Conclusie AG: Binnen EU-recht kunnen lidstaten dataretentieplichten opleggen, maar onder strikte voorwaarden
Conclusie AG HvJ EU 19 juli 2016, IT 2105; IEFbe 1875; ECLI:EU:C:2016:572; C‑203/15 en C‑698/15 (Tele2 Sverige tegen Post- och telestyrelsen)
Persbericht - Verwerking van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie – Nationale wetgeving die voorziet in een algemene verplichting om gegevens over elektronische communicaties te bewaren – Artikel 15, lid 1 ‒ Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 7 ‒ Recht op eerbiediging van het privéleven – Artikel 8 – Recht op bescherming van persoonsgegevens – Ernstige inmenging – Rechtvaardiging – Artikel 52, lid 1 – Voorwaarden – Legitieme doelstelling van bestrijding van ernstige criminaliteit – Vereiste van een wettelijke grondslag in het nationale recht – Vereiste van strikte noodzakelijkheid – Vereiste van evenredigheid in een democratische samenleving. Conclusie AG:
Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/CE van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn ‚privacy en elektronische communicatie’), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, en de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat een lidstaat aanbieders van elektronischecommunicatiediensten verplicht om alle gegevens betreffende de door de gebruikers van hun diensten gevoerde communicaties te bewaren indien is voldaan aan alle hiernavolgende vereisten, hetgeen door de verwijzende rechters moet worden getoetst in het licht van alle relevante kenmerken van de in de hoofdgedingen betrokken nationale regelingen:
Veroordeling van journalisten die illegaal politieradioverkeer ontvingen, geen schending uitingsvrijheid
EHRM 23 juni 2016, IEF 16117; IEFbe 1873; Requête no 22567/09 (Brambilla e.a. tegen Italië)
Uit het persbericht: The ECHR held, unanimously, that there had been no violation of Article 10 (freedom of expression) of the European Convention on Human Rights. The case concerned the conviction of three journalists who intercepted radio communications between carabinieri in order to arrive quickly at crime scenes and report on them for their local newspaper. Stressing the notion of responsible journalism and noting that the decisions of the domestic courts had been duly reasoned and had focused primarily on the need to protect national security and prevent crime and disorder, the Court found in particular that the courts had made an appropriate distinction between on the one hand the duty of the three journalists to comply with domestic law, which prohibited in general terms the interception by any persons of communications not addressed to them, including those of the law-enforcement agencies, and on the other hand the pursuit of their journalistic activities, which had not been restricted per se. The Court also noted that the penalties ordered by the domestic courts, consisting in the seizure of the radio equipment and the imposition of custodial sentences, had not been disproportionate, as the sentences of the three journalists had been suspended and the authorities had not prohibited them from bringing news items to the public’s attention.
Namaakverkoop via gebruikersnaam Victoria's Secret Lady op marktplaats verboden
Rechtbank Den Haag 29 juni 2016, IEF 16115; IEFbe 1872; ECLI:NL:RBDHA:2016:7056 (Victoria's Secret tegen gedaagde)
Uniemerk. Via marktplaats.nl heeft adverteerder onder de naam 'Victoria's Secret Lady' producten aangeboden. Na testaankoop is gecontroleerd op namaak; de spullen waren in nieuwstaat en het betreft dus niet gebruikte spullen. De gebruikersnaam duidt op het nastreven van een handelsactiviteit met economisch voordeel. Dat is gebruik in het economisch verkeer, met inbreuk door aanbieden namaakgoederen. Er wordt een verbod en een opgavebevel gegeven.
Les juges lettons ont ménagé un juste équilibre dans leurs décisions relatives à des droits d’auteur sur des œuvres musicales
Cour eur. D.H. 12 juilliet 2016, application no. 562/05; IEF 16113; IEFbe 1871 (AKKA/LAA tegen Letland)
Dans son arrêt de chambre rendu ce jour dans l’affaire SIA AKKA/LAA c. Lettonie la Cour européenne des droits de l’homme dit, à l’unanimité, qu’il y a eu : Non-violation de l’article 1 du Protocole no. 1 (protection de la propriété) à la Convention européenne des droits de l’homme, et Non-violation de l’article 6 § 1 (droit à un procès équitable) de la Convention.
Resumé par Frédéric Lejeune, HOYNG ROKH MONEGIER.
La Cour de cassation de France apporte des clarifications sur la contrefaçon en matière d'œuvre de collaboration
Cour de cassation 15 juin 2016, pourvoi n°14-29741;15-15137; IEFbe 1868 (Pertinence Summarizer (le logiciel litigieux))
Introduction - Les faits soumis à la censure de la Cour de cassation de France peuvent être résumés comme suit:
- Monsieur X s’associe avec Monsieur Y pour fonder une société dénommée « Pertinence Mining » dont l’objet est la conception et la vente de logiciels ;
- Monsieur Y, s’estimant seul auteur du logiciel « Pertinence Summarizer » (« le logiciel litigieux »), assigne en contrefaçon la société qu’il a créée avec Monsieur X et qui a exploité le logiciel litigieux, ainsi que Monsieur X ;
- La Cour d’appel de Paris rejette la demande de Monsieur Y au motif que, selon elle, le logiciel litigieux est une œuvre de collaboration, propriété commune de Monsieur X et de Monsieur Y, et qu’au vu de cette propriété commune « il ne peut y avoir d'actes de contrefaçon commis par l'un à l'égard de l'autre ».
Uitspraak mede ingezonden door Nanda de Jongh-Ruyters, BRight Advocaten.
MEXICANO vormmerk - de rechter heeft op de bijgevoegde briefjes moeten spieken
Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 11 juli 2016, IEF 16111; IEFbe 1869; ECLI:NL:RBOBR:2016:3653 (De Vries en Bakx Foods)
Merkenrecht. De Vries is producent van Mexicano-vleessnack en is houdster van diverse woordmerken en vormmerk. Bakx is de producent van vleessnacks die in april 2016 in hypermarktketen in Noord-Frankrijk heeft aangetroffen in verpakkingen met het opschrift MEXICANO ESCALERO. Hoewel qua vorm niet identiek is er hoge mate van visuele overeenstemming. "(De voorzieningenrechter) zelf heeft ter zitting de hulp van partijen nodig gehad en op de bijgevoegde briefjes moeten spieken om de hem ter zitting voorgeschotelde snacks van partijen uit elkaar te houden." Het vormmerk heeft te weinig onderscheidend vermogen en snacks van andere grote aanbieders wekken eenzelfde totaalindruk. Geen inbreuk op vormmerk, wel inbreuk op woordmerk.
Mexicano is niet beschrijvend voor 'pittig gekruid vlees', dat komt in veel buitenlandse keukens voor. Het is niet verworden tot soortnaam. Het is goed voorstelbaar dat de consument dat de betrokken waren als van dezelfde onderneming afkomstig zijn als de onderneming die de MEXICANO, MINI-MEXICANO en SUPER MEXICANO XXL op de markt brengt.
EAGLE woordmerk wint het van jonger beeldmerk met toevoeging sport of supply
Rechtbank Rotterdam 13 juli 2016, IEF 16109; IEFbe 1868; ECLI:NL:RBROT:2016:5406 (eisers tegen Eagle cs)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eisers hebben een internationale onderneming voor recreatie- en sportproducten en daarvoor het woordmerk EAGLE. Eagle BV registreert beeldmerken en domeinnamen. Er is inbreuk op het Benelux woordmerk EAGLE in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b en d BVIE. De enkele toevoeging van de beschrijvende woorden sport, sport supply of wheels aan het woord EAGLE, dat ziet op merkfunctie en dominerend bestanddeel van de gebruikte tekens is, heft verwarringwekkende overeenstemming niet op. Gebruik handelsnaam/domeinnamen doet afbreuk aan onderscheidend vermogen merk. Merk EAGLE is van oudere datum dan de gevoerde handelsnaam gedaagde, zodat gebruik daarvan geen geldige reden op kan leveren (ex 5a Hnw).
Uitspraak ingezonden door Elise Menkhorst en Evert van Gelderen, BANNING.
FAIR & LOVELY bewijst niet algemeen bekend merk te zijn
Rechtbank Den Haag 13 juli 2016, IEF 16107; ECLI:NL:RBDHA:2016:8130 (Unilever tegen Technopharma)
Merkenrecht. Unilever is houdster van diverse woord-beeldmerken FAIR & LOVELY. Een Beneluxmerk NEW YORK FAIR & LOVELY is door Technopharma als merk ingeschreven, daarvan vordert Unilever de nietigverklaring, omdat haar merk op grond van 6bis UvP, 2.4 sub e BVIE en 16 lid 2 TRIPS een algemeen bekend merk is op het moment van depot in 2002. Een algemeen bekend merk is een species van een bekend merk, waarvoor een grotere bekendheid is vereist. Dat Unilever al meer dan 25 jaar marktleider is van fast moving consumer goods, zegt niets over de bekendheid van het merk bij de relevante doelgroep; de gestelde algemene bekendheid en kwader trouw is onvoldoende onderbouwd. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird.
Scheidslijn van octrooilicenties functional foods en medische toepassing
Hof Den Haag 7 juni 2016, IEF 16106; IEFbe 1866; LS&R 1345; ECLI:NL:GHDHA:2016:3367 (Abylynx tegen Unilever) Zie eerder IEF 14519 en IEF 13316. Octrooirecht. Licenties. Uitleg 'gereserveerde sector'. Toepassing Belgisch/Nederlands recht. Unilever kreeg een licentie voor exploitatie van de Hamers-octrooien voor o.a. verpakte functional foods, Ablynx voor medische toepassingen. Het gaat over de scheidslijn van die twee gebieden. Het hof verklaart voor recht dat Unilever inbreuk maakt voor zover VHH Product een therapeutische of profylactische werking heeft ten aanzien van specifieke pathogenen. Het opleggen van een moratorium is te beschouwen als een vorm van schadevergoeding, het hof is van oordeel dat de verklaring voor recht voldoende is.
Uitspraak mede ingezonden door Hans Jonkhout, Marree en Dijxhoorn en Ranee van der Straaten, BANNING.
Artikel 71 EEX-Vo staat toepassing bevoegdheidsregel artikel 4.6 BVIE niet in de weg
HvJ EU 14 juli 2016; IEF 16104; IEFbe 1865; ECLI:EU:C:2016:366; C-230/15 (Brite Strike)
Bevoegdheid. Merkenrecht. Brite Strike Inc. vordert een verklaring voor recht dat gedaagde te kwader trouw BRITE STRIKE heeft laten inschrijven, de nietigheid en de doorhaling van het merk. Gedaagde heeft woonplaats in Luxemburg en er is geen verbintenis die in Nederland is of moet worden uitgevoerd. HvJ EU:
Artikel 71 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, staat er niet aan in de weg dat de in artikel 4.6 BVIE neergelegde rechterlijkebevoegdheidsregel voor geschillen inzake Benelux-merken, ‑tekeningen en ‑modellen op die geschillen wordt toegepast.