DOSSIERS
Alle dossiers

Octrooirecht - Droit des brevets  

IEFBE 2234

Uitvinder Doccle.Up komen slechts morele rechten toe nu DOCCLE UP octrooihouder is

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 2 okt 2015, IEFBE 2234; (Doccle.Up), https://ie-forum.be/artikelen/uitvinder-doccle-up-komen-slechts-morele-rechten-toe-nu-doccle-up-octrooihouder-is

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 2 oktober 2015, IEFbe 2234 (Doccle.Up) Octrooirecht. Partijen ontwikkelden het online platform Doccle, bedoeld voor het uitwisselen en archiveren van (facturatie)documenten, waar zij een octrooi voor verkregen. Doccle.Up is houder en X staat vermeld als uitvinder. Doccle stelt dat X geen IE-rechten toekomen op het Doccle platform op basis waarvan X licentievergoedingen kan opeisen. X stelt daarom dat het octrooi aan hem zou moeten toekomen. Het feit dat X op het octrooi als uitvinder vermeld staat en dat het vermoeden van uitvinderschap niet wordt ontkracht, brengt met zich mee dat hij wel houder is van de morele rechten die hiermee samengaan.

IEFBE 2233

Ontknoping in discussie over octrooirecht plantenveredeling

Het Europees Octrooi Bureau (EOB) verleent geen octrooien meer op klassiek veredelde planten, zodat plantenveredelaars weer ongehinderd nieuwe, sterkere gewassen kunnen kweken. Dat heeft het EOB vandaag besloten na een jarenlange discussie over het octrooirecht. Het probleem was dat plantveredelaars geen beschermd materiaal mochten gebruiken voor het ontwikkelen en exploiteren van een nieuw ras, zonder toestemming van de octrooihouder. Door de octrooien hadden zij minder toegang tot genetische diversiteit, wat innovatie in de plantenveredelingssector belemmert. Dit was onwenselijk, omdat plantenveredelaars een belangrijke rol spelen in de wereldvoedselvoorziening. Zij ontwikkelen nieuwe rassen die kunnen groeien onder de meest uiteenlopende omstandigheden en bijvoorbeeld bestand zijn tegen droogte, verzilting en plantenziekten. Innovatie in de veredelingssector is goed voor de Nederlandse concurrentiekracht en cruciaal voor de voedselzekerheid in de wereld.

Lees hier meer.

Rijksoverheid 29 juni 2017.

IEFBE 2155

Uitspraak ingezonden door Roeland Grijpink en Rutger de Beer, HOYNG ROKH MONEGIER.

Inbreuk en ongeoorloofde reclame, want de kaarthouder is volgens marktkraamhouder "exact hetzelfde"

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 1 mei 2017, IEFBE 2155; ECLI:NL:RBDHA:2017:4450 (Secrid tegen marktkraamhouder), https://ie-forum.be/artikelen/inbreuk-en-ongeoorloofde-reclame-want-de-kaarthouder-is-volgens-marktkraamhouder-exact-hetzelfde

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 mei 2017, IEF 16767; IEFbe 2155; RB 2845; ECLI:NL:RBDHA:2017:4450 (Secrid tegen X) Secrids productlijn begon in 2009 met de Cardprotector, een kaarthouder voor maximaal 6 kaarten van het sandaard creditcardformaat en is uitgebreid met de Miniwallet. Secrid is houdster van octrooi EP 2 434 922 B1 en Benelux modelregistratie 38548-01. Octrooi- en modelrechtinbreuk op deze kaarthouder en wallet wordt aangenomen. Uit de overlegde videobeelden blijkt ook van ongeoorloofde vergelijkende reclame op een braderie, nu de inbreukmakende kaarthouders aan de man worden gebracht met misleidende mededelingen: "Het is gewoon hetzelfde materiaal, wat ik zeg. Exact hetzelfde, alleen het enige wat zij hebben is met verf hebben ze hier Figuretta of Secrid hebben ze erop gezet. Dat is het verschil."

IEFBE 2140

Vraag aan HvJ EU: Wordt een product beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi als tegen de geldigheid van het octrooi nog hogere voorziening loopt?

HvJ EU - CJUE 23 feb 2017, IEFBE 2140; C-121/17 (Teva UK e.a. tegen Gilead Sciences), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-wordt-een-product-beschermd-door-een-van-kracht-zijnd-basisoctrooi-als-tegen-de-gel

Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 23 februari 2017, IEF 16731 ; IEFbe 2140; C-121/17 (Teva UK e.a. tegen Gilead Sciences)

“Op basis van welke criteria moet worden vastgesteld of “het product wordt beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi” in de zin van artikel 3, onder a), van verordening nr. 469/2009?”

ABC. Octrooirecht. De zaak betreft geldigheid van een ABC. Verzoeksters maken bezwaar tegen de geldigheid van verweersters ABC voor een combinatieproduct. Het ABC ziet op een antiretroviraal geneesmiddel dat wordt verhandeld onder de naam Truvada®. Verzoeksters willen generieke alternatieven voor Truvada op de markt brengen zodra het van kracht zijnde basisoctrooi (24-07-2017) vervalt. Zij betwisten het door verweerster gestelde dat het in het ABC omschreven product wordt beschermd door een Europees octrooi omdat het octrooi in hun ogen niet voldoet aan Vo. 469/2009. Dit zou onder meer duidelijk uit arresten C-322/10 en C-493/12 blijken. Zowel het product als de bestanddelen moeten vermeld staan in de conclusies van het octrooi en indien de conclusie een functionele definitie bevat moet zij “impliciet maar noodzakelijkerwijs en specifiek” betrekking hebben op dat product. Zij menen dat verwijzing naar het HvJEU niet nodig. Verweerster is het daar niet mee eens zolang geen duidelijkheid is over de juiste uitleg van artikel 3a van de Vo.

IEFBE 2095

Vraag aan HvJ EU over eerste markttoegang van een product die een nieuwe formulering van een oud werkzaam bestanddeel is

HvJ EU - CJUE 16 mrt 2017, IEFBE 2095; C-443/17 (Abraxis), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-over-eerste-markttoegang-van-een-product-die-een-nieuwe-formulering-van-een-oud-wer

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 16 maart 2017, IEF 16605; IEFbe 2095; LS&R 1428  (Abraxis tegen Comptroller-General of Patents) Octrooirecht. Via MinBuza: Verzoeker (Abraxis Bioscience) heeft bij het bureau voor intellectuele eigendom van het Verenigd Koninkrijk (hierna: UK IPO) een aanvraag ingediend voor een aanvullend beschermingscertificaat (hierna: ABC). Verweerder (Comptroller-General, hoofd van UK IPO) is verantwoordelijk voor de afgiften van ABC’s in het Verenigd Koninkrijk. Verzoeker heeft de ABC aangevraagd voor een product dat gemakshalve ‘nab-paclitaxel’ wordt genoemd. Verzoeker brengt nab-paclitaxel in de handel onder de handelsnaam Abraxane, krachtens de vergunning voor het in de handel brengen (hierna: VHB van Abraxane). Vóór de afgifte van de VHB van Abraxane, werd paclitaxel op grond van eerdere VHB’s in de handel gebracht door andere partijen onder de merknamen Paxene en Taxol. De precieze inhoud van de eerdere VHB’s doet in casu niet ter zake. Nab-paclitaxel wordt beschermd door het Europees octrooi (UK) nr. 0 961 612 (hierna: octrooi). Verzoeker betoogt dat nab-paclitaxel een nieuwe en op uitvinderswerkzaamheid rustende formulering is van een bestaande werkzame stof (paclitaxel) en dat artikel 3d ABC-verordening, aldus moeten worden uitgelegd dat het toestaat dat een ABC wordt afgegeven voor een product dat bestaat uit een nieuwe en op uitvinderswerkzaamheid berustende formulering van een bestaande werkzame stof. De hoor-medewerker stelde echter dat, ofschoon artikel 3d ABC-verordening de afgifte toestaat van een ABC voor nieuw en op uitvinderswerkzaamheid berustend therapeutisch gebruik, dit niet het geval was voor de afgifte van een ABC voor een nieuw en op uitvinderswerkzaamheid berustende formulering van een bestaande werkzame stof. Verweerder is het met de conclusie van de hoor-medewerker eens. Verzoeker heeft beroep ingediend tegen de beslissing van verweerder (26.10.2016) tot afwijzing van verzoekers ABC-aanvraag. 

Het eerste probleem is dat de ABC-verordening geen definitie bevat van de uitdrukking ‘werkzame stof’. Meer bepaald, wat is het standpunt ten aanzien van (i) substanties die, op enigerlei wijze, een werkzame stof ondersteunen om een bepaalde therapeutische werking te bewerkstelligen en (ii) combinaties van die substanties en die werkzame stof? Het tweede probleem is dat artikel 3d vereist dat de VHB waarvan wordt uitgegaan ‘de eerste vergunning is voor het in de handel brengen van het product als geneesmiddel’. Hoe moet dit vereiste worden uitgelegd in een situatie waarin voor dezelfde werkzame stof of combinatie van werkzame stoffen al eerder een vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven, maar de nieuwe vergunning voor een andere formulering of een ander therapeutisch gebruik van die werkzame stof of combinatie van werkzame stoffen is bestemd? Zoals wordt betoogd door verweerder, blijkt uit de arresten C-431/04, C-210/13 en C-631/13 dat ABC’s niet louter kunnen worden afgegeven voor nieuwe formuleringen. Maar aangezien dit onderwerp in geen van die arresten rechtstreeks en volledig wordt afgedaan, is dit standpunt niet duidelijk. Derhalve richt de verwijzende rechter een verzoek om een prejudiciële beslissing tot het Hof inzake de uitlegging van artikel 3d van de ABC-verordening over de gestelde vraag:

IEFBE 2080

Vragen aan HvJ EU: Kan een ABC-houder import naar Duitsland uit toetredende EU-lidstaten tegenhouden, ondanks dat er een ABC-regeling was, maar geen basisoctrooi van de ABC in die landen bestond?

HvJ EU - CJUE 6 feb 2017, IEFBE 2080; (Pfizer tegen Orifarm), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-kan-een-abc-houder-import-naar-duitsland-uit-toetredende-eu-lidstaten-tegenhouden

HvJ EU 6 februari 2017, IEF 16569; IEFbe 2080; LS&R 1424; C-681/16 (Pfizer tegen Orifarm) ABC. Octrooirecht. Verzoekster is een in IER gevestigde onderneming van het Pfizer-concern. Zij is in het octrooiregister ingeschreven als houdster van een ABC dat is 31-03-2006 afgegeven door het DUI patentbureau voor het in DUI geldende basisoctrooi (voor TNF-bindende eiwitten), in 1989 afgegeven aan AHP Manufacturing en vervallen op 31-08-2010. Het ABC beschermt Etanercept (werkzame stof van het geneesmiddel Enbrel) en geldt als vergunning voor het in de handel brengen. De eerste vergnning voor Enbrel is op 01-02-2000 in ZWI afgegeven en zo geldig voor de EU. Het ABC was in DUI geldig tot 01-02-2015, en na een ‘pediatrische verlenging’ (Vo. 1901/2006) tot 01-09-2015 niet meer geldig. Verweerster (Orifarm in Leverkusen/DUI) maakt deel uit van de DEN Orifarm groep, actief in de parallelimport (uit landen waar de prijzen lager liggen). Zij maakt bij brief van 27-06-2013 aan verzoekster haar voornemen bekend parallelimport te beginnen vanuit EST en LET, en later ook uit andere NLS (BUL, KRO, LIT, POL, ROE, SLW, SLV, TSJ en HON). In april 2015 ontdekt verzoekster op de DUI markt verpakkingen waarop verweerster als parallelimporteur wordt genoemd. Zij start een procedure waarin zij betoogt dat verweerster het ABC heeft geschonden en verzoekt om informatie, terugroeping en vernietiging alsook om vaststelling van de schadevergoedingsplicht. Zij is van mening dat de regelingen van de specifieke mechanismen, die zijn opgenomen in de toetredingsakten van de NLS, op het onderhavige geval van toepassing zijn waardoor verweerster zich niet op het argument van uitputting kon beroepen. Verweerster stelt dat de specifieke mechanismen om verschillende redenen niet van toepassing zijn. (zie de noot van de vertaler onderaan pagina 4 voor wat betreft het verschil in de DUI versie van de toetredingsakten van de begrippen “Besonderen Mechanismus” en “Speziellen Mechanismus”.) Gestelde vragen:

1. Kan degene aan wie een aanvullend beschermingscertificaat is verleend voor de Bondsrepubliek Duitsland zich op de regelingen van de specifieke mechanismen beroepen om te verhinderen dat producten uit de nieuwe lidstaten Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Kroatië (bijlage IV bij de toetredingsakte van 2003, PB 2003, L 236, blz. 797, zoals gewijzigd bij PB 2004, L 126, blz. 4, voor Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Hongarije, Slowakije en Tsjechië; deel I, bijlage V, punt 1, van de toetredingsakte van 2005, PB 2005, L 157, blz. 268, voor Roemenië en Bulgarije; bijlage IV bij de toetredingsakte van 2011, PB 2012, L 112, blz. 60, voor Kroatië) in de Bondsrepubliek Duitsland worden ingevoerd, wanneer het aanvullende beschermingscertificaat in de Bondsrepubliek Duitsland werd aangevraagd op een tijdstip waarop in die nieuwe lidstaten (die toen nog toetredende landen waren) al regelingen bestonden voor de verkrijging van een dergelijk aanvullend beschermingscertificaat, maar een dergelijk certificaat in die staten niet kon worden aangevraagd door of verleend aan de houder van het voor de Bondsrepubliek Duitsland afgegeven beschermingscertificaat, aangezien deze in de betrokken staten niet beschikte over een basisoctrooi, wat nodig was om een aanvullend beschermingscertificaat te kunnen verkrijgen?

IEFBE 2078

Hogere voorziening tegen mededingingsrechtelijk besluit vanwege octrooischikkingen met Lundbeck

HvJ EU - CJUE 25 nov 2016, IEFBE 2078; (Xellia c.s. tegen Europese Commissie), https://ie-forum.be/artikelen/hogere-voorziening-tegen-mededingingsrechtelijk-besluit-vanwege-octrooischikkingen-met-lundbeck

Hogere voorziening HvJ EU 25 november 2016, IEF 16559; IEFbe 2077; C-611/16 P (Xellia c.s. tegen Europese Commissie) en vgl. C-586/16 P (Sun Pharmaceutical) Octrooirecht. Mededingingsrecht. Beperking markttoegang vanwege bestaande octooirechten. Tot staving van de hogere voorziening voeren rekwirantes negen gronden aan, gebaseerd op onjuiste rechtsopvattingen van het Gerecht. Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast om te beoordelen of Alpharma een potentiële concurrent was in de context waarin haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien. Bij het ontbreken van bewijs dat Lundbecks octrooien zwak waren, moeten de octrooien worden vermoed geldig te zijn en moet toetreding tot de markt met een inbreukmakend product worden geacht onwettig zijn.

Hoewel het Gerecht erkent dat Alpharma pas vlak voor de schikking ontdekte dat Lundbecks octrooi zou worden verleend en dat haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien, heeft het verzuimd te beoordelen of de Commissie had bewezen dat toetreding tot de markt voor Alpharma een economisch haalbare strategie bleef in het licht van deze bijkomende belemmeringen voor toegang. In plaats daarvan steunde het Gerecht op bewijs dat niet in het litigieuze besluit was genoemd en heeft het ten onrechte de bewijslast naar rekwirantes verschoven, opdat zij de stelling van de Commissie weerleggen dat Alpharma een potentiële concurrent was.

IEFBE 2034

Prejudicieel gestelde vragen HvJ EU: Is een einde-procedure-bericht gelijkwaardig aan ABC-vergunning

HvJ EU - CJUE 10 nov 2016, IEFBE 2034; (MSD tegen Comptroller-General), https://ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-hvj-eu-is-een-einde-procedure-bericht-gelijkwaardig-aan-abc-vergunning

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 10 november 2016, IEF 16456; IEFbe 2034; LS&R 1401; C-567/16 (MSD tegen Comptroller-General) Octrooirecht. ABC. Verzoekster heeft een ‘ABC’-aanvraag ingediend voor twee werkzame stoffen (ezetimibe en atorvastatine) in haar product Atozet. De aanvraag steunt op het EUR basisoctrooi dat 19-05-1999 is verleend. Onbetwist is dat de farmaceutische samenstelling in de twee stoffen wordt beschermd door conclusie 17 van het octrooi. De verwijzende rechter besluit de volgende vragen aan het HvJEU te stellen:

(1) Dient een einde-procedure-bericht dat door de referentielidstaat overeenkomstig artikel 28, lid 4 [GeneesmiddelenRl] is opgesteld vóór het vervallen van het basisoctrooi, te worden beschouwd als gelijkwaardig aan een vergunning voor het in de handel brengen voor de toepassing van artikel 3, onder b) [“ABC-verordening”] zodat een aanvrager van een aanvullend beschermingscertificaat in de betrokken lidstaat een dergelijk certificaat kan aanvragen en verkrijgen op basis van het einde-procedure-bericht? (...)

IEFBE 2016

Uitspraken aangebracht door Florence Verhoestraete en Tanguy de Haan, NautaDutilh.

Na deskundigenberichten is conclusie 7 L-lysine-octrooi nietig (uitsprakenreeks)

Antwerpen - Anvers 18 apr 2016, IEFBE 2016; (Helm tegen Ajinomoto), https://ie-forum.be/artikelen/na-deskundigenberichten-is-conclusie-7-l-lysine-octrooi-nietig-uitsprakenreeks

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 11 juni 2010, IEFbe 2016 (Ajinomoto tegen Helm) De rechtbank weerhoudt ten eerste de letterlijke inbreuk op EP0733710 van gecommercialiseerde L-lysine en beveelt staking. Ten tweede inbreuk op 94/3 WHPC jo. 3 EG Vo 18312003/EG van in beslaggenomen L-lysine-sulfaat. en beveelt staking. Ten derde beveelt de rechtbank een deskundigenonderzoek.

Hof van beroep Antwerpen 15 mei 2012, IEFbe 2016 (Helm tegen Ajinomoto) Het Hof gelast drie deskundigen feitelijke elementen te verzamelen om te beoordelen of het octrooi EP 710 van uitvinderswerkzaamheid getuigt. Zij dienen binnen zes maanden het eindverslag neer te leggen. Het hof bevestigt bestreden vonnis inzake de ongegrondverklaring van de inbreuk op de know-how. Het hof hervormt het vonnis voor de inbreuk op 943 WHPC voor inbeslaggenomen L-lysine-sulfaat waarin stakingsbevel en vernietiging wordt opgelegd.

Vergelijk ook Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 3 feburari 2015, IEFbe 1196 (Global Bio-Chem en Oostvogels tegen Ajinomoto)
Bewarende maatregel blijft voortduren ook na verval van octrooi

Hof van beroep Antwerpen 14 september 2015, IEFbe 2016 (Helm tegen Ajinomoto) Het Hof heropent de debatten teneinde de partijen toe te laten verder standpunt in te nemen over de vordering van geïntimeerde aangaande de door de appellanten beweerd gepleegde inbreuk.

Hof van beroep Antwerpen 18 april 2016, IEFbe 2016 (Helm tegen Ajinomoto) Het Hof hervormt het vonnis en verklaart de resterende vorderingen, met uitzondering van vordering tot vrijgave van de waarborg, ongegrond. Het hof verklaart conclusie 7 EP710 nietig. Over de vordering tot betalen van schadevergoeding aan de 8e appellante wordt een deskundigenonderzoek bevolen om advies te verschaffen over de schade die zij lijdt ingevolge de immobilisatie in haar magazijnen van de inbeslagname tot moment van opheffing van het beslag.

IEFBE 2015

Uitspraken aangebracht door André Van Droogenbroeck, Lexas advocaten.

Takel is voor uitvinderswerkzaamheid vatbaar, inkomstenverlies van ruim half miljoen euro

Antwerpen - Anvers 21 mrt 2016, IEFBE 2015; (Sky Man tegen Merkenbureau Bockstael), https://ie-forum.be/artikelen/takel-is-voor-uitvinderswerkzaamheid-vatbaar-inkomstenverlies-van-ruim-half-miljoen-euro

Hof van beroep Antwerpen 21 maart 2016 (+29 jan 2007); IEFbe 2015 (Sky Man tegen Merkenbureau Bockstael) Octrooirecht. Deskundige komt tot de conclusie dat octrooi BE1000710A4 voor uitvinderswerkzaamheid vatbaar is. Na onderzoek en analyse van drie onderscheiden elementen en op basis van mededelingen gedaan door concurrente, waaronder aantal geproduceerde stuks van de twee takelmodellen (3.403), netto-omzet hiervan (10,7 miljoen euro) en de inkomstenverlies van de market-approach; 5% royalty van die netto-omzet, bedraagt het inkomstenverlies: €536.589,00.