16 feb 2023
Uitspraak ingezonden door Charlotte Potemans en Myrthe Maes, Artes Law
Objectieve aansprakelijkheid na onrechtmatig beslag inzake namaak
Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen 16 februari 2023, IEFBE 3622; (eisende partijen tegen verwerende partijen) Bij beschikking van 15 januari 2021 kende de Voorzitter van de ondernemingsrechtbank Antwerpen (afd. Antwerpen) op eenzijdig verzoekschrift een machtiging tot beslag inzake namaak toe aan verweerster omwille van een beweerdelijke inbreuk op haar sui generis-databankenrecht. Op 25 januari 2021 ging verweerster over tot het beslag inzake namaak, zowel in de private woningen als in de kantoorruimte van verzoeksters. Op derdenverzet, en later bevestigd in hoger beroep, werd de machtiging tot beslag inzake namaak ingetrokken, gezien verweerster niet aantoonde dat zij prima facie over een sui generis-beschermde databank beschikte. In navolging hiervan, stelden verzoeksters een vordering tot schadevergoeding in voor de door hun geleden materiële en morele schade ingevolge het onrechtmatig beslag inzake namaak. De ondernemingsrechtbank oordeelde, in toepassing van artikel 1398, eerste lid Gerechtelijk Wetboek, dat de voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis alleen op risico gebeurt van de partij die daartoe last geeft. Deze objectieve aansprakelijkheid leidt ertoe dat de schade die de beslagene lijdt door de enkele tenuitvoerlegging van de machtiging tot beslag inzake namaak dient vergoed te worden door de beslaglegger, zonder dat daartoe enige kwade trouw of fout in de zin van artikelen 1382 en 1383 van het oud Burgerlijke Wetboek is vereist. Ten overvloede benadrukte de ondernemingsrechtbank dat de partij die om machtiging verzoekt, zelf dient te onderzoeken wat haar slaagkansen zijn. Op derdenverzet hebben de beslagenen op grond van hun kennis van (de werking van) het systeem en de activiteiten van verweerster, de databank getoetst aan de voorwaarden voor een sui generis-bescherming ervan. Verweerster beschikte op het moment van verzoek tot machtiging over dezelfde kennis en had aldus dezelfde toetsing kunnen (of moeten) uitvoeren.
3. Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op.
Het behoort de partij die de machtiging vraagt om zo'n beslag te leggen, zelf te onderzoeken wat haar slaagkansen zijn. De rechter beoordeelt het verzoek op basis van de informatie die dan voorhanden is. Na derdenverzet - en dus met inbreng van de beslagene - ordeelt de rechter met inbegrip van deze inbreng, maar zich terugstellend op het moment van de aanvankelijke beschikking.
In dit geval oordeelde de rechtbank dat aan de voorwaarden voor een beschrijvend beslag inzake namaak was voldaan. Deze houden in dat (1) het intellectueel eigendomsrecht waarvan bescherming wordt ingeroepen ogenschijnlijk geldig is, en (2) dat de inbreuk minstens dreigend is.
Na de inbreng van de beslagenen, oordeelde de rechter op derdenverzet dat aan de eerste voorwaarde niet voldaan was, nu het bestand in kwestie niet onder de definitie viel van een wettelik beschermde databank. Wat ogenschijnlijk het geval leek aan de hand van het verzoekschrift, bleek anders na de inbreng van de beslagenen, op basis van hun kennis van het system, van de werking ervan en van de activiteiten van partijen.
Dit is echter een element dat ... zelf had kunnen aftoetsen alvorens haar verzoek neer te leggen. (Het is ook perfect denkbaar dat het bestand wel degelijk onder deze definitie zou zijn gevallen, en dit punt door de beslagenen niet zou zijn betwist.)
Dat de beschikking die het beslag inzake namaak toeliet werd ingetrokken na derdenverzet, is dan ook geheel niet abnormaal.