Prejudiciële vragen over alternatieve modellen

Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland) 21 december 2021, IEF 20476, IEFbe 3359; C-684/21 (Papierfabriek Doetinchem) via MinBuza. Verzoekster is houder van het recht op een gemeenschapsmodel dat is ingeschreven en gepubliceerd (litigieus model) met betrekking tot een packing device. Verweerster verkocht een concurrerend product dat door verzoekster wordt beschouwd als een inbreuk op het litigieuze model. Verweerster is van mening dat het litigieuze model nietig is omdat alle kenmerken van het model uitsluitend worden bepaald door de technische functie van het voortbrengsel. Zij heeft een reconventionele vordering tot nietigverklaring van verzoeksters gemeenschapsmodel ingesteld. De rechter in eerste aanleg heeft haar vordering in reconventie afgewezen. Hij was van oordeel dat de kenmerken van het litigieuze model gezien het bestaan van een groot aantal ontwerpalternatieven niet uitsluitend worden bepaald door de technische functie ervan. In het hiertegen ingestelde hoger beroep heeft de verwijzende rechter de reconventionele vordering tot nietigverklaring van het litigieuze model toegewezen.
Vernietiging beslissing Uniewoordmerk SO COUTURE

HvJ EU Kamer van beroep 21 januari 2021, IEF 20474, IEFbe 3357; T-30/21 (L’Oréal tegen EUIPO) Verzoekschrift. L’Oréal is de verzoekende partij en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) de verwerende partij. L’Oréal heeft een inschrijvingsaanvraag gedaan bij EUIPO voor het Uniewoordmerk SO COUTURE. Dit verzoek is door de vijfde kamer van beroep van het EUIPO op 3 november 2020 in zaak R 158/2016-5 afgewezen. L'Oréal verzoekt nu dat deze beslissing op grond van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad bij de globale beoordeling en de beoordeling van het verwarringsgevaar wordt vernietigd. De Kamer van beroep oordeelt dat de bestreden beslissing moet worden vernietigd.
HvJ EU Conclusie A-G over parallelimport van geneesmiddelen

HvJ EU Conclusie A-G 13 januari 2022, IEF 20473, LS&R 2014, IEFbe 3356; ECLI:EU:C:2022:28 (Parallelimport geneesmiddelen) Deze conclusie betreft drie rechtszaken waarin verschillende geschillen spelen betreffende parallelimport van geneesmiddelen. Het Landgericht Hamburg heeft de behandeling van deze rechtszaken geschorst en het Hof meerdere prejudiciële vragen gesteld. Onder andere de vragen of artikel 47 bis van richtlijn [2001/83] zo moet worden uitgelegd dat ten aanzien van parallel ingevoerde producten kan worden aangenomen dat de maatregelen ter zake van de verwijdering en het aanbrengen van de veiligheidskenmerken overeenkomstig artikel 54, onder o), van richtlijn [2001/83], hetgeen door de parallelimporteur wordt uitgevoerd door middel van ofwel heretikettering ofwel ompakking, gelijkwaardig zijn wanneer beide maatregelen voor het overige voldoen aan de voorwaarden van richtlijn [2001/83] en van gedelegeerde verordening [2016/161] en even geschikt zijn om de authenticiteit en de identiteit van het geneesmiddel te controleren en om te bewijzen dat met het geneesmiddel is geknoeid?
HvJ EU Conclusie A-G inzake rechtsverwerking wegens gedogen

HvJ EU Conclusie A-G 13 januari 2022, IEF 20472, IEFbe 3355; ECLI:EU:C:2022:25 (Heitec AG tegen Heitech promotion GmbH) Heitec is houdster van het op 4 juli 2005 als Uniemerk ingeschreven woordmerk HEITEC. Verweerster in het hoofdgeding is op 16 april 2003 in het handelsregister ingeschreven onder de handelsnaam HEITECH Promotion GmbH, waaronder zij haar activiteiten verricht (hierna: Heitech). Op 22 april 2009 is Heitech schriftelijk in gebreke gesteld door Heitec wegens het gebruik van de handelsnaam en het merk met het woordelement HEITECH. Heitec heeft voor de rechter primaire vorderingen ingesteld wegens inbreuk op de haar door haar handelsnaam HEITEC verleende rechten, en subsidiair vorderingen wegens inbreuk op haar Uniemerk HEITEC. Het Bundesgerichtshof heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof vier prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn [2008/95] alsmede in de zin van artikel 54, leden 1 en 2, en artikel 111, lid 2, van verordening [nr. 207/2009]. De A-G concludeert o.a. dat alleen een einde kan worden gemaakt aan de termijn van rechtsverwerking wegens gedogen als de houder van oudere rechten laat blijken een einde te maken aan het gedogen door beroep in te stellen binnen een termijn van vijf jaar vanaf het ogenblik waarop hij kennis heeft gekregen van het gebruik van het jongere merk.
Ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Lamyae Ramdani en Irenah Klink, De Brauw Blackstone Westbroek.
EUIPO: "Impossible Burger" is een geldig Uniemerk
EUIPO the Fifth Board of Appeal 22 December 2021 IEF 20471, IEFbe 3354 ; R 973/2021-5 (Nestlé tegen Impossible Foods) In 2018 diende Impossible Foods Inc. (een bedrijf dat plantaardige vervangers voor vleesproducten ontwikkelt) een aanvraag in voor de inschrijving van het woordmerk Impossible Burger. Op 28 februari 2019 is het merk ingeschreven. Op 18 maart 2019 heeft Nestlé een verzoek tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemerk ingediend. De argumenten die door Nestlé zijn aangevoerd ter onderbouwing van het feit dat het woordmerk slechts een verwijzing is naar de kenmerken van de waren en dus een onderscheidend vermogen mist, slagen niet. Nestlé wijst er ook op dat de houder van het Uniemerk merk de term onmogelijk op een beschrijvende manier gebruikt in zijn promotie- en reclameactiviteiten en dat dit dus zou aantonen dat het publiek het teken als niet-onderscheidend of beschrijvend zou opvatten.
Ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Lamyae Ramdani en Irenah Klink, De Brauw Blackstone Westbroek.
EUIPO: "Impossible Sausage" is een geldig Uniemerk
EUIPO the Fifth Board of Appeal 22 December 2021 IEF 20470 , IEFbe 3353; R 972/2021 (Nestlé tegen Impossible Foods) In 2019 diende Impossible Foods Inc. (een bedrijf dat plantaardige vervangers voor vleesproducten ontwikkelt) een aanvraag in voor de inschrijving van het woordmerk Impossible Sausage. Het merk is op 19 september 2019 ingeschreven. Op 20 november 2019 heeft Nestlé een verzoek tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemerk ingediend. De argumenten die door Nestlé zijn aangevoerd ter onderbouwing van het feit dat het woordmerk slechts een verwijzing is naar de kenmerken van de waren en dus een onderscheidend vermogen mist, slagen niet. Nestlé wijst er ook op dat de houder van het Uniemerk de term onmogelijk op een beschrijvende manier gebruikt in zijn promotie- en reclameactiviteiten en dat dit dus zou aantonen dat het publiek het teken als niet-onderscheidend of beschrijvend zou opvatten.
MMA jurisprudentielunch & Benelux Merkencongres

Vanaf dit voorjaar neemt Jesse Hofhuis (Hofhuis Alkema Groen) het stokje over van Charles Gielen bij de halfjaarlijkse jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht van deLex. Op woensdag 18 mei is de eerstvolgende MMA jurisprudentielunch, met Tobias Cohen Jehoram, Jesse Hofhuis en Joris van Manen. Inschrijven is mogelijk via deze link.
Tijd: 13.00 – 16.15 uur (inloop vanaf 12.30 uur)
Locatie: wordt nog bekend gemaakt*
Accreditatie: 3 opleidingspunten (BMM, PO of Vlaamse Orde)
EUIPO vernietigt beslissing

EUIPO First Board of Appeal 29 november 2021, IEF 20466, IEFbe 3352; Case R 2421/2020-1 (Volkswagen Aktiengesellschaft) In een verzoekschrift in 2017 verzocht Volkswagen tot inschrijving van een beeldmerk. Bij beslissing van 25 april 2018 is de aanvraag afgewezen. Op 1 juni 2018 is tegen die beslissing beroep ingesteld. Bij beslissing van 30 oktober 2020 heeft de onderzoeker de aanvraag voor alle goederen en diensten die het onderwerp zijn van deze procedure afgewezen. The First Board of Appeal vernietigt de bestreden beslissing en wijst de vordering tot voortzetting van de inschrijvingsprocedure terug o.a. omdat verzoekster had bewezen dat het Bureau alle aanzichten van het vormmerk als beeldmerken al had ingeschreven. Uit het besluit blijkt niet waarom tot een andere conclusie is gekomen.
Prejudiciële vragen over het begrip "benaming van het product"

Bayerisches Verwaltungsgericht Ansbach (Duitsland) 5 november 2021, IEF 20465, IEFbe 3351; C-595/21 (BiFi The Original) via MinBuza. Verzoekster produceert het product “BiFi The Original Turkey” en brengt het als voorverpakt levensmiddel via de detailhandel op de markt. Bij de productie worden palmvet en raadzaadolie gebruikt. “BiFi The Original” is een woord- en beeldmerk volgens het Duitse merkenrecht en een beeldmerk volgens het Unierecht. De instantie die toezicht houdt op levensmiddelen heeft op 7-1-2019 bij besluit bevolen dat het verzoekster verboden is het product onder de benaming “BiFi 100% Turkey” in de handel te brengen zonder de bij de productie gebruikte ingrediënten in de onmiddellijke nabijheid van de benaming van het product te vermelden in een specifiek bepaalde lettergrootte. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Verzoekster heef de etikettering in het tweede kwartaal van 2019 gewijzigd. Sindsdien staat er in het hoofdgezichtsveld op de voorkant van de verpakking “BiFi The Original” en daarnaast of daaronder “Turkey”. Boven het woord “Turkey” staat een afbeelding van een kalkoen in het zwart. Op de achterzijde van het etiket wordt het levensmiddel telkens vóór de ingrediëntenlijst omschreven als “gevogelte-minisalami met palmvet en raapzaadolie”. De lettergrootten van “BiFi”, “The Original” en “Turkey” verschillen. “BiFi is het grootst geschreven en “The Original” het kleinst. Prejudiciële vragen:
Prejudiciële vragen over handhaving intellectuele-eigendomsrechten

Sąd Okręgowy w Warszawie (Polen) 25 november 2021, IEF 20464, IEFbe 3350; C-628/21 (Castorama Polska et Knor) via MinBuza. De rechthebbende (TB) in het hoofdgeding, is eigenaar van webwinkels met siervoorwerpen. In het kader van haar commerciële activiteit verkoopt zij machinaal door haar vervaardigde reproducties van afbeeldingen, aangeduid als A, B en C. De rechthebbende beroept zich erop dat zij de ontwerper van de door haar gereproduceerde afbeeldingen is en dat deze afbeeldingen werken in de zin van het auteursrecht zijn. Getrouwe kopieën van de afbeeldingen A en B worden zonder goedkeuring van de rechthebbende verkocht in de webwinkel en in de fysieke winkels van betrokkene nr. 1 (de vennootschap Castorama Polska), die deze kopieën aangeleverd krijgt door betrokkene nr. 2 (de vennootschap Knor). Na betrokkene nr. 1 te hebben aangemaand de inbreuken op het auteursrecht te staken heeft de rechthebbende de verwijzende rechter bij verzoekschrift van 15-12-2020 verzocht de betrokkenen te verplichten tot het verstrekken van inlichtingen over het distributiekanaal, de datum waarop de goederen voor het eerst in de fysieke winkels en de webwinkel te koop zijn aangeboden, de hoeveelheid goederen die in de fysieke winkels en de webwinkel zijn verkocht en de prijs die uit de verkoop van de goederen is verkregen.