DOSSIERS
Alle dossiers

Mediarecht - Droit des médias  

IEFBE 928

Boete Stories TV wegens uitzenden commerciële communicatie

VRM Algemene Kamer 16 juni 2014, IEFbe 928, dossiernr. 2014/143 (VRM tegen Vlamex)
Mediarecht. Productplaatsing. De onderzoekscel van de VRM heeft de uitzendingen van het omroepprogramma Stories TV van NV Vlamex onderzocht. Hierbij heeft zij vastgesteld dat verschillende publireportages niet duidelijk herkenbaar gemaakt werden en dat verschillende programma's productplaatsing bevatten zonder dat dit werd aangeduid, zoals het Mediadecreet voorschrijft. De VRM beslist dat Vlamex een inbreuk heeft begaan. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het feit dat Stories TV reeds eerder voor gelijkaardige inbreuken werd gesanctioneerd en legt een geldboete van 2.000 euro op.

B. Beoordeling.
 
9.1. Uit het onderzoek en de beelden blijkt dat binnen het kader van het programma ‘Mijn huis mooi huis’ een aantal publi-reportages werden uitgezonden.

Er werd vastgesteld dat de ‘publi-reportage’-vermelding hierbij onduidelijk was, waardoor de publi-reportage voor de kijker niet duidelijk herkenbaar was.
 
Hieruit volgt dat Vlamex tijdens de onderzochte periode een inbreuk heeft begaan op artikel 79, § 1, eerste lid, van het Mediadecreet.

9.2. Uit het onderzoek en de beelden blijkt dat bij de programma’s ‘De Ondernemers’, ‘Vlaanderen Actueel’, ‘Sport 40’ en ‘Mijn Huis Mooi Huis’ de aanwezigheid van productplaatsing werd aangegeven door het tonen van een PP-logo.
 
Het PP-logo werd hierbij op onduidelijke wijze vertoond, waardoor de kijker niet duidelijk werd gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing in de betrokken programma’s.


Er werd tevens vastgesteld dat werd aangegeven dat het programma 'Vlaanderen Actueel' productplaatsing bevat door het tonen van een PP-logo bij het begin van het programma. Het logo werd evenwel niet getoond bij het einde van het programma.

Uit bovengenoemde vaststellingen volgt dat Vlamex tijdens de onderzochte periode een inbreuk heeft begaan op artikel 100, § 1, 4°, van het Mediadecreet en op de artikelen 1 tot en met 3 van het besluit van 10 september 2010.
IEFBE 926

Stopzetting procedure na ingebruikname zendmogelijkheid

VRM Algemene Kamer 16 juni 2014, IEFbe 926, dossiernr. 2014/142A, 142B & 142C (VRM tegen Kalmthout FM, Arendonk FM & Trendy Media)
Mediarecht. Radio. De VRM heeft een procedure gestart tegen drie lokale radio-omroeporganisaties omdat ze geen gebruik maakten van de toegewezen zendmogelijkheden. Bij het ongebruikt laten van deze zendmogelijkheden kan de Algemene Kamer de erkenning van een radio-omroeporganisatie schorsen of intrekken. Het gaat om de zenders Kalmthout FM, Arendonk FM en Trendy Media. Omdat ze uiteindelijk in de loop van de procedure toch tot uitzending zijn overgegaan, wordt beslist om de procedure stop te zetten.

Beoordeling
 
8. Uit het controleverslag van de onderzoekscel van de VRM blijkt dat VZW Kalmthout FM [respectievelijk Arendonk FM en Trendy Media] de uitzendingen heeft opgestart. Er is bijgevolg geen reden om een sanctie op te leggen.

OM DEZE REDENEN, BESLIST DE VLAAMSE REGULATOR VOOR DE MEDIA
 
Om de procedure op tegenspraak opgestart tegen VZW Kalmthout FM stop te zetten.

IEFBE 924

Intrekking erkenning lokale radio's wegens niet uitzenden

VRM algemene kamer 16 juni 2014, IEFbe 924, dossiernr. 2014/142D & 142E (VRM tegen VZW FM Overijse & VZW De Hoge Noot)
Mediarecht. Radio. Het betreft twee radio-initiatieven die op 22 juli 2013 erkend werden, maar binnen de in het Mediadecreet voorziene termijn, niet tot uitzending zijn overgegaan. Bij beide initiatieven werd vastgesteld dat geen gebruik werd gemaakt van de toegewezen frequentie. Het Mediadecreet bepaalt dat in geval van het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden of het verkeerd gebruik ervan, de algemene kamer van de VRM de erkenning kan schorsen of intrekken. De VRM meent dat de intrekking van de erkenningen noodzakelijk is om de transparantie van het audiovisuele landschap, waarop de VRM toezicht uitoefent, te vrijwaren.

Beoordeling
8. Uit het rapport van de onderzoekscel blijkt dat VZW FM Overijse geen gebruik maakt van de toegewezen frequentie. VZW FM Overijse werd bijna één jaar geleden erkend en laat de toegewezen zendmogelijkheden tot op heden ongebruikt. (…)

Frequenties zijn een schaars goed en dus dient erover gewaakt te worden dat zij binnen het door de Vlaamse Regering opgestelde frequentieplan maximaal worden benut.

Het bezit van een erkenning als particuliere lokale radio-omroeporganisatie zonder het effectief verzorgen van uitzendingen, staat een optimale invulling van het frequentieplan in de weg.

Ter vrijwaring van de transparantie van het audiovisuele landschap, waarop de VRM toezicht uitoefent, is het dan ook noodzakelijk om de erkenning van VZW FM Overijse in te trekken.

IEFBE 911

Kwaliteitscertificaten beroepsfotograaf ten onrechte ingetrokken door FEP

Nederlandstalige Rechtbank van Eerste Aanleg Brussel 17 juni 2014, IEFbe 911 (Fotograaf tegen FEP)
Uitspraak ingezonden door Bart Van den Brande, Sirius Legal. Mediarecht. Fotograaf. Plagiaat. Kwaliteitskeurmerk. Eiser is een Spaanse beroepsfotograaf die lid is van een regionale associatie verbonden aan een federatie voor beroepsfotografen. Verweerster, de overkoepelende Europese federatie voor beroepsfotografen (FEP), heeft eiser diverse kwaliteitscertificaten toegekend. Eiser raakt op een gegeven moment in een plagiaatgeschil, waarin de FEP wordt verzocht te beslissen. De FEP besluit uiteindelijk geen uitspraak te doen over plagiaat, maar trekt wel de kwaliteitscertificaten van eiser in omdat hij onvoldoende aan de procedure zou hebben meegewerkt. Eiser vordert terecht het opnieuw toekennen van de certificaten. De rechtbank veroordeelt de FEP bovendien tot publicatie van rechtzetting op haar website en drie vaktijdschriften.

Beoordeling
32. Verweerster steunt haar uiteindelijke beslissing tot intrekking van de certificaten op een gebrek aan medewerking van eiser zoals dit volgens haar bestond op het ogenblik van de beslissing van 28 oktober 2011.
(...)
Een ander doet de rechtbank beslissen dat de beroepsfederatie bij deze beslissing eerder geïmproviseerd, niet onpartijdig en onzorgvuldig is te werk gegaan en derhalve niet heeft gehandeld zoals een beroepsfederatie in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld en zoals door eiser mocht worden verwacht.

IEFBE 909

Boete wegens vroegtijdig onderbreken telewinkelprogramma

VRM algemene kamer 26 mei 2014, IEFbe 909, dossiernr. 2014/138A (VRM tegen BVBA VIMN Belgium)
Mediarecht. Telewinkelprogramma. De VRM controleerde de uitzendingen van TMF (1 maart 2014, 16u-22u). Tijdens de onderzochte periode wordt het telewinkelprogramma INTERACTIVE VIDEO uitgezonden. In dit programma worden de kijkers doorlopend uitgenodigd om tegen betaling te sms'en, chatberichten en foto's te plaatsen. Het Mediadecreet laat onder bepaalde voorwaarden telewinkelprogramma's toe. Eén van de voorwaarden is dat de telewinkelprogramma's zonder onderbreking minimaal 15 minuten in beslag nemen. Het programma wordt onderbroken na respectievelijk 10 minuten 39 seconden, na 9 minuten 55 seconden, na 10 minuten 56 seconden en na 14 minuten 17 seconden. De VRM stelt een inbreuk vast en legt een geldboete van 2.500 euro op.

Beoordeling
10.1. Uit de beelden en het onderzoek blijkt dat het telewinkelprogramma ‘INTERACTIVE VIDEO’ tijdens de onderzochte periode binnen de vijftien minuten viermaal werd onderbroken: een eerste maal na 10 minuten 39 seconden, een tweede maal na 9 minuten 55 seconden, een derde maal na 10 minuten 56 seconden en een vierde maal na 14 minuten 17 seconden.
 
Hieruit volgt dat de omroeporganisatie een inbreuk heeft begaan op artikel 82, § 1, 3°, van het Mediadecreet.

10.2. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM enerzijds rekening met de ernst van de inbreuk en het tijdstip van uitzenden en anderzijds met de relatief kleine omvang van de omroeporganisatie en de afwezigheid van kwade trouw. Daarom is een administratieve geldboete van 2500 euro een gepaste sanctie in dit geval.
IEFBE 897

Reportage over Ikea geen commerciële communicatie

VRM algemene kamer 26 mei 2014, IEFbe 897 (Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan)
Mediarecht. Reclame. De VRM ontving een klacht van de Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan. De klacht heeft betrekking op de uitzending van het VTM-programma Telefacts met als onderwerp een reportage over meubelketen IKEA. Volgens de klager bevat het programma verborgen reclame door de overmatige aandacht met publicitair karakter. De algemene kamer stelt dat de klacht ongegrond is.

De algemene kamer beslist dat het gegeven dat in de reportage het merk IKEA herhaaldelijk wordt vermeld en de IKEA-producten worden getoond, niet volstaat om te concluderen dat het om commerciële communicatie gaat. Uit de definitie van commerciële communicatie volgt dat er sprake moet zijn van promotie van een goed, dienst of handelsmerk.

Er is geen sprake van een eenzijdig positieve aandacht of een totaal gebrek aan kritische beoordeling. Integendeel wordt in de reportage evenzeer aandacht besteed aan minder positieve aspecten van de strategie en activiteiten van IKEA, zoals het feit dat veel winkelbezoekers iets kopen, ook al hebben ze niets nodig, de reputatie dat IKEA zich een beetje als een sekte gedraagt voor zijn medewerkers, de productie in lageloonlanden en de onduidelijkheid waar al het gebruikte  hout vandaan komt. Het komt niet aan de VRM toe om – zoals de klager suggereert – te gaan afwegen of de positieve en negatieve aspecten over het bedrijf in een juiste verhouding werden weergegeven, aangezien dit een te verregaande inbreuk zou inhouden op de redactionele vrijheid van de omroeporganisatie.
IEFBE 896

Waarschuwing VIER voor uitzenden niet-conforme sponsorvermelding

VRM algemene kamer 26 mei 2014, IEbe 896 (VRM tegen NV SBS Belgium)
Mediarecht. Sponsorvermelding. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (1 maart 2014, 16u-22u), waaronder VIER. Na het programma 'Scheire en de Schepping' wordt een sponsorvermelding uitgezonden voor 'Otrivine Duo'. Tijdens de sponsorvermelding worden onder meer bewegende beelden, een animatie van de werking van de spray en andere promotionele, visuele elementen getoond. Volgens de onderzoekscel van de VRM krijgt de sponsorboodschap het karakter van een audiovisuele reclameboodschap waardoor ze niet strookt met artikel 2,41°, van het Mediadecreet dat bepaalt wat onder sponsoring moet worden verstaan. De algemene kamer stelt inderdaad dat niet is voldaan aan deze bepaling, omdat de sponsorvermelding specifieke promotionele elementen bevat die aanzetten tot consumptie. De VRM waarschuwt VIER voor deze overtreding.

Beoordeling
In voorliggende zaak gaat het niet om een louter imago-ondersteunende boodschap van de sponsor in kwestie. De sponsorvermelding bevat specifieke promotionele elementen die aanzetten tot consumptie door een voice-over de voordelen, kenmerken en/of eigenschappen van het betrokken product te laten opsommen terwijl deze tegelijk op het scherm verschijnen en worden aangevinkt, dit allemaal in combinatie met beelden afkomstig uit de eigenlijke reclameboodschap. Door de kijker tegelijk auditief en visueel attent te maken op de voordelen, kenmerken en/of eigenschappen van een bepaald product terwijl hierbij beelden uit de reclamespot voor het betrokken product worden gebruikt, wordt de kijker aangezet tot consumptie. Daardoor is niet voldaan aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.

Het verweer dat de sponsorboodschap louter tot doel had meer naamsbekendheid voor de sponsor te winnen, wordt – gelet op het bovenstaande - niet aanvaard.
IEFBE 889

Berichtgeving Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be bevat geen onjuistheden

RvdJ 13 maart 2014, IEFbe 889 (Beuselinck tegen Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be)
Mediarecht. Klager werd vervolgd wegens stalking van een rechter en gerechtspsychiater. Hierover werd in Het Nieuwsblad en op nieuwsblad.be tweemaal kort bericht. Klager voert aan dat deze berichten onjuistheden bevatten. Zo werd in het eerste artikel bericht dat klager de rechter en psychiater gestalkt en bedreigd heeft, terwijl klager toen nog niet veroordeeld was. Ook in het tweede artikel stonden volgens hem fouten. Klager heeft daarover geprotesteerd bij de krant en de website en heeft de publicatie van een recht van antwoord geëist, maar dat werd hem geweigerd. Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be voeren onder andere aan dat de gegevens over de feiten zijn gebaseerd op wat de procureur tijdens de rechtszaak had gezegd. De Raad stelt dat de klacht ongegrond is.

Beslissing
Klager heeft over een periode van meerdere jaren een rechter en een gerechtspsychiater benaderd met brieven die een zeer bedreigende toon hebben. Dat blijkt niet enkel uit de gegevens die tijdens de openbare rechtszitting bekend werden gemaakt en waarover Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be hebben bericht, maar het wordt ook aangetoond door de kopieën van de brieven die klager zelf heeft bezorgd aan de Raad voor de Journalistiek. Er is dan ook geen reden om te concluderen dat Het Nieuwsblad en nieuwsblad.be foutief zouden hebben bericht over de twee zittingen van het proces tegen klager. De Raad voor de Journalistiek is niet bevoegd om zich uit te spreken over de juridische redenen waarom het recht van antwoord van klager niet is opgenomen. Uit de gegevens van de zaak blijkt niet dat het beroepsethisch vereist was om klager een weerwoord te bieden. De artikelen zijn niet onjuist en klager heeft in zijn reactie geen relevante gegevens aangebracht.
IEFBE 888

Reportage gevaar vliegtuigstrepen wijst op complottheorie

Raad voor de Journalistiek 10 april 2014, IEFbe 888 (Vereecke tegen VRT-Koppen)
Mediarecht. Klacht ongegrond. Klager is lid van de zogenaamde Belfortgroep, die in het verleden het gevaar van vliegtuigstrepen al enkele keren onder de publieke aandacht bracht. Voor een reportage over vliegtuigtuigstrepen komt hij hierover aan het woord. Een filosoof geeft in dezelfde reportage commentaar op het standpunt van klager. Klager stelt afspraken te hebben gemaakt per e-mail over de manier waarop het onderwerp zou worden behandeld en dat hij niet als gekke complotdenker gezien wil worden. Echter zou de VRT de voorwaarde die hij aan zijn medewerking had verbonden niet hebben nageleefd. De Raad verklaart de klacht ongegrond, omdat de e-mails geen afspraken zouden inhouden maar slecht een eenzijdige vraag, tevens zou klager voldoende gelegenheid hebben gehad om zijn standpunt toe te lichten, en ook te reageren op de ‘complotstelling' van een professor.

Klacht: Klager voert aan dat hij met de redactie van Koppen afgesproken heeft om mee te werken aan een reportage over vliegtuigstrepen onder één voorwaarde, namelijk dat de problematiek niet zou worden voorgesteld als een complottheorie. Hij moet nu echter vaststellen dat zowel in woordgebruik, in titelkeuze (‘Chemtrails: complot of niet?’), als bij de selectie van de geïnterviewden (professor Braeckman), alles in die sfeer is gepresenteerd en dat wie kritische bedenkingen heeft bij de vliegtuigstrepen werd voorgesteld als een geestesgestoorde.

Over de grond van de klacht
Uit de mailuitwisseling die partijen aan de Raad voor de Journalistiek hebben voorgelegd, blijkt niet dat klager en de redactie van Koppen afspraken hebben gemaakt over de manier waarop het onderwerp van de vliegtuigstrepen zou worden behandeld. Klager heeft weliswaar in twee mails voor de uitzending gevraagd dat dit niet ‘in de sfeer van (gekke) complottheorieën wordt opgediend’ of dat ‘wij als leden van een sekte worden voorgesteld’. Het betreft echter een eenzijdige vraag van klager en geen afspraak, wat een wederzijds akkoord zou impliceren. De VRT ontkent ten stelligste enige afspraak in die zin te hebben gemaakt. In de uitzending zijn de verschillende visies volgens de Raad op een evenwichtige manier aan bod gekomen. Klager heeft uitgebreid de kans gekregen om zijn standpunt toe te lichten, en ook te reageren op de ‘complotstelling van professor Braeckman. De keuze van professor Braeckman om de visie van klager in een context te plaatsen, kan worden verantwoord, gelet op zijn eerdere tussenkomsten hieromtrent.
IEFBE 885

Opname met verborgen camera magistratenbezoek aan tempel toegestaan

Raad voor de Journalistiek 19 juni 2014, IEFbe 885 (Mahieu tegen VRT)
Mediarecht. Verborgen camera toegestaan. Term mogelijke normvervaging. Klacht van toenmalig voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. Aanleiding is een reportage in Het Journaal van 10 januari 2012 over het bezoek van een groep Antwerpse magistraten aan de Indiase Jaïntempel in Antwerpen. De reportage is gemaakt met verborgen camera en brengt verschillende magistraten herkenbaar in beeld. De reportage meldt ook dat het bezoek gepaard ging met een etentje dat volgens de eerste uitnodiging aangeboden werd door het Antwerp World Diamond Center, terwijl er verschillende gerechtelijke onderzoeken liepen tegen de diamantsector. In een duidend commentaar bij de betrokken reportage zegt journalist dat het woord corruptie op dit moment niet aan de orde is, maar dat je wel kan spreken van een mogelijke normvervaging.

Door met verborgen camera te werken, wekt de VRT de indruk dat magistratie criminele daden stelden. De VRT nam de beslissing om te werken met verborgen camera in overleg met de hoofdredactie en de deontologische adviesraad. De Raad is daarom van oordeel dat aan de voorwaarden voor verborgen opnames voldaan is. De term 'mogelijke normvervaging' wordt niet als beroepsethische fout beschouwd.

Klacht Klager zegt dat de reportage van de VRT zijn imago en het imago van de magistratuur in het algemeen schaadt. Door te werken met verborgen camera wekt de VRT de indruk dat de magistraten met hun bezoek criminele daden stelden en contact hadden met criminele diamantairs, terwijl het om een louter cultureel bezoek ging op uitnodiging van de Indiase consul-generaal.

Openlijke opname was niet mogelijk. Het bezoek zou immers anders verlopen zijn als de VRT toestemming voor opname gevraagd had. Ondanks eerdere toezegging werden de personen die in beeld kwamen niet onherkenbaar gemaakt, omdat het bezoek verliep in een professionele context.

1. Over het werken met een verborgen camera (...) Gelet op de gevoelige aard van het onderwerp, met name het feit dat er in dezelfde periode een groot onderzoek gevoerd werd naar fraude in de diamantsector, kon de VRT er vanuit gaan dat het bezoek anders zou verlopen zijn bij openlijke opname of indien er vooraf toestemming voor opname zou zijn gevraagd, en dat een vraag om toestemming bijgevolg weinig zin had.

Het bezoek van de magistraten aan de tempel werd mee georganiseerd door de rechtbank van eerste aanleg en gebeurde in een professionele context. Tegelijk had het scramblen van de beelden de indruk kunnen wekken dat de betrokkenen verdacht waren. Om die redenen was een uitzondering op het beginsel dat bij verborgen opnames betrokkenen niet identificeerbaar mogen zijn, volgens de Raad in dit geval verantwoord. Bovendien heeft de VRT op vraag van klager bij heruitzendingen de betrokkenen onherkenbaar gemaakt.

De VRT nam de beslissing om te werken met verborgen camera in overleg met de hoofdredactie en de deontologische adviesraad.

De Raad is daarom van oordeel dat aan de voorwaarden voor verborgen opnames, zoals omschreven in de richtlijn bij artikel 17 van de Code, voldaan is.

2. Over de bewering van ‘normvervaging’ De reportage over het tempelbezoek werd pas een maand na de feiten uitgezonden, niet in een Panorama-uitzending waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld was, maar als een nieuwsitem, en werd uitdrukkelijk gekoppeld aan nieuwe berichtgeving over een huiszoeking bij het parket. In de commentaar bij het item over het tempelbezoek wordt weliswaar ontkend dat het tempelbezoek en de huiszoeking iets met elkaar te maken hebben. Maar door beide met elkaar in verband te brengen en daarbij de term ‘mogelijke normvervaging’ te gebruiken, wordt het tempelbezoek in een specifieke negatieve context geplaatst. Dit kan echter niet als een beroepsethische fout worden beschouwd.