Auteursrecht - Droit d'auteur  

IEFBE 1992

HvJ EU: er is geen verschil tussen uitlening van een papieren boek en de uitlening van e-book

HvJ EU - CJUE 10 nov 2016, IEFBE 1992; (VOB tegen Stichting Leenrecht), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-er-is-geen-verschil-tussen-uitlening-van-een-papieren-boek-en-de-uitlening-van-e-book

HvJ EU 10 november 2016, IEF 16359; IEFbe 1992; C-174/15; (VOB tegen Stichting Leenrecht) Auteursrecht. Naburige rechten. De rechtbank Den Haag heeft vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over het uitlenen van e-books. Kort samengevat is de vraag of openbare bibliotheken e-books mogen uitlenen tegen betaling van de wettelijke leenrechtvergoeding. Er wordt ook (voorwaardelijk) een vraag gesteld over of de verkoop van een  e-book leidt tot uitputting van het distributierecht.
HvJ EU: De rechters van het Europese Hof beslisten op 10 november dat er geen verschil is tussen een uitlening van een papieren boek en de uitlening van  e-book. Het HvJ volgt hiermee de conclusie van de A-G.

IEFBE 1991

Reliëfmotief van Birkenstock heeft geen commerciële herkomst

Gerecht EU - Tribunal UE 9 nov 2016, IEFBE 1991; Zaak T-579/14 (Birkenstock tegen BHIM), https://ie-forum.be/artikelen/reli-fmotief-van-birkenstock-heeft-geen-commerci-le-herkomst

Gerecht EU 9 november 2016, IEF 16354; IEFbe 1991; Zaak T-579/14 (Birkenstock tegen BHIM) Uniemerk. Afbeelding van een reliëfmotief. Het betreft een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 15 mei 2014 inzake de internationale inschrijving van het beeldmerk dat een patroon van elkaar kruisende golvende lijnen weergeeft. Verzoekster voert met name aan dat de kamer van beroep zich niet heeft gebaseerd op het internationale merk in zijn ingeschreven vorm, te weten een afbeelding waarvan het oppervlak duidelijk is afgebakend en die niet samenvalt met de vorm van de waren, maar dat zij het merk op ongerechtvaardigde wijze heeft uitgebreid door te stellen dat dit merk kon worden herhaald en voortgezet. Het EUIPO is van mening dat de kamer van beroep op goede gronden heeft geoordeeld dat het betrokken teken een oppervlakpatroon weergaf en elk onderscheidend vermogen miste voor de betrokken waren. In casu dient te worden geoordeeld dat, gelet op de banale aard van het betrokken teken en het oneindig aantal verschillende dessins die als oppervlakpatroon worden gebruikt, de kamer van beroep op goede gronden heeft vastgesteld dat het betrokken teken niet op significante wijze afweek van de norm of van wat in de betrokken sectoren gangbaar was. Zij heeft derhalve terecht vastgesteld dat het relevante publiek het teken zou opvatten als een eenvoudig oppervlakpatroon, dat wordt toegepast voor decoratieve of technische doeleinden, en niet als de aanduiding van een bepaalde commerciële herkomst.

IEFBE 1983

Conclusie AG HvJ EU: 'hotel room tv' is geen mededeling aan het publiek op een plaats waarvoor toegangsprijs betaald wordt

HvJ EU - CJUE 25 okt 2016, IEFBE 1983; ECLI:EU:C:2016:795 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk tegen Hettegger Hotel Edelweiss), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-hvj-eu-hotel-room-tv-is-geen-mededeling-aan-het-publiek-op-een-plaats-waarvoor-toegangs

Conclusie AG HvJ EU 25 oktober 2016, IEF 16334; IEFbe 1983; C-641/15; ECLI:EU:C:2016:795 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk tegen Hettegger Hotel Edelweiss) Auteursrecht. Uitsluitend recht van omroeporganisaties – Mededeling aan het publiek. In deze zaak werd de vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv.’ Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Conclusie AG:

Artikel 8, lid 3 [verhuur/uitleenrichtlijn 2006/115/EG] dient aldus te worden uitgelegd dat het doorgeven van een televisie- of radiosignaal door middel van in hotelkamers geïnstalleerde toestellen geen mededeling van uitzendingen van omroeporganisaties aan het publiek vormt op een plaats die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk is in de zin van die bepaling.

IEFBE 1978

Uitspraak ingezonden Tom Heremans, CMS en Caroline de Baets, Simont Braun.

Hof van Cassatie: Toestemming aan omroeporganisaties omvat ook mededeling door verweerster

Hof van Cassatie - Cour de Cassation 7 okt 2016, IEFBE 1978; (Agicoa tegen Eviso), https://ie-forum.be/artikelen/hof-van-cassatie-toestemming-aan-omroeporganisaties-omvat-ook-mededeling-door-verweerster

Hof van Cassatie van België 7 oktober 2016, IEFbe 1978 (Agicoa tegen Eviso). Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep tegen Hof van Beroep te Brussel [IEFbe 1385] en na prejudicieel antwoord door HvJ EU [IEFbe 108]. Eviso, voorheen Airfield, heeft geen nieuw publiek bereikt met haar satellietuitzendingen onder de namen TV Vlaanderen en TéléSat. Verweerster heeft geen toegang tot de overeenkomsten tussen de rechthebbende en de omroeporganisaties, op eiseres rust de plicht tot loyale medewerking aan bewijsvoering en aantoning van auteursrechtinbreuk. Van verweerster kan niet worden verwacht dat zij een kopie voorlegt van alle overeenkomst die de omroeporganisatie met de rechthebbenden hebben afgesloten. Er wordt ook aangetoond dat de toestemming aan de omroeporganisaties ook de mededeling aan het publiek door verweerster omvat.

IEFBE 1977

Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS.

Hof van Cassatie: Simulcastuitzending als zelfstandige handeling waarmee aan nieuw publiek wordt medegedeeld, niet naar recht verantwoord

Hof van Cassatie - Cour de Cassation 30 sep 2016, IEFBE 1977; (Coditel tegen SACD c.s. en Telenet tegen SABAM c.s.), https://ie-forum.be/artikelen/hof-van-cassatie-simulcastuitzending-als-zelfstandige-handeling-waarmee-aan-nieuw-publiek-wordt-mede

Hof van Cassatie van België 30 september 2016, IEFbe 1977 (Coditel tegen SACD c.s. en Telenet tegen SABAM c.s.) incl. verzoekschriften. Auteursrecht. Directe injectie. Cassatie na [IEFbe 662]. De appelrechters die vervolgens beslissen dat de eiseres “bij de directe injectie zorgt voor de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte door middel van de kabel aan het publiek van een eerste uitzending van een tv-programma die voor ontvangst van het publiek is bestemd” en dat “de directe injectie gedaan door de eiseres een kabeldoorgifte is in de zin van art. 52 Auteurswet 1994”, hetgeen inhoudt dat een zelfstandige handeling wordt gesteld waarmee het uitgezonden werk aan een nieuw publiek wordt medegedeeld, verantwoorden hun beslissing niet naar recht (r.o. 11). Het hof vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit de hogere beroepen ontvankelijk verklaart en voor recht zegt dat “de digitale kabeldoorgifte bij simulcastzendingen, met name uitzendingen waarbij een simultane, ongewijzigde en integrale gelijktijdige uitzending plaatsvindt van een analoog en digitaal signaal, geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte uitmaakt”.  Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep Brussel.

IEFBE 1976

HvJ EU: Beschermingstermijnen Richtlijn niet van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk nationaal werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen

HvJ EU - CJUE 20 okt 2016, IEFBE 1976; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-beschermingstermijnen-richtlijn-niet-van-toepassing-op-auteursrechten-die-aanvankelijk-nation

HvJ EU 20 oktober 2016, IEF 16327; IEFbe 1976; C-169/15; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens) Auteursrecht en naburige rechten – Beschermingstermijn – Verval en herleving van het auteursrecht Zie eerder: IEF 14819 en vgl. IEF 14714; Conclusie AG: IEF 15985. Ter beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde vragen (ECLI:NL:HR:2013:1881), heeft het Benelux-Gerechtshof zelf vragen aan het HvJ EU gesteld nu zij van mening was dat de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging van richtlijn 93/98/EEG aangaande de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten. HvJ EU:

Artikel 10, lid 2, van [Harmonisatierichtlijn 93/98/EEG] gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1 moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijnen niet van toepassing zijn op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen.

IEFBE 1975

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Reprobel

HvJ EU Reprobel, NJ 2016/370, p. 4962-4964,m.nt. Hugenholtz. In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie [IEF 15411] vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 (Staat/NORMA), HvJ EU 10 april 2014 (ACI Adam) en HvJ EU 5 maart 2015 (Copydan Båndkopi), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopi- eervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebben- den een vergoeding wordt betaald. (...)

IEFBE 1963

Namaaksigaretten van Marlboro brengen ernstige verstoring van het economische verkeer met zich mee

Antwerpen - Anvers 24 mrt 2016, IEFBE 1963; (OM tegen gedaagden), https://ie-forum.be/artikelen/namaaksigaretten-van-marlboro-brengen-ernstige-verstoring-van-het-economische-verkeer-met-zich-mee

Hof van Beroep Antwerpen 24 maart 2016, IEFBE 1963 (OM tegen gedaagden) Verstoring economisch verkeer. Namaak sigaret. In deze zaak is bestraffing ten laste gelegd van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten met kwaadwillig of bedrieglijk opzet in het economisch verkeer en in het kader van een commerciële activiteit waarvan de doelstelling is een economisch voordeel te realiseren, inbreuk te hebben gemaakt op de reglementaire rechten van de houder van een product- of dienstmerk, zoals deze rechten inzake merken bepaald worden, ten nadele van Philip Morris Products voor namaaksigaretten van het merk Marlboro. De beklaagde kan niet in ernst voorhouden niet geweten te hebben dat het om namaaksigaretten ging. Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij gelet op de prijs wist dat het ging om sigaretten afkomstig uit het frauduleus of zwart circuit. Uit de omstandigheden waarin de verhandeling gebeurden, blijkt duidelijk dat het om namaak ging. De feiten zijn uiteraard ernstig nu ze een ernstige verstoring met zich mee brengen van het economische verkeer.

IEFBE 1962

Ingezonden door: Fabienne Brison, hoyng rokh monegier

Niet noodzakelijk om onderhandelingen over exclusieve kabeldistributierechten vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen

Grondwettelijk hof - Cour constitutionelle 13 okt 2016, IEFBE 1962; Arrest nr. 128/2016 (Agicoa Europe Brussels), https://ie-forum.be/artikelen/niet-noodzakelijk-om-onderhandelingen-over-exclusieve-kabeldistributierechten-vlotter-te-laten-verlo

Het Grondwettelijk Hof 13 oktober 2016, IEFBE 1962; Arrest nr. 128/2016 (Agicoa Europe Brussels) Agicoa Europe Brussels, de eerste verzoekende partij, is een organisatie zonder winstoogmerk wier opdracht erin bestaat de rechten uit de doorgifte van audiovisuele werken van zelfstandige producenten te innen en opnieuw aan hen uit te keren, en die collectieve beheersvennootschappen, agenten die de rechten van bepaalde producenten beheren en zelfstandige producenten verenigt. De tweede verzoekende partij, de Beheers- en belangenvennootschap voor Audiovisuele Producenten, is een collectieve beheersvennootschap van producenten van audiovisuele werken. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen uit de WER. In deze artikelen wordt het mechanisme van de verplichte licentie in geval van openbare uitvoering of uitzending via de omroep van de prestaties van een uitvoerende kunstenaar of van een producent geregeld, en zulks tegen een billijke vergoeding voor de voornoemde personen. De verzoekende partijen voeren aan dat de producenten van audiovisuele werken door de toepassing van dat mechanisme worden benadeeld, aangezien de billijke vergoeding doorgaans lager ligt dan de rechten die voortvloeien uit de toestemming. Zij klagen aan dat de bestreden bepalingen de producenten van audiovisuele werken en de producenten van fonogrammen op voet van gelijkheid plaatsen, terwijl hun situatie noch in feite, noch in rechte vergelijkbaar is. Het Grondwettelijk Hof oordeelt als volgt: Aangezien de omroeporganisaties tal van exclusieve rechten op doorgifte via de kabel (met inbegrip van hun rechten als producent wanneer zij zelf uitzendingen produceren) bundelen, heeft de wetgever het niet noodzakelijk geacht om de onderhandelingen over de exclusieve kabeldistributierechten, wat hen betreft, vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen.

IEFBE 1960

Staking van gebruik software kan alleen gevorderd worden als dit gepast en nuttig is

Brussel - Bruxelles 1 dec 2015, IEFBE 1960; 2015/9518 (En Vogue Entertainment B.V. tegen Vermeiren Kurt), https://ie-forum.be/artikelen/staking-van-gebruik-software-kan-alleen-gevorderd-worden-als-dit-gepast-en-nuttig-is

Hof van Beroep Brussel 1 december 2015, IEFBE 1960; 2015/9518 (En Vogue Entertainment B.V. tegen Vermeiren Kurt) Geïntimeerde is informaticus en legt zich toe op de ontwikkeling van gespecialiseerde software. Hij voert aan het softwarepakket ‘Greenlight’ te hebben ontwikkeld. Er ontstaat een geschil tussen geïntimeerde en de licentienemer, nadat de exploitatierechten op de software voor ‘Greenlight’ werden verleend in ruil voor een vergoeding. Het geschil heeft geleid tot een beslag inzake namaak, op verzoek van de geïntimeerde. Geïntimeerde voerde bij de rechtbank aan dat de appellante, door de software te blijven gebruiken en reproduceren, een inbreuk heeft gepleegd en pleegt op de auteursrechten en vordert staking van gebruik en reproductie hiervan. Het hof moet nu duidelijkheid geven over het feit of er sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. Het hof overweegt hierover als volgt: het belang voor de eiser wordt beoordeeld op het ogenblik van het instellen van de vordering ten aanzien van de maatregelen die hij vraagt: het moet nog gepast en nuttig zijn om de staking van de aangeklaagde praktijk te bevelen. De vordering tot staking kan betrekking hebben op betwiste feiten waaraan een einde is gesteld, op voorwaarde echter dat het risico op herhaling niet is uitgesloten. Verder oordeelt het hof dat er geen ruimte is voor de uitbreiding van de vordering, waarin de geïntimeerde stelt de auteur te zijn van de ontwikkelde software.