Gepubliceerd op woensdag 11 mei 2016
IEFBE 1793
EHRM - Cour eur. D.H. ||
12 apr 2016
EHRM - Cour eur. D.H. 12 apr 2016, IEFBE 1793; appl.no 33883/06 (Dumitru Gheorghe tegen Roemenië), https://ie-forum.be/artikelen/ehrm-schending-vanwege-indirecte-toegang-voor-complexe-fotoauteursrechtzaak

EHRM: Schending vanwege indirecte toegang voor complexe fotoauteursrechtzaak

EHRM 12 april 2016, IEF 15935; IEFbe 1793; appl.no 33883/06) (Dumitru Gheorghe tegen Roemenië)
Auteursrecht. Procesrecht. Een fotograaf heeft een aantal foto’s gemaakt van landschappen in 1984, bedoeld om te worden gepubliceerd. Publicatie is toen niet doorgegaan. In 2004 blijken zijn foto’s wel gepubliceerd te zijn met als naamsvermelding F.G. die de foto's beheerde. Het politierapport bevestigt dat de foto's door Gheorghe zijn gemaakt, maar er wordt geen strafrechtelijke onderzoek gestart, omdat de klacht niet binnen vijf jaar is ingediend. Volgens de nationale rechter is de zaak niet binnen de termijn aangebracht en dus verjaard. Omdat de auteursrechtprocedure van complexe aard is en eerst (ook strafrechtelijk) onderzoek nodig is, kan een civiele claim niet direct worden gevorderd. De strafrechtelijke procedure wordt afgebroken, zonder oordeel over de gekoppelde civiele claim. Het Hof oordeelt dat er sprake is van schending van artikel 6 EVRM, omdat er niet in een toegang tot een gerecht is voorzien.

27. As regards the present case, the Court firstly notes that the requirement to lodge a judicial claim within a statutory time-limit is not, in itself, incompatible with Article 6 § 1 of the Convention. The Court has held on numerous occasions that such a requirement pursued a legitimate aim of proper administration of justice and of compliance, in particular, with the principle of legal certainty (see, for example, Pérez de Rada Cavanilles, cited above, § 45, and Miragall Escolano and Others v. Spain, no. 38366/97, § 33, ECHR 2000-I).

32. The Court notes that under the relevant domestic legislation applicable at the time in question, the applicant could not directly lodge a complaint with the ordinary judicial bodies. As the procedure applicable to copyright infringement was a special procedure necessitated by the complex nature of this kind of offence, only the RCO was competent, under the applicable law, to conduct a preliminary investigation into an alleged copyright infringement and to notify those bodies competent to initiate criminal proceedings for copyright infringement. The domestic court of first instance arrived at a similar conclusion in its judgment of 24 November 2004 (see paragraph 14 above).

33. The Bucharest Court of Appeal, which allowed the appeal lodged by the prosecutor and dismissed the applicant’s criminal complaint, interpreted the applicable provisions in a different manner. Moreover, the domestic court did not examine the civil claim joined to the criminal complaint. In this connection, the Court notes that pursuant to Article 346 § 1 of the CCP a criminal court did have to settle a civil action if it decided to discontinue the criminal proceedings.

34. In the light of the above, the Court concludes that the interpretation of the time-limit by the court of last resort, followed by the non‑examination of the joined civil claim, precluded a full examination of the merits of the case and impaired the very essence of the applicant’s right of access to a court for the purpose of the determination of his civil rights and obligations.