Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1481

Bright Communications maakt zich niet schuldig aan parasitaire concurrentie

Hof van beroep Antwerpen 4 juni 2015, IEFbe 1481 (Big Media Group tegen Bright Communications)
Auteursrecht. Magazine. Parasitaire concurrentie. Big Media Group vordert dat Bright Communications zich schuldig maakt aan een inbreuk op artikel 95 WMPC door onder andere misleidende en verwarring stichtende reclame te voeren tegenover Big Media Group, het gebruik van afbeeldingen in uitoefening van de dienstverleningsovereenkomst, het gebruik van bedrijfsmateriaal van Big Media Group, onrechtmatige afwerving van personeel en cliënteel en auteursrechtelijk inbreuk te maken op fotografisch materiaal. Bright Communications vordert met succes staking van het gebruik van de benaming Sterck Magazine en Sterck Netwerck door Big Media Group en de overdracht van domein sterckmagazine.be.

Er wordt geen parasitaire concurrentie/aanhaking aangetoond. Het business concept van appellante vormt geen creatieve inspanning nu er vergelijkbare initiatieven op de markt zijn, en geïntimeerde heeft voldoende eigen creatieve inspanningen geleverd. Appellante kon bovendien niet bewijzen auteursrechthebbende te zijn op de foto's.

I. De feiten, antecedenten en vorderingen
2. Op 19 september 2013 liet de NV Big Media Group, huidig appellante, de BVBA Bright Communications, huidig geïntimeerde, dagvaarden zoals in kort geding. De vordering van Big Media Group, zoals  gewijzigd en uitgebreid in haar conclusies conform artikel 807-808 Ger. W. strekte er samengevat toe:
- het horen vaststellen dat Bright Communications zich schuldig maakt aan een inbreuk op art. 95 WMPC: * Door misleidende en verwarring stichtende reclame te voeren tegenover Big Media Group * Door het gebruik van afbeeldingen genomen in uitoefening van de dienstverleningsovereenkomst * Door gebruik te maken van bedrijfsmateriaal van Big Media Group (inclusief de aan haar toebehorende benaming Sterck Netwerk, Sterck Magazine alsook alle beeldmateriaal) * Door de onrechtmatige afwerving van cliënteel * Door de onrechtmatige afwerving van personeel * Door slechtmaking * Door een auteursrechtelijke inbreuk op het gebruik van fotografisch materiaal (waarvan de rechten haar toebehoren, meer specifiek de foto's genomen van de ondernemers en de heer Bonroy)
- Het staken en gestaakt houden van vermelde inbreuk onder verbeurte van een dwangsom van 2.500,00 euro per inbreuk per dag - De publicatie van het uit te spreken vonnis in aangegeven dagbladen binnen de drie werkdagen onder verbeurte van een dwangsom van 2.500,00 euro per dag vertraging
- De betaling van een provisionele schadevergoeding van 1,00 euro en voor de definitieve begroting van de schadevergoeding de zaak uit te stellen op een latere datum.
- De betaling door Bright Communications van de kosten van het geding, waarbij de rechtsplegingsvergoeding begroot werd op 1.320,00 euro. Ondergeschikt vroeg de Big Media Group tevens om haar toe te laten aan de hand van getuigenissen te bewijzen dat, met regelmaat van de klok, Bright Communications via haar aangestelden op happenings cliënteel van Big Media Group aanspreekt met de mededeling dat Big Media Group nagenoeg failliet is en dus met andere woorden geen waardige zakenpartner meer is. Wat de tegenvordering betreft stelde Big Media Group dat deze niet ontvankelijk minstens ongegrond is.

II. De beoordeling
5.1. Er is slechts sprake van parasitaire concurrentie in strikte omstandigheden. Begaat in beginsel geen daad strijdig met de eerlijke handelsgebruiken, de verkoper die: het aanbod van een andere marktdeelnemer in verband met diensten of producten nabootst, tenzij de verkoper hierdoor, hetzij, een door de wetgeving op de intellectuele eigendom beschermd recht miskent, hetzij, dit aanbod doet onder begeleidende omstandigheden die indruisen tegen de eisen van de eerlijke handelsgebruiken, zonder zelf een creatieve inspanning te leveren, rechtstreeks voordeel haalt uit belangrijke inspanningen of investeringen gewijd aan een creatie met economische waarde van een andere verkoper. De rechter kan nochtans op grond van het behalen van een voordeel om een andere reden dan het louter nabootsen, oordelen dat dit handelen onrechtmatig is. Die andere redenen bestaan niet alleen uit de miskenning van intellectuele eigendomsrechten of verwarring stichtende reclame, maar kunnen elke vorm van onrechtmatig gedrag zijn. In casu wordt geen parasitaire concurrentie/aanhaking aangetoond. Vooreerst vormt het business concept van appellante (het uitbouwen van een netwerk met als rode draad een magazine) geen creatieve inspanning nu er heel wat vergelijkbare initiatieven (magazines en netwerkorganisaties) op de markt zijn. Verder merkt de eerste rechter terecht op dat geïntimeerde voldoende eigen creatieve inspanningen heeft geleverd: zowel de naam van het tijdschrift (en het netwerk) als de lay-out/vormgeving ervan als de gehanteerde kleur zijn verschillend. Ook de nevenactiviteiten, alhoewel gelijkwaardig, verkregen een deels andere invulling. Van enige verwarringstichting tussen beide concepten kan evenmin sprake zijn.
5.2. (...) Niet alleen bewijst appellante niet de auteursrechthebbende te zijn op de foto's doch bovendien toont appellante niet aan dat foto's/afbeeldingen genomen tijdens happenings van appellante en/of bestemd voor het tijdschrift van appellante in het tijdschrift van geïntimeerde werden gebruikt en/of tijdens de onderhandelingen met potentieel cliënteel werden aangewend. Ook ter zitting hierover ondervraagd kon appellante hierover geen voorbeeld/uitsluitsel verstrekken. Noch een vermeende auteursrechtelijke inbreuk op het fotografisch materiaal noch een vermeende verwarring door het gebruik van afbeeldingen dienstig voor het tijdschrift van appellante worden bewezen.
5.3. Het afwerven van cliënteel staat evenmin vast, gezien er geen inbreukmakende begeleidende omstandigheden worden aangetoond: noch het onrechtmatig gebruik van confidentiële klantendatabanken (het vermeende "clienteel" is publiek toegankelijk en kan gemakkelijk ook via andere analoge tijdschriften opgespoord worden), noch het misbruik van identiteit (dat de heer Bonroy in het verleden voor appellante werkte, verhindert als zo danig niet dat hij althans voor een concurrent, geïntimeerde, prestaties levert) noch de slechtmaking worden op afdoende wijze hard gemaakt. Slechtmaking veronderstelt overigens dat een bijzonder schadelijke aanval wordt uitgevoerd op een handelaar (thans onderneming), waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn reputatie of aan de reputatie van zijn producten, diensten of activiteiten, door een lasterlijke of eer rovende daad, of zelfs door een eenvoudige kritiek die toelaat hem te identificeren. Ter zake worden geen overtuigende stukken bijgebracht. Enige vermeende desorganisatie/destabilisatie van appellante wordt evenmin aangetoond. Het loutere feit dat appellante belangrijkste omzetdalingen kent, bewijst op zich uiteraard geen onrechtmatige afwerving van cliënteel.
8. Met de eerste rechter is het Hof van oordeel dat Bright Communications voldoende naar recht bewijst dat Big Media Group niet enkel te kwader trouw doch anterieur aan het door Bright Communications gedeponeerde beeldmerk overging tot het depot van drie woordmerken onder de nummers 0937403, 0937404 en 0937405. De voorwaarden tot nietigverklaring op grond van het BVIE (art. 2.28.3.b juncto art. 2.4.f. BVIE en art.2.28.3.a juncto art. 2.3. BVIE) zijn vervuld en de vordering tot nietigverklaring is gegrond. Het oordeel van de eerste rechter wordt integraal onderschreven en hierbij hernomen.
10. Verder weerhield de eerste rechter ook met reden een inbreuk op art. 4 en 6 van de Domeinnaamwet en werd de vordering tot staking en overdracht op grond van deze wet gegrond verklaard. Er werd hierbij vastgesteld dat de door appellante geregistreerde domeinnaam zodanig overeenstemmend is met de oudere handelsnaam van geïntimeerde en met het dominant onderdeel van het beeldmerk van geïntimeerde dat er verwarringsgevaar ontstaat, dat appellante geen recht noch legitiem belang heeft jegens de domeinnaam en dat appellante de domeinnaam registreerde met het doel een ongerechtvaardigd voordeel te halen uit het gebruik ervan.
12. Besluit: Het hoger beroep is ongegrond. De hoofdvordering van appellante werd terecht ongegrond verklaard en de tegenvorderingen van geïntimeerde werden met reden deels gegrond verklaard.

IEFBE 1480

Magazine met dezelfde lettertypes, opmaak, paginanummering en reportages

Hof van beroep Antwerpen 18 mei 2015, IEFbe 1480 (appellanten tegen BVBA DOLCE PUBLISHING, voorheen BVBA ARKA-SOFT)
Auteursrecht. Magazine. Appellanten vorderen met succes staking van een aantal auteursrechtelijk beschermde werken die hen toebehoren en publicatie van het DOLCE-magazine die een slaafse kopie van het magazine PHI is. In het bijzonder wordt aanwending gemaakt van dezelfde lettertypes, dezelfde opmaak, dezelfde paginanummering en dezelfde reportages. Geïntimeerden hebben geen enkel gevolg verleend aan het tussenarrest van 22 december 2014.

 

6. Beoordeling.
6.1. Aangaande de resterende vorderingen van de appellanten.
6.1.1. De appellanten vorderen de staking te bevelen van:
- het gebruik door de geïntimeerden van een aantal auteursrechtelijk beschermde werken die hen toebehoren;
- de publicatie door de geïntimeerden van het DOLCE-magazine wegens met de eerlijke handelspraktijken strijdige daden.

Oneerlijke handelspraktijken:
6.1.6. Terecht laten de appellanten dienaangaande gelden wat volgt: "In casu volstaat het wat de nagebootste prestaties betreft de beide magazines te vergelijken om tot de vaststelling te komen dat het dezelfde materialen betreft, hetzelfde concept en dezelfde vormgeving. Partijen ontwikkelen bovendien gelijkaardige activiteiten en opereren beiden op de Belgische markt zodat er een verhoogd verwarringsrisico bestaat. Derhalve leidt het geen twijfel dat ARKA-SOFT verwarring schept door onrechtmatige kopie-en op de markt te brengen van de producten van concluanten. 1. Het magazine DOLCE PASSIE VOOR DE BELGISCHE GASTRONOMIE is ontegensprekelijk de vrucht van de creatieve inspanningen en investeringen van concluanten. De economische waarde van de gekopieerde inspanning van concluanten staat buiten kijf. Bovendien volstaat het dat de gekopieerde prestatie effectief wordt gecommercialiseerd, hetgeen in casu duidelijk het geval is; 2. ARKASOFT put een rechtstreeks voordeel uit de vermelde inspanningen en investeringen van concluanten, o.m. bestaande uit het ontlopen van onderzoeks-, ontwerp- en ontwikkelingskosten. Bovendien bespaart zij belangrijke marketing-en publicatiekosten door een kopie van het magazine van concluanten op de markt te brengen waarvan ze weet dat deze reeds succesvol zijn bij het publiek; 3. ARKA-SOFT heeft niet de minste creatieve inspanningen geleverd om haar prestaties te onderscheiden van deze van concluanten en dit terwijl de betrokken magazines in talloze materialen, kleuren, vormen, versieringen, e.d. kunnen worden ontworpen. In casu staat onbetwistbaar vast dat DOLCE PUBLISHING zich schuldig maakt aan onrechtmatig kopiëren met verwarringstichting. Het door geïntimeerden gepubliceerde DOLCE-magazine is manifest een slaafse kopie van het door de appellanten uitgegeven magazine PHI. In het bijzonder wordt aanwending gemaakt van dezelfde lettertypes, dezelfde opmaak, dezelfde paginanummering en dezelfde reportages. De namaak staat vast.  

IEFBE 1475

BGH over aansprakelijkheid van access provider voor Sharehoster-linksite

BGH 30 juli 2015, Sachen I ZR 3/14 (3dl.am)
In Duitsland heeft GEMA Duitslands grootste telecomonderneming in haar rol als acces-provider aangesproken op auteursrechtinbreuk die door derden zijn begaan door het verzamelen van hyperlinks naar sharehosters (RapidShare, netload, Uploaded).

Persbericht: Die Klägerin ist die Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und mechanische Vervielfältigungsrechte (GEMA). Sie nimmt ihr von Komponisten, Textdichtern und Musikverlegern aufgrund von Berechtigungsverträgen eingeräumte urheberrechtliche Nutzungsrechte an Musikwerken wahr.

Die Beklagte ist Deutschlands größtes Telekommunikationsunternehmen. Sie war Betreiberin eines zwischenzeitlich von einer konzernverbundenen Gesellschaft unterhaltenen Telefonnetzes, über das ihre Kunden Zugang zum Internet erhielten. Als sogenannter Access-Provider vermittelte die Beklagte ihren Kunden auch den Zugang zu der Webseite "3dl.am".

Nach Darstellung der Klägerin konnte über diese Webseite auf eine Sammlung von zu urheberrechtlich geschützten Musikwerken hinführenden Hyperlinks und URLs zugegriffen werden, die bei Sharehostern wie "RapidShare", "Netload" oder "Uploaded" widerrechtlich hochgeladen worden seien. Die Klägerin sieht hierin eine Verletzung der von ihr wahrgenommenen Urheberrechte, wobei sie geltend macht, Inhaberin des Rechts der öffentlichen Zugänglichmachung im Einzelnen benannter Musikwerke zu sein. Sie macht geltend, die Beklagte habe als Störerin für das Bereithalten der einen Download durch beliebige Nutzer ermöglichenden Links und URLs auf der Webseite "3dl.am" einzustehen, da es ihr möglich und zumutbar sei, derartige Rechtsverletzungen zu unterbinden. Die Klägerin hat die Beklagte auf Unterlassung in Anspruch genommen, über von ihr bereitgestellte Internetzugänge Dritten den Zugriff auf Links zu den streitbefangenen Werken über die Webseite "3dl.am" zu ermöglichen.

Das Landgericht hat die Klage abgewiesen. Das Berufungsgericht hat die Berufung der Klägerin zurückgewiesen. Es hat angenommen, auch ein Access-Provider könne zwar grundsätzlich als Störer für Urheberrechtsverletzungen Dritter haften. Die Voraussetzungen, bei deren Vorliegen einem Access-Provider untersagt werden könne, Dritten solche Rechtsverletzungen zu ermöglichen, lägen im Streitfall jedoch nicht vor. Der Beklagten sei es - ohne eine ausdrückliche gesetzliche Grundlage - insbesondere mit Blick auf die mit möglichen Sperrmaßnahmen verbundenen Beeinträchtigungen von (Grund-)Rechten Dritter nicht zuzumuten, den Zugang zu den streitbefangenen Links und URLs zu unterbinden.

Mit der vom Berufungsgericht zugelassenen Revision verfolgt die Klägerin ihr Unterlassungsbegehren weiter.
IEFBE 1472

(Opdracht tot) Eenzijdig onderzoek naar softwarekopie is auteursrechtinbreuk

Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent 16 september 2011, IEFbe 1472 (Vermeiren tegen Enigma en advocaat Vincent)
Auteursrecht. Software. Enigma heeft in opdracht van Vivid als aangestelde eenzijdig deskundige onderzoek gedaan naar Green Light software, dienstig voor beveiliging van discotheken. Eiser beroept zich terecht op zijn auteursrechten, het was verweerster verboden om eenzijdig onderzoek uit te voeren op de gekopieerde software. Enkel rechtmatige gebruiker van een kopie is gemachtigd om zonder toestemming de werking te observeren, bestuderen. Nu er geen regelmatige licentieovereenkomst is, en het evident is dat bij het onderzoek het programma moet worden ingeladen om het te visualiseren, worden met het auteursrecht strijdige handelingen verricht. Enigma en advocaat Vincent, die opdracht gaf aan Vivid tot eenzijdig onderzoek en een kopie bezorgde, heeft als derde inbreuk gepleegd.

5. Anders was het wanneer het onderzoek tegensprekelijk zou zijn uitgevoerd ingevolge een rechterlijke beslissing die zou ingaan op de argumentatie dat de software waarop eiser auteursrechten claimt, een amalgaam is van bijeengeraapte en illegaal gekopieerde elementen zoals elementen uit het excel-programma van Microsoft zonder enige beschermingswaarde. Het was verweerster niet toegelaten om een onderzoek uit te voeren op de software waarop auteursrechten gevestigd waren zonder daartoe toelating te hebben gekregen van eiser of zonder een opdracht te hebben gekregen door de rechter.
In tussenkomst en vrijwaring van Enigma tegen dhr. Vincent X
1. De vordering strekkende zich te horen vrijwaren door verweerder in tussenkomst voor de aanspraken van eiser Vermeiren is zonder voorwerp nu Wij niet inzien hoe Wij op vordering van Enigma zouden kunnen opleggen dat Vincent X Ons stakingsbevel jegens Enigma zou kunnen naleven ter vrijwaring van Enigma. Zoals terecht door X opgemerkt is impliceert de veroordeling van Enigma een wettelijk onweerlegbare vermoede fout in diens hoofde waarvoor zijzelfs aansprakelijk is. Ook indien Enigma niet op de hoogte was van de werkelijke toedracht van het geschil, dienen Wij de inbreuk op het auteursrecht vast te stellen. Ook als de inbreuk dus "ongewild" zou zijn geweest is dit onrechtmatig.
IEFBE 1470

Softwarelicentie Ugent is rechtmatig verkregen

Hof van Beroep Gent 11 mei 2015, IEFbe 1470 (Leon V.O.F. tegen Universiteit Gent)
Uitspraak aangebracht door Stephane Criel, van Eeghem&Criel. Auteursrechten. Software. Partijen hebben een betwisting over het gebruik van software en het al dan niet rechtmatig karakter daarvan. De vof Leon stelt een vordering in jegens Universiteit Gent op grond van schadevergoeding voor een inbreuk op auteursrechten, nu de software die de Universiteit Gent in licentie kreeg van C-Concept, dezelfde software zou zijn als deze die Leon zou hebben laten ontwikkelen voor C-Concept en waarvoor zij nooit volledig betaald werd. Bestreden vonnis wordt bevestigd. Vordering van vof Leon ongegrond, immers Leon wist of minstens moest weten dat zij via C-Concept voor de Universiteit Gent software ontwikkelde.

2. Situering van de betwisting
3. De partijen hebben een betwisting over het gebruik van software en het al dan niet rechtmatig karakter daarvan. De vof Leon, voorheen "Fahrenheit 04", noch de heer X hebben een contractuele band met de UGent. Fahrenheit 04 had wel een softwareontwikkelingsovereenkomst met de nv C-Concept, die op haar beurt een licentieovereenkomst had met de vakgroep communicatiewetenschappen van UGent. De vof Leon is van oordeel dat de UGent een inbreuk maakt op haar ingeroepen auteursrechten op software. De UGent is van oordeel dat Leon niet bewijst over deze auteursrechten te beschikken. Verder beroept zij zich op de licentieovereenkomst die zij met C-Concept heeft afgesloten. Leon is van oordeel dat deze licentieovereenkomst niet rechtsgeldig is, gelet op het eigendomsvoorbehoud dat zij tegenover C-Concept formuleerde, zolang de facturen niet betaald waren. Leon werd niet volledig betaald door C-Concept voor de diensten die zij leverde in uitvoering van één of meerdere overeenkomsten. Leon stelt haar vordering tegen UGent in op grond van een schadevergoeding voor een inbreuk op auteursrechten, nu de software die de UGent in licentie kreeg van C-Concept, dezelfde software zou zijn als deze die Leon zou hebben laten ontwikkelen voor C-Concept en waarvoor zij nooit volledig betaald werd.

4. De gronden van de beslissing en het antwoord op de middelen van partijen
14. Er is nog meer. C-Concept/Innoxys had betalingsmoeilijkheden, waarvan Leon op de hoogte was. Dit wordt onder meer aangetoond door de mail van 1 augutus 2005 van X en Y, waarin X uitdrukkelijk schrijft dat C-Concept/Innoxys "Zal betalen", maar "onder onnoemelijke financiële druk" staat. Leon wist derhalve dat zij via C-Concept/Innoxys - en mogelijk via Securex- voor de UGent software ontwikkelde. Minstens moet zij dit weten. Zij heeft zelf een risico genomen door toe te laten dat een licentie gegeven werd door haar opdrachtgever aan een derde, terwijl de laatste factuur nog open stond voor een bedrag van 1.637,65 euro en dit niettegenstaande het eigendomsvoorbehoud dat zij opgenomen had in haar contract met C-Concept/Innoxys. Mogelijks heeft zij zelf ingestemd met het geven van de licentie, wat wellicht een kans verschafte om betaald te worden. Door zo te handelen is het oorzakelijk verband doorbroken.

IEFBE 1468

Het Roeck Lucien Fonds heeft nooit vermogensrechten gehad op hun logo

Hof van Beroep Brussel 28 april 2015; IEFbe 1468 (De Roeck Lucien Fonds tegen Vlaams-Brusselse Media VZW)

Auteursrecht. Vermogensrecht. Het Roeck Lucien Fonds heeft tot doel het beheren van auteursrechten. Zij voert aan houder te zijn van het logo dat is ontwikkeld in 1958 voor de wereldtentoonstelling in Brussel (Expo 58) en de asymmetrische, vijfbenige ster in dit logo. Geïntimeerde zou een inbreuk maken op de auteursrechten omdat hun logo zou lijken op het logo Expo 58. Appellant vordert stopzetting van het gebruik van het logo. Dit beroep wordt ongegrond verklaard. De vermogensrechten op het logo zijn overgedragen aan de organisatie van de wereldtentoonstelling zonder beperking in tijd. Bij gebrek aan bewijs dat de vermogensrechten op het logo op een latere datum terug zijn overgedragen, wordt geoordeeld dat zij dus ook niet konden worden geërfd door het Roeck Lucien Fonds.

1. Relevante feiten.
1. Appellante heeft tot doel het werk van de heer X te bewaren en verder uit te dragen, onder meer het beheren van de auteursrechten op diens werk. Zij verklaart dat mevrouw X als erfgename de auteursrechten van wijlen haar vader heeft ingebracht in de VZW.
Appellante voert aan dat zij titularis is van een auteursrecht op het logo dat de heer X in 1958 heeft ontwikkeld voor de wereldtentoonstelling in Brussel (Expo 58), en de asymmetrische, vijfbenige ster in dit logo.
2. Geïntimeerde is een onafhankelijke, niet-commerciële, Nederlandstalige radiozender in Brussel. Bij de officiële erkenning als Nederlandstalige Brusselse stadsradio in 2003 heeft geïntimeerde beslist om een eigen logo te laten ontwikkelen. Hiertoe heeft zij beroep gedaan op een onafhankelijk ontwerpbureau SOMETHING ELS.
3. Bij brief van 25 april 2008 stelde de raadsman van appellante geïntimeerde in gebreke tot stopzetting van het gebruik van het logo, dat een inbreuk zou uitmaken op de auteursrechten op het logo van Expo 58. Bij brief van 14 mei 2008 betwistte de raadsman van geïntimeerde dat de ster ontworpen door de heer X auteursrechtelijke bescherming geniet. Daarnaast voerde zij aan dat er in ieder geval geen sprake kan zijn van enige inbreuk. Zij betwistte ook de titulariteit van appellante op de auteursrechten. 

3. Beoordeling
14. Gelet op al deze overwegingen en elementen acht het hof het bewezen dat de heer X zijn vermogensrechten op het logo Expo 58 heeft overgedragen aan de organisatie van de wereldtentoonstelling zonder beperking in de tijd. Bij gebrek aan bewijs dat de vermogensrechten op het logo op een latere datum terug zijn overgedragen aan de heer X, wordt geoordeeld dat deze vermogensrechten niet konden worden geërfd door mevrouw X en bijgevolg ook niet konden worden ingebracht door appellant. De vordering van appellant is ongegrond. Haar hoger beroep is zodoende ook ongegrond.

IEFBE 1465

Roerend inkomen met 30 procent IE-vergoeding

NL Rechtbank van Eerste Aanleg Brussel 24 juni 2014, IEFbe 1465 (30% IE-vergoeding)
Fiscaal. Werknemers die auteursrechten aan hun werkgever cederen of in concessie geven, kunnen in aanmerking komen voor de regeling van artikel 17, §1, 5° WIB92. In dat geval moet er een overeenkomst voor handen zijn waaruit blijkt welk deel van de ontvangen vergoedingen bedoeld is om de prestatie (beroepsinkomsten) te dekken en welk deel de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten vergoedt (roerende inkomsten).

In casu vermeldt de arbeidsovereenkomst van belastingplichtige (afgesloten in 1995) dat hij integraal overdracht doet van alle intellectuele eigendomsrechten (inclusief auteursrecht) aan zijn werkgever voor de uitgevoerde werkzaamheden, waarvoor hij in ruil erkent enkel een loon te ontvangen dat niet alleen een volledige vergoeding is voor alle uitgevoerde werkzaamheden maar ook voor de overdracht van alle daaraan verbonden intellectuele rechten.

De toelichting die in 2011 bij de arbeidsovereenkomst werd gevoegd bepaalt dat 70 pct. van de ontvangen vergoedingen een vergoeding vormt voor de verrichte werkzaamheden en 30 pct. een vergoeding voor de overdracht van alle daaraan verbonden intellectuele rechten. Die toelichting omvat evenwel geen retroactieve correctie voor de ontvangen sommen.

De rechtbank besluit dat voor het betrokken inkomstenjaar 2008 geen overeenkomst voorhanden is waaruit blijkt welk deel van de vergoedingen in dat inkomstenjaar bedoeld is om de prestaties (beroepsinkomen) te dekken en welk deel de cessie of concessie van auteursrechten vergoedt (roerend inkomen). Derhalve is niet aangetoond dat de vergoedingen die in het inkomstenjaar 2008 werden ontvangen een vergoeding uitmaken  in de zin van artikel 17, §1, 5° WIB92, bij de overdracht van auteursrechten.

IEFBE 1464

Action en cessation contre des sites de téléchargement et de streaming

Pres. Tribunal d'arrondissement de et à Luxembourg 11 mars 2014, IEFbe 1464 (BAF contre ROOT)
Décision envoyée par Vincent Jadot, Belgian Entertainment Association et Stéphanie Hermoye, Hoyng Monégier LLP. L'association BAF demande à ce qu'il soit constaté que, par l'entremise des sites web exploités sous les noms de domaine (...), il est porté atteinte aux droit d'auteur et/ou aux droits voisins sur les oeuvres et/ou les prestations du répertoire de ses (sous-)membres et de ses mandants. Elle demande par conséquent qu'il soit ordonné à la société ROOT, en sa qualité de fournisseur de services sur Internet, de faire cesser ces atteintes commises par son intermédiaire.

Les sites permettaient le téléchargement de contenus (séries audiovisuelles et films), renvoyaient vers des plateformes d'hébergement de fichiers permettant de télécharger des albums de musique et permettaient l'accès en ligne (streaming) aux oeuvres protégées.

 

Les sites permettaient le téléchargement de contenus (séries audiovisuelles et films), renvoyaient vers des plateformes d'hébergement de fichiers permettant de télécharger des albums de musique et permettaient l'accès en ligne (streaming) aux oeuvres protégées. Le vice-président ordonne à la société ROOT la cessation des atteintes portées par son intermédiaire, mais rejette la demande tendant à voir ordonner à la société ROOT de cesser de fournir tout service permettant de réaliser directement ou indirectement des infractions à la LDA à tout site internet qui lui serait notifié par la BAF

IEFBE 1460

Succesvolle vordering BAF tot staking website omzeilingsproducten

Rechtbank van eerste aanleg Brussel 9 augustus 2013, IEFbe 1460 (BAF tegen DNS.be)
Uitspraak ingezonden door Vincent Jadot, Belgium Entertainment Association. Vordering tot staking omzeilingsproducten. BAF vordert met succes dat er op de websites spellen-ds.be en jeux-ds.be (en r4i-r4.be die rechtstreeks verwijst) in strijd met art. 79bis par.1 Auteurswet producten worden verkocht en/of reclame wordt gemaakt voor verkoop van producten die inbreuk maken op het auteursrecht op computerspellen uit het repertoire van BAF. De diensten van DNS.be als tussenpersoon worden door derden gebruikt om inbreuk te plegen op het auteursrecht of op een naburig recht in de zin van artikel 87 par.1 van de Auteurswet. DNS.be wordt bevolen om de dienstverlening te staken en bijgevolg om binnen de drie werkdagen na betekening van huidig vonnis de domeinnamen buiten gebruik te stellen en te houden.

5.5. In de rechtspraak die eiseres zelf bijbrengt waarin de kwestieuze linkers eveneens in het geding zijn, is er telkens sprake van een zogenaamd alternatief nut van de linkers. De linkers zouden niet alleen mogelijk maken dat illegale copies van computerspellen van Nintendo kunnen worden afgespeelt op de Nintendo spelcomputer, maar ook, dat de Nintendo spelcomputer voor meer doeleinden kan worden gebruikt dan louter voor het afspelen van de Nintendo computerspellen, namelijk onder andere ook om er muziekbestanden op af te spelen, video's te bekijken, of zogenaamde "homebrew"-spellen ("huisgemaakte"spellen) van derden erop af te spelen en dergelijke.

Niettegenstaande dat zogenaamde alternatief nut van de linkers, blijft de conclusie voor de stakingsrechter in deze zaak dat de linkers juist bedoeld zijn om de bescherming van de doeltreffende technische voorzieningen voor de auteursrechtelijke beschermde computerspellen van Nintendo te omzeilen en dat dit hun voornaamste commercieel doel of nut is.

5.6. De stakingsrechter acht het gelet op het voorgaande dan ook afdoende bewezen dat de op de websites onder de kwestieuze domeinnamen "omzeilingsproducten" in de zin van art. 79bis par. 1 Auteurswet te koop worden aangeboden en er reclame wordt gemaakt voor de verkoop ervan. 
IEFBE 1458

10% van netto-omzet voor artikels is roerend inkomen

Ruling Voorafgaande beslissing, 15 april 2014, IEFbe 1458; nr. 2013.252 (artikelen, nieuwsbrieven en columns)
Fiscaal. De door X geschreven artikels en bijdragen kunnen worden aangemerkt als werken van letterkunde. Zij vallen bijgevolg onder de bescherming van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Aangezien de bezoldiging van X niet wordt verminderd (en nog steeds wordt toegekend voor de activiteiten als zaakvoerder) en aangezien een afzonderlijke auteursovereenkomst werd afgesloten, wordt beslist dat de vergoeding van 10 % toegekend aan X door de bvba A op de door de bvba met de artikels en bijdragen gerealiseerde omzet als een roerend inkomen als bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 ten name van X wordt aangemerkt.

22. Uit de aanvraag blijkt dat de bvba A aan dhr X:
22.1 verder een bezoldiging zal betalen voor zijn activiteiten als zaakvoerder;
22.2 een auteursrecht zou betalen van 10 % op de door de bvba gerealiseerde netto-omzet van de door hem geschreven artikels en bijdragen.|
23. Het bedrag van de op dit moment door de bvba A aan dhr X toegekende bezoldigingen zal daarbij in geen geval verminderen.
24. Aangezien de bezoldiging niet wordt verminderd en verder wordt toegekend voor de activiteiten als zaakvoerder, aangezien een afzonderlijke auteursovereenkomst werd afgesloten, kan gesteld worden dat de vergoeding van 10 % op de door de bvba met de artikels en bijdragen gerealiseerde netto-omzet als een roerend inkomen als bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 wordt aangemerkt
25. de vergoeding van 10 % op de door de bvba A met de door dhr X geschreven artikels en bijdragen gerealiseerde netto-omzet (excl. BTW), als een roerend inkomen als bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 wordt aangemerkt.

Uit J. Bossuyt, Auteursrechten in de inkomstenbelastingen, Wolters Kluwer 2014, p. 66:
(...) een bvba die aan haar zaakvoerder, auteur van artikelen, nieuwsbrieven, columns enz., een vergoeding ten belope van 10% van de door haar gerealiseerde netto-omzet wil uitkeren als vergoeding voor de overdracht van het exoploitatierecht aan de bvba. De DVB heeft vanzelfsprekend weinig problemen om vast te stellen dat de creaties binnen het toepassingsgebied van de auteurswet vallen. Voor de DVB is het opnieuw essentieel dat er een afzonderlijke overeenkomst bestaat. (...) De DVB aanvaardt dan ook dat de volledige vergoeding voor de exploitatie door de bvba van het auteursrecht van haar zaakvoerder als roerende inkomsten in de zin van artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 moet worden aangemerkt.