Noot Anthony Van der Planken onder het arrest van het Hof van beroep te Düsseldorf in de zaak Adidas / Nike

Hoe ver reikt de beschermingsomvang van de drie-strepenmerken van Adidas? Het is een vraag die merkenjuristen al decennia bezighoudt, en die alleen al in de Europese Unie tot tientallen beslissingen heeft geleid, waaronder vier van het Hof van Justitie. Het Hof van beroep te Düsseldorf heeft onlangs een mooie steen bijgedragen aan dit contentieux. In een goed onderbouwd arrest bakende het Hof aan de hand van vijf voorbeelden de beschermingsomvang van één van Adidas’ belangrijkste drie-strepenmerken af.
De zaak in Düsseldorf draaide met name om het hieronder getoonde positiemerk, bestaande uit drie verticale, parallelle strepen van dezelfde breedte aangebracht over de gehele lengte van de pijpen van een broek. Adidas heeft in de Europese Unie verschillende inschrijvingen voor dit positiemerk, waaronder de Duitse inschrijving met nummer 39912356. In 2022 stelde Adidas vast dat grote rivaal Nike gestart was met de verdeling van een aantal sportbroeken met strepenmotieven die, althans volgens Adidas, sterk leken op dit positiemerk. Het ging meer bepaald om de volgende vijf strepenmotieven:
Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.
Kattenbakontwerpen en IPObel's nieuwe screeningdienst

Kattenbakontwerpen en IPObel's nieuwe screeningdienst
Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.
In een vonnis van 19 oktober 2023 wees de ondernemingsrechtbank te Brussel de model- en auteursrechtbescherming van kattenbakken af. De zaak is niet alleen enigszins opmerkelijk doordat de rechter gebrek aan originaliteit (auteursrecht) direct afleidt uit de afwezigheid van individualiteit en nieuwheid (modelrecht), maar belicht ook de meerwaarde die de nieuwe IP-screeningdienst van IPObel kan bieden.
Conclusie A-G: Merck Sharp & Dohme

Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22084; IEFbe 3744; C‑119/22 en C‑149/22 ECLI:EU:C:2024:472 (Merck Sharp & Dohme) Onderhavige zaken hebben betrekking op de voorwaarden waaronder ABC’s in de Unie kunnen worden afgegeven voor in geneesmiddelen gebruikte samenstellingen van werkzame stoffen. In de zaken staat artikel 3 onder a en onder c ABC-verordening centraal. A-G Emiliou is in het kader van artikel 3 onder c ABC-verordening van mening dat het Hof de letterlijke uitlegging van artikel 3 onder c ABC-verordening moet volgen, inhoudende dat i) het relevante “product” de samenstelling A+B is, en ii) de inspecteur moet nagaan of de octrooihouder reeds een ABC voor die samenstelling heeft verkregen. Door een juiste uitlegging en strikte toepassing van de laatste voorwaarde, kan de in Actavis I [IEF 13336] en Actavis II [IEF 14750] aangehaalde beleidsproblematiek worden aangepakt. Met betrekking tot artikel 3 onder a ABC-verordening, concludeert de A-G dat een product om te kunnen worden beschouwd als beschermd door een basisoctrooi in de zin van de bepaling, niet alleen uitdrukkelijk moet worden vermeld of ‘specifiek moet kunnen worden geïdentificeerd’ in de conclusies (vermeldingscriterium), maar ook moet vallen onder de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van dat octrooi (uitvindingscriterium) [IEF 17872]. Het gaat dan in feite om een beoordeling achteraf van de informatie in het octrooi.
Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx.
Undercoveragenten moeten onherkenbaar gemaakt worden in het boek ‘Drugsbaron’
Vzr. Rb. Midden-Nederland 17 mei 2024, IEF 22083, IEFbe 3743; ECLI:NL:RBMNE:2024:3140 (De Belgische Staat tegen gedaagden). Kort geding. Gedaagden hebben het boek ‘Drugsbaron’ geschreven en uitgegeven, dat sinds 18 april te koop is. In dit boek staan foto’s waarop drie undercoveragenten herkenbaar afgebeeld zijn. Vier weken nadat het boek in de handel werd gebracht, heeft de Belgische Staat de auteur en uitgever gesommeerd om op een kort gedingzitting te verschijnen. De Staat stelt dat de portretten van haar medewerkers, de undercoveragenten, tot gevaar leiden en wil de verspreiding van deze foto’s voorkomen. De voorzieningenrechter is het met de Belgische Staat eens en acht dat de afbeelding van de medewerkers, gelet op hun professionele achtergrond, onrechtmatig is. Het boek mag nu alleen nog uitgegeven worden indien de medewerkers niet meer herkenbaar op de foto’s staan en dus wordt de volgende druk aangepast. Daarom moet de uitgever boekhandels en commerciële verkopers sommeren om verkoop van de boeken te staken en pas te hervatten als de foto’s van de undercovers onherkenbaar zijn gemaakt.
Consultatie over de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen

DG Trade lanceert een gerichte raadpleging om informatie te verzamelen over de staat van de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen. Het hoofddoel van deze raadpleging is om derde landen te identificeren waarin de staat van bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten aanleiding geeft tot de grootste bezorgdheid, en om de lijst van zogenaamde "prioriteitslanden" bij te werken. De gerichte raadpleging zal een van de instrumenten zijn die worden gebruikt om de systemen voor intellectuele eigendomsrechten in derde landen te verbeteren. Het zal de Europese Commissie helpen haar inspanningen en middelen te richten op de prioriteitslanden en op specifieke zorggebieden, met als doel de bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten wereldwijd te verbeteren. De resultaten van deze raadpleging zullen rechtenhouders ook in staat stellen zich bewust te worden van mogelijke risico's voor hun intellectuele eigendom wanneer zij zakelijke activiteiten ondernemen in de prioriteitslanden, zodat zij hun bedrijfsstrategieën en operaties kunnen ontwerpen om hun intellectuele eigendomsrechten te beschermen. De raadpleging is geopend tot 6 september 2024 en u wordt uitgenodigd om bijdragen te sturen via onderstaande link.
Uitspraak ingezonden door Jeroen Muyldermans en Paul Maeyaert, Fencer.
Novartis v PI Pharma: hermerking generiek naar merkgeneesmiddel levert opnieuw merkinbreuk op

Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel 23 mei 2024, IEFbe 3741; A/23/03788 (Novartis AG tegen PI Pharma NV). In navolging van het prejudiciële arrest van het Hof van Justitie van de EU in de zaken Femara en Rilatine [zie IEFbe 3588] en enkele eerdere uitspraken over hermerking van geneesmiddelen van Novartis, waarvan het beroep hangende is, oordeelt de Voorzitter van de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank van Brussel, zetelend zoals in kort geding, opnieuw dat de hermerking van de generieke benaming ‘amplodipine/valsartan Sandoz’ naar ‘Exforge’ van Novartis onrechtmatig is.De stakingsrechter oordeelt dat het Hof van Justitie de voorwaarden inzake hermerking “scherp [heeft] gesteld” voor de hermerking van een identiek generiek geneesmiddel naar een merkgeneesmiddel. Het wacht de uitspraken van het hof van beroep van Brussel in hangende Femara en Rilatine zaken niet af en oordeelt in het bijzonder dat voorschriftpraktijken en voorschriften inzake herinneringsreclame, ondanks het kleine marktaandeel van generieken, geen objectieve noodzaak tot hermerking opleveren. Ondanks kleinere marktaandelen heeft een generieke benaming volledig toegang tot de Belgische markt:
Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.
Streamingdiensten verliezen terrein in zaak voor Grondwettelijk Hof

Streamingdiensten verliezen terrein in zaak voor Grondwettelijk Hof
Caroline Theunis, advocaat
Toen in 2022 de DSM-bepalingen voor “online auteursrechten” werden omgezet in België, stapten enkele streamingdiensten (zoals Streamz en Spotify) samen met enkele platenfirma’s naar het Grondwettelijk Hof. De zaak is nog hangende.
Zij verzetten zich tegen artikel XI.228/11 WER, dat een niet-overdraagbaar vergoedingsrecht voor auteurs en uitvoerende kunstenaars invoerde. De artiesten moeten daardoor vergoed worden door streamingplatformen, zelfs nadat ze hun exploitatierechten hebben overgedragen aan een uitgever of producent.
Streamingdiensten, zoals Spotify en Netflix, zijn platformen die on-demand content beschikbaar maken. Doorgaans doen ze dit door licenties aan te gaan met professionele uitgevers.
Dirk Visser over de balans tussen meer en minder merkenrecht bij Benelux-hof

Mr. van de week is Dirk Visser, hoogleraar intellectueel eigendomsrecht aan de Universiteit Leiden en advocaat bij Visser Schaap & Kreijger. Hij was op 15 mei een van de sprekers tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan van het Benelux-Gerechtshof in Luxemburg.
Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat.
European Copyright Society steunt Kwantum in rechtszaak rond Eames-stoel

European Copyright Society steunt Kwantum in rechtszaak rond Eames-stoel
Caroline Theunis, advocaat
De European Copyright Society (ECS) uit haar standpunt in de veelbesproken rechtszaak tussen Kwantum en Vitra over de iconische Eames-designerstoel.
Kwantum vs. Vitra
In 1948 ontwierp het Amerikaanse echtpaar Eames de beroemde “Diner Sidechair Wood” (DSW), waarvan de rechten worden aangehouden door de Zwitserse producent Vitra (zie omslagafbeelding).
In 2014 introduceerde Kantum haar "Paris Chair" op de Belgische en Nederlandse markt.
Dit leidde tot een rechtszaak van Vitra die beweerde dat haar auteursrecht werd geschonden.
Het dispuut draait om het verschil in benadering van de VS en de EU aangaande cumulatie van auteurs- en modelrecht. In de States geniet een dergelijke stoel geen auteursrechtbescherming omdat ze reeds als model in aanmerking komt, terwijl in de EU beide regimes cumulatief van toepassing zijn.
Artikel geschreven door Caroline Theunis, advocaat
Hoe Belgische IER-handhaving de Europese rechtspraak doorstaat

Hoe Belgische IER-handhaving de Europese rechtspraak doorstaat
Risicoaansprakelijkheid bij kortgedingmaatregelen
Caroline Theunis, advocaat
Begin 2024 bevestigde het Europees Hof van Justitie (HvJ) de rechtsgeldigheid van de Belgische risicoaansprakelijkheid in het kader van voorlopige maatregelen.
Krachtens artikel 1369ter Ger. W. kan de rechter de eiser in kortgeding (art. 584 Ger.W.) schadevergoeding opleggen als blijkt dat de opgelegde maatregelen ongerechtvaardigd waren. België neemt daarmee letterlijk artikel 9, lid 7 van de Handhavingsrichtlijn over.
Interessant is dat Belgische rechters de schadevergoeding opleggen zonder dat een fout of kwade trouw in hoofde van de eiser bewezen hoeft te zijn. Deze risicoaansprakelijkheid wordt gegrond op artikel 1398 Ger. W., dat bepaalt dat de uitvoering van vonnissen bij voorraad “op risico” gebeurt van de partij die daartoe gelast. Zie deze eerdere post voor een toepassing door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen inzake beslag inzake namaak.