Vervallenverklaring wegens geen normaal gebruik
Rechtbank Den Haag 14 oktober 2020, IEF 19516, LS&R 1872, IEFbe 3136; ECLI:NL:RBDHA:2020:10161 (Pharma tegen Glenwood) Merkenrecht. Normaal gebruik. Pharma en Glenwood brengen beide specialistische farmaceutische producten op de markt. Glenwood is houdster van het internationale woordmerk DESEO (hierna: ‘het Glenwood-merk’) en gebruikt dit merk voor libido-verhogende capsules. Glenwood heeft het Duitse merk verkocht aan Pharma. Vervolgens is Pharma onder het teken DESEO een homeopathische vloeistof op de Duitse markt gaan brengen en heeft Pharma via een spoedinschrijving het Beneluxwoordmerk DESEO ingeschreven. Pharma vordert vervallenverklaring van het Benelux-deel van het Glenwood-merk op grond van artikel 2.27 lid 2 en artikel 2.23bis BVIE. Pharma stelt dat Glenwood binnen het territoir van de Benelux gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik heeft gemaakt van het Glenwood-merk voor de waren waarvoor dit merk is ingeschreven.
Uitspraak EUIPO moet worden afgewacht
Rechtbank Den Haag 21 oktober 2020, IEF 19515, IEFbe 3135; C/09/586364 / HA ZA 20-33 (Ledar tegen Ikea) Merkenrecht. Vonnis in incident. Het Duitse bedrijf Ledar verhandelt op het gebied van verlichting diverse producten onder de merken LEDARC en LEDAR. Ikea c.s. verkoopt (led)lampen met gebruikmaking van het teken LEDARE. Ledar vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Ikea c.s. inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Ledar en een verbod tot iedere (verdere) inbreuk. Ikea heeft bij het EUIPO verval van het LEDARC-merk en de nietigheid van het LEDARC-merk en het LEDAR-merk ingeroepen. Ikea c.s. vordert bij wijze van incident om de procedures op grond van artikel 128 lid 4 jo. 132 lid 1 UMVo te schorsen, wegens de aanhangige procedures bij het EUIPO. De procedure in de hoofdzaak wordt geschorst, totdat het EUIPO definitief uitspraak heeft gedaan aangaande de geldigheid van de merken.
Reinier Wijnstra benoemd in Bureau van UNION-IP
UNION-IP (Union of European Practitioners in Intellectual Property) is een vereniging voor professionals uit het hele gebied van het IE-recht. Ze bestaat reeds sinds 1961 en onderscheidt zich van andere verenigingen doordat ze uitsluitend IP-professionals verenigt die werkzaam zijn in Europa. Op een bijeenkomst eerder dit jaar koos het Executive Committee Reinier Wijnstra als vice-president. Hiermee is de Nederlandse groep weer vertegenwoordigd op het hoogste niveau.
Ga voor meer informatie naar www.union-ip.org.
Artikel ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh.
Noot Charles Gielen bij Montis/Goossens
Charles Gielen heeft een noot geschreven bij de zaak Montis/Goossens [IEF 19168] verschenen in NJ 2020/320-322.
‘Iets meer dan 13 jaar nadat de Nederlandse meubelproducent Montis een sommatie wegens inbreuk op haar auteursrecht op de fauteuil Charly en de stoel Chaplin aan Goossens stuurde, wees de Hoge Raad het hier geannoteerde arrest in de bodemprocedure. De lange weg begon met een kort geding dat leidde tot het eerste arrest van de Hoge Raad (Montis I) van 30 okt. 2009 (NJ 2009/540, IER 2010/37 m.nt. S.J. Schaafsma en AMI 2010/2, nr. 6, m.nt. M.M.M. van Eechoud). De bodemprocedure die volgde, leidde tot het tussenarrest van de Hoge Raad van 13 dec. 2013 (Montis II, NJ 2015/307, IER 2016/67 m.nt. S.J. Schaafsma) waarbij vragen werden gesteld aan het Benelux Gerechtshof (BenGH), dat op 27 maart 2015 een tussenarrest wees (A 2013/2, NJ 2015/308) en op zijn beurt vragen van uitleg stelde aan het Hof van Justitie (HvJEU) die werden beantwoord bij arrest van 20 okt. 2016 (C-169/15). Dit arrest, alsmede het eindarrest van het BenGH van 17 juli 2018 zijn in deze aflevering van de NJ opgenomen. Met Montis III is nu de eindstreep van de jarenlange strijd gehaald, die in het nadeel van Montis is uitgevallen. Overigens is daarmee het auteursrecht op de Charly en de Chaplin nog niet van het strijdtoneel verdwenen; op 29 mei 2020 nam A-G Drijber bij de Hoge Raad conclusie in de zaak van Montis tegen ene Klaver (ECLI:NL:PHR:2020:542) waarin Montis zich ditmaal op het Franse auteursrecht op beide producten beroept.’
Lees hier verder.
Artikel ingezonden door Marten Bouma, Merkenbureau Bouma.
Eerste klankmerkregistratie
Het Merkenregister / Merkenbureau van Saoedi-Arabië – Saudi Authority for Intellectual Property (SAIP) – heeft voor het eerst in zijn geschiedenis een klankmerk aanvaardbaar geacht om als merk geregistreerd te mogen worden.
De wetgeving van Saoedi-Arabië is al sinds september 2016 aangepast om meer soorten merken te mogen registreren dan alleen woordmerken en logo’s. Volgens artikel 2 van de Gulf Cooperation Council mogen trouwens naast klankmerken ook geuren worden geregistreerd als merk in het Merkenregister van SAIP.
Aanvragers die een klank of geluid als merk in Saoedi-Arabië willen registreren, kunnen hun geluidsmerken indienen in de vorm van muzieknotenschrift, een schriftelijke beschrijving of een mp3-bestand, op voorwaarde dat de klank of het geluid onderscheidend en uniek is. Voor geuren gelden mutatis mutandis vergelijkbare vereisten.
De gelukkige eigenaar van deze registratie is Saudi Telecom Company (STC). Luister hier naar het klankmerk.
Artikel ingezonden door Raoul Grifoni Waterman, Bird & Bird.
Grifoni Waterman: eerste uitspraak HvJ EU over netneutraliteit en zero-rating
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 15 september 2020 zijn eerste arrest over netneutraliteit en zero-rating gepubliceerd [IT 3249]. De zaak die aan het HvJ EU is voorgelegd, heeft betrekking op twee mobiele telefoonabonnementen van Telenor in Hongarije. Beide abonnementen hadden een datalimiet maar het gebruik van bepaalde applicaties telde niet mee voor het dataverbruik. Dit soort abonnementen worden “zero-rated” abonnementen genoemd. Bovendien hebben beide abonnementen de snelheid van het dataverkeer sterk vertraagd zodra de datalimiet werd bereikt, met uitzondering van de ‘zero rated-applicaties’. Het HvJ EU oordeelde dat dit soort zero-rated abonnementen in strijd is met de Europese regels omtrent netneutraliteit.
Lees verder.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Dirk Visser: beschildering van bus en trein kan een merk zijn
Kleurpatronen die bestemd zijn om te worden aangebracht op de zijkant van bussen en treinen kunnen ook als merk worden ingeschreven. Daarvoor is nodig dat het relevante publiek ze als merk herkent. Niet hoeft te worden onderzocht of ze 'aanzienlijk afwijken van de norm of de gewoonten van de betrokken economische sector'. Ze moeten wél bedoeld zijn om uitsluitend en systematisch op een specifieke manier te worden aangebracht op een groot deel van de bussen en treinen. (HvJ EU, 09-10-2020)
- ECLI:EU:C:2020:813 [IEF 19470]
- Beschildering van bus en trein kan ook een merk zijn (Mr-online.nl)
HvJ EU: kleurpatronen op bus of trein kan een merk zijn
HvJ EU 8 oktober 2020, IEF 19470, IEFbe 3129; ECLI:EU:C:2020:813 (Aktiebolaget Östgötatrafiken) Merkenrecht. Östgötatrafiken heeft aanvragen voor ‘positiemerken’ gedaan bij het bureau voor intellectuele eigendom in Zweden voor de beschildering van verschillende voertuigen. Deze aanvragen zijn afgewezen, omdat ze elk onderscheidend vermogen misten. De Zweedse rechter heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU [IEF 18629] over de uitleg van artikel 3 lid 1 onder b van de Merkenrichtlijn. Volgens het HvJ EU moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen voor een teken dat bedoeld is om uitsluitend en systematisch te worden aangebracht op een groot deel van de bussen en treinen, ‘slechts’ rekening gehouden dient te worden met de perceptie van het relevante publiek. Anders dan bij vormmerken, hoeft voor de kleurpatronen op een bus of trein niet te worden nagegaan of het teken significant afwijkt van de norm of van wat in de de betrokken economische sector gangbaar is.
Vorderingen in vrijwaringsincident gedeeltelijk toegewezen
Rechtbank Den Haag 9 september 2020, IEF 19469, LS&R 1867, IEFbe 3128; ECLI:NL:RBDHA:2020:9215 (VUB en Ablynx tegen QVQ) Octrooirecht. Vrijwaringsincident. Zie eerder [IEF 18996]. In de hoofdzaak vorderen de Vrije Universiteit Brussel (hierna: VUB) en Ablynx samengevat dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaart QVQ te verbieden de aan de octrooihouder voorbehouden handelingen te verrichten en daarnaast voor recht te verklaren dat QVQ in Nederland inbreuk heeft gemaakt op de (zogenoemde) Hamers-octrooien. QVQ vordert in incident voorwaardelijk dat haar wordt toegestaan Ablynx en het Vlaams Instituut voor Biotechnologoie (hierna: VIB) te dagvaarden in vrijwaring ten aanzien van de gepretendeerde vorderingen van de VUB, omdat Ablynx en het VIB de VUB vertegenwoordigen in alle zaken ten aanzien van de Hamers-octrooien voor zover deze niet in licentie zijn gegeven aan Unilever. Aan de voorwaardelijkheid kent de rechtbank geen betekenis toe. Een vrijwaring komt naar zijn aard pas aan de orde in geval van een veroordeling in de hoofdzaak. Het past niet in het systeem van de wet om de eisende partij in vrijwaring op te roepen. De vordering tot oproeping in vrijwaring van Ablynx stuit daarop af. QVQ wordt wel toegestaan het VIB in vrijwaring te doen dagvaarden. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 23 september 2020.
Uitspraak ingezonden door Axel Naeyaert, Vobis.
Schadevergoeding wegens overname journalistieke werken
Hof van beroep Gent 7 september 2020, IEFbe 3127; 2019/AR/476 (Appellant en Enea tegen Vancia Car Lease) Auteursrecht. Inbreuk. Appellant en zijn vennootschap Enea zijn de auteur resp. de uitbater van de autonieuwswebsite auto55.be. De autoleasingmaatschappij Vancia Car Lease heeft zonder toestemming deze artikelen overgenomen op haar website. In eerste aanleg werd geoordeeld dat Vancia Car Lease inbreuk pleegde op de auteursrechten van appellant en werd Vancia Car Lease veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 100,- ex aequo et bono per overgenomen artikel. In hoger beroep wordt bevestigd dat de 78 kwestieuze artikelen auteursrechtelijk beschermd zijn en dat Vancia Car Lease inbreuk maakt op de auteursrechten van appellant. De schadevergoeding wordt verhoogd tot € 0,15 per teken, vermeerderd met een toeslag van 25%. De methode van de gederfde licentievergoeding wordt dus toegepast.