Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1921

Conclusie AG: Wederdoorgifte televisie-uitzendingen binnen het ontvangstgebied door een derde via een internetstream is niet toegestaan

HvJ EU - CJUE 8 sep 2016, IEFBE 1921; ECLI:EU:C:2016:649 (ITV Broadcasting tegen TV Catchup), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-wederdoorgifte-televisie-uitzendingen-binnen-het-ontvangstgebied-door-een-derde-via-een

Conclusie AG HvJ EU 8 september 2016, IEFbe 1921; IEF 16229; IT 2128; C-275/15; ECLI:EU:C:2016:649 (ITV Broadcasting tegen TV Catchup) Mediarecht. Telecom. Auteursrecht. Verzoeksters stellen dat het begrip ‘kabel’ in de EU-regelgeving nauwkeuring is omschreven. Het zinsdeel ‘toegang tot de kabel van omroepdiensten’ ziet op het verschaffen van toegang door omroepdiensten tot kabelnetwerken en niet ziet op de uitzondering voor het ontvangstgebied. De verwijzende Court of Appeal of England and Wales legt het HvJEU o.a. de vraag voor of ‘kabel’ een neutraal technologisch begrip is en tevens ziet op internetkabel(live)streams. Conclusie AG:

Artikel 9 van [InfoSoc-Rl] moet aldus worden uitgelegd dat niet binnen de werkingssfeer van die bepaling valt een regeling die de wederdoorgifte van uitzendingen via de kabel zonder de toestemming van de houders van auteursrechten toestaat indien die wederdoorgifte simultaan gebeurt en beperkt is tot de gebieden waarvoor de uitzendingen waren bestemd, ongeacht of de wederdoorgifte betrekking heeft op uitzendingen op zenders waarop bepaalde openbaredienstverplichtingen rusten.
IEFBE 1922

Vraag aan HvJ EU: Mag een merkinbreukvordering worden afgewezen vanwege te kwader trouw, nog vóór de beoordeling reconventionele nietigheidsvordering?

HvJ EU - CJUE 8 sep 2016, IEFBE 1922; (Raimund tegen Aigner), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-mag-een-merkinbreukvordering-worden-afgewezen-vanwege-te-kwader-trouw-nog-v-r-de-be

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 8 september 2016, C-425/16; IEF 16230; IEFbe 1922 (Raimund) (gov.uk) Merkenrecht.

Verzoeker is sinds 17-05-2005 (‘met voorrang’) houder van het Uniewoordmerk ‘Baucherlwärmer’, een kruidenmengsel dat hij sinds circa 2000 met die naam aanduidt. Ook verweerster handelt in een dergelijk kruidenmengsel dat zij met dezelfde naam aanduidt. Verzoeker heeft een vordering tot staking ingesteld, vernietiging van de waren en publicatie van de uitspraak. Verweerster stelt dat verzoeker het Uniemerk in strijd met de goede zeden en te kwader trouw heeft verworven en stelt dan ook een reconventionele vordering tot nietigverklaring van verzoekers Uniemerk in. Laatstgenoemde procedure wordt geschorst in afwachting van kracht van gewijsde van de uitspraak op verzoekers vordering; in beroep is de schorsing opgeheven zodat die procedure nog aanhangig is. De rechter in eerste aanleg wijst verzoekers vordering af wegens aanvraag te kwader trouw. Het zou verzoeker bekend zijn geweest dat het kruidenmengsel zowel door verweerster als al door haar vader onder die naam werd samengesteld. Die beslissing wordt in beroep bekrachtigd. De zaak ligt nu voor ‘Revision’ bij de verwijzende rechter. Verzoeker stelt dat de lagere rechters de vraag inzake kwade trouw in de inbreukprocedure niet hadden mogen onderzoeken zonder dat de zaken waren gevoegd, respectievelijk zonder in kracht van gewijsde gegane beslissing in de procedure over de reconventionele vordering.

De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat kwade trouw bij aanvraag een absolute nietigheidsgrond is die in de inbreukprocedure alleen geldig kan worden aangevoerd wanneer verweerster op grond daarvan een reconventionele vordering instelt. De vraag rijst echter hoe de reconventionele vordering dient te worden behandeld. Volgens de (Duitstalige) doctrine kan het nietigheidsbezwaar in ieder geval pas slagen wanneer het merk in de procedure inzake de reconventionele vordering nietig is verklaard. Het is echter niet duidelijk of de beslissing over de reconventionele vordering al in kracht van gewijsde moet zijn gegaan. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEFBE 1919

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

HvJ EU: Bepalen of hyperlink een ‘mededeling aan het publiek’ is aan de hand van winstoogmerk en kennis illegale karakter, bij winstoogmerk wordt kennis van illegale karakter vermoed

HvJ EU - CJUE 8 sep 2016, IEFBE 1919; ECLI:EU:C:2016:644 (GS Media tegen Sanoma c.s.), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-bepalen-of-hyperlink-een-mededeling-aan-het-publiek-is-aan-de-hand-van-winstoogmerk-en-kennis

HvJ EU 8 september 2016, IEFbe 1919; IEF 16226; IT 2127; ECLI:EU:C:2016:644; C-160/15 (GS Media tegen Sanoma c.s.) Auteursrecht. Citaatrecht. Grondrechten. In oktober 2011 maakt een fotograaf in opdracht van Sanoma, verweerster en uitgever van Playboy, een fotoreportage van Britt Dekker, een zogenaamde ‘BN-er’ die geregeld op een NL commerciële tv-zender te zien is. Dekker heeft verweerster exclusief toestemming gegeven de foto’s in Playboy te publiceren en gedeeltelijk op de website van het blad. Verzoekster is exploitant van de website Geenstijl.nl. Zij ontvangt een anonieme linktip naar een bestand op de site ‘Filefactory’ waarin de betreffende fotoreportage is opgeslagen.

HvJ EU - uit het persbericht - Het plaatsen op een website van een hyperlink naar auteursrechtelijk beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende zijn gepubliceerd op een andere website, vormt geen „mededeling aan het publiek” wanneer de plaatser van deze link dit doet zonder winstoogmerk en zonder te weten dat de publicatie van deze werken illegaal was. Indien deze hyperlinks daarentegen met winstoogmerk worden verstrekt, moet kennis van het illegale karakter van de publicatie op de andere website worden vermoed.

Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat, om vast te stellen of het plaatsen, op een website, van hyperlinks naar beschermde werken die zonder toestemming van auteursrechthebbende vrij beschikbaar zijn op een andere website, een "mededeling aan het publiek" vormt in de zin van die bepaling, bepaald moet worden of deze links zijn verstrekt zonder winstoogmerk door een persoon die geen kennis had, of redelijkerwijs geen kennis kon hebben, van het illegale karakter van de publicatie van die werken op die andere website, dan wel of, integendeel, voornoemde links met een dergelijk oogmerk zijn verstrekt, in welk geval deze kennis moet worden vermoed.

IEFBE 1907

Contribution envoyée par Christian Soulié, Soulié & Coste-Floret.

Christian Soulié - Le droit de communication au public: Le bateau ivre de la justice européenne?

Version courte d’un article publié sur le site de la SCP Soulié Coste - Floret. Dans la procédure GS MEDIA, l'Avocat General Whatelet a proposé a la CJUE de faire passer le droit de communication au public du Charybde d'un recours parfois contestable à la notion de public nouveau à un Scylla rendant ce droit ineffectif dans l'univers des réseaux, en ignorant gravement leur économie et en dénaturant l'acte de communication. Or d'une part la CJUE n'a aucune raison de se déjuger sur la qualification de l'acte de communication par elle retenue dans l'arrêt SVENSSON , et d'autre part, les spécificités des réseaux numériques conduisent à considérer que son acception du public nouveau dans l'arrêt SGAE suffit à juger l'affaire GS MEDIA.

La décision que la Cour de Justice de l’Union Européenne devrait rendre prochainement dans une procédure C - 160/15 Sanoma c/ GS Media est d’une rare importance. Si ce litige a en commun avec les affaires Svensson (Aff C - 466/12) et Bestwater (C - 348/13) la question de la qualification des liens hypertextes (sujet essentiel en ce que ces derniers assure nt le fonctionnement même du web) à l’aune des droits exclus ifs, les faits et les questions préjudicielles s’y ratta chant s’en éloignent. En effet, les liens communiqués par GS Media, éditeur du site GeenStijl, permettaient d’accéder à des photographies protégées par le droit d’auteur, reproduites sans autorisation du titulaire des droits, la société Sanoma .

IEFBE 1900

Gratis keuze uit fotodatabank voor eerste voetbaltijdschrift, daarna is geen prijsafspraak gekomen

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 31 dec 2012, IEFBE 1900; (Photo News tegen AMP e.a.), https://ie-forum.be/artikelen/gratis-keuze-uit-fotodatabank-voor-eerste-voetbaltijdschrift-daarna-is-geen-prijsafspraak-gekomen

Rechtbank van Koophandel Brussel 31 december 2012, IEFbe 1900 (Photo News tegen AMP e.a.)
[oud, maar opgevraagd via IEFbe 1738]. Photo News vordert vaststelling voor recht dat AMP e.a. auteursrechtinbreuk hebben gepleegd door foto's te reproduceren in tijdschrift "Passie voor voetbal". Voor het eerste nummer mocht gratis een keuze uit de databank worden gemaakt door Van Wichelen Consultancy, maar in het tweede en derde nummer verschenen ook foto's van de Photo News-databank. AMP is distributeur van tijdschriften; de hoofdvordering tegen hen is ongegrond. Photo News toont niet aan dat elke foto die voor het tijdschrift zijn gebruikt, auteursrechtelijk beschermd zijn. De foto's van Camp Nou zijn loutere registratie van een stadion. Portretfoto's, foto's van voetballers tijdens wedstrijden, het volstaat niet te stellen dat (ook portretfoto's) door het auteursrecht kunnen worden beschermd zonder aan te tonen waarom de foto's in kwestie beschermd zijn. Photo News is zelf onvoorzichtig geweest door het login en paswoord tot haar databank niet te blokkeren na het eerste nummer. Schadevergoeding mag niet karakter van strafbeding krijgen, de tarieven van Sabam kunnen niet weerhouden worden; vergoeding van EUR3.000 per nummer wordt vastgesteld.

IEFBE 1881

Décision envoyée par Eric Degryse, Emmanuel Cornu et Benjamin Docquir, Simont Braun. Resumé par Thomas Tombal, Altius.

Pas de tarif de la SABAM sur les abonnements internet payés aux FAI

Brussel - Bruxelles 3 jun 2016, IEFBE 1881; (SABAM contre Etat Belge), https://ie-forum.be/artikelen/pas-de-tarif-de-la-sabam-sur-les-abonnements-internet-pay-s-aux-fai

Cour d'appel Bruxelles 3 juin 2016, IEFbe 1881 (SABAM contre ETAT BELGE)
Faits pertinents Dans le courant de l’année 2011, la SABAM a adressé des courriers aux fournisseurs belges d’accès à internet (ci-après « FAI »), à savoir, Belgacom (aujourd’hui Proximus), Telenet, Brutele et Tecteo (aujourd’hui Nethys), les informant de sa décision de ne plus tolérer que ces FAI communiquent au public des œuvres de son répertoire et qu’elle entendait leur appliquer un tarif annuel de 3,4% sur le prix annuel d’abonnement payé par les internautes à ces FAI. La SABAM considérait, en effet, que ces FAI exploitent sans autorisation son répertoire sur internet et se rendent donc coupables d’une violation de l’article XI.165, §1er, alinéa 4 du Code de Droit Economique (ci-après « CDE »).

Les FAI, appuyés par l’Etat belge, soutenaient, pour leur part, qu’il était illégal d’appliquer un tel tarif et d’en réclamer le paiement. L’Etat belge cita la SABAM en cessation, estimant, d’une part, que les FAI n’accomplissaient pas de communication au public au sens du droit d’auteur, et, d’autre part, qu’en tout état de cause, la législation sur le commerce électronique empêchait de pouvoir tenir pour responsables les FAI agissant en cette qualité. Les FAI susvisés intervinrent volontairement à la cause.

Par un jugement du 13 mars 2015 [IEFbe 1259] , le Président du Tribunal de première instance francophone de Bruxelles décida que ces FAI jouaient un rôle purement technique de transmission de contenu et n’effectuaient donc pas de « communication au public » au sens de l’article XI.165 du CDE, et ordonna à la SABAM de mettre fin à la tarification qu’elle réclamait aux FAI. La SABAM fit appel de cette décision.

Décision Par son arrêt du 3 juin 2016, la 9ème chambre de la Cour d’appel de Bruxelles déclara l’appel de la SABAM non-fondé, et rejeta également sa demande, à titre subsidiaire, de poser trois questions préjudicielles à la Cour de Justice de l’Union Européenne.

La Cour d’appel a, en effet, considéré que, s’il est vrai que l’article XI.165, §1er, al. 4 du CDE, règle de droit objectif, reconnait à l’auteur le droit exclusif de communiquer son œuvre au public, cet article ne prévoit, en revanche, pas le droit subjectif pour l’auteur d’imposer aux tiers le paiement d’une rémunération lorsque, comme en l’espèce, l’auteur donne son autorisation à la communication au public de son œuvre. La Cour rejette ainsi la prémisse de la SABAM selon laquelle cet article prévoirait, comme corolaire au droit exclusif de l’auteur de communiquer au public, un droit à rémunération.

La Cour ajouta également que la SABAM n’était pas une autorité administrative habilitée par la loi ou le Roi à établir des tarifs ayant une valeur règlementaire à l’encontre des tiers, et que la SABAM ne justifie d’aucune base légale obligeant les FAI à contracter avec elle.

IEFBE 1871

Les juges lettons ont ménagé un juste équilibre dans leurs décisions relatives à des droits d’auteur sur des œuvres musicales

EHRM - Cour eur. D.H. 12 jul 2016, IEFBE 1871; (AKKA/LAA tegen Letland), https://ie-forum.be/artikelen/les-juges-lettons-ont-m-nag-un-juste-quilibre-dans-leurs-d-cisions-relatives-des-droits-d-auteur-sur

Cour eur. D.H. 12 juilliet 2016, application no. 562/05; IEF 16113; IEFbe 1871 (AKKA/LAA tegen Letland)
Dans son arrêt de chambre rendu ce jour dans l’affaire SIA AKKA/LAA c. Lettonie la Cour européenne des droits de l’homme dit, à l’unanimité, qu’il y a eu : Non-violation de l’article 1 du Protocole no. 1 (protection de la propriété) à la Convention européenne des droits de l’homme, et Non-violation de l’article 6 § 1 (droit à un procès équitable) de la Convention.

IEFBE 1870

Resumé par Frédéric Lejeune, HOYNG ROKH MONEGIER.

La Cour de cassation de France apporte des clarifications sur la contrefaçon en matière d'œuvre de collaboration

Franse jurisprudentie - Jurisprudence française 15 jun 2016, IEFBE 1870; (Pertinence Summarizer (le logiciel litigieux)), https://ie-forum.be/artikelen/la-cour-de-cassation-de-france-apporte-des-clarifications-sur-la-contrefa-on-en-mati-re-d-uvre-de-co

Cour de cassation 15 juin 2016, pourvoi n°14-29741;15-15137; IEFbe 1868 (Pertinence Summarizer (le logiciel litigieux))
Introduction - Les faits soumis à la censure de la Cour de cassation de France peuvent être résumés comme suit:
- Monsieur X s’associe avec Monsieur Y pour fonder une société dénommée « Pertinence Mining » dont l’objet est la conception et la vente de logiciels ;
- Monsieur Y, s’estimant seul auteur du logiciel « Pertinence Summarizer » (« le logiciel litigieux »), assigne en contrefaçon la société qu’il a créée avec Monsieur X et qui a exploité le logiciel litigieux, ainsi que Monsieur X ;
- La Cour d’appel de Paris rejette la demande de Monsieur Y au motif que, selon elle, le logiciel litigieux est une œuvre de collaboration, propriété commune de Monsieur X et de Monsieur Y, et qu’au vu de cette propriété commune « il ne peut y avoir d'actes de contrefaçon commis par l'un à l'égard de l'autre ».

IEFBE 1863

Vragen HvJ over via cloud computing aanbieden van tv-programma’s uit andere lidstaten

HvJ EU - CJUE 4 mei 2016, IEFBE 1863; (http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-265/16), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-hvj-over-via-cloud-computing-aanbieden-van-tv-programma-s-uit-andere-lidstaten

Prejudiciële vraag HvJ EU 4 mei 2016; IEF 16101; IEFbe 1863; IT 2103; C-265/16 (VCAST)
Privékopie-exceptie. Richtlijn 2000/31/EG. Richtlijn 2001/29/EG. Verzoekster biedt via internet een systeem aan waarmee alle tv-programma’s van belangrijke Italiaanse zenders als video kunnen worden opgeslagen (‘cloud computing’). Gebruikers dienen daarvoor (bij een derde partij) een drager en ruimte aan te schaffen. Verzoekster heeft de belangrijkste Italiaanse zender RTI gedaagd om een verklaring voor recht te verkrijgen dat deze praktijk rechtmatig is. Tussen genoemde activiteiten en de verhuur van apparatuur voor het maken van video-opnamen (waarmee VCAST haar activiteiten gelijk wil stellen) bestaat er een onderscheidende factor, namelijk de tussenkomst en de operationele inbreng van de leverancier die op verzoek van de gebruiker de kopie maakt, ook al is dat in immateriële vorm. Verweerster RTI stelt onrechtmatigheid van verzoeksters activiteiten. Zij wijst op haar zowel Italiaans- als EU-wettelijk geregelde exclusieve recht op het economisch gebruik van de werken die zij via haar netwerken uitzendt (en de daaruit voortvloeiende rechten). Het maken van privékopieën is een uitzondering op de hoofdregel die strikt moet worden uitgelegd en verzoeksters uitleg is in strijd met de auteursrechtenrichtlijn. Daarnaast is het oneerlijke concurrentie en een inbreuk op de handelsmerken van RTI. Zij eist dan ook een verbod en schadevergoeding.

IEFBE 1854

Conclusie AG: InfoSoc verzet zich tegen belasten van erkende auteursrechtenorganisaties met reproductie en weergave in digitale vorm van 'niet meer verkrijgbare boeken'

HvJ EU - CJUE 7 jul 2016, IEFBE 1854; IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-infosoc-verzet-zich-tegen-belasten-van-erkende-auteursrechtenorganisaties-met-reproduct

Conclusie AG HvJ EU 7 juli 2016, IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke)
Prejudiciële gestelde vragen [IEF 15148; IEFbe 1449]. Auteursrecht en naburige rechten. Exclusief reproductierecht. Over wettelijke collectieve vertegenwoordiging voor out-of-print books. Nationale regeling waarbij de uitoefening van de exploitatierechten van niet meer in de handel verkrijgbare boeken wordt toegekend aan een incasso-organisatie. Recht van verzet van de auteurs of de rechthebbenden.

Artikel 2, onder a), en artikel 3, lid 1, [InfoSoc], verzetten zich ertegen dat een regeling, als die welke bij de artikelen L. 134‑1 tot en met L. 134‑9 van de code de la propriété intellectuelle is ingesteld, erkende auteursrechtenorganisaties belast met de uitoefening van het recht om de reproductie en de weergave in digitale vorm van „niet meer verkrijgbare boeken” toe te staan, ook al biedt zij de auteurs of de rechthebbenden van deze boeken de mogelijkheid die uitoefening te beletten of te beëindigen, onder bepaalde door haar vastgestelde voorwaarden.