Uitspraak ingezonden door Anouck van Gestel, GSJ advocaten.
Meubels wel beschermd, maar geen auteursrechtelijke schending
Hof van Beroep Antwerpen 24 maart 2021, IEF 19884, IEFbe 3202, 2018/AR/2178 (Het Heerenhuis tegen Strak) Het Heerenhuis is een meubelmakerij uit Antwerpen die o.a. een bepaald type fauteuil en bijzettafel produceert. Geïntimeerden hebben de auteursrechten op deze producten geschonden volgens Het Heerenhuis. Deze vordert dan ook van het hof dat geïntimeerden de onderstelde schending staken op straffe van verscheidene dwangsommen. Het Heerenhuis vordert daarbovenop een zeer hoge schadevergoeding van geïntimeerden op basis van gederfde winst en geleden verlies. Het hof verklaart voor recht dat de fauteuil en de bijzettafel auteursrechtelijke bescherming toekomen, maar wijst alle overige vorderingen af.
Uitspraak ingezonden door Karel Janssens, & DE BANDT.
Uniemerk van online gokbedrijf nietig verklaard
Hof van beroep Brussel 30 maart 2021, IEF 19871, IEFbe 3200, 2019/AR/1312 (bet365 tegen Rocoluc en EAC) Bet365 is een groot internationaal gokbedrijf dat online kansspelen aanbiedt, onder andere in België. Rocoluc en EAC zijn Belgische bedrijven die eveneens actief zijn in de kansspelsector. Samen zijn zij online actief onder de naam 'bet333'. Bet365 is van mening dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op haar Uniemerk. Het Hof van beroep gaat hier echter niet in mee, mede omdat bet365 niet over de juiste vergunning beschikt om in België kansspelen aan te bieden. Daarbovenop wijst zij de tegenvordering van Roculuc en EAC toe, waarmee zij het Uniemerk van bet365 nietig verklaard.
Uitspraak ingezonden door Arnout Gieske, Van Diepen Van der Kroef.
Eerste Kamer BenGH verwerpt beroep tegen uitspraak Tweede Kamer
Benelux Gerechtshof 15 maart 2021, IEF 19860, IEFbe 3198, C 2018/11/V/8 (BXT tegen GiGi) [Vervolg op IEF 18902]. BXT heeft het teken DIDI bij het BOIP gedeponeerd voor waren en diensten in verscheidene klassen van de Overeenkomst van Nice, waaronder klasse 12. GiGi heeft zich hier vervolgens tegen verzet. Deze oppositie is gedeeltelijk toegewezen, terecht volgens de Tweede Kamer van het BenGH in een eerdere uitspraak. BXT heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. De Eerste Kamer verklaart deze echter als ongegrond en verwerpt het beroep van BXT.
Gerecht EU: uiterlijk LEGO-blokjes is wel beschermd
Gerecht EU 24 maart 2021, IEF 19850, IEF 3197; ECLI:EU:T:2021:155 (Lego tegen Delta Sport Handelskontor) Delta Sport Handelskontor is een Duitse speelgoedmaker die o.a. langwerpige, rechthoekige blokjes produceert die met rondjes en puntjes in elkaar kunnen worden geklikt. Lego is van mening dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op hun eigen iconische blokjes. Het Bureau voor intellectueel eigendom van de Europese Unie (EUIPO) oordeelde in 2019 dat deze inmiddels niet meer worden beschermd. Het Europees Gerecht is het daar niet mee eens en oordeelt dat het hoe dan ook moeilijk is te voorkomen dat andere speelgoedbedrijven ook blokjes maken die op een of andere manier aan elkaar bevestigd kunnen worden, maar dat de specifieke manier waarop Lego dat doet uniek is. Zij legt hiermee de nadruk van de bescherming op de rondjes en puntjes van het kliksysteem waar de blokjes over beschikken.
Conclusie A-G: Decompileren computerprogramma niet per se inbreukmakend
HvJ EU Conclusie A-G 10 maart 2021, IEF 19838, IT 3449, ECLI:EU:C:2021:193 (Top System tegen Belgische Staat) Top System, een ontwikkelaar van computerprogramma's, werkt al verscheidene jaren samen met de Belgische openbare instelling Selor. Zij hebben meerdere digitale toepassingen met elkaar ontwikkeld. Desondanks is er in 2009 tussen partijen een geschil ontstaan omdat Top System van mening was dat Selor - en daarmee ook de Belgische Staat - inbreuk had gemaakt op de exclusieve rechten die zij op een programma had omdat Selor de software hiervan had gedecompileerd. Het Brusselse Hof van beroep heeft naar aanleiding van deze kwestie twee prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU om meer duidelijkheid te krijgen over in hoeverre het decompileren van een computerprogramma is toegestaan onder Europees auteursrecht. A-G Szpunar formuleert als reactie op de vragen dat dit is toegestaan wanneer dat noodzakelijk is om fouten te verbeteren die de werking van het programma beïnvloeden.
HvJ EU: UCMR – ADA tegen vereniging
HvJ EU 21 januari 2021, IEF 19825, IEFbe 3195; ECLI:EU:C:2021:50 (UCMR – ADA tegen vereniging) Het verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen UCMR – ADA, een organisatie voor auteursrechten van componisten en culturele vereniging „Suflet de Român” (Ziel van Roemenië), thans in liquidatie, over de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op een betaling van door de vereniging aan UCMR‑ADA verschuldigde royalty’s uit hoofde van de mededeling aan het publiek van muziekwerken in het kader van een door de vereniging georganiseerd optreden.
Het verzoek betreft de uitlegging van artikel 24, lid 1, artikel 25, onder a), en artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/88/EU van de Raad van 7 december 2010 (PB 2010, L 326, blz. 1).
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Jeroen van Kampen, Rijksuniversiteit Groningen.
HvJ EU breidt betekenis begrip 'mededeling aan publiek' uit
HvJ EU 9 maart 2021, IEF 19815, IT 3435, IEFbe 3194; ECLI:EU:C:2021:181 (VG Bild-Kunst tegen SPK) VG Bild-Kunst is een organisatie voor het collectieve beheer van auteursrechten op het gebied van beeldende kunsten in Duitsland. De Stiftung Preußischer Kulturbesitz (SPK) is een Duitse stichting voor cultureel erfgoed. De twee partijen botsten met elkaar bij het aangaan van een licentieovereenkomst omdat VG Bild-Kunst daarin een bepaling wilde laten opnemen die SPK zou verplichten om doeltreffende technische voorzieningen te treffen tegen het framen van werken en materialen door derden. SPK wilde hier niet in meegaan. Het Duitse Bundesgerichtshof stelde als prejudiciële vraag aan het Hof of het opnemen van een met toestemming van de rechthebbende werk op een website als een mededeling aan het publiek moet worden gezien indien daarmee voorzieniningen tegen framing worden omzeild. Het Hof heeft deze vraag nu positief beantwoord.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Dirk Visser: De auteur bepaalt of framing op internet mag
Als een auteursrechthebbende doeltreffende technische maatregelen neemt (of laat nemen) om framed hyperlinken van zijn werk te voorkomen, is dergelijk framen een nieuwe ‘mededeling aan het publiek’. Daarvoor is aparte toestemming nodig, aldus het Hof van Justitie van de Europese Unie [IEF 19815]. Een auteur kan dus zelf bepalen of derden zijn werken mogen framen op internet.
Zie de bijdrage van Dirk Visser op Mr-online.nl.
Uitspraak ingezonden door Grégory Sorreaux, Thales.
Ondernemingsrechtbank Brussel constateert privacyschending
Tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles 2 février 2021, IEFbe 3192, A/20/01877 (Privacy Praxis tegen SSN) In deze zaak beschuldigde Privacy Praxis het Secrétariat Social des Notaires (SSN) ervan activiteiten te hebben verricht die verband hielden met de bescherming van persoonsgegevens terwijl dit geen deel uitmaakte van haar maatschappelijk doel. Deze vormden derhalve een handeling die in strijd was met de eerlijke marktpraktijken. In haar arrest stelt de Ondernemingsrechtbank Brussel een schending van het recht vast en gelast het de beëindiging van dit gedrag op straffe van een dwangsom.
HvJ EU: toegang tot communicatiegegevens dient beperkt te blijven
HvJ EU 2 maart 2021, IT 3432, IEFbe 3191; ECLI:EU:C:2021:152 (Estland tegen H.K.) Beslissing op prejudiciële vragen. H.K. wordt in Estland vervolgd wegens diefstal, gebruik van de bankpas van een ander en geweldpleging tegen betrokkenen bij een gerechtelijke procedure. De Estse rechter heeft H.K. schuldig verklaard aan deze feiten op basis van informatie die zij verkreeg van een aanbieder van elektronische-communicatiediensten. H.K. ging hiertegen in hoger beroep. Hierop besloot de hoogste Estse rechterlijke instantie een aantal prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU over in hoeverre een nationale regeling, in het kader van strafrechtelijk onderzoek, aan een overheidsinstantie toegang mag verlenen tot elektronische-communicatiegegevens die een gedetailleerd beeld van een gebruiker kunnen scheppen. Het HvJ EU verklaart dat een dergelijke regeling niet is toegestaan indien deze niet is beperkt tot het bestrijden van zware criminaliteit of het voorkomen van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid. Daarnaast moet de toetsing van een rechtmatige toegang tot gegevens niet gedaan worden door een instantie als het openbaar ministerie, maar door een meer onafhankelijke instantie.