DOSSIERS
Alle dossiers

Modellenrecht - Droit des dessins et modèles  

IEFBE 1941

Vragen aan HvJ EU over autovelgen die als vervangingsonderdelen ter reparatie dienen

HvJ EU - CJUE 2 jun 2016, IEFBE 1941; (Acacia tegen Porsche), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-autovelgen-die-als-vervangingsonderdelen-ter-reparatie-dienen

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 2 juni 2016; IEF 16281; IEFbe 1941; C-435/16 (Acacia tegen Porsche) Verzoeksters (d’Amato is bestuurder van Acacia) vervaardigen velgen voor personenauto’s, waaronder imitaties van ingeschreven gemeenschapsmodellen van verweerster Porsche. Op de velgen staan de kenmerken van verzoekster. Zij biedt de velgen in DUI aan via haar website waarbij zij erop wijst dat het om vervangende wielen gaat die volledig compatibel zijn met de aangegeven voertuigen en uitsluitend bestemd om ze te repareren en weer hun oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven. Verweerster stelt inbreuk op haar gemeenschapsmodellen. Verzoeksters zijn in eerste instantie veroordeeld maar gaan in beroep, dat eveneens wordt verworpen. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter. Verzoeksters volharden in hun stelling dat het om vervangingsonderdelen gaat die dienen ter reparatie van beschadigde voertuigen en daarom krachtens artikel 110 van Vo. 6/2002 niet vielen onder de bescherming van de litigieuze modellen. Zie ook de andere twee recente Acacia-zaken C-397/16 [IEF 16224] en –zijdelings- C-433/16 BMW [IEF 16280]

IEFBE 1932

Vraag aan HvJ EU: Impliceert de exceptie van onbevoegdheid van de nationale rechter een aanvaarding van de rechtsonbevoegdheid?

HvJ EU - CJUE 5 apr 2016, IEFBE 1932; C-433/16 (Bayerische Motoren Werke), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-impliceert-de-exceptie-van-onbevoegdheid-van-de-nationale-rechter-een-aanvaarding-v

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ 5 april 2016, C-433/16; IEF 16256; IEFbe 1932 (Bayerische Motoren Werke) Octrooirecht. Gemeenschapsmodel. Inbreuk. Acacia heeft verzoekster gedagvaard ter verkrijging van een uitspraak tot vaststelling van niet-inbreuk op gemeenschapsmodellen van allooivelgen voor autobanden, in eigendom of onder octrooi van verzoekster. Zij vordert dat vragen aan het HvJEU worden gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de ITA rechter. Verzoekster heeft (onder meer) de onbevoegdheid van de ITA rechter als exceptie opgeworpen, die beide de DUI rechtbanken als bevoegd aanwijzen. Voor wat betreft het verwijt van misbruik van machtspositie stelt zij dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet dezelfde is en niet dezelfde kan zijn als die waar de uiteindelijke economische schade aan het vermogen van de beweerde schadelijder zich heeft voorgedaan, aangezien aldus het forum van artikel 5, lid 3, van de Vo. Brussel I zou samenvallen met het forum actoris, hetgeen in strijd is met het algemeen criterium van de woonplaats van verweerder. Zij wijst op het feit dat verweerster geen enkele vordering tot schadevergoeding tegen haar heeft ingediend zodat de plaats van de schade zich niet in ITA kan bevinden. 

IEFBE 1915

Vraag aan HvJ EU: Interpretatie van een reparatieclausule en het modelrecht

HvJ EU - CJUE , IEFBE 1915; C-397/16 (Acacia), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-interpretatie-van-een-reparatieclausule-en-het-modelrecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2016, C-397/16; IEF 16224; IEFBE 1915 (acacia) Modelrecht. Rechtsbeginselen. Vrij verkeer van goederen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen (…) de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Indien de eerste vraag negatief beantwoord wordt, zijn de regels inzake exclusieve industriële rechten met betrekking tot geregistreerde ontwerpen dan in overeenstemming met de wensen van de klant? In het geval dat de tweede vraag ontkennend beantwoord wordt, welke stappen moet een fabrikant van replica wielen nemen om het vrije verkeer van de producten van het beoogde gebruik van reparatie van een complex product en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm te verzekeren?

Verweersters Audi en de inmiddels failliete Pneusgarda hebben verzoekster Acacia gedagvaard wegens inbreuk op een aan verweerster toebehorend gemeenschapsmodel (lichtmetalen wielvelgen voor de Audi’s). Verzoekster wordt gesommeerd te stoppen met de invoer, productie of verkoop van replicavelgen of daarvoor reclame te maken. Bij de rechter in eerste aanleg wordt verweerster in het gelijk gesteld, waarna verzoekster (01-07-2015) in beroep gaat bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de door haar geproduceerde wielen vallen onder de definitie van het Reglement VN/ECE waarin onderscheid wordt gemaakt tussen wielen die de voertuigfabrikant monteert en die welke tijdens de levensduur van het voertuig (ter vervanging) worden geplaatst. Zij oppert vragen aan het HvJEU voor te leggen om na te gaan of het recht van de EU zich ertegen verzet dat de overgangsregeling met betrekking tot de “reparatieclausule” van artikel 110 van Vo. 6/2002 aldus wordt uitgelegd dat modellen van replicawielen vallen onder de categorie ‘onderdelen van een samengesteld voortbrengsel’.

Bij de verwijzende ITA rechter (Hof van Beroep Milaan) beroept verzoekster zich nogmaals op de reparatieclausule (zowel in de RL als in de Vo.) waarvoor zij aan alle voorwaarden heeft voldaan. Haar actie is erop gericht de auto zijn oorspronkelijke vorm terug te geven: het model velg is op esthetisch vlak complementair aan het ‘samengestelde’ voortbrengsel dat een auto is. Verweerster stelt dat de vorm van lichtmetalen velgen voor auto’s niet onveranderlijk vastligt ten opzichte van de gehele uiterlijke verschijning van het samengestelde voortbrengsel omdat er keuze mogelijk is uit velgen die op verschillende automodellen kunnen worden geplaatst. Zij stelt dat de reparatieclausule een uitzondering is en een lex specialis is ten opzichte van de regel van bescherming van eigendomsrechten en dat zij dan ook niet zo ruim mag worden uitgelegd dat deze producten daaronder vallen.

De verwijzende rechter stelt vast dat in onderhavige zaak de bewijslast dat de replicavelg op esthetisch vlak al dan niet complementair is aan de auto, op verzoekster dan wel verweerster zal rusten naar gelang dat de overgangsbepaling die voorziet in de reparatieclausule moet worden beschouwd als een norm die een uitzondering bevat op de bescherming van de industriële eigendom of integendeel als de uitdrukking van het algemene beginsel van vrije mededinging op de markt. Voor zover hij weet heeft het HvJEU nog geen uitspraak gedaan over uitleg van artikel 110 van Vo. 6/2002. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEFBE 1902

Getipt door Charles Gielen, NautaDutilh.

Vraag aan HvJ EU over technische uitsluitingsgrond in modellenrecht

Duitse jurisprudentie - Jurisprudence allemande 7 jul 2015, IEFBE 1902; (Schweisszentrierstiften), https://ie-forum.be/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-over-technische-uitsluitingsgrond-in-modellenrecht

OLG Düsseldorf 7 juli 2015, I-20 U 124/15 (Schweisszentrierstiften- DOCERAM)
Prejudicieel verzoek; C-395/16 via Minbuza: Modellenrecht. Verzoekster produceert onderdelen uit technisch keramiek aan klanten uit de machine-industrie (auto’s, textiel, e.d.) en installatiebouw (pennen voor lasprocessen). Zij is houdster van diverse gemeenschapsmodellen die centreerpennen beschermen in drie verschillende geometrische vormen met telkens zes verschillende types. Verweerster Ceramtec produceert soortgelijke producten. Zij levert naar aanleiding van een testkoop op initiatief van verzoekster aan een derde. Verzoekster start daarop een procedure wegens schending van haar rechten. Verweerster stelt als reconventionele vordering nietigverklaring van de betreffende modellen omdat de bekendgemaakte uiterlijke kenmerken van de producten uitsluitend dor de technische functie worden bepaald. De rechter in eerste aanleg verklaart de modellen nietig op grond van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 nietig en volgt daarmee de uitspraak van het BHIM in de zaak ‘Hakselaar’. De overweging daarin dat wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar het design alleen berust op overwegingen inzake functionaliteit, er geen aanleiding bestaat om modelbescherming te verlenen, is volgens het Landgericht overtuigend. Verzoekster gaat tegen deze beslissing in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Oberlandesgericht Düsseldorf) stelt vast dat de litigieuze modellen nieuw zijn en een eigen karakter hebben. Relevant is dan ook of sprake is van technische bepaaldheid die bescherming in de zin van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 uitsluit wanneer de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt. In rechtspraak en doctrine is daarover geen eenduidige mening. De rechter constateert dat de laatste tijd het aantal rechtsgeschillen over modelrechtelijk beschermde producten aanzienlijk toeneemt. Daarbij is hem gebleken dat uiterlijke kenmerken van een product voor het relevante professionele publiek helemaal niet belangrijk zijn. Blijft voor hem de vraag of de bescherming zich al dan niet dient uit te strekken tot onderdelen die onzichtbaar zijn wanneer eenmaal op hun plaats zijn aangebracht. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:

1. Is ook sprake van technische bepaaldheid die bescherming uitsluit in de zin van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz.1), wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt?

2. Voor het geval dat het Hof de eerste vraag bevestigend beantwoordt:

Vanuit welk oogpunt moet worden beoordeeld of de afzonderlijke ontwerpkenmerken van een product alleen op basis van overwegingen inzake functionaliteit zijn gekozen? Moet worden uitgegaan van een “objectieve waarnemer” en zo ja, hoe moet deze worden omschreven?
 

via Gov.uk:

1. Does a technical function that precludes protection within the meaning of Article 8(1) of Council Regulation (EC) No 6/2002 of 12 December 2001 on Community designs (OJ 2002 L 3, p. 1) also exist if the design effect is of no significance for the product design, but the (technical) functionality is the sole factor that dictates the design?

2. If the Court answers Question 1 in the affirmative: From which point of view is it to be assessed whether the individual design features of a product have been chosen solely on the basis of considerations of functionality? Is an ‘objective observer’ required and, if so, how is such an observer to be defined?

In de oorspronkelijke taal:

IEFBE 1888

Décision envoyée par Eric De Gryse et Ferdinand de Visscher, Simont Braun.

Les modèles des véhicules MERCEDES CLASS alongés ne jouissent pas d'un caractère individuele

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 20 apr 2016, IEFBE 1888; (Trasco contre Capital-Carat-Duchatelet), https://ie-forum.be/artikelen/les-mod-les-des-v-hicules-mercedes-class-along-s-ne-jouissent-pas-d-un-caract-re-individuele

Tribunal de commerce francophone de Bruxelles 20 avril 2016, IEFbe 1888 (Trasco contre Capital-Carat-Duchatelet)
Droit des dessins et modèles. La demande tend à entendre constater que la fabrication (...) par la défenderesse des véhicules "Mercedes Class S W 222" allongés de 50 cm, de 65cm et de 120 cm, véhicules dans lesquels les modèles communautaires de la demanderesse ont été incorporés ou appliqués. Il en découle que les modèles communautaires No 001411888-0001, -0005, -0006 de la demanderesse ne jouissent pas d'un caractère individuele. La demande principale étant rejetée, la demande devient sans objet.

 

IEFBE 1864

Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger.

Massive Air mag geen alternatieve ligzakken leveren aan haar crowfunding backers

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 14 jul 2016, IEFBE 1864; (Massive Air tegen Fatboy), https://ie-forum.be/artikelen/massive-air-mag-geen-alternatieve-ligzakken-leveren-aan-haar-crowfunding-backers

Rechtbank Den Haag 14 juli 2016, IEF 16102; ECLI:NL:RBDHA:2016:7941 (Massive Air tegen Fatboy)
Gemeenschapsmodelrecht. Ontwerper van de 'Lamzac'-ligzak heeft ondernemingsactiviteiten overgedragen aan Fatboy. Procedure na IEF 15948, waarin met succes een beroep op modelrecht voor de ligzak LAMZAC werd gedaan. Het door Massive Air gevorderde wapperverbod wordt afgewezen. Massive Air kan via crowdfunding systeem de backers een ander product sturen, retourneren is niet mogelijk, maar wordt verboden alternatieve ligzakken te leveren. Rectificatie van het woord 'original' wordt afgewezen, het woord kan ook worden opgevat als 'afkomstig van'.

IEFBE 1846

Uitspraak ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel, Brinkhof.

Verschil met prior art te groot, Auping-bed terug naar nietigheidsafdeling

EUIPO - BHIM - OHMI 11 mei 2016, IEFBE 1846; (Koninklijke Auping tegen Napco Beds), https://ie-forum.be/artikelen/verschil-met-prior-art-te-groot-auping-bed-terug-naar-nietigheidsafdeling

EU IPO Board of Appeal 11 mei 2016, IEF 16059; IEFbe 1846 (Koninklijke Auping tegen Napco Beds)
Modellenrecht. Auping is houdster van Gemeenschapsmodel 2094615-0001 voor een bed. Napco verzoekt om de nietigheid van het model vanwege ontbreken van nieuwheid of eigen karakter, de 'avek model noflik' waren eerder. De verschillen* beïnvloeden de algemene indruk en zullen door de geïnformeerde gebruiker worden opgemerkt. De nietigheidsafdeling heeft de het model nietig verklaard, de kamer van beroep vernietigt en verwijst de zaak terug.

IEFBE 1840

HvJ EU: Een niet-geregistreerde modellenrechtlicentiehouder kan wel optreden en eigen vorderen

HvJ EU - CJUE 22 jun 2016, IEFBE 1840; ECLI:EU:C:2016:468 (Thomas Philipps Waschball), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-een-niet-geregistreerde-modellenrechtlicentiehouder-kan-wel-optreden-en-eigen-vorderen

HvJ EU 22 juni 2016, IEF 16051; IEFbe 1840; ECLI:EU:C:2016:468; C-419/15 (Thomas Philipps Waschball)
Gemeenschapsmodel. Licentie. Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen hoewel de licentie niet in het register is ingeschreven en om vergoeding van de door hemzelf geleden schade te verkrijgen. Het HvJ antwoordt:

1) Artikel 33, lid 2, eerste volzin, van GemeenschapsmodellenVo moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder een vordering kan instellen wegens inbreuk op het ingeschreven gemeenschapsmodel waarop de licentie betrekking heeft, hoewel deze licentie niet in het register van gemeenschapsmodellen is ingeschreven.
2) Artikel 32, lid 3, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder in het kader van een door hem overeenkomstig deze bepaling ingestelde vordering wegens inbreuk op een gemeenschapsmodel vergoeding van zijn eigen schade kan vorderen.

IEFBE 1836

Uitspraak ingezonden door Naomi Ketelaar en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger.

Eigen verantwoordelijkheid voor inbreuk door AEG-plafondlamp in Hornbach-assortiment

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 17 jun 2016, IEFBE 1836; ECLI:NL:RBDHA:2016:6901 (Dalen tegen Hornbach), https://ie-forum.be/artikelen/eigen-verantwoordelijkheid-voor-inbreuk-door-aeg-plafondlamp-in-hornbach-assortiment

Vzr. Rechtbank Den Haag 17 juni 2016, IEF 16040; IEFbe 1836; ECLI:NL:RBDHA:2016:6901 (Dalen tegen Hornbach)
Gemeenschapsmodelrecht. Dalen produceert en verkoopt LED-verlichtingsproducten en is houdester van Gemeenschapsmodelrecht voor een plafondlamp. Hornback biedt type AEG Home Line aan, na verwijzing naar haar leverancier, is een procedure gestart rond de eigen verantwoordelijkheid voor het staken van de inbreuk. Nu de inbreuk door Hornbach niet wordt erkend en er na het afgeven van de onthoudingsverklaring nog producten in winkels zijn aangetroffen, wordt het verbod toegewezen. Weliswaar zijn er bepaalde gegevens verstrekt, maar die vertonen discrepanties en er moet een accountantsrapport worden opgesteld. Staking van inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht wordt bevolen.

IEFBE 1828

Trui met opdruk van bestaand woord (REBEL) in een vaker voorkomend lettertype niet beschermd

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 7 jun 2016, IEFBE 1828; Colourful Rebel tegen Hip&Go (Colourful Rebel tegen Hip&Go), https://ie-forum.be/artikelen/trui-met-opdruk-van-bestaand-woord-rebel-in-een-vaker-voorkomend-lettertype-niet-beschermd

Vzr. Rechtbank Den Haag 7 juni 2016, IEF 16011; IEFbe 1828; ECLI:NL:RBDHA:2016:6256 (Colourful Rebel tegen Hip&Go)
Merkenrecht. Auteursrecht. Modelrecht. Deels toegewezen. Colourful Rebel ontwerpt en verkoopt trui met opdruk REBEL en DRAAK. Hip&Go heeft ook truien met zelfde opdrukken. De DRAAK-trui wordt verboden op grond van het Benelux-merk. De REBEL-trui haalt de drempel voor auteursrechtelijke noch modelrechtelijke bescherming niet. Een enkel bestaand woord in een vaker voorkomend lettertype kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden geacht een eigen karakter te hebben. Het merkenrechtelijke verbod wordt ondersteund door een dwangsom en opgaveplicht.