Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1779

Prejudicieel gestelde vraag: Is transmissie via gemeenschappelijk antenne-installatie met minder dan 500 verbonden deelnemers geen nieuwe uitzending?

HvJ EU - CJUE 26 apr 2016, IEFBE 1779; IEF 15906; IEFbe 1779 (AKM), https://ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-is-transmissie-via-gemeenschappelijk-antenne-installatie-met-minder-dan

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 16 februari 2016, IEF 15906; IEFbe 1779; zaak C-138/16 (AKM)
Over de uitleg van artikel 3(1) en 5 van de InfoSoc-richtlijn. Via Minbuza: Verzoekster AKM (Autoren, Komponisten und Musikverleger) is een overkoepelende organisatie op grond van de Wet op de rechtenbeheerders. Conform de wettelijke regeling staat zij onder toezicht van het Oostenrijkse MinJUS. Verzoekster regelt voor de aangesloten leden de rechten op muziekwerken.
Verweerster Zürs.net exploiteert een kabelnetwerk (in Zürs) via welk radio- en tv-uitzendingen integraal worden doorgegeven aan de abonnees. Het gaat om diverse programma’s, zowel van Oostenrijkse als van Duitse origine, publiek en commercieel, en analoog en digitaal. Verzoekster biedt via een glasvezelnetwerk verschillende diensten zoals internet, tv en telefonie. Het betreft hier (de exploitatie van) een ‘antenne-installatie voor kleine gemeenschappen’ in de zin van de OOS auteurswet, en verweerster breidt deze diensten steeds verder uit. In de programma’s worden ook werken uitgevoerd waarvan verzoekster de rechten beheert. Verzoekster eist informatie van verweerster over het aantal abonnees op verschillende tijdstippen en opgave van de op die tijdstippen doorgegeven programma’s. Zij eist subsidiair een vergoeding voor oorspronkelijk niet uit Oostenrijk afkomstige werken (op grond van de Berner Conventie). Verzoekster stelt dat de uitzonderingsbepaling in de Oostenrijk ten behoeve van kleine gemeenschappen strijdig is met verdragen en het EUrecht en wijst op de herziene Berner Conventie (1967/1971). Kabelexploitanten met niet meer dan 500 aansluitingen voldoen niet aan de vereisten van de ‘tweestapstoets’ op basis waarvan beperkingen slechts bij uitzondering mogen worden toegepast. Zij wijst op de jurisprudentie van het HvJEU, waarin met name is bepaald dat aan de ‘mededeling aan het publiek’ een ruime betekenis moet worden gegeven. Verzoekster twijfelt er niet aan dat de door verweerster geëxploiteerde ‘gemeenschappelijke antenne-installatie’ aan de voorwaarden voor ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van de RL voldoet, zodat verweerster daarvoor toestemming nodig heeft en een vergoeding zal moeten betalen.
De verwijzende Oostenrijkse rechter (Handelsgericht Wien) legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

Moeten artikel 3, lid 1, respectievelijk artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, respectievelijk artikel 11 bis, lid 1, punt 2, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst in de versie van Stockholm/Parijs 1967/1971 aldus worden uitgelegd dat een regeling, waarbij de doorgifte van omroepuitzendingen via “gemeenschappelijke antenne-installaties” zoals die van verweerster in het hoofdgeding
a) niet wordt beschouwd als een nieuwe omroepuitzending wanneer bij de installatie niet meer dan 500 abonnees zijn aangesloten en/of
b) wordt beschouwd als een onderdeel van de oorspronkelijke omroepuitzending wanneer het de gelijktijdige, volledige en onveranderde doorgifte van omroepuitzendingen van de Oostenrijkse omroeporganisatie door middel van binnenlandse leidingen betreft, en deze vormen van gebruik evenmin onder een ander uitsluitend recht van mededeling aan het publiek met een element van afstand in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG vallen, en derhalve niet afhankelijk zijn van de toestemming van de auteur en hiervoor dus ook geen vergoedingsplicht geldt, strijdig is met het Unierecht respectievelijk met het recht van de Berner Conventie als binnen de rechtsorde van de Unie vallende internationale overeenkomst?

IEFBE 1778

HvJ EU: Vordering billijke thuiskopiecompensatie is een verbintenis uit onrechtmatige daad volgens EEX

HvJ EU - CJUE 21 apr 2016, IEFBE 1778; ECLI:EU:C:2016:286 (Austro-Mechana tegen Amazon), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-vordering-billijke-thuiskopiecompensatie-is-een-verbintenis-uit-onrechtmatige-daad-volgens-e

HvJ EU 21 april 2016, IEF 15903; IEFbe 1778; ECLI:EU:C:2016:286 ; C‑572/14 (Austro-Mechana tegen Amazon)
Auteursrecht. Collectief beheer. Zie eerder IEF 14608. Het hof verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 3, EEX-Vo. moet aldus worden uitgelegd dat een vordering strekkende tot betaling van een vergoeding die verschuldigd is krachtens een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij het stelsel van „billijke compensatie” wordt toegepast dat is vastgesteld in artikel 5, lid 2, onder b), van InfoSoc-richtlijn, onder het begrip „verbintenissen uit onrechtmatige daad” in de zin van artikel 5, punt 3, van deze verordening valt.

IEFBE 1761

Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Universiteit Leiden (blog).

Dirk Visser - Will EU copyright law lose all of its public?

Anti-copyright activists, who advocate for their particular vision of a totally free and open internet, often argue that certain court decisions, which they consider limit the freedom to hyperlink, mark the end of internet as they know it. On this occasion, such activists may well rejoice. If the CJEU follows the opinion of the Advocate-General of 7 April 2016 in the GS Media case (C-160/15) the anti-copyright movement can celebrate a serious impairment of copyright protection online, which will have extremely negative consequences for the legal distribution and protection of content online.

It might sound harmless and reasonable enough: “The posting on a website of a hyperlink to another website on which works protected by copyright are freely accessible to the public without the authorisation of the copyright holder does not constitute an act of communication to the public”.

But the Advocate-General goes on to say:

IEFBE 1735

HvJ EU: door inbreuk op IE-rechten benadeelde mag zowel vergoeding van materiële als morele schade vorderen

HvJ EU - CJUE 17 mrt 2016, IEFBE 1735; ECLI:EU:C:2016:173 (Liffers tegen Producciones Mandarina en Mediaset España Comunicación), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-door-inbreuk-op-ie-rechten-benadeelde-mag-zowel-vergoeding-van-materi-le-als-morele-schade-vo

HvJ EU 17 maart 2016, IEF 15784; IEFbe 1735; C-99/15; ECLI:EU:C:2016:173 (Liffers tegen Producciones Mandarina en Mediaset España Comunicación)
Zie eerder IEF 14745 en IEF 15436. Het geschil gaat tussen Christian Liffers, regisseur, screenwriter en producent van film getiteld "Dos patrias, Cuba y la noche" ("Twee vaderlanden, Cuba en de nacht") en Producciones Mandarina en Mediaset España Comunicación (voorheen Gestevisión Telecinco). De laatstgenoemden hebben een documentaire over kinderprostitutie in Cuba gemaakt waarin passages van een documentaire van Liffers zijn opgenomen. Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

IEFBE 1729

Conclusie AG: publiek Wifi-netwerkaanbieder niet voor auteursrechtinbreuk aansprakelijk

HvJ EU - CJUE 16 mrt 2016, IEFBE 1729; ECLI:EU:C:2016:170 (McFadden tegen Sony), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-publiek-wifi-netwerkaanbieder-niet-voor-auteursrechtinbreuk-aansprakelijk

Conclusie AG HvJ EU 16 maart 2016, IEF 15774, IEF be 1729; IT 2013; ECLI:EU:C:2016:170 (McFadden tegen Sony)
Auteursrecht. Aansprakelijkheid. Uit het persbericht: Volgens  advocaat-generaal  Szpunar  is  de  exploitant van een  winkel,  een bar of een hotel  die  het publiek  gratis  toegang verschaft tot  een  wifinetwerk  niet aansprakelijk voor inbreuken op het auteursrecht  die  door een gebruiker  worden  gepleegd. Ofschoon  de  exploitant  een  rechterlijk  bevel  kan  worden  opgelegd om  deze  inbreuk  te  staken  of  te voorkomen,  kan  daarentegen  niet  worden geëist  dat  hij  de  internetverbinding  uitschakelt,  beveiligt met  een  wachtwoord  of  alle communicatie controleert .

Conclusie AG: 

"1)      De artikelen 2, onder a) en b), en 12, lid 1, van [infosoc-"richtlijn elektronische handel”], moeten aldus worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op een persoon die, als nevenactiviteit van zijn economische hoofdactiviteit, een wifinetwerk met internettoegang exploiteert dat hij gratis ter beschikking stelt van het publiek.

IEFBE 1727

Ingezonden door Jolien Barbier & Daan De Jaeger, Monard Law.

ND Watches maakt inbreuk op auteursrecht en merkenrecht Rolex

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 18 dec 2015, IEFBE 1727; (Rolex), https://ie-forum.be/artikelen/nd-watches-maakt-inbreuk-op-auteursrecht-en-merkenrecht-rolex

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 18 december 2015, IEF 15770; IEFbe 1727; A/15/607 (Rolex)
ND Watches is een juwelier en verkoper van tweedehands Rolex horloges. ND Watches maakt inbreuk op de auteursrechten van Rolex. Door diamanten in eenzelfde soort 'golfmotief' op de wijzerplaat aan te brengen, wordt een directe kopie van de horloges van Rolex tot stand gebracht. Daarnaast maakt ND Watches inbreuk op het merkenrecht van Rolex, door golfballen en presentatie-houders met het logo Rolex in zijn etalage te gebruiken. Niet-toegestane wijziging van het uurwerk met niet-originele elementen vormt ook een merkinbreuk. Staking van de inbreuk op de auteursrechten en op de merkenrechten van de vennootschap naar Zwitsers recht ROLEX SA en of de NV Rolex Benelux door horloges te wijzigen.

IEFBE 1717

Vragen aan HvJ EU over btw-afdracht vergoeding blanco dragers

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 21 september 2015, IEFbe 1717; C-37/16 (SAWP)
Via minbuza.nl: Verzoekster is een collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is wettelijk verplichte afdrachten te innen van producenten en importeurs van ‘blanco dragers’ en vervolgens te verdelen over de rechthebbenden. De inkomsten van producent/importeur uit verkoop van de dragers in een bepaald belastingtijdvak vormen de grondslag voor de te betalen vergoeding. De te betalen afdracht wordt doorberekend aan de klant en vormt zo een bestanddeel van de verkoopprijs. Op het moment van verkoop worden de dragers betrokken in de btw-afdracht en ontstaat er (automatisch) een rechtsbetrekking tussen de importeur/producent en SAWP. Verzoekster legt een vraag voor aan MinFIN (verweerder) of de vergoeding aan btw onderworpen is. Zij meent dat geen sprake is van dienstverlening in de zin van de btw-wet, vormt de inhouding geen belastbare handeling en zou die niet aan btw onderworpen moeten zijn. Maar verweerder stelt dat de vergoedingen een beloning vormen voor de diensten van auteursrechthebbenden. Verzoekster stelt beroep in bij de Admin Rb van Warschau tot nietigverklaring van het besluit; de rechter verklaart het beroep gegrond: de vergoedingen houden geen verband met de bescherming van de rechten van auteurs. Het systeem is juist opgezet om een auteur (uitvoerend kunstenaar) in een bepaalde situatie (privégebruik) geen recht heeft op een beloning, hoewel andere personen gebruikmaken van hem toebehorende rechten. De verbintenis tot afdracht van de geïnde bedragen is een eenzijdige. Verweerder stelt beroep in cassatie in bij de verwijzende rechter.

De verwijzende POL cassatierechter erkent dat het HvJEU zich al verschillende keren heeft uitgesproken over het begrip ‘billijke compensatie’ voor reproducties ten behoeve van privégebruik. De legitimatie voor verzoekster tot inning van de vergoeding volgt rechtstreeks uit de wet op het moment dat een feitelijke situatie zich voordoet, namelijk de eigendomsoverdracht. Voorwaarde voor kwalificatie als ‘dienst’ in de zin van RL 2006/112 is dat sprake moet zijn van een ‘prestatie’. De heffing vormt een toeslag op de prijs van de dragers zodat de kosten in feite door de kopers gedragen worden, dat zijn zij die ook voordeel trekken van het kopiëren voor eigen gebruik. De vraag voor de verwijzende rechter is of het verdeelstelsel van de geïnde gelden in de weg staat aan de aanname dat de door verzoekster geïnde vergoedingen in werkelijkheid een beloning zijn voor verrichte diensten en daarmee onderworpen zijn aan de btw. En zo ja of verzoekster dan handelt als belastingplichtige in de zin va RL 2006/112. Hij legt HvJEU de volgende vragen voor:

1) Verrichten auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden een dienst in de zin van de artikelen 24, lid 1, en 25, aanhef en onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) aan producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers van wie collectieve beheersorganisaties voor rekening van eerstgenoemden, maar in eigen naam, bij de verkoop van deze inrichtingen en dragers een vergoeding innen?
2) Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: handelen collectieve beheersorganisaties die een vergoeding innen bij de verkoop van inrichtingen en dragers door producenten en importeurs als belastingplichtigen in de zin van artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) die zijn gehouden deze handelingen te verantwoorden door een factuur in de zin van artikel 220, lid 1, onder 1), van deze richtlijn uit te reiken aan de producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers waarop de over de vergoeding verschuldigde btw is aangegeven, en dienen auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden de ontvangst van de vergoeding op het moment van de distributie ervan te verantwoorden door een btw-factuur uit te reiken aan de collectieve beheersorganisatie die de vergoeding heeft geïnd?
IEFBE 1712

In alle opzichten wijkt de gedecoreerde klomp af van het model

Vzr. Rechtbank Overijssel 22 februari 2016, IEFbe 1712, eerder als IEF 15729; ECLI:NL:RBOVE:2016:600 (Modelrecht gedecoreerde klompen)
Uitspraak ingezonden door Martijn Kortier, Kienhuis Hoving. Eiser heeft een Benelux modelrecht laten registreren voor 'decoratieve klompen voorzien van sierstenen' en ziet dat Chopra ook gedecoreerde klompen te koop aanbiedt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit moet worden gegaan van de modelregistratie en dat die registratie zich, gelet op de beschrijving en de bijgevoegde tekening, niet (mee) uitstrekt tot het voorkomen van een klomp. Er is een andere algemene dan wel totaalindruk dan het geregistreerde model. In alle opzichten, materialen(soorten) van klomp en steentjes en decoratie(dessin) wijkt de klomp van Chopra immers (te) veel af van het model voor een auteursrechtinbreuk. Vorderingen worden afgewezen.

4.9. Ingevolge artikel 3.1. van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) wordt het uiterlijk van een voortbrengsel afgeleid uit de kenmerken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur of de materialen van het voortbrengsel zelf of de versiering ervan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordeling in dit geschil uit moet worden gegaan van de modelregistratie en dat die registratie zich, gelet op de beschrijving en de bijgevoegde tekening, niet (mee) uitstrekt tot het voorkomen van een klomp. Gelet op de beschrijving van het product en de features en op de bijbehorende representation gaat het immers om (een geheel van) decorations voor een klomp in de daarbij vermelde kleuren. De klompvorm is slechts indicatief (met een stippellijn) en kleurloos weergegeven op de tekening.

4.10 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan (...) redelijkerwijze niet staande worden gehouden dat het product van Chopra eenzelfde algemene dan wel totaalindruk wekt als het model van Eiser.
Daarbij kan er zelfs nog van worden afgezien dat beide producten geen (niet in alle gevallen bij de afbeeldingen van Chopra direct zichtbare) overeenkomst vertonen wat betreft textuur en materiaal van de klompen zelf, welke verschillen Eiser immers zelf reeds heeft bevestigd.

4.15 (...) De klomp van Chopra afgezet tegen de klomp volgens het geregistreerde model, brengt de voorzieningenrechter in ieder geval tot het voorlopig oordeel dat niet gesproken kan worden van een auteursrechtelijk inbreuk. In alle opzichten, materialen(soorten) van klomp en steentjes en decoratie(dessin) wijkt de klomp van Chopra immers (te) veel af van het model (...)

IEFBE 1701

Conclusie AG over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum

Conclusie AG HvJ EU 23 februari 2016, IEFbe 1701; ECLI:EU:C:2016:109 (Reha Training tegen GEMA)
Auteursrecht. Collectief beheer. Prejudiciële vragen gesteld over mededeling aan publiek van recreatieruimte van revalidatiecentrum [IEFbe 1327]. Conclusie AG:

1) Het begrip ‚mededeling aan het publiek’ als bedoeld in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, en in artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, moet worden bepaald aan de hand van dezelfde beoordelingscriteria.

2)In een situatie als in het hoofdgeding aan de orde kan zowel artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 als artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 worden toegepast.

3)Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 moeten aldus worden uitgelegd dat in een situatie als in het hoofdgeding aan de orde, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen plaatst waarnaar hij een zendsignaal doorgeeft zodat zijn patiënten televisieprogramma’s kunnen bekijken, sprake is van een ‚mededeling aan het publiek’.

Gestelde vragen IEF 14939:

1. Wordt de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 en/of in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115 steeds beoordeeld volgens dezelfde criteria, namelijk dat
• een gebruiker met volledige kennis van de gevolgen van zijn gedrag handelt om derden toegang tot het beschermde werk te verlenen die deze zonder zijn tussenkomst niet hadden gehad,
• onder „publiek” een onbepaald aantal potentiële ontvangers wordt verstaan en dit verder moet bestaan uit een vrij groot aantal personen, waarbij er sprake is van „onbepaaldheid” wanneer het gaat om „personen in het algemeen” en dus niet om personen die tot een private groep behoren, en met „een vrij groot aantal personen” wordt bedoeld dat een zekere deminimisdrempel moet worden overschreden, en een te klein of zelfs onbeduidend aantal personen dus niet voldoet aan het criterium, waarbij het in dit verband niet enkel relevant is hoeveel personen tegelijk toegang hebben tot hetzelfde werk, maar ook hoeveel personen er opeenvolgend toegang toe hebben;
• het werk wordt medegedeeld aan een nieuw publiek, dit wil zeggen aan een publiek waarmee de auteur van het werk geen rekening heeft gehouden wanneer hij toestemming heeft verleend voor het gebruik ervan via de mededeling aan het publiek, tenzij de latere mededeling gebeurt volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze voor de oorspronkelijke mededeling en
• het niet onbelangrijk is of de betrokken gebruikshandeling een winstoogmerk heeft, en of het publiek ontvankelijk is voor deze mededeling en deze niet louter toevallig „opvangt”, waarbij dit geen dwingende voorwaarde is voor een mededeling aan het publiek?

2. Moet in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, de vraag of er sprake is van een mededeling aan het publiek worden beoordeeld op grond van het begrip „mededeling aan het publiek” van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115, wanneer met de televisie-uitzendingen die kunnen worden bekeken de auteursrechten en de naburige rechten van een groot aantal betrokkenen, in het bijzonder componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers, maar ook uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en auteurs van literaire werken en hun uitgeverijen worden getroffen?

3. Is er in gevallen zoals in het hoofdgeding, waarin de exploitant van een revalidatiecentrum in zijn ruimtes televisietoestellen installeert, daarnaar een zendsignaal doorgeeft en er zo voor zorgt dat de televisie-uitzendingen kunnen worden bekeken, sprake van een „mededeling aan het publiek” overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 of overeenkomstig artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115?

4. Wanneer voor gevallen zoals in het hoofdgeding wordt bevestigd dat er sprake is van een mededeling aan het publiek in die zin: Handhaaft het Hof zijn rechtspraak dat er in het geval van mededeling van beschermde fonogrammen in het kader van radio-uitzendingen voor patiënten in een tandartspraktijk (zie arrest SCF van 15 maart 2012, C-135/10, EU:C:2012:140) of soortgelijke inrichtingen geen sprake is van een mededeling aan het publiek?

Op andere blogs:
IPKat

IEFBE 1698

Auteursrecht en inkomstenbelastingen

Jeff Keustermans, Peter Blomme en Evelien D'Hauwe, Auteursrecht en inkomstenbelastingen. Beschouwingen vanuit de auteursrechtpraktijk, Tijdschrift voor Fiscaal Recht, aflevering 494 van 15 januari 2016, p. 62-84.
Op basis van de wet van 16 juli 2008 zijn inkomsten uit auteursrechten onder bepaalde voorwaarden onderworpen aan een gunstig fiscaal regime. Deze wet heeft al heel wat stof doen opwaaien aangezien belastingplichtigen graag van dit gunstig regime profiteren, terwijl de administratie deze wet graag zo restrictief mogelijk interpreteert, en dit met momenten ook contra legem. Zelfs naar aanloop van de 8ste verjaardag van de wet, bestaan er nog vele onduidelijkheden. De auteurs bekijken het fiscale regime van de inkomsten uit auteursrechten vanuit het perspectief van het auteursrecht teneinde zo enkele pijnpunten bloot te leggen en mogelijke oplossingen voor te stellen vanuit de algemene principes van het auteursrecht. (...)
Lees verder