18 nov 2021
Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS.
Claim tegen nieuwe naam 'vooruit' verworpen
Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 18 november 2021, IEFbe 3323; A/21/01030 (Koksijde Vooruit tegen Vooruit) Kort geding. De Vlaamse socialistische partij wijzigde in maart 2021 haar naam van SP.A naar VOORUIT. Tegen die nieuwe naam kwam protest, onder meer van een rechtse lokale politieke partij KOKSIJDE VOORUIT, die een stakingsvordering instelde op grond van oneerlijke marktpraktijken. De voorzitter verwerpt in deze uitspraak alle eisen van KOKSIJDE VOORUIT, die niet bewees dat de Vlaamse socialistische partij “op duurzame wijze bepaalde goederen of diensten aanbiedt op de markt. Het louter deponeren van een Uniemerk door de socialistische partij vormt in ieder geval geen bewijs dat zij dergelijke activiteiten wel zou stellen. Aangezien niet aangetoond is dat de procespartijen ondernemingen zijn in de zin van artikel I.8, 39° WER, is niet voldaan aan de betrokken voorwaarde van artikel VI.104 WER. De voorzitter verklaart de stakingsvordering dan ook ongegrond in de mate dat ze gesteund is op artikel VI.104 WER.”
14. Koksijde Vooruit is van oordeel dat de socialistische partij minstens een fout begaat in de zin van artikel 1382 OBW door ‘een naam aan te nemen die gelijkaardig is aan de naam van een andere politieke partij die deelneemt aan de verkiezingen en aldus op dezelfde kieslijst komt te staan, waardoor verwarring kan ontstaan’. Zij verwijst ook opnieuw naar de keuze van de socialistische partij om te opteren voor een Uniemerkdepot door een Spaanse volmachthouder.
Vooruit repliceert dat de vordering tot staking evenmin op grond van dit artikel toegekend kan worden aangezien de stakingsrechter niet bevoegd zou zijn om zich uit te spreken over een vordering op grond van artikel 1382 OBW en aangezien Vooruit geen fout gemaakt zou hebben in de zin van deze bepaling.15. Overeenkomstig de artikelen XVII.1 en XVII.2 WER stelt de stakingsrechter het bestaan vast en beveelt hij de staking van de inbreuken vermeld in deze twee artikelen.
Een inbreuk op artikel 1382 OBW behoort daar niet toe. Bijgevolg verklaart de voorzitter dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk.