Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1456

Logiciel Ogone non protégeables par droit d'auteur

Cour d'appel Bruxelles 19 mars 2015, IEFbe 1456 (D contre Ingenico E-Commerce Solutions)
Droit d'auteur - programma d'ordinateur - idées et fonctionnalités - non protégeables. D est informaticien et co-auteur du logiciel Ogone, (une plateforme de paiement sécurisé online). Le président du tribunal de commerce de Bruxelles reçoit les demandes mais les dit non fondées. D. ne justifie pas d'avantage que l'architecture du programme serait marquée par sa personnalité. La structure dont les caractéristiques ont été rappelées ci-avant n'est que la description de ces fonctionnalités. D. ne démontre pas que cette conditon qui implique un certain degré de concrétude des travaux préparatoires de conception serait satisfaite. La protection par le droit d'auteur ne peut lui être reconnue.

14. (...) Outre qu'une idée (in casu, celle "de faire fonctionner cette structure de paiements, avec un tiers de confiance, sur internet") n'est pas un service ou un produit, M. D. ne justifie ni d'un droit intellectuel ni de circonstances contraires aux exigences des usages honnêtes en matière commerciale ni d'un investissement important dans une création à valeur économique.
IEFBE 1457

Assortimentenlogo's in catalogi wijken af

Hof van beroep Brussel 30 maart 2015, IEFbe 1457 (Selfmatic tegen Brainbox)
Auteursrecht. Catalogus. Art. 97 en 104 WER. In de cataloog van Brainbox worden assortimentenlogo's gebruikt. Selfmatic gebruikt soortgelijke logo's. De Voorzitter van de Rb KH Brussel [IEFbe 857] nam auteursrechtinbreuk aan op adaptaties van vierkante Brainbox-pictogrammen, parasitaire mededinging en misleidende reclame. Het hof opnieuw recht doende verklaart de vordering van Brainbox ongegrond. De voorpagina's maken een conceptueel verschillende totaalindruk. De assortimentlogo's zijn samengesteld uit een gekleurd vierkant met een pictogram en een benaming van het assortiment in het wit. In de vergelijking wijken pictogram, woorden en kleuren van elkaar af.

14. (...) Het hof besluit dat voor zover er sprake was van een eigen intellectuele schepping van de auteur van de assortimentlogo's die gebruikt worden door Brainbox, er daarop geen inbreuk werd gepleegd door de gelaakte assortimentlogo's die gebruikt worden door Selfmatic.
IEFBE 1455

Le metteur en scène au spectacle Dracula n'a pas un droit d'auteur

Cour d'appel Bruxelles 12 mars 2015, IEFbe 1455 (Del Diffusion Villers contre B)
Droit d'auteur et droits voisins - metteur en scène - conditions et effets. Del Diffusion engage B pour assurer la mise en scène du spectacle Dracula. La rénumération prévue est €3.000 par mois. De Diffusion se réserve le droit d'enregistrer ou de filmer elle-même pour constituer des archives. Le premier juge constate (à bon droit) que la preuve de l'existence d'un droit d'auteur n'est pas rapportée; il condamne Del Diffusion à payer à titre de droit voisins 1% de la recette brute HTVA de €530.000,00. Il se déduit de l'accord de M.B. de communiquer son interprétation au public. Dès lors que la prestation de M.B. n'a fait l'objet d'aucune reproduction ou fixation postérieure (...) en ce que la demande s'appuie, à titre subsidiaire, sur les droit voisins, elle n'est pas fondée. La Cour réforme les jugements en ce qu'ils statuent sur la demande introduite de se voir reconnaître des droit voisins pour sa prestation de metteur en scène du spectacle Dracula.
Lees verder

IEFBE 1449

Vragen aan HvJ EU over wettelijke collectieve vertegenwoordiging voor out-of-print books

Prejudiciële vraag aan HvJ EU 19 juni 2015, IEFbe 1449; zaak C-301/15 (Soulier et Doke)
Verzoekers komen op tegen een wetswijziging waarmee wordt beoogd niet meer commercieel geëxploiteerd en daardoor voor het publiek ontoegankelijk geworden schriftelijk erfgoed te ontsluiten door de digitale exploitatie te bevorderen van werken die zijn verveelvoudigd in vóór 1 januari 2001 in Frankrijk gepubliceerde boeken die niet meer door een uitgever op de markt worden gebracht en niet op papier of in digitale vorm verkrijgbaar zijn.

MinCultuur benoemt een erkende auteursrechtenorganisatie die bevoegdheid krijgt om toestemming te verlenen voor de reproductie of weergave in digitale vorm van deze boeken na een termijn van zes maanden, gerekend vanaf het moment van inschrijving ervan in een openbare, onder de Bibliothèque nationale de France ressorterende gegevensbank. Het recht van verzet voor auteurs wordt (in principe) beperkt tot zes maanden na de inschrijving. Verzoekers stellen bij verzoekschrift van 02-05-2013 bevoegdheidsoverschrijding en eisen vernietiging van het decreet. Zij achten het decreet onverenigbaar met de Berner Conventie met name vanwege ontbrekende rechten voor rechtsopvolgers van auteurs. De beperking van het uitsluitende recht van de auteur van een beschermd werk in de zin van de Conventie om toestemming te verlenen voor reproductie voldoet niet aan de ‘driestappentoets’ van de Conventie, de TRIPsovereenkomst, de WIPO en van RL 2001/29. De onderliggende FRA wet waarop de voorwaarden zijn gebaseerd achten zij in strijd met VWEU artikel 26 en 56, en met RL 2006/123. Het grondwettelijk Hof heeft eerder geoordeeld dat er geen strijd is met de FRA Gw.

De verwijzende FRA rechter (RvS) wijst de meeste voorgedragen middelen af. Ook de klacht over schending van RL 2006/123 wijst hij af naar aanleiding van arrest C-351/12 (RL niet van toepassing op diensten van organisaties voor het collectieve beheer van auteursrechten). Hij vraagt zich wel of de FRA regeling verenigbaar is met de artikelen 2 en 5 van RL 2001/29 en besluit daarover de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:

“Verzetten bovengenoemde bepalingen van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij zich ertegen dat een regeling als die welke in punt 1 van deze beslissing is onderzocht, de uitoefening van het recht om toestemming te verlenen voor de reproductie en de weergave in digitale vorm van “niet meer verkrijgbare boeken” toevertrouwt aan erkende auteursrechtenorganisaties, terwijl zij de auteurs van deze boeken of hun rechthebbenden de mogelijkheid biedt die uitoefening onder de door haar bepaalde voorwaarden te beletten of te beëindigen?”
IEFBE 1443

La communication de l’œuvre sur un « mur » Facebook n’était pas limitée à un cercle restreint d’intimes

Cour de cassation de Belgique 24 juin 2015, IEFbe 1443 (L.P. contre Le Bord De L'Eau)
Droit d'auteur. TIC. Aux conclusions soutenant que, diffusée sur Facebook à des fins exclusivement personnelles, l’œuvre littéraire n’était accessible qu’à un cercle fermé de personnes déterminées et acceptées comme amies, l’arrêt répond que le demandeur l’a reproduite en en mettant le texte en ligne, par le biais d’un message sur son « mur » mais qui comportait un lien permettant d’accéder à l’intégralité du texte. Il ajoute, d’une part, qu’ainsi le livre pouvait être diffusé potentiellement à un nombre multiple d’internautes et, d’autre part, qu’il existait un accès direct au site Internet de la maison d’édition du demandeur. Il en déduit que ce dernier devait savoir que son message informatique atteindrait une plus large communauté d’internautes que ses quelques amis.

Par ces constatations, les juges d’appel ont pu légalement considérer que la communication de l’œuvre n’était pas limitée à un cercle restreint d’intimes.

Le moyen ne peut être accueilli.

(...)
L’établissement d’un lien permettant de télécharger une œuvre protégeable par le droit d’auteur est une communication publique qui ne peut intervenir sans l’accord du titulaire des droits, sauf si cette œuvre est librement accessible sur un autre site.
Soutenant le contraire, le moyen manque en droit.

(...)
Le juge apprécie en fait l’existence et l’importance d’un dommage tant matériel que moral.

L’arrêt considère que le dommage moral résultant de la contrefaçon de l’œuvre résulte respectivement pour les défendeurs de l’atteinte portée à l’image de l’éditeur et celle de l’auteur. Quant au dommage matériel, il le déduit de la possibilité offerte aux internautes de se procureur gratuitement en ligne la copie intégrale du livre.

Tout en considérant que les préjudices matériels ne pourraient s’apprécier sur la base de ventes manquées durant les quarante-huit heures que dura la communication illégale de l’œuvre protégée, l’arrêt recourt, en ce qui les concerne, à une évaluation ex aequo et bono.
(...)
En rejetant la demande des défendeurs visant à calculer leur préjudice matériel en se fondant sur un nombre d’exemplaires du livre vendus, alors que ce chiffre était contesté par le demandeur, et par les considérations précitées, les juges d’appel ont répondu, sans contradiction, aux conclusions du demandeur, sans être tenus de rencontrer l’argument selon lequel une personne animée de haine ne peut faire valoir un préjudice moral.
IEFBE 1439

Enkel gebruik van modelbrieven en software niet onwettig en onrechtmatig

Hof van Beroep Gent 13 april 2015, IEFbe 1439 (Derous Ben bvba tegen Archiline N.V.)
Auteursrecht. Datadank. Software. Eiser heeft veiligheidscoördinatieprojecten voor gedaagde verzorgd op basis van mondelinge afspraken. Derous Ben schrijft een factuur, die blijft onbetaald. Archiline meent dat Derous Ben zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van software en gegevens waarop auteursrechten zouden zitten. De bewijslast ex artikel 870 Ger. Wb rust bij Archiline. Met enkel het gebruik van modelbrieven en van één of meerdere computerprogramma's en databankenmet gegevens voor veiligheidscoördinatoren is niet onwettig of onrechtmatig. Van onrechtmatig afwerven van cliënteel of parasitaire aanhaking wordt geen bewijs bijgebracht.

11. De samenwerking tussen partijen werd beëindigd onder de titel "Opvolging werven door bvba Ben De Rous" met de motivering "Na overleg hebben wij besloten om voorlopig niet langer beroep te doen op de bvba Ben De Rous voor de opvolging veiligheidscoördinatie en dit wegens economische redenen. (...)" De redenb voor de beëindiging is dus niet de eventuele schending van gemaakte afspraken omtrent het gebruik van de software en gegevens, maar wel niet nader aangeduide economische redenen.

Enkel uit het gebruik van de modelbrieven van Archiline en van één of meerdere computerprogramma's en databanken met onder meer gegevens voor veiligheidscoördinatoren kan niet worden afgeleid dat de bvba Derous Ben onwettig of onrechtmatig zou hebben gehandeld.

Het is mogelijk dat de bvba Archiline andere verwachtingen had van de samenwerking dan de bvba Derous Ben. Onrechtmatig handelen onder enige vorm vanwege de bvba Derous Ben is evenwel niet aangetoond.
IEFBE 1429

Vragen aan HvJ EU: Is het begrip kabel technologieneutraal?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 2 juni 2015, IEFbe 1429; zaak C-275/15 (ITV Broadcasting tegen TV Catchup)
Mediarecht. Telecom. Auteursrecht. Verzoeksters zijn commerciële omroepen. Verweerster TVCatchup levert diensten voor live streaming op internet van uitzendingen van zowel verzoeksters als van de BBC-zenders. Verzoeksters hebben beroep ingesteld tegen verweersters activiteiten wegens inbreuk op hun auteursrechten. Dit leidde tot zaak [IEF 12409] waarin het HvJEU besliste over de vraag naar betekenis van de term “mededeling aan het publiek” dat inbreuk was gemaakt op verzoeksters’ auteursrecht voor zover er sprake was van mededeling aan het publiek. De verwijzende rechter (High Court, oktober 2013) oordeelde echter tevens dat verweersters zich konden beroepen op de Copyright Designs and Patents Act 1998 (CDPA) waarin is bepaald (zoals gewijzigd ter uitvoering van RL 2001/29/EG) dat „indien een uitzending via de ether vanuit een plek in het VK wordt ontvangen en onmiddellijk wordt wederdoorgegeven via kabel [...], geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht, indien en voor zover die uitzending is bedoeld voor ontvangst in het gebied waarin zij per kabel wordt doorgegeven en deel uitmaakt van een ‘in aanmerking komende dienst’ (qualifying service)” en “het auteursrecht op enig in de uitzending opgenomen werk wordt niet geschonden indien en voor zover de uitzending bedoeld is voor ontvangst in het gebied waarin zij per kabel wordt wederdoorgegeven”. ‘In aanmerking komende dienst’ omvat uitzending via zendmasten van de omroepen ITV, Channel 4 en Channel 5.

Verzoeksters hebben hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld omdat zij menen dat het verweer in de CDPA geen internetuitzendingen omvat (wel kabel). Zij stellen dat het begrip ‘kabel’ in de EUregelgeving (RL 2001/29) nauwkeuring is omschreven. Het zinsdeel ‘toegang tot de kabel van omroepdiensten’ ziet op het verschaffen van toegang door omroepdiensten tot kabelnetwerken (de ‘doorgifteverplichting’ uit RL 2002/22) en ziet niet op de uitzondering voor het ontvangstgebied. Verweerster stelt dat het zinsdeel verwijst naar bepalingen van nationaal recht die op het tijdstip van de RL reeds bestonden en toelaat dat die bepalingen ook na de RL in stand kunnen blijven. De zaak is bij uitspraak van 26-03-2015 geschorst in afwachting van het oordeel van het HvJEU.

De verwijzende VK rechter (Court of Appeal of England and Wales) legt het HvJEU de volgende vragen voor met betrekking tot de uitleg van artikel 9 van richtlijn 2001/29/EG, en in het bijzonder van de zin “Deze richtlijn doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende met name [...] toegang tot de kabel van omroepdiensten”:

Vraag 1: Laat de geciteerde zin toe dat een nationale bepaling verder wordt toegepast met een werkingssfeer van het begrip “kabel” als omschreven in het nationale recht of wordt de werkingssfeer van dat deel van artikel 9 bepaald door de betekenis van “kabel” als omschreven in het Unierecht?
Vraag 2: Indien “kabel” in artikel 9 wordt bepaald door het Unierecht, wat betekent dit begrip dan? In het bijzonder:
(a) Heeft het een technologisch specifieke betekenis die is beperkt tot traditionele kabelnetwerken die worden beheerd door gewone kabeldienstaanbieders?
(b) Zo niet, heeft het dan een technologisch neutrale betekenis die functioneel vergelijkbare via internet doorgegeven diensten omvat?
(c) Omvat het hoe dan ook straalverbindingen tussen vaste zendmasten?
Vraag 3: Is de geciteerde zin van toepassing (1) op bepalingen die van kabelnetwerken vereisen dat zij bepaalde uitzendingen wederdoorgeven of (2) op bepalingen die de wederdoorgifte van uitzendingen via de kabel toelaten (a) indien de wederdoorgifte simultaan gebeurt en beperkt is tot de gebieden waarvoor de uitzendingen bestemd waren en/of (b) indien de wederdoorgifte uitzendingen betreft op zenders waarop bepaalde openbaredienstverplichtingen rusten?
Vraag 4: Indien de werkingssfeer van “kabel” in artikel 9 wordt bepaald door het nationale recht, gelden dan voor de bepaling van nationaal recht de Unierechtelijke beginselen van evenredigheid en van een billijk evenwicht tussen de rechten van houders van auteursrechten, de rechten van kabeleigenaars en het algemeen belang?
Vraag 5: Is artikel 9 beperkt tot de bepalingen van nationaal recht die golden op de datum waarop tot de richtlijn was besloten, de datum waarop die in werking trad of de uiterste datum voor omzetting ervan, of is dat artikel ook van toepassing op latere bepalingen van nationaal recht die betrekking hebben op toegang tot de kabel van omroepdiensten?
IEFBE 1427

Geen creatieve keuzes in Architectural Lighting catalogus

Hof van Beroep Gent 18 mei 2015, IEFbe 1427 (Cayman tegen Wever & Ducré)
Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun. Auteursrecht. Cayman vordert staking van auteursrechtinbreuk op de catalogus "Architectural Lighting". De eerste rechter [Voorz. Rb IEFbe 1427] verwerpt de vordering als ongegrond bij gebrek aan originaliteit van de catalogus. Cayman verzoekt in wezen dat de gedeeltelijke rechtsopvolger (na faillissement van haar vroegere medecontractant) geen gebruik kan maken van het resultaat van de aannemingsovereenkomst zonder daarvoor te betalen met een beroep op het auteursrecht. Er zijn in de catalogus geen vrije en creatieve keuzes gemaakt. Specifieke, begeleidende, bezwarende omstandigheden die het verdere gebruik van de catalogus een onrechtmatig karakter zouden geven, zijn niet aangetoond. Vonnis wordt bevestigd.

De basisgegevens zijn door rechtsvoorganger aangeleverd, de zwarte kaft is geen creatieve keuze, tekstballonnetjes kwam in andere publicaties voor, de gekleurde inhoudstafel wordt bepaald door financiële middelen die worden besteed en meer opmaaktechnische en gebruikelijke elementen. .

Leestip: overweging 13.

IEFBE 1402

Oud auteursrecht en nationale auteurswet door OHIM verkeerd begrepen

Gerecht EU 30 juni 2015, IEFbe 1402; T-404/10 RENV ((National Lottery Commission / OHMI - Mediatek Italia en De Gregorio (Représentation d'une main))
Gemeenschapsmerk. In Renvoi. Eerder IEF 11779 (C): Een lachende hand waarbij Italiaans auteursrecht niet voldoende werd erkend. Ouder nationaal auteursrecht. Het gemeenschapsbeeldmerk bestaat uit een hand met twee gekruiste vingers en een lachend gezicht. De Kamer van Beroep heeft het nationale Italiaanse auteursrecht verkeerd geïnterpreteerd, deze fout heeft effect op de beslissing gehad. De beslissing wordt vernietigd, het merk is geldig.

53      On the other hand, although it is true, as has already been pointed out in paragraph 49 above, that the Board of Appeal responded to the applicant’s argument based on the existence of certain anomalies in the 1986 Agreement, the fact remains that that analysis of the Board of Appeal was based on the false premiss that the 1986 Agreement constituted ‘conclusive evidence of the provenance of the statements of the parties to it, pending the introduction of proceedings challenging it as a fraud’ (paragraph 30 of the contested decision) and that its assessment could relate only to the content of that agreement. Therefore, it cannot be excluded that the Board of Appeal would have reached a different conclusion if it had favoured a broader interpretation of its powers.

54      In the light of the above, it must be concluded that, in finding that the applicants for a declaration of invalidity had shown the existence of an earlier right, the Board of Appeal based its approach on a misinterpretation of the national law governing its protection and that that error may have had an effect on the content of the contested decision.
IEFBE 1401

Geen auteursrechtoverdracht bewezen met kopie van paragraaf met krabbel

Hof van beroep Gent 19 januari 2015, IEFbe 1401 (Calzados Evori tegen Calzaturificio)
Auteursrecht. Overdracht. Bewijs. Beide partijen zijn fabrikanten van lederwaren, waaronder schoenen. Evori legt beslag inzake namaak op de Yessica-schoenen bij de C&A vanwege inbreuk op auteursrecht Brako Kosix 2239. Via 5.3 EEX Vo heeft de Belgische stakingsrechter rechtsmacht. Het hof kan het bewijs niet als een overdracht van auteursrechten aanvaarden; een kopie van een paragraaf die uit een ander stuk is gehaald, met een krabbel. In het beste geval is het een paraaf, maar kan niet worden toegeschreven aan of verbonden aan de auteur. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis, het beroep is toelaatbaar, maar ongegrond en veroordeelt appellante tot betaling van de kosten (€1.320,00).

13. (...) Van in eerste aanleg zijn de auteursrechten van Evori door Carmens betwist.

In hoger beroep ligt enkel stuk 15 als bewijs voor dat de ontwerper van de schoenen, naar verluidt de heer Oscar Argaiz Pascual, zijn auteursrechten op de modellen Kosix nummers 2238 en 2239 en Glass 2133 "etc." ("enz.") zou overgedragen hebben.

Het hof kan dit stuk niet als bewijs van overdracht van auteursrechten aanvaarden. Een origineel stuk wordt niet voorgelegd. Stuk 15 gaat om een kopie van een paragraaf, die uit een ander stuk is gehaald. De handtekening is een krabbel, in het beste geval als een paraaf te omschrijven. Er is geen handtekening die op enige wijze aan de auteur van de tekst is toe te schrijven en toelaat de tekst met de schrijver ervan te verbinden. De naam van de auteur komt niet voor onderaan het document, bij de handtekening. Eigenaardig genoeg komt een gedeelte van deze "ondertekening" voor op de vertaling van het gekopieerde stuk. (ommezijde van stuk 15).

Andere modellen worden bovendien in deze tekst bovendien niet vermeld, zodat voor deze andere modellen al helemaal niet bewezen is dat Evori auteursrechthebbende zou zijn. De vermelding "etc." ("enz." ) in de verklaring geldt niet als bewijs van een overdracht van auteursrechten voor de andere schoenen die in de huidige betwisting voorkomen.

het is niet omdat C&A een dading sluit met Evori dat mogelijke auteursrechten van Evori voor deze en andere schoenen die zij op de markt brengt tegenover iedereen bewezen zijn en vast staat.
(...)