IEFBE 3819
6 november 2024
Uitspraak

Confidentiality Club

 
IEFBE 3818
5 november 2024
Uitspraak

Visibly moet Engelse vertalingen van memorie van eis en bijlagen aanbieden

 
IEFBE 3817
4 november 2024
Uitspraak

Verzoek om terugbetaling gerechtskosten afgewezen

 
IEFBE 3746

Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.

Kattenbakontwerpen en IPObel's nieuwe screeningdienst

Kattenbakontwerpen en IPObel's nieuwe screeningdienst

Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.

In een vonnis van 19 oktober 2023 wees de ondernemingsrechtbank te Brussel de model- en auteursrechtbescherming van kattenbakken af. De zaak is niet alleen enigszins opmerkelijk doordat de rechter gebrek aan originaliteit (auteursrecht) direct afleidt uit de afwezigheid van individualiteit en nieuwheid (modelrecht), maar belicht ook de meerwaarde die de nieuwe IP-screeningdienst van IPObel kan bieden.

IEFBE 3744

Conclusie A-G: Merck Sharp & Dohme

HvJ EU - CJUE 6 jun 2024, IEFBE 3744; ECLI:EU:C:2024:472 (Merck Sharp & Dohme), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-a-g-merck-sharp-dohme

Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22084; IEFbe 3744; C‑119/22 en C‑149/22 ECLI:EU:C:2024:472 (Merck Sharp & Dohme) Onderhavige zaken hebben betrekking op de voorwaarden waaronder ABC’s in de Unie kunnen worden afgegeven voor in geneesmiddelen gebruikte samenstellingen van werkzame stoffen. In de zaken staat artikel 3 onder a en onder c ABC-verordening centraal. A-G Emiliou is in het kader van artikel 3 onder c ABC-verordening van mening dat het Hof de letterlijke uitlegging van artikel 3 onder c ABC-verordening moet volgen, inhoudende dat i) het relevante “product” de samenstelling A+B is, en ii) de inspecteur moet nagaan of de octrooihouder reeds een ABC voor die samenstelling heeft verkregen. Door een juiste uitlegging en strikte toepassing van de laatste voorwaarde, kan de in Actavis I [IEF 13336] en Actavis II [IEF 14750] aangehaalde beleidsproblematiek worden aangepakt. Met betrekking tot artikel 3 onder a ABC-verordening, concludeert de A-G dat een product om te kunnen worden beschouwd als beschermd door een basisoctrooi in de zin van de bepaling, niet alleen uitdrukkelijk moet worden vermeld of ‘specifiek moet kunnen worden geïdentificeerd’ in de conclusies (vermeldingscriterium), maar ook moet vallen onder de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van dat octrooi (uitvindingscriterium) [IEF 17872]. Het gaat dan in feite om een beoordeling achteraf van de informatie in het octrooi.

IEFBE 3743

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx.

Undercoveragenten moeten onherkenbaar gemaakt worden in het boek ‘Drugsbaron’

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 17 jun 2024, IEFBE 3743; ECLI:NL:RBMNE:2024:3140 (De Belgische Staat tegen gedaagden), https://ie-forum.be/artikelen/undercoveragenten-moeten-onherkenbaar-gemaakt-worden-in-het-boek-drugsbaron

Vzr. Rb. Midden-Nederland 17 mei 2024, IEF 22083, IEFbe 3743; ECLI:NL:RBMNE:2024:3140 (De Belgische Staat tegen gedaagden). Kort geding. Gedaagden hebben het boek ‘Drugsbaron’ geschreven en uitgegeven, dat sinds 18 april te koop is. In dit boek staan foto’s waarop drie undercoveragenten herkenbaar afgebeeld zijn. Vier weken nadat het boek in de handel werd gebracht, heeft de Belgische Staat de auteur en uitgever gesommeerd om op een kort gedingzitting te verschijnen. De Staat stelt dat de portretten van haar medewerkers, de undercoveragenten, tot gevaar leiden en wil de verspreiding van deze foto’s voorkomen. De voorzieningenrechter is het met de Belgische Staat eens en acht dat de afbeelding van de medewerkers, gelet op hun professionele achtergrond, onrechtmatig is. Het boek mag nu alleen nog uitgegeven worden indien de medewerkers niet meer herkenbaar op de foto’s staan en dus wordt de volgende druk aangepast. Daarom moet de uitgever boekhandels en commerciële verkopers sommeren om verkoop van de boeken te staken en pas te hervatten als de foto’s van de undercovers onherkenbaar zijn gemaakt.

IEFBE 3742

Consultatie over de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen

DG Trade lanceert een gerichte raadpleging om informatie te verzamelen over de staat van de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen. Het hoofddoel van deze raadpleging is om derde landen te identificeren waarin de staat van bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten aanleiding geeft tot de grootste bezorgdheid, en om de lijst van zogenaamde "prioriteitslanden" bij te werken. De gerichte raadpleging zal een van de instrumenten zijn die worden gebruikt om de systemen voor intellectuele eigendomsrechten in derde landen te verbeteren. Het zal de Europese Commissie helpen haar inspanningen en middelen te richten op de prioriteitslanden en op specifieke zorggebieden, met als doel de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten wereldwijd te verbeteren. De resultaten van deze raadpleging zullen rechtenhouders ook in staat stellen zich bewust te worden van mogelijke risico's voor hun intellectuele eigendom wanneer zij zakelijke activiteiten ondernemen in de prioriteitslanden, zodat zij hun bedrijfsstrategieën en operaties kunnen ontwerpen om hun intellectuele eigendomsrechten te beschermen. De raadpleging is geopend tot 6 september 2024 en u wordt uitgenodigd om bijdragen te sturen via onderstaande link.

IEFBE 3741

Uitspraak ingezonden door Jeroen Muyldermans en Paul Maeyaert, Fencer.

Novartis v PI Pharma: hermerking generiek naar merkgeneesmiddel levert opnieuw merkinbreuk op

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 23 mei 2024, IEFBE 3741; A/23/03788 (Novartis AG tegen PI Pharma NV), https://ie-forum.be/artikelen/novartis-v-pi-pharma-hermerking-generiek-naar-merkgeneesmiddel-levert-opnieuw-merkinbreuk-op

Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel 23 mei 2024, IEFbe 3741; A/23/03788 (Novartis AG tegen PI Pharma NV). In navolging van het prejudiciële arrest van het Hof van Justitie van de EU in de zaken Femara en Rilatine [zie IEFbe 3588] en enkele eerdere uitspraken over hermerking van geneesmiddelen van Novartis, waarvan het beroep hangende is, oordeelt de Voorzitter van de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank van Brussel, zetelend zoals in kort geding, opnieuw dat de hermerking van de generieke benaming ‘amplodipine/valsartan Sandoz’ naar ‘Exforge’ van Novartis onrechtmatig is.De stakingsrechter oordeelt dat het Hof van Justitie de voorwaarden inzake hermerking “scherp [heeft] gesteld” voor de hermerking van een identiek generiek geneesmiddel naar een merkgeneesmiddel. Het wacht de uitspraken van het hof van beroep van Brussel in hangende Femara en Rilatine zaken niet af en oordeelt in het bijzonder dat voorschriftpraktijken en voorschriften inzake herinneringsreclame, ondanks het kleine marktaandeel van generieken, geen objectieve noodzaak tot hermerking opleveren. Ondanks kleinere marktaandelen heeft een generieke benaming volledig toegang tot de Belgische markt:

IEFBE 3740

Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.

Streamingdiensten verliezen terrein in zaak voor Grondwettelijk Hof

Streamingdiensten verliezen terrein in zaak voor Grondwettelijk Hof

Caroline Theunis, advocaat

Toen in 2022 de DSM-bepalingen voor “online auteursrechten” werden omgezet in België, stapten enkele streamingdiensten (zoals Streamz en Spotify) samen met enkele platenfirma’s naar het Grondwettelijk Hof. De zaak is nog hangende.

Zij verzetten zich tegen artikel XI.228/11 WER, dat een niet-overdraagbaar vergoedingsrecht voor auteurs en uitvoerende kunstenaars invoerde. De artiesten moeten daardoor vergoed worden door streamingplatformen, zelfs nadat ze hun exploitatierechten hebben overgedragen aan een uitgever of producent.

Streamingdiensten, zoals Spotify en Netflix, zijn platformen die on-demand content beschikbaar maken. Doorgaans doen ze dit door licenties aan te gaan met professionele uitgevers.

IEFBE 3738

Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.

European Copyright Society steunt Kwantum in rechtszaak rond Eames-stoel

, IEFBE 3738; https://ie-forum.be/artikelen/european-copyright-society-steunt-kwantum-in-rechtszaak-rond-eames-stoel

European Copyright Society steunt Kwantum in rechtszaak rond Eames-stoel

Caroline Theunis, advocaat

De European Copyright Society (ECS) uit haar standpunt in de veelbesproken rechtszaak tussen Kwantum en Vitra over de iconische Eames-designerstoel.

Kwantum vs. Vitra
In 1948 ontwierp het Amerikaanse echtpaar Eames de beroemde “Diner Sidechair Wood” (DSW), waarvan de rechten worden aangehouden door de Zwitserse producent Vitra (zie omslagafbeelding).

In 2014 introduceerde Kantum haar "Paris Chair" op de Belgische en Nederlandse markt.

Dit leidde tot een rechtszaak van Vitra die beweerde dat haar auteursrecht werd geschonden.

Het dispuut draait om het verschil in benadering van de VS en de EU aangaande cumulatie van auteurs- en modelrecht. In de States geniet een dergelijke stoel geen auteursrechtbescherming omdat ze reeds als model in aanmerking komt, terwijl in de EU beide regimes cumulatief van toepassing zijn.

IEFBE 3737

Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat

Hoe Belgische IER-handhaving de Europese rechtspraak doorstaat

Hoe Belgische IER-handhaving de Europese rechtspraak doorstaat

Risicoaansprakelijkheid bij kortgedingmaatregelen

Caroline Theunis, advocaat

Begin 2024 bevestigde het Europees Hof van Justitie (HvJ) de rechtsgeldigheid van de Belgische risicoaansprakelijkheid in het kader van voorlopige maatregelen.

Krachtens artikel 1369ter Ger. W. kan de rechter de eiser in kortgeding (art. 584 Ger.W.) schadevergoeding opleggen als blijkt dat de opgelegde maatregelen ongerechtvaardigd waren. België neemt daarmee letterlijk artikel 9, lid 7 van de Handhavingsrichtlijn over.

Interessant is dat Belgische rechters de schadevergoeding opleggen zonder dat een fout of kwade trouw in hoofde van de eiser bewezen hoeft te zijn. Deze risicoaansprakelijkheid wordt gegrond op artikel 1398 Ger. W., dat bepaalt dat de uitvoering van vonnissen bij voorraad “op risico” gebeurt van de partij die daartoe gelast. Zie deze eerdere post voor een toepassing door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen inzake beslag inzake namaak.

IEFBE 3736

Uitspraak ingezonden door Anthony van der Planken, Van Innis & Delarue.

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 25 mrt 2024, IEFBE 3736; 2023/AR/36 (Appellante tegen Odile Jacobs), https://ie-forum.be/artikelen/modeontwerpster-kan-merkgebruik-verbieden-op-grond-van-niet-ingeschreven-pseudoniem

Hof van Beroep Brussel 25 maart 2024, IEFbe 3736, IEF 22014; 2023/AR/36 (Appellante tegen Odile Jacobs). In 2017 werd de kledingcollectie ‘Odile Jacobs’ gelanceerd. De naam is een combinatie van de voornaam van de ontwerpster en de achternaam van haar man. In 2019 hebben de ontwerpster en haar man een bedrijf opgericht en het Uniemerk ‘Odile Jacobs’ geregistreerd. Twee jaar later ging het echter minder goed tussen en volgde een echtscheiding. Ze werd gelijktijdig uit het bedrijf gezet. Enkele maanden later introduceerde de ontwerpster haar nieuwe collectie, zelf beheerd en nog steeds onder het pseudoniem 'Odile Jacobs'. Het voormalige bedrijf van de ontwerpster, nog steeds onder leiding van haar ex-echtgenoot, lanceerde ook een nieuwe collectie, ontworpen door een andere persoon, maar eveneens gepresenteerd onder de naam 'Odile Jacobs'. In augustus 2022 begon het bedrijf een gerechtelijke procedure tegen de ontwerpster, bewerend dat haar voortdurende gebruik van de naam 'Odile Jacobs' in strijd was met hun geregistreerde merk. Als reactie daarop diende de ontwerpster een tegenvordering in, waarbij zij betoogde dat het gebruik van de naam 'Odile Jacobs' door het bedrijf inbreuk maakte op haar niet-geregistreerde rechten op dezelfde naam. Het Hof van Beroep in Brussel oordeelt dat de ontwerpster oudere rechten heeft op de naam, aangezien zij deze voor de indiening van het Uniemerk al gebruikte als pseudoniem. Zij mocht bovendien ook na het verlaten van het bedrijf de naam ‘Odile Jacobs’ blijven gebruiken. Het Hof beveelt het bedrijf voorts het gebruik van de naam te staken en gestaakt te houden. Niet relevant is dat het bedrijf over een geregistreerd handelsmerk bezat. In artikel 137 van de Uniemerkenverordening is immers neergelegd dat een dergelijk verbod geoorloofd is op basis van een nationaal recht dat vóór de indieningsdatum is verworven van dat Uniemerk. Het Hof benadrukt hierbij dat het niet uitmaakt dat de ontwerpster de naam van haar ex-man nog gebruikt na de scheiding. Dit mag wanneer er een intellectueel eigendomsrecht is verkegen waarin die naam gebruikt is.