tomas Westenbroek from BOIP kicked off the Roundtable by giving his view on the new definition of a trademark. The requirement of graphic representation is deleted in the proposals for the new trade mark legislation. However, the requirements as set by the ECJ in the Sieckmann-ruling will still apply, according to Westenbroek. New applications would first have to be examined in light of those requirements, before examining the application further.

He also notices that the ECJ's ruling about the Apple store seems not to be in accordance with the Sieckmann-requirements, since the ECJ considers as follows: 'that the representation, by a design alone, without indicating size of proportions'. Westenbroek also notices that the proposed addition 'or other characteristics' to the grounds of exclusion in the latest compromise proposal may prove interesting with regards to the 'new' trademarks that will be able to be registered under the proposed legislation. The 'new' trademarks such as sound marks, may turn out to be such characteristics.

Lees verder

IEFBE 1023

Geen polo op de fiets

Bijdragen ingezonden door Bas Kist, Chiever. Natuurlijk is een fiets iets anders dan een paard. Daarover bestaat ook bij Ralph Lauren, het bedrijf achter het bekende Polo-merk geen discussie. Echter, dat wil volgens het modeconcern nog niet zeggen dat je, zoals het Engelse bedrijf FreshSide deed, in Europa zomaar een beeldmerk kunt registreren van een fiets met daarop een polospeler die, net als in het bekende merk van Ralph Lauren, zijn polostick in de lucht houdt.

Ralph Lauren tekende bezwaar aan bij het Europese merkenbureau maar kreeg daar nul op rekest. De merken verschillen toch teveel, er is geen gevaar voor verwarring, aldus de Kamer van Beroep. Ralph Lauren pikte het niet ging in hoger beroep. Onlangs bepaalde het Europese Gerecht dat het merkenbureau fout zat: die merken lijken wèl op elkaar [IEF 14228]. Het mag dan om een fiets tegenover een paard gaan, maar bij de gemiddelde consument blijft bij waarneming van een merk toch de totaalindruk hangen en niet de details. En die totaalindruk van deze merken is dezelfde. De Kamer van Beroep van het merkenbureau moet zijn werk nu overdoen en dat betekent zonder enige twijfel het einde van de fietsende polospeler.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Ralph Lauren wil geen polo op de fiets NRC 21-10-2014

IEFBE 1021

Mogelijk prejudiciële vragen over BVIE als posterieur verdrag volgens EEX-Vo

Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEFbe 1021 (Brite Strike)
Nederland. Merkenrecht. Bevoegdheid. Brite Strike Inc. vordert een verklaring voor recht dat gedaagde te kwader trouw BRITE STRIKE heeft laten inschrijven, de nietigheid en de doorhaling van het merk. Gedaagde heeft woonplaats in Luxemburg en er is geen verbintenis die in Nederland is of moet worden uitgevoerd. Partijen mogen zich uitlaten over het stellen van (prejudiciële) vragen over de bevoegdheidsregeling van de EEX-Vo in relatie tot het BVIE en artikel 4.6 en bij welk gerecht. Gewezen wordt op een tussenvonnis (FKP/Spirits, IEF 14088).

4.4. Gezien het vorenstaande en gelet op de verplichting van de rechtbank haar bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen ambtshalve vast te stellen, zijn voor de beoordeling van de incidentele vordering de volgende vragen van belang:
I. Dient het BVIE (op de in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 november 2013, overwegingen 28 - 34 genoemde gronden) te worden aangemerkt als een posterieur verdrag zodat artikel 4.6 BVIE niet kan worden aangemerkt als een bijzondere regeling in de zin van artikel 71 EEX-Vo?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:
II. Volgt uit artikel 22 lid 4 EEX-Vo dat zowel de Belgische, als de Nederlandse en de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen?
III. Zo nee, hoe dient dan in een geval als het onderhavige te worden vastgesteld of de Belgische, dan wel de Nederlandse of de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd is? Kan voor deze (nadere) vaststelling van de internationale bevoegdheid artikel 4.6 BVIE (wél) worden toegepast?
IV. Voor zover met vaststelling van de internationale bevoegdheid niet tevens de relatieve bevoegdheid is vastgesteld, dient dan de relatieve bevoegdheid te worden bepaald aan de hand van het nationale (Belgische, Nederlandse respectievelijk Luxemburgse) recht of dient daarvoor artikel 4.6 BVIE (wél) te worden toegepast?
IEFBE 1019

Stakingsbevel SUPERDRY-merken tegen invoerende tussenpersonen

NL Rechtbank van Koophandel Brussel 8 oktober 2014, IEFbe 1019 (DKH Retail tegen Anex Customs c.s.)
Uitspraak aangebracht door Kristof Neefs, Altius. Tegen dit vonnis is hoger beroep mogelijk. DKH is houdster van diverse SUPERDRY-merken. Verweersters staan ondernemingen bij in de in- en uitvoer van goederen en treedt op als douaneagent die zorg draagt voor de vervulling van douaneformaliteiten en het transport. Douane van Antwerpen heeft ex Verordening 1383/2003 goederen onderschept. De tekens op de producten zijn identiek aan de merken. Staking wordt bevolen en ex 2.22 lid 6 BVIE toegepast op de tussenpersonen. Zonder succes verzoekt de vrijwillig tussenkomende partij om de goederen niet te vernietigen, maar deze terug te sturen. Het is meer dan reëel dat de goederen opnieuw zullen worden getracht te worden verkocht of ingevoerd in de EER.

    p. 13: Tussenpersonen kunnen een stakingsbevel opgelegd krijgen, ook al maken zij zelf geen inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht en zelfs wanneer zij niet aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens de inbreuk die door de eigenlijke inbreukmaker wordt gemaakt. Noch de richtlijn nr. 2004/48, noch de Belgische wetten van 9 en 10 mei 2007 stellen dat een stakingsbevel tegen de tussenpersoon mag worden toegekend op voorwaarde dat de tussenpersoon zou bijdragen tot of deelnemen aan het plegen van de inbreuk, dan wel de inbreuk zou vergemakkelijken of mogelijk maken.

    In hoofde van de tussenpersoon is geen enkel moreel bestanddeel vereist om een stakingsbevel op te lopen. Er dient evenmin enig kwaad opzet aanwezig te zijn. Ook de goede of kwade trouw van de tussenpersoon is irrelevant. Morele bestanddelen spelen immers slechts een rol bij het vaststellen van een burgerrechtelijke en/of strafrechtelijke inbreuk en de gevolgen hiervan (B. Michaux en E. De Gryse, "De handhaving van intellectuele rechten georganiseerd", T.B.H. 2007, p. 638, Vz. KH Antwerpen, 24 februari 2011, jaarboek marktpraktijken 2011, 745).
    (...)
    Door het leveren van hun diensten maakten zij het mogelij dat de inbreukmakende goederen werden ingeklaard en ingevoerd in België en dat zij aldus effectief in het vrije verkeer werden gebracht (t.t.z. dat zij formeel "ingevoerd" werden) binnen de EU om daar uiteindelijk te worden verkocht.
IEFBE 1016

Exclusieve merkenlicentie stoffenmerk ADO

Hof van Beroep Brussel 30 september 2014, IEFbe 1016 (Artex c.s. tegen Zimmer+Rohde c.s.)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers en Carl De Meyer, Hoyng Monegier LLP. Zie eerder IEFbe 729. In 2011 kocht Hunter Douglas van het Duitse ADO-concern de exclusieve rechten op het Gemeenschapsmerk ‘ADO’ voor wat betreft de Benelux. Een jaar later verkocht het Duitse ADO-concern het ADO-Gemeenschapsmerk aan Zimmer +Rohde. Hunter Douglas vordert in Duitsland de omzetting van het ADO-Gemeenschapsmerk in nationale merken en overdracht van het Beneluxgedeelte daarvan. Het Hof oordeelt dat de eerdere verlening van exclusieve rechten aan Hunter Douglas krachtens art. 23(1) Gemeenschapsmerkverordening tegenstelbaar is aan Zimmer+Rohde. Totdat de Duitse bodemrechter zich definitief heeft uitgesproken over de exacte aard van de aan Hunter Douglas verleende rechten in het ADO merk (langdurige exclusieve licentie dan wel eigendomsrechten met betrekking tot het merk in de Benelux) wordt aan Zimmer+Rohde het verbod opgelegd om het ADO-merk te gebruiken op de Belgische markt.
Lees verder

IEFBE 1012

Les droits avaient été cédés en sa qualité d’administrateur

Tribunal de Première Instance FR Bruxelles 20 juin 2014, IEFbe 1012 (M. contre Dune Urbaine)
Décision envoyée par Eric De Gryse, Simont Braun. Appel peut encore être interjeté contre cette décision. Droit d'auteur. Logo. Preuve. L’ASBL Dune Urbaine gère une radio locale dénommée « Radio Kif ». L’ASBL Dune Urbaine et l’un de ses anciens administrateurs, Mr. O., affirment être titulaires des droits d’auteur sur le logo contenant les termes « Radio Kif ». Ces droits avaient été cédés à Mr. O en sa qualité d’administrateur de l’ASBL, et dès lors à l’ASBL elle-même. Mr. O. n’a dès lors aucun droit sur le logo. Le fait que Mr. O. soit en possession du CD-Rom original contenant le fichier source du logo est sans incidence et s’explique par le fait qu’il était, en sa qualité d’administrateur de l’ASBL, le contact privilégié de l’auteur du logo. Le tribunal constate une atteinte aux droits d’auteur sur le logo et en ordonne la cessation:

36 l’asbl Dune Urbaine démontre que Monsieur O. :
- a procédé le 16 octobre 2012 au dépôt du logo dont question comme marque figurative auprès de l’Office Benelux des Marques
- fait usage de ce logo sur le site internet qu’il a ouvert ‘www.kifradio.eu’.
Ainsi Monsieur O. reproduit le logo et procède à sa communication au public, sans avoir obtenu l’autorisation de l’asbl Dune Urbaine à ce propos. Il s’ensuit qu’il contrevient à l’article 1er LDA. C’est dès lors à bon droit que l’asbl Dune Urbaine demande qu’il soit ordonné à Monsieur O. de cesser toute atteinte à ses droits d’auteur sur le logo (reproduction et communication au public). » Mr. O., affirmant être titulaire des droits d’auteur sue le logo litigieux, a introduit une plainte auprès du réseau social Twitter afin de bloquer le compte « @radiokif » de l’ASBL Dune Urbaine. Le Tribunal ordonne que cette plainte soit retirée.

40 (...) Par voie conséquence, il n'y a pas lieu, dans le cadre d'une action fondée sur l'article 87 LDA (qui présuppose que le demandeur soit titulaire de droit d'auteur sur l'oeuvre en question) d'interdire á Monsieur de se prévaloir d'un droit sur les mots 'Radio Kif' et 'Kif Radio'.

Le raisonnement est identique en ce qui concerne la demande formulée par Monsieur d'entendre ordonner à l'asbl Dune Urbaine de cesser de porter atteinte à "son droit sur le signe 'KIF Radio", à défaut pour Monsieur de prétendre et par ailleurs démontret que ce signe tomberait sous la DLA.

Il n'y a dès lors par lieu à examiner plus en profondeur les exceptions d'incompétence soulevée de part et d'autre.

41. L’asbl Dune Urbaine demande qu’il soit ordonné à Monsieur O. de retirer sa plainte auprès de l’organe compétent du réseau social Twitter à l’origine du blocage du compte @radiokif de l’asbl Dune Urbaine, avec demande expresse de rétablir le compte Twitter et prise des mesures nécessaires pour que ce rétablissement puisse être effectué. L’asbl démontre que ce blocage repose sur le fait que Monsieur O. a affirmé aux instances de Twitter être le titulaire des droits sur le logo litigieux, produisant à l’appui de son affirmation le dépôt du logo comme marque figurative auprès de l’office Benelux des marques. Il est dès lors fait droit à la demande formulée, sous peine d’une astreinte … (...)L’ASBL avait fait procéder en 2006 à l’enregistrement du nom de domaine «Radiokif.be ». Mr. O. a fait enregistrer le nom de domaine similaire « Kifradio.eu ». l’ASBL obtient le transfert du nom de domaine « kifradio.eu

52  … Une démarche accomplie dans un souci de vengeance, sans que ne soient entamées les procédures civiles permettant de clarifier la situation, constitue un intérêt illégitime. … L’intérêt de l’asbl pour le nom de domaine en litige est légitime : ce nom correspond à s’y méprendre à la radio exploitée depuis 2006, laquelle connaît un réel déploiement. Il sera dès lors fait droit à la demande de mesure en cessation formulée par l’asbl Dune Urbaine, sous peine d’astreinte de 100 EUR.
IEFBE 1011

PROMARK maakt inbreuk op PREMARK

NL Rechtbank van Koophandel Brussel 17 september 2014, IEFbe 1011 (Vejmarkering tegen ACB-WJ)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Beroep nog mogelijk. Merkenrecht. Oneerlijke handelspraktijk. ACB-WJ maakt met het teken Promark voor voorgevormde thermoplasten merkinbreuk op gemeenschapswoordmerk Premark van Vejmarkering. Ook levert het aanwenden van (quasi-)letterlijke reproducties uit brochures, gebruiksaanwijzingen een oneerlijke handelspraktijk op. Staking van PROMARK en gebruik van identieke uittreksels uit brochures, websites of andere media van Verjmarkering wordt bevolen.

3.7. Gelet op de sterke gelijkenissen tussen het woordmerk Premark en het teken ProMark, die worden gebruikt voor identieke waren, en het zeker onderscheidend vermogen van het merk Premark, kan worden besloten dat er in hoofde van het relevante publiek zoals hierboven bepaald een ernstige kans op verwarring bestaat, en het publiek ten onrechte kan menen dat het om éénzelfde product gaat, of kan menen dat het om verschillende producten van éénzelfde onderneming gaat.

Het feit dat verweersters ook de producten Wish-mark en Play-mark aanbieden verhindert dit verwarringsgevaar niet.

IEFBE 1009

Infozines douche-wc's worden slechts vluchtig gelezen

NL Rechtbank van Koophandel Brussel 17 september 2014, IEFbe 1009 (Geberit tegen Alsan)
Uitspraak aangebracht door Carina Gommers, Hoyng Monegier LLP. Merkenrecht. Reclamefunctie. Advertorials. Geberit is producent van sanitaire systemen, waaronder de AquaClean douche-wc. Alsan is een aankoopgroepering waarmee een samenwerking ontstond. In een gratis magazine HERBRON.JE staat een artikel met daarin het 'I love water'-merk in een advertentie die hoofdzakelijk betrekking had op de voor Geberit concurrerende Sensowash. De gemiddelde consument zal de indruk hebben dat de advertentie over de Sensowash douche-wc gaat. Geberit heeft toestemming gegeven voor merkgebruik in vorige edities, maar wel op een correcte manier, i.e. exclusief ter promotie van douche-wc's van Geberit. Een stakingsvordering is nog wel relevant, nu Herbron.je via de website online wordt verspreidt.

De stakingsrechter beveelt de staking van deze inbreuken, en verbiedt in het bijzonder Geberit elk inbreukmakend teken (...) te gebruiken in het kader van hun handelsactiviteiten of anderszins, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend op websites, op de Facebook pagina's die worden beheerd door verwerende partij, op verpakkingen, winkelramen, folders en andere materialen, en dit op straffe van een dwangsom van 10.000 euro per dag in strijd met dit verbod wordt gebruikt vanaf de vijfde werkdag na de betekening van dit vonnis.