DOSSIERS
Alle dossiers

Merkenrecht - Droit des marques  

IEFBE 2963

Uitspraak ingezonden door Paul Maeyaert, Altius Advocaten.

Inbreuk op Jaguar en Land Rover door gebruik beeld- en woord-merk

27 jun 2019, IEFBE 2963; (JLR tegen Minerva), https://ie-forum.be/artikelen/inbreuk-op-jaguar-en-land-rover-door-gebruik-beeld-en-woord-merk

Voorzitter van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 27 juni 2019, IEF 1874, IEFbe 2963; A/18/02888, (JLR tegen Minerva) JLR is een Britse producent van gezin-, sport-, en terreinwagens onder de merken Jaguar en Land Rover. JLR is titularis van een groot aantal merken die zijn ingeschreven voor voertuigen. In het bijzonder hebben deze betrekking op het woord Jaguar en de afbeelding van een springende jaguar. Minerva is een Belgische groothandelaar van fietsen en fietsuitrustingen, die actief is in een vijftiental landen. Minerva heeft fietsen op de markt gebracht onder het teken Jaguar. Het teken bestaat uit het woord Jaguar én het beeld van een sluipende panter, waarvan door Minerva oorspronkelijk was toegezegd dat het niet zou worden gebruikt. Het gebruik van het gewraakte complexe teken - directe combinatie van het woord Jaguar en het beeld van een jaguar -  door Minerva vormt in het economische verkeer een schending van de merkenrechten van JLR. Dit omdat sprake is van een onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar bij het relevante publiek.

IEFBE 2950

Geen verwarringsgevaar ten aanzien van diensten gericht tot professioneel publiek

HvJ EU - CJUE 20 sep 2019, IEFBE 2950; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/geen-verwarringsgevaar-ten-aanzien-van-diensten-gericht-tot-professioneel-publiek

Gerecht EU 20 september 2019, IEF 18701, IEFbe 2950; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO) Naar aanleiding van de weigering van het verzoek door het EUIPO op grond van een vermeend ouder merk waardoor verwarringsgevaar is ontstaan, is verzoekster - The Logistical Approach - in oppositie gegaan. Betwist wordt de beoordeling van de kamer van beroep van het EUIPO inzake het relevante publiek, de vergelijking van diensten, de vergelijking van tekens en het bestaan van verwarringsgevaar. Er is wel sprake van verwarringsgevaar voor wat betreft de diensten die betrekking hebben op het brede relevante publiek. Echter er bestaat geen verwarringsgevaar ten aanzien van de diensten die gericht zijn tot het professionele publiek.

Aangezien de kamer van beroep, zoals het EUIPO betoogt, in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing heeft geoordeeld dat het verwarringsgevaar evenzeer bestond voor de diensten die zich zowel tot vaklui als tot het grote publiek richten, als voor de diensten die zich uitsluitend tot vaklui richten, kon zij inderdaad om redenen van proceseconomie de identificatie van de gemiddelde consument voor elke betrokken dienst achterwege laten.

28      Deze benadering is echter slechts verenigbaar met de beginselen die met name uit de in de punten 18 en 23 hierboven aangehaalde rechtspraak blijken wanneer de kamer van beroep geen blijk geeft van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het verwarringsgevaar zowel bestaat voor de diensten die zich richten tot een publiek dat bestaat uit het grote publiek met een gemiddeld aandachtsniveau én het professionele publiek met een hoog aandachtsniveau, als voor de diensten die zich uitsluitend richten tot het professionele publiek.

29      Indien het in punt 28 hierboven bedoelde oordeel van de kamer van beroep daarentegen onjuist is omdat enkel voor één van de betrokken publieken verwarringsgevaar bestaat, moet de onderhavige grief van verzoekster daarentegen worden aanvaard en moet de bestreden beslissing op die grond worden vernietigd. De relevantie van de onderhavige grief hangt dus ervan af of het oordeel van de kamer van beroep in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing gegrond is, hetgeen hieronder zal worden onderzocht.

30      In casu heeft de kamer van beroep in de punten 25 tot en met 32 van de bestreden beslissing geoordeeld dat de betrokken diensten dezelfde waren. Verzoekster betwist deze vaststellingen. In dit stadium moet echter om redenen van proceseconomie worden uitgegaan van de hypothese dat de door de conflicterende merken aangeduide diensten dezelfde zijn. Bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar moet worden nagegaan of, uitgaande van deze premisse, de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat verwarringsgevaar bestond (zie de punten 65 tot en met 70 hieronder).

[…]

65      In casu vertonen de betrokken tekens een geringe mate van overeenstemming op visueel, fonetisch en begripsmatig vlak (zie de punten 49, 56 en 61 hierboven). Een van de factoren waarmee bij de beoordeling van het verwarringsgevaar rekening moet worden gehouden, is met name het aandachtsniveau van het relevante publiek voor de betrokken diensten. In casu heeft de kamer van beroep geoordeeld dat een deel van de diensten zich uitsluitend richtte tot het professionele publiek dat blijk geeft van een hoog aandachtsniveau en de tijd neemt om de conflicterende merken te bestuderen.

66      In de veronderstelling dat de betrokken diensten dezelfde zijn, zoals de kamer van beroep heeft geoordeeld (zie punt 30 hierboven), en rekening houdend met het normale onderscheidend vermogen van het oudere merk (zie punt 64 hierboven), had de kamer van beroep het bestaan van verwarringsgevaar moeten uitsluiten, althans voor de diensten die zich uitsluitend richtten tot het professionele publiek, dat blijk zal geven van een hoog aandachtsniveau. Wegens het hoge aandachtsniveau bij de keuze van de betrokken diensten en gelet op de geringe mate van overeenstemming van de betrokken tekens, met name wegens hun verschillende structuren, hetgeen niet aan de aandacht van een bijzonder omzichtig en oplettend publiek zal ontsnappen, kan er immers geen sprake zijn van verwarringsgevaar met betrekking tot de commerciële herkomst van deze diensten.

67      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, anders dan de kamer van beroep in punt 57 van de bestreden beslissing heeft gesteld, de omstandigheid dat vaklui slechts zelden de mogelijkheid hebben om de verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar moeten afgaan op het onvolmaakte beeld dat hun van die merken is bijgebleven, niet tot de conclusie kan leiden dat het beeld van de betrokken merken in casu grotendeels wordt bepaald door hun gemeenschappelijke element „idea”.

68      Hoewel het element „idea” deel uitmaakt van een van de dominerende bestanddelen van het aangevraagde merk en het onderscheidende bestanddeel is van het oudere merk, zal het door de vaklui immers niet worden beschouwd als het enige element aan de hand waarvan de betrokken merken kunnen worden geïdentificeerd.

69      Bijgevolg dient het onderhavige middel te worden aanvaard voor zover het ziet op de diensten van het aangevraagde merk die zich uitsluitend richten tot een professioneel publiek.

IEFBE 2947

HvJ EU: kwade trouw bij verwarringsgevaar hangt af van omstandigheden geval

HvJ EU - CJUE 12 sep 2019, IEFBE 2947; ECLI:EU:C:2019:724 (Koton tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-kwade-trouw-bij-verwarringsgevaar-hangt-af-van-omstandigheden-geval

HVJ EU 12 september 2019, IEF 18692; IEFbe 2947; ECLI:EU:C:2019:724 (Koton tegen EUIPO) Nadal Esteban heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor een teken als Uniemerk, voor waren en diensten van de klassen 25, 35 en 39 (kledingstukken, reclame en transport). Rekwirante, een onderneming die kledingstukken, schoeisel en accessoires produceert en verkoopt, heeft oppositie ingesteld op grond van kwade trouw in verband met oudere merken. Ongeacht het feit dat de tekens overeenstemmen en interveniënt kennis had van de oudere merken van rekwirante, zijn volgens het EUIPO de diensten waarvoor de twee merken zijn ingeschreven in te hoge mate verschillend om van kwade trouw te kunnen spreken. Wat zijn de criteria op grond waarvan kan worden bepaald of sprake is van kwade trouw in een situatie waarin verwarringsgevaar bestaat? Kwade trouw moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarnaast moeten de volgende criteria in acht worden genomen: (i) de vraag of de aanvrager wist dat verwarringsgevaar bestaat, (ii) de commerciële logica achter de indiening van de aanvraag tot inschrijving, en (iii) chronologie van de gebeurtenissen die de inschrijving hebben gekenmerkt. 

IEFBE 2944

HvJ EU: onderscheidend vermogen teken hangt af van alle feiten en omstandigheden

12 sep 2019, IEFBE 2944; ECLI:EU:C:2019:725 (AS tegen Deutsches Patent- und Markenamt), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-onderscheidend-vermogen-teken-hangt-af-van-alle-feiten-en-omstandigheden

HvJ EU 12 september 2019, IEF 18689, IEFbe 2944; ECLI:EU:C:2019:725 (AS tegen Deutsches Patent- und Markenamt) AS verzocht het DPMA om inschrijving van het “#darferdas?“ als merk voor waren, waaronder kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels. Het DPMA stelde dat het teken in kwestie onderscheidend vermogen zou missen. De verwijzende rechter overweegt dat de eis van het onderscheidend vermogen niet inhoudt dat het teken in elk denkbaar gebruik als merk te beschouwen is, maar dat er significante en evidente mogelijkheden bestaan om dat teken zo te gebruiken dat het door het publiek zonder moeite als merk kan worden opgevat. Aangezien twijfels bestaan, vroeg de verwijzende rechter om toetsing van de juistheid van deze overwegingen. Slechts als er geen andere aanwijzingen zijn, moet de vraag of er sprake is van onderscheidend vermogen van een teken, worden beantwoord in het licht van de gebruiksvormen die gelet op de gewoonten van de betrokken economische sector, in de praktijk significant kunnen zijn. In eerste plaats moet echter worden gekeken naar alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook alle waarschijnlijke gebruiksvormen van het teken begrepen.

IEFBE 2935

VZW Max maakt inbreuk op merk Omroep MAX

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 20 dec 2018, IEFBE 2935; (Omroep MAX tegen VZW MAX), https://ie-forum.be/artikelen/vzw-max-maakt-inbreuk-op-merk-omroep-max

Voorzitter van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 20 december 2018, IEF18660, IEFbe 2935 (Omroepvereniging MAX/ VZW MAX) Merkenrecht. Omroepvereniging Max is een Nederlandse publieke omroep op het gebied van radio en televisie. De uitzendingen van Omroep Max worden ook in België uitgezonden. Omroep Max opereert onder de naam “Omroep MAX”, dan wel gewoon “MAX”. Ook de programma’s verwijzen naar de naam. VZW Max is een radiostation die onder de naam Max radio-uitzendingen aanbood. Omroep Max vordert staking van het gebruik door VZW Max met betrekking tot radio-uitzendingen van het teken “MAX”, waardoor sprake is van schending van de merkenrechten in de zin van art. 2.20.1.a BVIE. De vordering wordt toegewezen. Er is sprake van schending van de merkenrechten.

IEFBE 2923

Prejudiciële vragen aan HvJ: hebben ellipsen op bussen en treinen onderscheidend vermogen?

HvJ EU - CJUE 14 jun 2019, IEFBE 2923; C-456/19 (Aktiebolaget Östgötatrafiken), https://ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-hebben-ellipsen-op-bussen-en-treinen-onderscheidend-vermogen

Svea Hovrätt, Patent- och marknadsöverdomstol (Zweden) 14 juni 2019, IEF 18629, IEFbe 2923; C-456/19 (Aktiebolaget Östgötatrafiken) Via MinBuza: Östgötatrafiken (verzoekster) bezit bepaalde beeldmerken, heeft een aanvraag voor een merk gedaan bij het bureau voor intellectuele eigendom in Zweden voor de beschildering van voertuigen op een bepaalde manier. Deze zijn afgewezen, omdat ze louter decoratief zijn en niet als aanduiding van de diensten dienen. Tegen deze beslissing heeft verzoekster beroep ingesteld in eerste instantie, welke is verworpen. In tweede instantie (bij de verwijzende rechter) vordert verzoekster opnieuw dat zij beeldmerken aanvraagt op basis van al eerder ingeschreven beeldmerken. Verwijzende rechter wil weten of positiemerken, omschreven als ellipsen van verschillende omvang in rood, wit en oranje, aangebracht op bussen en treinen waarmee diensten worden verricht, of deze merken onderscheidend vermogen hebben gelet op de rechtspraak van het Hof.

IEFBE 2919

Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC-Legal.

Beperkt onderscheidend vermogen en verwarring ontbreekt WOW

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 26 jul 2019, IEFBE 2919; ECLI:NL:RBROT:2019:6271 (Stichting WOW tegen WOW Lijnbaan), https://ie-forum.be/artikelen/beperkt-onderscheidend-vermogen-en-verwarring-ontbreekt-wow

Vzr. Rechtbank Rotterdam 26 juli 2019, IEF 18611, IEFbe 2919; ECLI:NL:RBROT:2019:6271 (Stichting WOW tegen WOW Lijnbaan) Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Stichting WOW is een onderneming en bestaat uit onder andere hostels en studio’s. Ze is houdster van de WOW-merken. WOW Lijnbaan exploiteert fastfood/takeaway eetgelegenheden. Bij de exploitatie en aanbieden van hun waren en diensten gebruiken zij handelsnamen en tekens met het element WOW erin. Stichting WOW vordert iedere inbreuk van WOW Lijnbaan op haar merk- en handelsnaamrechten te staken, uitdrukkelijk die van het aanbieden van waren of diensten met het element “wow”. Het lukt Stichting WOW niet de inbreuken aan te tonen. De rechtbank wijst het gevorderde af.

IEFBE 2918

Inzage-incident leidt tot strijd goede procesorde

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 24 jul 2019, IEFBE 2918; ECLI:NL:RBDHA:2019:7528 (Abbott tegen Kamstra), https://ie-forum.be/artikelen/inzage-incident-leidt-tot-strijd-goede-procesorde

Rechtbank Den Haag 24 juli 2019, IEF 18609, IEFbe 2918; ECLI:NL:RBDHA:2019:7528 (Abbott tegen Kamstra) 843a Rv-incident. Goede procesorde. Zie eerder [IEF 17126] [IEF 17132] [IEF 18193]. Het gaat in de hoofdzaak om een art. 843a Rv-incident. Kamstra vordert het incident tegen Abbott en is gericht op enige instructie van de hoofdzaak. Het dient echter enkel en alleen de vrijwaringszaak. Dit past niet in het systeem van Rv en leidt tot met de goede procesorde strijdige vertraging in de hoofdzaak en levert in dit geval ook misbruik van recht op, omdat het een op voorhand zinloze vordering is. Voor zover het incident is ingesteld met het oog op het voeren van verweer in de hoofdzaak en een voorgenomen reconventionele vordering, is het een buiten de reikwijdte van artikel 843a Rv vallende fishing expedition. De rechtbank wijst de inzage vordering dus af.

IEFBE 2917

Uitspraak ingezonden door Jeroen Muyldermans en Paul Maeyaert, Altius.

Anders dan EU Gerecht: SPA vrij voor gebruik op cosmetica

Gent - Gand 23 jul 2019, IEFBE 2917; (Kruidvat tegen Spa Monopole), https://ie-forum.be/artikelen/anders-dan-eu-gerecht-spa-vrij-voor-gebruik-op-cosmetica

Hof van beroep Gent 2 juni 2019, IEF 18604 IEFbe 2917 (Kruidvat tegen Spa Monopole) Merkenrecht. Kruidvat is een keten van drogisterijen in onder andere Nederland en België. Spa Monopole produceert Belgisch mineraalwater gekend als ‘Spa’ en commercialiseert dit water onder verschillende benamingen in combinatie met Spa. Kruidvat brengt verzorgingsproducten op de markt onder het merk 'spa secrets' en 'sense of spa'. Centraal staat de vraag of derde partijen vrij gebruik kunnen maken van het teken ‘spa’ op de verpakking van cosmetica, zelfs als onderdeel van het merk. Het Hof oordeelt dat zulk gebruik inderdaad dient ter aanduiding van een kenmerk van de waar, en daarom onder de beperking van artikel 2.23 BVIE valt. Als eerste rechtbank ooit in de Benelux oordeelt het Hof dat de vordering tot merkinbreuk van Spa Monopole dient te worden afgewezen.

IEFBE 2915

Uitspraak ingezonden door Jeff Keustermans en Karel Janssens, & De Bandt, en Hein-Piet van Boxel, Novagraaf.

Gedrag Converse strookt niet met verwachting redelijke procespartij

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 18 jul 2019, IEFBE 2915; (Converse tegen Carrefour), https://ie-forum.be/artikelen/gedrag-converse-strookt-niet-met-verwachting-redelijke-procespartij

Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 16 juli 2019, IEF 18598, IEFbe 2915 (Converse tegen Carrefour) Merkenrecht. Converse is een Amerikaans schoenenfabrikant die schoenen produceert. Carrefour maakt deel uit van de Carrefour Groep. Converse voert diverse procedures over haar merken in Nederland en België. Twee toeleveranciers van Carrefour, Sporttrading en Leisure and Sports Gear NV kwamen vrijwillig tussen in de procedure. Converse stelt dat er sprake is van merkinbreuk op de litigieuze schoenen door Carrefour en vordert onder meer schorsing van de procedure. De vorderingen van Converse worden afgewezen.