IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 3106

HvJ EU heeft geoordeeld in Schrems tegen Facebook

HvJ EU - CJUE 16 jul 2020, IEFBE 3106; (Schrems tegen Facebook), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-heeft-geoordeeld-in-schrems-tegen-facebook


HvJ EU 16 juli 2020, IT 3191, IEF 19327, IEFbe 3106; C-311/18 (Schrems tegen Facebook) Privacyrecht. Vandaag heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld in een van de meest verwachte zaken over privacy en gegevensbescherming sinds tijden. Schrems heeft als Facebookgebruiker Facebook Ierland aangesproken voor het doorgeven van persoonsgegevens aan Facebook Verenigde Staten. Hij heeft de Ierse toezichthouder verzocht om deze doorgiften te verbieden. Hiertoe voerde hij aan dat het recht van de Verenigde Staten en de gangbare praktijk geen waarborgen bieden voor voldoende bescherming tegen de toegang door de overheid tot de naar dit land doorgestuurde gegevens. Deze klacht werd afgewezen, omdat de Commissie in een beschikking had vastgesteld dat de Verenigde Staten wel een passend beschermingsniveau waarborgden. In 2015 heeft het Europees Hof van Justitie deze beschikking ongeldig verklaard, waardoor de Ierse rechter de afwijzing van de klacht van Schrems nietig verklaarde. De Ierse toezichthouder verzocht Schrems zijn klacht te herformuleren. In de hergeformuleerde klacht verzoekt Schrems de doorgifte van zijn persoonsgegevens vanuit de Unie naar de Verenigde Staten - die Facebook ondertussen uitvoert op grond van bepalingen uit de bijlage bij besluit 2020/87 - op te schorten of voor de toekomst te verbieden. De Ierse rechter vraagt aan het Europees Hof van Justitie of besluit 2010/87 en 2016/1250 geldig zijn. Vandaag heeft het Hof van Justitie in zijn arrest gesteld dat bij de toetsing van besluit 2010/87 aan het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van dat besluit kunnen aantasten. Besluit 2016/1250 wordt daarentegen ongeldig verklaard. Daarnaast wijst het Hof erop dat een doorgifte van persoonsgegevens voor commerciële doeleinden door een in een lidstaat gevestigde onderneming naar een andere in een derde land gevestigde onderneming, niet kan worden uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening. Bij een dergelijke doorgifte moet een beschermingsniveau worden geboden dat in grote lijnen overeenkomt met het beschermingsniveau dat binnen de Unie wordt gewaarborgd door die verordening, gelezen in het licht van het Handvest. Toezichthoudende autoriteiten zijn, tenzij de Commissie op geldige wijze een adequaatheidsbesluit heeft vastgesteld, verplicht om een doorgifte naar een derde land op te schorten of te verbieden wanneer zij - gelet op alle omstandigheden - van oordeel zijn dat de standaardbepalingen inzake gegevensbescherming in dat derde land niet worden of niet kunnen worden nageleefd en dat de door het Unierecht vereiste bescherming van de doorgegeven gegevens niet kan worden gewaarborgd met andere middelen, indien de in de Unie gevestigde exporteur de doorgifte niet zelf heeft opgeschort of beëindigd.

IEFBE 3105

Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs en Stéphanie de Potter, Inteo.

Geen verwarringsgevaar bij slechts één gemeenschappelijk element

Overig - Autres 13 mei 2020, IEFBE 3105; (BVBA Black & Gold tegen SSPCS), https://ie-forum.be/artikelen/geen-verwarringsgevaar-bij-slechts-n-gemeenschappelijk-element

Ondernemingsrechtbank Antwerpen 13 mei 2020, IEFbe 3105; A/19/06296 (BVBA Black & Gold tegen SSPCS) Merkenrecht. Black & Gold en SSPCS (Suspicious Antwerp) verkopen kledij gericht op een jong publiek. Black & Gold vordert dat SSPCS wordt verboden om gebruik te maken van haar logo en merk. Zij voert aan dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op haar merken, haar auteursrecht en de eerlijke marktpraktijken. De vordering wordt ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank hebben “de merken van Black and Gold enerzijds, en het merk van SSPCS anderzijds, als gemeenschappelijk element een schedel. Daar houdt het ook grotendeels mee op”. Er bestaat geen verwarringsgevaar. Anders oordelen zou “impliceren dat Black and Gold het gebruik van eender welke schedel als merk voor kleding kan monopoliseren, wat vanzelfsprekend een stap te ver is”. Één van de merken van Black & Gold werd per vergissing als ontwerptekening gedeponeerd, met een blauwe achtergrond en technische verwijzingen. Rechtbank: “Uit het registratievereiste van merken volgt dat het met het merk als gedeponeerd is dat de vergelijking moet worden gemaakt, niet met een interpretatie of correctie ervan”. Black & Gold voldoet niet aan haar bewijslast op auteursrechtelijk vlak. Zij beperkt zich tot de bewering dat de oprichters en de designer van Black & Gold op creatieve wijze te werk zijn gegaan. Rechtbank: “Vanzelfsprekend volstaat dit niet om originaliteit te bewijzen. Zeker wanneer de materie binnen een bepaalde stijl moet worden geplaatst, en waar de ontwerpers zoals Black and Gold verklaren inspiratie te hebben gezocht in een bepaalde culturele achtergrond (de Dia de los Muertos iconografie) moet op des te preciezere wijze worden aangegeven wat de werken in kwestie onderscheidt van het referentiekader. Dit gebeurt hier zoals gezegd geenszins.” Black & Gold bewijst tot slot evenmin dat er sprake is van oneerlijke marktpraktijken.

IEFBE 3103

Conclusie A-G in Laroche tegen 4 EW

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 19 jun 2020, IEFBE 3103; ECLI:NL:PHR:2020:687 (Laroche tegen 4 EW), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-a-g-in-laroche-tegen-4-ew

Parket bij de HR 19 juni 2020, IEF 19322, IEFbe 3103; ECLI:NL:PHR:2020:687 (Laroche tegen 4 EW) Merkenrecht. Procesrecht. Heeft 4 EW door het aanbieden en verkopen van een restvoorraad merkproducten van Laroche die overbleef na loyaliteitsspaaracties van supermarktketen Carrefour in Frankrijk en België, inbreuk gemaakt op Laroche’s merkrechten of is hier sprake van uitputting? Het hof oordeelt - in tegenstelling tot de rechtbank - dat er sprake is van merkenrechtelijke uitputting. Laroche gaat hiertegen in cassatie. A-G van Peursem overweegt onder meer dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat “achteraf toestemming geven” kan worden gekwalificeerd als “instemming” van de merkhouder. Met “duur van de licentie” in artikel 22 lid 2 sub a UMVo wordt volgens Van Peursem - mede gelet op de aangehaalde Duitse, Zweedse en Tsjechische tekst van de verordening - ook daadwerkelijk de duur van de licentie bedoeld en niet de duur van de overeenkomst waarin de licentie is opgenomen. Tot slot concludeert de A-G tot vernietiging van de uitspraak van het hof.

IEFBE 3096

Ingezonden door Kristof Neefs en Annouk Naze, Inteo.

Geen inbreuk op octrooi tankwagen

23 jun 2020, IEFBE 3096; A/19/00996 (RCS tegen Top-Off), https://ie-forum.be/artikelen/geen-inbreuk-op-octrooi-tankwagen

Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 23 juni 2020, IEFbe 3096; A/19/00996 (RCS tegen Top-Off) Octrooirecht. RCS Rabotage (RCS) vorderde dat Top-Off zou worden verboden inbreuk te maken op haar Belgisch octrooi BE 1021628. Dit octrooi biedt bescherming voor een tankwagen die is uitgerust om kalkmelk te sproeien op de kleeflagen van asfaltbedekkingen. Die techniek wordt toegepast om te voorkomen dat de kleeflaag wordt beschadigd door werfverkeer. Het octrooi vereist onder meer dat de sproeikoppen op de sproeibalk zijn uitgerust met een keerschot om de kalkmelk van richting te doen veranderen. De inbreukvordering wordt ongegrond verklaard. De sproeikoppen van de tankwagen van TPF vertonen geen keerschot. Ook is er geen sprake van inbreuk bij equivalent. In de beschrijving worden de functies van het keerschot expliciet vermeld. RCS heeft niet aangetoond dat de sproeikoppen in de tankwagen de in het octrooi vermelde functies vervullen. Omdat de inbreukvordering werd afgewezen en TPF slechts in ondergeschikte orde de nietigheid van het octrooi vordert, wordt deze vordering zonder voorwerp verklaard.

IEFBE 3100

deLex najaarsagenda 2020

deLex najaarsagenda 2020

Blijf ook dit najaar op de hoogte met de actualiteitenlunches, webinars en congressen van deLex. Met actuele, interactieve programma’s en volop gelegenheid tot netwerken!

Waar mogelijk organiseren we bijeenkomsten op locatie, waar nodig gaan we online.

De agenda:

  • Dinsdag 8 september: Nederlands Octrooicongres deel 2, Online
  • Dinsdag 6 oktober: Benelux Merkencongres deel 2, Hybride (onilne en op locatie)
  • Woensdag 18 november: Jurisprudentielunch Merken- Modellen- en Auteursrecht
  • Donderdag 26 november: Nationaal Mediarechtcongres 2020
  • Woensdag 2 december: Jurisprudentielunch Octrooirecht
  • Donderdag 10 december: Nationaal Reclamerechtcongres 2020, Hotel Jakarta Amsterdam

Het najaarsprogramma belooft nog veel meer, met een Kunst & IE maand, meer actualiteitenlunches, een Retailmiddag, en - in herhaling - een actualiteitenmiddag Entertainment & Muziek. Kijk voor meer informatie op de website of mail naar info@delex.nl

IEFBE 3102

HvJ EU: Constantin Film Verleih tegen YouTube en Google

HvJ EU - CJUE 9 jul 2020, IEFBE 3102; ECLI:EU:C:2020:542 (Constantin Film Verleih), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-constantin-film-verleih-tegen-youtube-en-google

HvJ EU 9 juli 2020, IEF 19318, IEFbe 3102, IT 3187; ECLI:EU:C:2020:542 (Constantin Film Verleih) Verzoek om een prejudiciële beslissing in het kader van een geding tussen Constantin Film Verleih GmbH, een in Duitsland gevestigde distributeur van films, enerzijds, en YouTube LLC en Google Inc., die zijn gevestigd in de Verenigde Staten, anderzijds, over de door Constantin Film Verleih van deze twee vennootschappen geëiste gegevens met betrekking tot de e-mailadressen, de IP-adressen en de mobiele telefoonnummers van gebruikers die inbreuk hebben gemaakt op haar intellectuele-eigendomsrechten. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 8, lid 2, onder a), van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB 2004, L 157, blz. 45, met rectificatie in PB 2004, L 195, blz. 16), zie ook [IEF 18550] en [IEF 19173]
Er wordt geoordeeld dat wanneer een film illegaal is geüpload op een onlineplatform zoals YouTube, de rechthebbende krachtens de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten bij de exploitant uitsluitend het postadres van de betrokken gebruiker kan opvragen, maar niet zijn e-mailadres, IP-adres of telefoonnummer.
Zie ook het perscommuniqué van het HvJ EU.

IEFBE 3101

HvJ EU: advertentie laten plaatsen is geen gebruik teken

2 jul 2020, IEFBE 3101; ECLI:EU:C:2020:519 (mk advokaten tegen MBK Rechtsanwälte), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-advertentie-laten-plaatsen-is-geen-gebruik-teken

HvJ EU 2 juli 2020, IEF 19317, IEFbe 3101; ECLI:EU:C:2020:519 (mk advokaten tegen MBK Rechtsanwälte) Merkenrecht. Deze uitspraak betreft de uitlegging van artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/95/EG. Het verzoek om uitleg is ingediend naar aanleiding van een geding tussen mk advokaten en MBK Rechtsanwälte.
Het Oberlandesgericht Düsseldorf stelde de volgende vraag aan het Hof van Justitie: “Maakt een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde vermelding met daarin een teken dat gelijk is aan een merk, gebruik van dat merk in de zin van artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/95, wanneer deze vermelding niet door deze derde is geplaatst, maar door de beheerder van de website is overgenomen van een vermelding op een andere website die de derde had laten plaatsen op een wijze die inbreuk maakt op het merk?”
Het antwoord komt erop neer dat artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/95 zo moet worden uitgelegd dat een persoon die actief is in het economische verkeer en een advertentie op een website heeft laten plaatsen die inbreuk maakt op een merk van een derde, geen gebruik maakt van het teken dat gelijk is aan dat merk wanneer de beheerders van andere websites die advertentie overnemen door publicatie ervan, op eigen initiatief en in eigen naam, op die andere websites.

IEFBE 3099

Uitspraak ingezonden door Bram Woltering en Peter Claassen, AKD.

Normaal gebruik bij gebruik in slechts één lidstaat

EUIPO - BHIM - OHMI 12 mrt 2020, IEFBE 3099; (Worldwide Machinery tegen Scaip), https://ie-forum.be/artikelen/normaal-gebruik-bij-gebruik-in-slechts-n-lidstaat

EUIPO 12 maart 2020, IEF 19315, IEFbe 3099; 28 762 C (Worldwide Machinery tegen Scaip) Merkenrecht. De rechten van Scaip, houder van Uniemerk 11 385 33, worden gedeeltelijk ingetrokken, omdat in een periode van vijf jaar met betrekking tot sommige betwiste goederen geen sprake was van normaal gebruik en er geen redenen waren voor niet-gebruik. Normaal gebruik vereist daadwerkelijk gebruik op de markt van de geregistreerde waren en diensten. Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met alle relevante factoren, tussen deze factoren is een zekere afhankelijkheid. Met betrekking tot sommige betwiste goederen is wel aangetoond dat het Uniemerk in de relevante periode op het relevante grondgebied in voldoende mate is gebruikt. Opvallend is dat normaal gebruik in deze zaak wordt aangenomen bij gebruik van het Uniemerk in slechts één lidstaat. Bij deze beoordeling wordt ook een door partijen overeengekomen geografische beperking meegenomen.