DOSSIERS
Alle dossiers

Modellenrecht - Droit des dessins et modèles  

IEFBE 1122

Wibra maakt inbreuk op Raindance-douchekop van Hansgrohe

Hof van beroep Brussel 12 mei 2014, IEFbe 1122 (Wibra tegen Hansgrohe)
Modellenrecht. De Raindance van Hansgrohe met gemeenschapsmodel 0037940-0001 bezit een eigen karakter en is qua vormgeving  niet uitsluitend technisch bepaald. Het door Wibra aangeboden model wekt algemeen bezien dezelfde indruk als de Raindance en maakt daarom inbreuk. Winstafdracht wordt afgewezen, omdat Wibra niet te kwader trouw wordt geacht. Het Hof acht het beroep ongegrond.

Eigen karakter:

21. (…) Het hof stelt vast dat Wibra in gebreke blijft om aan te tonen dat de Raindance geen andere algemene indruk wekt dan oudere modellen van handdouches waarvan de anterioriteit is aangetoond en die voor het publiek beschikbaar waren gesteld, of met andere woorden van modellen van handdouches die deel uitmaken van het vormgevingserfgoed.

Technisch bepaald:

22. (…) Slechts enkele specifieke uiterlijke vormgevingskenmerken van de Raindance worden uitsluitend door een technische functie bepaald (met name de afmetingen en vormgeving van de aansluiting van de handgreep op het ophangsysteem, c.q. de slang; de aanwezigheid van kalkgaatjes op de douchekop; de aanwezigheid van een binnen- en buitenring en in de sproeikop), doch dit geldt niet voor de overige uiterlijke/visuele kenmerken van deze handdouche die hiervoor werden opgesomd.

De verhouding tussen de douchekop en de lengte van de handgreep van de Raindance is niet uitsluitend technisch bepaald, minstens ligt hier geen deugdelijk bewijs van voor. Hetzelfde geldt wat de mate van de kromming van douchekop en handgreep betreft.

23. het hof besluit dat, in strijd met hetgeen Wibra beweert, de Raindance wel degelijk bescherming geniet als ingeschreven gemeenschapsmodel, zonder dat de beschermingsomvang ervan beperkt is, nu de afstand tussen het ingeschreven model van Hansgrohe en het vormgevingserfgoed behoorlijk groot is.

Inbreuk:

25. (…) Uit een vergelijking tussen de niet-technisch bepaalde kenmerken van de handdouche zoals te koop aangeboden door Wibra en deze van de Raindance handdouche, blijkt dat de handdouche die door Wibra verhandeld werd, dezelfde algemene indruk wekt als de Raindance. De beide handdouches geven eenzelfde algemene impressie te wijten aan de specifieke vormgeving van de handgreep en haar overgang naar sproeikop, de diameter van de sproeikop en haar verhouding tot de lente van handgreep, de dubbele bolle vorm van de sproeikop en de vijf concentrische cirkels voorzien van kleine straalopeningen en een ronde kern met grotere straalopeningen in het sproeioppervlak. Het hof oordeelt dat de verschillende tussen de beide handdouches, waaronder deze die (…) in zijn verslag worden aangehaald, niet alleen gering in aantal zijn, doch eveneens minimaal. Zij ontsnappen aan de aandacht, want zijn verwaarloosbaar. Zij nemen niet weg dat de handdouche van Wibra dezelfde algemene indruk wekt als de Raindance.

Winstafdracht:

(…) Wibra, die een grote en zeer ervaren speler is op de retailmarkt en die niet ernstig kan voorhouden onwetend te zijn over het gegeven dat China het land van oorsprong is van zeer veel namaakgoederen, hetgeen trouwens algemeen bekend, kocht weliswaar de inbreukmakend handdouches aan in China en dit aan een zeer lage prijs, doch het is gelet op de concrete omstandigheden van de zaak onvoldoende aannemelijk dat zij wist of diende te weten dat de handdouches die zij van de leverancier aankocht, een namaakproduct was. Op de inbreukmakend handdouche staat immers niet alleen geen enkel kenteken vermeld dat verwijst naar Hansgrohe, doch daarenboven blijkt nergens dat de Raindance van Hansgrohe dermate bekend is dat Wibra wist of diende te weten dat de inbreukmakend handdouches die zij kocht, namaakproducten zijn van een ingeschreven en beschermd gemeenschapsmodel.
IEFBE 1063

Overzichten prejudicieel gestelde (en beantwoorde) vragen HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU vanaf 2011, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt. In deze serie HvJ EU-overzichten: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht.

IEFBE 1044

Model L-shape stoel wordt ongeldig verklaard

OHIM Invalidity division 10 november 2014, IEFbe 1044 (Stokke tegen Leanderform)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen-Jehoram en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek. Nietigheidsprocedure. Gemeenschapsmodel 579008-0001, geregistreerd op 24 augustus 2006,  wordt ongeldig verklaard vanwege gebrek aan eigen karakter. Hoe groter de ontwerpersvrijheid, des te minder zullen kleine verschillen tussen ontwerpen een andere algehele indruk afgeven. Het verschil tussen het geregistreerde en ingeroepen model als prior design: 'posts forming the L-shape are straight in the RCD while they are slightly curved in the prior design.'
Lees verder

IEFBE 1039

Stakingsvordering kauwsticks in een X-vorm

NL Rechtbank van Koophandel Brussel  29 oktober 2014, IEFbe 1039 (Mars tegen Gedon Pet)
Uitspraak aangebracht door Paul Maeyaert en Jeroen Muyldermans, Altius. Merkenrecht. Vormmerk. Modellenrecht. Oneerlijke en verwarringstichtende marktpraktijk. Inbreuk door gebruik te maken van de aangevochten kauwstok (3D-gemeenschapsmerk en Beneluxmodellen 1, 2 en 3). Gedon Pet heeft in België en Nederland snacks op de markt gebracht die eveneens gekarakteriseerd worden door een X-vorm. Deze vorm is niet een gebruikelijke vorm voor deze waren en evenmin functioneel bepaald. De stakingsvordering wordt uitgebreid toegelicht en toegewezen.
Lees verder

IEFBE 1036

Geen auteursrechten op veiligheidsbarrière, kleurcombi is voorgeschreven

Hof van Beroep Brussel 24 juni 2014, IEFbe 1036 (A-Fax A-Safe tegen Boplan)
Modelrecht vernietigd, geen auteursrecht, kleurcombinatie wettelijk voorgeschreven. A-Fax ontwikkelt innovatieve plastieken veiligheidsbarrières, Boplan handelde in A-Fax-producten, maar tot een distributieovereenkomst kwam het niet. Afbeeldingen van A-safe en video's van veiligheidstesten werden nog door Boplan gebruikt. Over en weer worden domeinnamen geregistreerd met elementen van tegenpartijen in de naam. De rechtbank spreekt de nietigheid van (niet-geregistreerde) Gemeenschapsmodellen uit en verwijt ongenuanceerde uitspraken van appellanten als ongeoorloofde slechtmaking (art. 95 marktpraktijken).

Het Hof van Beroep erkent geen auteursrechten op de combinatie van elementen van de veiligheidsbarrière. De kleurcombinatie (ingeroepen als kenmerk), is voorgeschreven door de Richtlijn etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Het Hof bevestigt het vonnis en legt appellanten een verbod op mededelen dat Boplan producten zou namaken en/of onrechtmatig kopieert; fleximpact.co moet worden overgedragen.

p. 22. Daarenboven voert Boplan in verband met het gebruik van de kleuren geel en zwart terecht aan dat het gebruik van deze kleuren voorgeschreven is door Richtlijn 92/58/EEG (thans Richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad, teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG nr. L27212008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (cfr. het K.B. d.d. 17 juni 1997, gepubliceerd in het B.S. van 19 september 1997). Ten onrechte voeren appellanten aan dat deze Richtlijn in casu niet van toepassing zou zijn. De producten die de partijen produceren en verhandelen hebben immers betrekking op de veiligheid en/of gezondheid op het werk (cfr. bijvoorbeeld, doch niet limitatief, de "Handrail" van appellanten).
p. 35 Appellanten verwijzen tevens naar de volgende "begeleidende omstandigheden" die volgens hen indruisen tegen de eisen van de eerlijke marktpraktijken:
    - het gebruik door Boplan van (quasi) identieke product benamingen;
    - het gebruik door Boplan van dezelfde referentienummers;
    - het gebruik van het Adword "A-Safe" voor Boplan producten;
    - de compatibiliteit van de Boplan met de A-Safe producten;
    - geen enkele expliciete of impliciete communicatie naar cliënten van Boplan na de beëindiging van de handelsrelaties tussen partijen, om te melden dat Boplan haar eigen producten produceert en geen producten meer aankoopt bU A-Fax;
    - het gebruik van A-safe video's en afbeeldingen van A-safe producten om Boplan producten te promoten.
De productnamen die door appellanten worden gebruikt zijn beschrijvend. Het hof verwijst bij wijze van voorbeeld naar de "Handrail", die de naam is van de handrail van appellanten, of nog naar de "Pedestrian Barrier", die de naam is van de barrière voor voetgangers van appellanten.

p. 37 Het hof stelt vast dat appellanten niet betwisten dat alle producten van Boplan voorzien zijn van diens eigen merk en dat zij onder de naam van Boplan verkocht worden, zodat er in hoofde van andere personen dan consumenten, redelijkerwijze geen verwarring of risico op verwarring kan bestaan aangaande de herkomst van de producten.
p. 37 Het gebruik van een video van appellanten om Boplan producten te promoten, wordt door Boplan niet betwist. Zij bewijst echter dat zij de nodige stappen ondernomen heeft om dit gebruik te doen stopzetten, Er is in casu dan ook geen herhalingsgevaar, zodat er geen aanleiding is om de stopzetting van het gebruik van de betrokken video te bevelen. Wat de brochure betreft, waarin een foto van A-Fax producten werd gebruikt, stelt het hof vast dat het gelaakte gebruik niet gebeurde door Boplan, doch wel door een Franse vennootschap, die niet in zake is. Aan Boplan, waarvan niet bewezen wordt dat zij enige opdracht tot gebruik van de betrokken foto gegeven heeft, kan zodoende geen verwijt worden gericht.
IEFBE 986

Een koekje zonder eigen karakter

L.W. Kamp, Een koekje zonder eigen karakter, IE-Forum.be 986.
Bijdrage ingezonden door Laurens Kamp, Bingh advocaten. Een half koekje is ook een koekje. Het Gerecht gaat naar mijn mening uit van het verkeerde model, te weten het hele koekje (zie par. 24). Het model in kwestie bestaat namelijk niet uit het gehele koekje, maar slechts de helft. Dit is mogelijk, aangezien artikel 3 van de Verordening bepaalt dat een model ook kan bestaan uit een “deel van een voortbrengsel”. Het is juist dat onzichtbare delen van een model niet in aanmerking kunnen worden genomen (zie bijvoorbeeld ook artikel 3.6 sub f BVIE). Dit geldt alleen niet voor de vulling van het koekje van Poult. Wanneer alleen de helft van het koekje (i.c. het relevante model) als Gemeenschapsmodel wordt geregistreerd, dan is de vulling gewoon zichtbaar. De door het Gerecht aangehaalde overwegingen uit de considerans van de Verordening maken dit niet anders. Het oordeel van het Gerecht op dit punt lijkt dan ook niet juist.
Lees verder

IEFBE 976

Nietigverklaring model koekje wegens ontbreken eigen karakter

Gerecht EU 9 september 2014, IEFbe 976, zaak T 494/12 (Biscuit) - dossier
Gemeenschapsmodellen. Beroep tot vernietiging van beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM, waarbij de beslissing van de nietigheidsafdeling is vernietigd en het model van een koekje met zachte kern voor koekjes van klasse 01 01 nietig is verklaard in het kader van het door Banketbakkerij Merba BV ingediende verzoek om nietigverklaring. Het beroep wordt verworpen.

31 Derhalve kan geen van verzoeksters argumenten, die hierboven in de punten 15 en 16 zijn uiteengezet, afdoen aan de gegrondheid van de bestreden beslissing. Aangezien enkel de zichtbare aspecten van het door het litigieuze model weergegeven voortbrengsel in aanmerking kunnen worden genomen voor de beoordeling van het eigen karakter (zie de punten 25 tot en met 30 hierboven), moet bovendien verzoeksters betoog met betrekking tot die beoordeling (zie punt 17 hierboven) worden afgewezen.

33 Zoals de kamer van beroep in de punten 21 tot en met 24 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zijn meer bepaald het onregelmatige en oneffen oppervlak van de buitenkant van het koekje, de geelachtige kleur, de ronde vorm en de aanwezigheid van stukjes chocolade gemeenschappelijke kenmerken van de conflicterende modellen, die bepalend zijn voor de algemene indruk die bij een geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, zodat het litigieuze model niet kan worden geacht een eigen karakter te vertonen.

34 Het vlakkere oppervlak van het litigieuze model in vergelijking met het eerste en het derde model die hierboven in punt 5 zijn weergegeven, alsook de verschillen qua aantal, de enkele verschillen qua precieze afmetingen en de enigszins vooruitstekende aard van de stukjes chocolade die voorkomen op elk van die modellen en op het litigieuze model, verlenen het litigieuze model geen eigen karakter. Gelet op de grote vrijheid waarover de ontwerper dienaangaande beschikt, kunnen die verschillen bij de geïnformeerde gebruiker, zoals omschreven in punt 28 van de bestreden beslissing, ten gunste van het litigieuze model dan ook geen andere algemene indruk wekken.
IEFBE 973

De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…

H. Abraham, 'De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…', IE-Forum.be IEFbe 973
Bijdrage ingezonden door Hannes Abraham, NautaDutilh. Noot onder Hof van beroep Antwerpen 28 april 2014, IEFbe 959 (B & T Textilia tegen NV Artesutto Indecor). Het hof van beroep te Antwerpen heeft op 28 april 2014 uitspraak gedaan in het (voorlopig) laatste luik van de saga tussen Artesutto (eerste geïntimeerde) en B&T Textilia (appellante). Artesutto commercialiseert o.a. kussens en wandtapijten waarin tekeningen zijn verwerkt die stadsgezichten voorstellen, zoals bv. de volgende tekening:

B&T Textilia werkte aanvankelijk samen met Artesutto en stond in voor het weven van de tekeningen in het textiel. Nadat de samenwerking werd stopgezet, ging B&T Textilia verder met het produceren van producten met gelijkaardige tekeningen, onder andere voor rekening van Indecor-Europe (tweede geïntimeerde).

Artesutto beschuldigde B&T Textilia vervolgens van namaak van de tekening die hierboven wordt afgebeeld, en ging in 2005 over tot een beslag inzake namaak. De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft de vordering van Artesutto wegens inbreuk op haar auteursrechten ontvankelijk en gegrond verklaard. In graad van beroep kwam het hof van beroep te Gent evenwel tot het besluit dat de tekening in kwestie niet origineel is en bijgevolg niet beschermd is door het auteursrecht.

Daarop ging Artesutto in cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigde op 26 januari 2012  het bestreden arrest en verwees de zaak door naar het hof van beroep te Antwerpen, dat het geannoteerde arrest velde. Vanuit auteursrechtelijk oogpunt is dit arrest om verschillende redenen opmerkelijk.

1.    NEGEREN VAN HET CASSATIEARREST

Een eerste opvallend, doch weinig verrassend, element in het geannoteerde arrest is dat het (weliswaar geheel terecht) het verwijzingsarrest van het Hof van Cassatie volledig naast zich neer legt.

In principe is het verwijzingsgerecht niet gebonden door de cassatie-uitspraak, behalve in geval van een tweede cassatie op dezelfde gronden (artikel 1120 Ger. W.), hetgeen hier niet het geval was.

In het betreffende cassatiearrest besliste het Hof dat het, bij de beoordeling van de originaliteit van een werk, “niet vereist [is] dat het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur [draagt]”.

Dit arrest leek een grote ommekeer te vormen in de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie . Daarenboven leek het volledig in te gaan tegen de jongste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die in zijn Painer arrest van 1 december 2011 reeds besliste dat de voorwaarde van 'originaliteit' een autonoom Unierechtelijk begrip is, waardoor het in principe niet aan de nationale rechter toekomt om er een afwijkende interpretatie op na te houden . Volgens het Hof van Justitie dient sindsdien in alle lidstaten van de EU een werk als origineel te worden beschouwd wanneer het gaat om “een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan” en daarvan is sprake “wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid”.

Het betreffende cassatiearrest werd dan ook terecht op heel wat kritiek onthaald in de rechtsleer.

Uiteindelijk heeft het Hof van Cassatie dit euvel rechtgezet en heeft het zich in zijn arresten van 31 oktober 2013  en 17 maart 2014 , zonder al te veel commentaar, aangesloten bij de autonome Unierechtelijke interpretatie van het Hof van Justitie, die zeer dicht aanleunt bij de invulling die in België werd gehanteerd voor het cassatiearrest van 26 januari 2012.

Reden te meer waarom het hof van beroep te Antwerpen het verwijzingsarrest bewust naast zich neerlegt en, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie en de hierboven aangehaalde recente rechtspraak van het Hof van Cassatie, de juiste beoordelingsmethode toepast.

2.    STRENGE INVULLING VAN 'DE UITDRUKKING VAN DE PERSOONLIJKHEID'

Nu vaststaat dat bij de beoordeling van originaliteit, eveneens moet nagegaan worden of het werk de uitdrukking vormt van de persoonlijkheid van de auteur, stelt zich de vraag hoe deze voorwaarde moet worden ingevuld.

Het Hof van Justitie geeft alvast een aanwijzing : het is vereist dat de auteur “bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen”.

In casu wordt opnieuw beslist dat er geen sprake is van een oorspronkelijk werk.

Het hof van beroep te Antwerpen volgt hiermee de overwegingen van het hof van beroep te Gent in het arrest dat door het Hof van Cassatie werd vernietigd : “Zeer belangrijk bij de beoordeling van het geheel van de tekeningen zijn de kleuren […]. Artesutto kan zich niet op een eigen intellectuele schepping beroepen met betrekking tot de kleuren, nu deze precies van B&T Textilia afkomstig zijn”. “De variaties die Artesutto aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van [de auteur]. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk karakter vertoont”.

Het hof van beroep te Antwerpen gaat evenwel verder en stelt dat de auteur “geen oorspronkelijke werken heeft ontworpen, maar zich ertoe beperkt heeft om tekeningen te maken van bestaande, eeuwenoude stadsgezichten, dit uitgaande van de concrete omgeving en daarenboven in een traditionele stijl”. En verder : “De door haar gemaakte keuzes inzake lichtinval, sites waarop water te zien is, zomertaferelen, kleurschakeringen in bomen, herfstsfeer, bewolking, afboording, … kunnen niet als uitingen van de persoonlijkheid van de auteur worden beschouwd”.

Deze overwegingen verdienen enkele kanttekeningen.

Ten eerste, neemt het feit dat 'bestaande' 'eeuwenoude stadsgezichten' als thema wordt gekozen geenszins weg dat het werk origineel kan zijn. Dat doet het feit dat van een 'concrete omgeving' wordt uitgegaan evenmin. Zo niet zouden foto's van 'bestaande' objecten of zelfs van mensen niet voor bescherming door auteursrecht in aanmerking komen.

Daarenboven moet worden herinnerd dat, zelfs indien bestanddelen van een werk bestaan uit elementen die, afzonderlijk beschouwd, als dusdanig geen intellectuele schepping vormen van de auteur die ze gebruikt, de auteur via de keuze, de schikking en de combinatie van deze elementen op een oorspronkelijke wijze, de uitdrukking aan zijn creatieve geest kan geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt.

Ten tweede, mag ook het feit dat in een 'traditionele stijl' wordt gewerkt er niet aan in de weg staan dat een werk vatbaar is voor bescherming. Een stijl op zich komt inderdaad niet in aanmerking voor bescherming, maar individuele werken die binnen een bepaalde stijl worden gemaakt wel. Dit zorgt er evenwel voor dat de auteur beperkt wordt in zijn mogelijkheden om binnen de gekozen stijl te blijven. Niettemin kunnen ook subjectieve elementen geïncorporeerd worden die wel voldoen aan de eis dat zij de persoonlijke stempel dragen van de auteur.

Ten derde, verwijst het hof van beroep te Antwerpen uitdrukkelijk naar de keuzes die door de auteur werden gemaakt (weliswaar binnen het beperkte kader van de afbeelding van stadsgezichten), om dan toch te beslissen dat deze geen uiting zijn van de persoonlijkheid van de auteur.

De vraag stelt zich of het hof met deze strenge beoordeling geen stap te ver heeft gezet. Men kan immers verwijzen naar talloze uitspraken waarin beslist werd dat werken, en in het bijzonder gebruiksvoorwerpen, origineel zijn, terwijl vaak veel minder 'creatieve' keuzes gemaakt werden dan in huidig geval.

Het komt ons dan ook voor dat het hof, bij de invulling van het begrip 'uitdrukking van de persoonlijkheid' een groter of zelfs doorslaggevend belang had moeten hechten aan de vrije en creatieve keuzes die de auteur heeft gemaakt, des te meer nu dit criterium daarvoor – als enige –uitdrukkelijk door het Hof van Justitie wordt aangereikt. In dat geval had het geannoteerde arrest er mogelijks anders uitgezien.

3.    ORIGINALITEIT IS NIET GELIJK AAN NIEUWHEID

Tot slot nog deze bemerking. Het hof maakt de volgende overweging, die weliswaar weinig invloed had op de verdere beoordeling, maar niettemin aan de principes van het auteursrecht raakt : “Degene die de auteursrechtelijke bescherming betwist kan het tegenbewijs leveren door voorlegging van minstens één anterioriteit (waaruit blijkt dat het werk waarvan de auteursrechtelijke bescherming wordt betwist, alle kenmerken van het oudere werk heeft overgenomen)”.

Deze overweging is op zijn minst verwarrend.

In het auteursrecht bestaat immers geen nieuwheidsvereiste. Het eigen karakter van een jonger onafhankelijk werk zal niet worden beïnvloed door het bestaan van een ouder werk, aangezien originaliteit een subjectieve voorwaarde is en niet kan worden geassimileerd met nieuwheid . Het is dus mogelijk dat de auteur van een jonger werk zijn eigen persoonlijke en individuele stempel drukt op zijn werk, ook al komt deze toevallig overeen met de auteursrechtelijk beschermde elementen van het oudere werk.

In geval een anterioriteit kan aangetoond worden, zal evenwel een weerlegbaar vermoeden ontstaan dat het jongere werk niet origineel is. De maker van een later werk mag dan nog steeds bewijzen dat zijn werk onafhankelijk van het eerste werk tot stand gekomen is.

Bovenstaande overweging van het hof dient aldus met het nodige korreltje zout te worden geïnterpreteerd.

1. Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336, noot F. BRISON, IRDI 2012, 199, noot F. GOTZEN, JLMB 2012, 977, noot A. JOACHIMOWICZ, Jaarboek Marktpraktijken 2012, 939, noot A. HALLEMANS, Pas. 2012, 202, RW 2012-13, 578, noot H. VANHEES, TBH 2012, 610, noot B. MICHAUX,  IEFbe 150.
2. Zie bv. Cass. 11 maart 2005, AM 2005, 396; Cass. 27 april 1989, RW 1989-90, 362; Cass. 25 oktober 1989, RW 1989-90, 1061.
3. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punten 87-88.
4. Zie bv. F. GOTZEN, "Het Hof van Cassatie en het begrip 'oorspronkelijkheid' in het auteursrecht", IRDI 2012, 203 ; B. MICHAUX, "La notion d'originalité en droit d'auteur: une harmonisation communautaire en marche accélérée", TBH 2012, 599 ; F. BRISON, noot onder Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336. Zie eveneens ons commentaar bij dit arrest (H. ABRAHAM, "Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?", IEFbe 150 ).
5. Cass. 31 oktober 2013, RW 2013-14, 1464.
6. Cass. 17 maart 2014, ICIP 2014, 251.
7. F. GOTZEN, op. cit., 203; B. MICHAUX, op. cit., 601.
8. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punt 89. Zie ook HvJ EU, 1 maart 2012, C-604/10, Football Dataco Ltd/Yahoo! UK Ltd, punt 38.
9. Zie Voorz. Kh. Antwerpen (staking), 25 september 2012, A/11/10734, IEFbe 296, onder verwijzing naar HvJ, 16 juli 2009, C-5/08, Infopaq, punt 45
10. M.-C. JANSSENS, "Auteursrechtelijke originaliteit en gebruiksvoorwerpen: geen evidentie", DAOR 2009, 313.
11. Zie bv. het recent overzicht van rechtspraak door S. FLECIJN en E. VAN MELKEBEKE, "Intellectuele rechten kroniek 2012", NjW 2013, 528.
12. Gent, 9 februari 2004, RABG 2005, 1845. Zie eveneens A. HALLEMANS, "De rechtsfiguur van de onafhankelijke creatie in het auteursrecht: Was Michael Jackson toch alleen?", IRDI 2008, 111.
13. idem.

IEFBE 959

Gebrek aan depot en originaliteit stadsgezichten en historische steden

Hof van beroep Antwerpen 28 april 2014, IEFbe 959 (B & T Textilia tegen NV Artesutto Indecor)
Auteursrecht. Tekeningen- en modellenrecht. NV Artesutto commercialiseert sier- en gebruiksvoorwerpen (onder andere kussens en wandtapijten) waarin tekeningen, motieven en ontwerpen zijn verwerkt die stadsgezichten van diverse historische steden voorstellen. NV B & T Textilia begon gelijkwaardige producten te produceren. NV Artesutto’s vorderingen zijn op grond van enerzijds het tekeningen- en modellenrecht en anderzijds het auteursrecht. Het Hof van Cassatie besliste dat voor bescherming het niet vereist is dat een werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur draagt (IEFbe 150). Ten aanzien van het auteursrecht oordeelt het hof dat de werken niet origineel zijn, mede omdat ze geen persoonlijk stempel van de auteur dragen. De originaliteit van de werken kan ook niet afgeleid worden uit het feit dat er bepaalde gelijkenissen zouden bestaan tussen de werken. Het i-depot is in dit verband irrelevant, want creëert geen intellectueel eigendomsrecht (maar enkel vaste dagtekening). De vorderingen gegrond op het tekeningen- en modellenrecht zijn eveneens ongegrond, door gebrek aan inschrijving van een depot.

 

4.2.4. Bij gebrek aan inschrijving van een depot, is de vordering van de eerste geïntimeerde, voor zover gegrond op het tekeningen- en modellenrecht, ongegrond.

4.3.4. Het hof maakt deze oordeelkundige overwegingen van het hof van beroep te Gent tot de zijne. Het hof voegt daaraan toe dat Amandina Cuppens, auteur van de betrokken tekeningen, geen oorspronkelijke werken heeft ontworpen, maar zich ertoe beperkt heeft om tekeningen te maken van bestaande, eeuwenoude stadsgezichten, dit uitgaande van de concrete omgeving en daarenboven in een traditionele stijl. Ongetwijfeld zijn die werken het resultaat van het vakmanschap en de intellectuele inspanningen van Amandina Cuppens, maar vakmanschap noch intellectuele inspanningen volstaan op zich voor auteursrechtelijke bescherming. De stempel van haar persoonlijkheid ontbreekt in de betrokken werken in hun geheel genomen. De door haar gemaakte keuzes inzake lichtinval, sites waarop water te zien is, zomertaferelen, kleurscharingen in bomen, herfstsfeer, bewolking, afboording, … kunnen niet als uitingen van de persoonlijkheid van de auteur worden beschouwd. Al evenmin kan de originaliteit van de werken van Amandina Cuppens afgeleid worden uit het feit dat er bepaalde gelijkenissen zouden bestaan tussen haar werken en de werken van de appellante en de tweede geïntimeerde. Het i-depot is in dit verband irrelevant, want creëert geen intellectueel eigendomsrecht (maar enkel vaste dagtekening). Tenslotte kunnen ook de indertijd door de appellante ondertekende overeenkomsten de eerste geïntimeerde geen soelaas brengen, aangezien auteursrechten niet (kunnen) ontstaan uit overeenkomst (maar slechts uit de wet)  en daarenboven die overeenkomsten geenszins de erkenning impliceren van de originaliteit van de werken waarvan sprake.

4.5.1. De vorderingen van de eerste geïntimeerde zijn ongegrond, ongeacht of ze worden gebaseerd op het tekeningen- en modellenrecht, dan wel op het auteursrecht.
IEFBE 690

Vorderingen rechten op designverlichting Mushroom gegrond

Hof van Beroep Brussel 26 juni 2012, IEFbe 690 (PITS-Modular Lighting Instruments tegen Aluci N.V. c.s.)
Hoogtechnologische architecturale designverlichting. Modellenrecht. Auteursrecht. Beroep Modular gegrond. Stelt vast dat GBO een inbreuk pleegt op de intellectuele rechten van Modular [..] door schetsen, ontwerpen, tekeningen e.a. van een model "Halo-Disc" commercieel aan derden aan te bieden of het te laten doorgaan als een eigen intellectuele creatie.

Betreffende de vordering tegen Aluci en Bis Lighting
Stelt vast dat Aluci en Bis Lighting een inbreuk plegen op de intellectuele rechten van Modular [..] door de Mushroom te koop aan te bieden en hiervoor reclame te maken, en voor Bis Lighting, tevens door de Mushroom in het kader van een ruilovereenkomst aan de VRT ter beschikking te stellen.

Beveelt aan Aluci en Bis Lighting om:
- Onmiddellijk elke vervaardiging, invoer, uitvoer, verhandeling en publiciteit, onder meer via hun website, m.b.t. de inbreukmakende modellen te staken;
- Met onmiddellijke ingang alle bestellingen voor de inbreukmakende modellen te annuleren, en aan haar wederverkopers een aangetekende brief te richten met het verzoek de exemplaren die reeds aan hen werden geleverd, terug te geven;

Dit voor de hele Europese Unie (voor de modelrechten) dan wel voor België (voor de auteursrechten) en vanaf de vijfde werkdag na de betekening van het arrest, op straffe van een dwangsom van 10.000 euro per afzonderlijke inbreuk en per dag dat deze inbreuk voortduurt.

Veroordeelt Bis Lighting om gedurende 14 opeenvolgende dagen op haar openingspagina ('homepage') van haar website www.bislighting.be, bovenaan de pagina, de volgende tekst op te nemen in een duidelijk en voldoende leesbaar lettertype , zonder enige commentaar en zonder dat in enigerlei zin aan het doel en de strekking van de publicatie afbreuk wordt gedaan [..].

Betreffende de vordering tegen de VRT:
Stelt vast dat de VRT een inbreuk pleegt op de intellectuele rechten van Modular [..] door de Mushroom te gebruiken voor de opnames van het televisieprogramma "Ook getest op mensen" en aan het publiek mee te delen door de uitzending ervan.
[..]
Betreffende de vordering tegen GBO:
Stelt vast dat GBO een inbreuk pleegt op de intellectuele rechten van Modular [..] door schetsen, ontwerpen, tekeningen e.a. van een model "Halo-Disc" commercieel aan derden aan te bieden of het te laten doorgaan als een eigen intellectuele creatie.